| |
| |
| |
6 Verdam/Vrolijk informateurs
| |
Zaterdag 8 oktober
Ik lees mijn advies in de krant, maar besluit toch maar naar Soestdijk te gaan. Ik moet me haasten. Het is wel vroeg voor de zaterdagochtend. Toch kan ik het niet laten een blik te werpen in Jan-Joost Lindner. ‘Stijl van pseudo-regenten’, lees ik. Ik kan zo gauw de lange beschouwingen niet helemaal op de voet volgen, maar zie wel termen als ‘knullig’, ‘geknoei’, ‘onwaarachtig’. Mijn oog valt op het slot:
‘Den Uyl II komt er natuurlijk op den duur toch wel, maar langzamerhand is er enige reden voor de hoop dat dit kabinet het eindstation wordt voor een generatie politici en voor een uitgesproken politieke stijl van bestuurlijke en tactische zwakte, dwaas gecombineerd met overtrokken prestige- en flinkheidsvertoon.’
Ik lees gelukkig ook nog iets prettigs: Veringa heeft op zijn persconferentie mijn zienswijze op het abortusakkoord bevestigd en die van Van Agt derhalve afgewezen. Ik troost mij met de gedachte dat het gelijk komt met de maanden.
Later dan ik van plan was stap ik in de auto en draai de Magere Brug op. Ik moet het echter met gemak kunnen halen. Het is pal bij en vroeg op de ochtend, zaterdag. Het regent. Er is geen kip op de weg. Wat een vergissing. Nog voor de Middenweg zit ik al in een onoverzienbare file. Metertje voor metertje passeer ik Diemen. Het enige wat op mijn dashboard op volle toeren draait is de klok. Het angstzweet breekt me uit. Pas voorbij Muiden komt er een beetje ruimte. Ik trap op het gaspedaal. Het kan nog net.
Het kan net niet meer. De klok van Paleis Soestdijk staat op drie over tien als ik het hek binnenrace. Een cameraploeg van het NOS-journaal registreert het feilloos. Miljoenen kijkers zullen er 's avonds getuige van zijn dat ook ik te laat kan komen. Eén keer ik. En meteen aan de nationale schandpaal. Nu begrijp ik mijn tijdcomplex toch beter.
Na drie kwartier sta ik weer buiten. Dries is al gearriveerd. Ik loop naar mijn auto. Ik moet de pers te woord staan in één of ander café om de hoek, was mij gezegd. Tweemaal links, herinner ik mij. Ik ben nog wat confuus over het gesprek wat ik zojuist heb gevoerd en dat
| |
| |
wellicht nog een vervolg heeft. Ik stap in en rij weg. Ik kies als vanzelfsprekend de rechteruitgang. Als ik het hek passeer salueert de schildwacht. Ik ga linksaf. Op dat moment vergaat mij horen en zien. Getoeter, gerem, geschreeuw: ik zit op de verkeerde weghelft. Ik heb de verkeerde uitgang genomen. De cameramannen die bij de andere uitgang staan te wachten, rennen in paniek toe, wuivend, wijzend en gelukkig niet de tijd nemend om deze stommiteit ook nog eens voor een miljoenenpubliek vast te leggen.
Ik reageer razendsnel, duik de berm in en weet een passage naar de rechter weghelft te bereiken. Daar aangekomen haal ik even diep adem. Bijna is Lindner op zijn wenken bediend, bedenk ik. Bijna is deze formatie althans voor één pseudo-regent het eindstation geworden. Dat zou ik hem toch niet hebben gegund.
Ik ga nu naar het café waar ik de pers zal ontmoeten. Er zijn weinig vragen over mijn advies. Iedereen heeft de ochtendbladen gelezen, zo niet geschreven. Men is benieuwd naar mijn reactie op de uitspraak van Joop over ‘één van mijn minder heldere momenten’.
Ik heb geen reactie want ik weet niet wat hij bedoelt. Toch niet het minder heldere moment van zoëven? Dat kan hij moeilijk hebben voorzien.
Ik bel Joop. Ik heb hem toch nodig naar aanleiding van het gevoerde gesprek. Joop spreekt met klem tegen dat hij mij zou hebben laten vallen. ‘Ik heb gesproken over een minder helder moment in de formatie,’ zegt hij. Ik haal verlicht adem. Ik moet naar De Rooie Haan en zou het niet leuk gevonden hebben om tegen Joop te worden uitgespeeld.
Integendeel. Ik popel van verlangen om mijn bijdrage te leveren aan de verdediging van Joop, die ten onrechte zo aan gruzelementen wordt geschreven.
Strijdlustig licht ik mijn advies in De Rooie Haan toe. Waarom weer Den Uyl? En nog wel met een ruime opdracht? ‘Ik sta als onderhandelaar van de PvdA voor de verdediging van een verkiezingsuitslag: tien zetels winst, maar ook Den Uyl minister-president. Dat is iets dat men de kiezers niet kan en mag afnemen. Daar sta ik ook voor. En vandaar dat ik er nog iets bij heb gezegd, namelijk een ruime opdracht. En bij een ruime opdracht kan een informateur niet meer mislukken. Dat is uitgesloten, dat kan alleen nog in de kamer gebeuren, maar niet meer tijdens de formatie. Ik vind: het moet nu snel afgelopen zijn. De kiezers hebben Den Uyl gewild en Den Uyl is nu de enige die het snel kan afmaken. En vandaar dit advies.’
Ik krijg ook ruimschoots de gelegenheid het minder heldere moment wat te verhelderen. Ik zeg er alle begrip voor te hebben dat het CDA
| |
| |
zijn fractievoorzitter niet zomaar laat gaan, maar ‘wat ik niet begrijp is de enorme verontwaardiging die vervolgens uit die fractie naar voren is gekomen als zouden wij de heer Van Agt daartoe gedwongen hebben. Niets is minder waar. We hebben hem niet gedwongen zo'n stap te zetten, dat is een eigen genereus aanbod geweest. Wat we hebben nagelaten is om te zeggen, nou man, zou je dat nu wel doen, is het niet beter dat je blijft? We kunnen eigenlijk niet buiten je? Alsjeblieft hier heb je Justitie, in hemelsnaam blijf, blijf man. Dat hebben we nagelaten.’
Zo is het gegaan, zeg ik, maar stel dat het zo was gelopen als het ons nu wordt verweten. Dan zou dat ook verdedigbaar zijn geweest: Als je akkoord gaat met 7-7-2, je zegt o.k. de verkiezingsuitslag vergeten we, we zullen accepteren dat we een zetel minder in het kabinet krijgen, maar dan zijn onze onderhandelingspapieren om voorwaarden te stellen aan de keuze van de departementen, de bezetting van die departementen, en ook een voorkeur uitspreken over kandidaten van de andere partij, die zijn oneindig veel sterker, dat zijn communicerende vaten.’
Ik geef nog een duidelijker hint naar de toekomst. ‘Ik blijf vasthouden aan de 8-7-1, zolang daarover geen gesprek mogelijk is. En misschien ook daarna, maar dat is allemaal onderhandeling. Ik heb steeds gezegd dat mijn eerste eis is een open gesprek, dan kunnen we praten over alle mogelijke invullingen van de 8-7-1, 7-7-2, dan kunnen we dat vergelijken. Dan zijn reële onderhandelingen mogelijk. Maar een blokkade van de verkiezingsuitslag - want dat gebeurt hier - een blokkade van de verkiezingsuitslag dat kan niet geaccepteerd worden en ik sluit niet uit dat als er werkelijk een open gesprek komt, dat we er in 24 uur uit zijn. En daar wil ik me dan ook voor inzetten...’
De uitzending is afgelopen. Ik kan naar huis. Ik krijg bericht dat ik mij niet beschikbaar hoef te houden voor een vervolggesprek op Soestdijk. Van Agt is inmiddels geweest. Van Jan Tromp hoor ik wat hij na afloop gezegd heeft.
Vraag: ‘Is de formule 8-7-1 bespreekbaar?’
Van Agt: ‘Nee.’
Een minderheidskabinet van socialisten zal de eerste de beste dag worden weggestemd, voegt hij daaraan toe.
Wat dan wel, vraag ik me moedeloos af.
Het antwoord krijg ik 's avonds via AVRO's Televizier.
Van Agt: ‘Als de ploeg tot stand zou komen, dan is de ploeg moe en wrevelig. En die moet geloof ik eerst eens met vakantie. Uitwaaien en elkaar een tijdje niet zien en dan tijdens die vakantie weer helemaal gaan begrijpen wat de kiezers nu eenmaal gewild hebben, dat zo enigs- | |
| |
zins mogelijk deze lieden samen het land gingen regeren.’
| |
Maandag 10 oktober
Er is toch een vervolggesprek. Om half drie word ik opnieuw verwacht. Deze keer op Paleis Huis ten Bosch. Het gaat om een nader advies. Dat breng ik uit. In afwachting van de beslissing gonst het van de geruchten. Van Jan Nagel - en die kan het weten - hoor ik dat de CHU aan André van der Louw denkt in combinatie met een eigen man.
Want dat is inmiddels ook wel duidelijk. Het is de derde breuk, het wordt de derde informateur. Na Albeda (ARP) en Veringa (KVP) is het nu de beurt aan de CHU om een kanon in stelling te brengen. Tenslotte is het CDA nog maar een piepjonge partij. Nu begrijp ik waarom er tenminste driemaal gebroken moest worden. Ook in eigen kring wordt er driftig gespeculeerd. Er bellen mij gegadigden die meer weten over hun kansen dan ik.
Maar ook in VVD-kring houdt het denkproces ten paleize de gemoederen bezig. Van Riel trekt 's avonds in Capelle aan de IJssel van leer tegen ‘een vermoedelijk staatsrechtelijk minder wenselijk optreden van de koningin’.
Hij suggereert dat de koningin er aan meewerkt de VVD als eventuele regeringspartner uit te schakelen. ‘Mijn grief is vooral dat van een rode verkiezingsoverwinning geen sprake is, dat is eenvoudig een onwaar propagandaverhaaltje, bedacht door één of ander reclamebureau.’
's Avonds in bed tel ik mijn schapen nog maar eens na.
| |
Dinsdag 11 oktober
De ochtend brengt ons Vrolijk en Verdam, beiden Commissaris der Koningin, de één in Zuid-Holland, de ander in Utrecht en nu dus voor het hele land. Hen wordt verzocht ‘met inachtneming van hetgeen in het tot dusver gevoerde overleg is vastgesteld, na te gaan op welke wijze op de kortste termijn een kabinet gevormd kan worden, dat mag vertrouwen in voldoende mate steun in de volksvertegenwoordiging te ondervinden’. Ik ben niet ontevreden met dit besluit. Gegeven het feit, dat een nieuw dubbeltal blijkbaar niet te vermijden was, lijkt deze provinciale tweeling geen gekke keuze.
Ook in het fractieburo, dat bijeen is om de kandidaatsbespreking voort te zetten, is men ingenomen met deze keuze. Die bespreking levert overigens voor mij een surprise op. Vrij algemeen blijkt men van mening te zijn dat ik kandidaat moet zijn voor Justitie. Er ligt zelfs een unaniem advies van de fractiecommissie. Er moet daar nu primair een
| |
| |
politicus komen. We leveren nu zo'n zware strijd voor dit departement dat we daar onze ‘tweede man’ moeten inzetten. Er is behoefte aan een manager, niet aan een vakjurist. Ik vind het te gek voor woorden. Ons bezwaar tegen het op Justitie gevoerde beleid is nu juist dat dit departement verpolitiekt is. De PvdA heeft een grote staat van dienst op dat departement met lucide juristen als Donker en Samkalden. Die traditie moet worden voortgezet. Een kandidatuur van mij als tegenspeler van Van Agt zou bovendien als een provocatie worden opgevat. Ik verklaar daarvoor niet beschikbaar te zijn. Dan blijf ik liever fractievoorzitter.
Na afloop heb ik een gesprek met enkele leden van het buro, waaronder Wim Meijer en Hans Kombrink, die steeds in de discussie over de 8-7-1 de harde lijn hebben betrokken. Ik voel hen scherp aan de tand. ‘Nu wil ik wel eens weten wat jullie echt denken,’ zeg ik. ‘Hoezo,’ vragen ze verwonderd. ‘Iedereen onderhandelt maar met iedereen,’ zeg ik. ‘Iedereen is bang dat als hij A zegt, de ander alweer B roept. Nu wil ik eens precies weten waar ik met jullie aan toe ben. Aanvaarden jullie, als puntje bij paaltje komt, 7-7-2?’ ‘Ja,’ zegt Wim Meijer. ‘Nee,’ zegt Hans Kombrink. Ergens slaat een stop door.
's Avonds maak ik kennis met de beide informateurs via de beeldbuis. Er was van CHU-zijde nogal wat kritiek gekomen op hun benoeming. Met name was men kwaad over Vrolijks veronderstelde CHU-verleden (en Verdams AR-heden). Dat was een dubbele belediging.
Vrolijk: ‘Mijn goede vader is helaas nu deze week 6 jaar overleden, toen was hij 84 en hij heeft vóór de oorlog CHU gestemd...’
Ik ben opgelucht. ‘Maarten is nog de oude,’ denk ik.
| |
Woensdag 12 oktober
De interne formatie komt nu pas goed op gang. Het versterkte fractieburo vergadert met verhitte koppen. Toch zijn er praktisch geen meningsverschillen. Besloten wordt de ‘oude’ zeven opnieuw in te zetten als hun portefeuilles in het nieuwe kabinet behouden blijven. We breken ons dus niet het hoofd over dubbelgangers voor Joop, Max, Jos, Jan, Bram en Irene. Met Wim Duisenberg is dat echter niet te vermijden. Hij heeft immers een voorbehoud gemaakt. Wij spreken af al het mogelijke te zullen ondernemen om hem voor het nieuwe kabinet te behouden, maar niet ten koste van onze geloofwaardigheid. De PvdA kan niet met twee maten meten en de tweede maat heet Andriessen. Dick Dolman wordt aangewezen als stok achter de deur.
Daarmee is de kous nog niet af. Niet alle portefeuilles die nu door ons beheerd worden staan even hoog op de nieuwe wensenlijst.
Er moet bovendien ruimte zijn voor enige vernieuwing. De kernploeg
| |
| |
wordt uitgebreid met Jan Schaefer voor Volkshuisvesting en Wim Meijer voor CRM, eventueel ook voor Sociale Zaken. Ikzelf word genoemd voor Binnenlandse Zaken, dat echter laag genoteerd staat. Bij felbegeerde departementen als Justitie en Economische Zaken volstaan we met het opstellen van ‘groslijsten’ van meerdere namen. Echt voor de hand liggende kandidaten zijn er niet. Dat kan nog een moeilijke keuze worden. Maar de beren zijn nog niet geschoten en het is de vraag of de huiden dik genoeg zijn om nu al tot polsing over te gaan. Bovendien moet er, als dat zo uitkomt, stuivertje gewisseld kunnen worden met de zeven zitteblijvers. Toch heeft ons ‘plaatje’ nu aardig vorm gekregen.
Ik heb een heel schaduwkabinet op zak als ik 's middags de oversteek maak naar de Eerste Kamer voor een eerste oriënterend gesprek met de nieuwe informateurs. Vrolijk en Verdam hebben hun kampementen opgeslagen in dezelfde kamer waar Albeda zijn lauweren heeft geoogst. Het ‘Jeetje, kreetje’ is dus niet van de lucht, zo min als de bijbehorende consumpties. De beide informateurs maken een opgewekte indruk. Alhoewel ze de gerezen problemen niet onderschatten, brengen ze toch een sfeer van afstandelijk optimisme over dat mensen van buiten nu eenmaal eigen is. Toch moet het niet meevallen om van de ene dag op de ander de betrekkelijke rust van de provinciale bijenkorf te moeten inruilen voor het ongehoorde spektakel van het landelijke wespennest. Maarten Vrolijk heb ik jaren in de fractie meegemaakt als tweede voorzitter onder Joop. Een man van weinig woorden die, als hij spreekt, doelmatig formuleert. Onverstoorbaar, ietwat cynisch, maar openstaand voor argumenten en nieuwe ontwikkelingen. En vooral doortastend. Een kombinatie van eigenschappen die goed van pas kan komen. Verdam is voor mij een onbekende. Op het eerste gezicht maakt hij op mij een vriendelijke, maar gedecideerde indruk. Een onafhankelijk type. Zijn dikke brilleglazen onderstrepen een zekere mate van ondoorgrondelijkheid die hem niet slecht lijkt uit te komen. Beide heren tonen zich bijzonder benieuwd naar mijn visie op de ontstane situatie. Voor de zekerheid houd ik mijn verhaal maar weer van voren af aan. De notulist, Tjeenk Willink, notuleert alsof hij het voor de eerste keer hoort. Speciaal te zijnen gerieve probeer ik wat variaties aan te brengen. Op de vraag wat onze bezwaren tegen Andriessen en Kruisinga zijn antwoord ik: ‘Het bezwaar tegen Andriessen is dat hij drie voorbehouden heeft gemaakt, het bezwaar tegen Kruisinga is dat hij dat heeft nagelaten. Het eerste is ongedaan te maken, het tweede niet.’
Het onderhoud is geëindigd. Ik keer terug naar de kamer. Morgen begint het Partijcongres. Berend-Jan komt mijn kamer binnen. ‘Weet jij
| |
| |
waar het Partijbestuur tijdens het Congres de nacht doorbrengt?’ vraagt hij. ‘Waarom moet je dat weten?’ vraag ik argwanend. ‘Kruisinga is aan de telefoon,’ zegt hij. ‘Hij wil een kamer reserveren in hetzelfde hotel.’
| |
Donderdag 13 oktober
De eerste dag van het Partijcongres. Op de agenda staat als hoofdschotel het nieuwe beginselprogramma. Ik heb, samen met Hedy, veel tijd en energie gestoken in de opstelling van dit stuk. Toch mis ik nu, geobsedeerd als ik word door de formatie, alle belangstelling. Voor het eerst sinds jaren heb ik zelfs geen kennis genomen van de beschrijvingsbrief met zijn duizenden amendementen en preadviezen. Ik heb me ook onttrokken aan de verdediging van het Partijbestuursstandpunt, zelfs bij die onderdelen die ik zelf heb geschreven. Er is vandaag maar één vraag die mij bezighoudt. Kan voorkomen worden dat de aangekondigde poging slaagt om bij het ordedebat gedaan te krijgen dat het debat over de formatie van zaterdag naar vandaag wordt verplaatst? In dat geval moet ik vanmiddag al meteen opdraven, terwijl het risico groot is dat er ontijdig deuren worden dichtgeslagen die ik graag nog even wil openhouden.
Ik begeef me al vroeg naar het RAI-Congrescentrum. Het fractieburo komt vooraf bijeen om de kandidaatbespreking voort te zetten, deze keer over de staatssecretarissen. Ik loop door een glazen deur. Dat gebeurt mij altijd tenminste één keer tijdens een congres. Het buitenwerk van het Congrescentrum wordt blijkbaar zo goed onderhouden dat het verschil tussen open en dicht niet altijd even goed tot mij doordringt. Ik stoot mijn neus.
Het fractieburo blijkt te vergaderen in het kleinste kamertje van het gigantische bouwwerk. Aaneengereid, hoog opgericht wisselen we van gedachten over mijn vijftien vrouwelijke kandidaten. Er vallen er een paar af, een enkeling wordt toegevoegd. Gevraagd wordt waarom Hedy niet op mijn lijstje voorkomt. ‘Omdat ik toevallig weet dat ze niet beschikbaar is,’ zeg ik. Ien wenst daar niet in te berusten. Ze neemt zich voor alsnog een poging te doen Hedy over de streep te trekken.
Na 12 uur wordt het kamertje voller en voller. Het Partijbestuur heeft dezelfde vergaderaccomodatie toegewezen gekregen. De gezelschappen vloeien letterlijk in elkaar over. We bespreken het ordedebat. Ik vraag Ien een uiterste poging te doen te voorkomen dat het formatiedebat wordt vervroegd. Er zijn geen nieuwe feiten. Het Partijbestuur sluit zich bij mij aan. De speech van Ien wordt rondgedeeld. Ik zie tot mijn genoegen dat Joop en ik geprezen en bedankt zullen worden. Wel
| |
| |
valt mij op dat Joop een pluim krijgt voor zijn ‘inspanning’ en ik voor mijn ‘vasthoudendheid’. Een natuurlijke rolverdeling maar toch, vind ik eigenlijk, niet geheel overeenkomstig de werkelijkheid.
Het congres begint. Steenkamp is als gast aanwezig. Ik nodig hem uit om naast mij plaats te nemen op de voorste rij. Hij reageert enthousiast. We praten honderd uit. Samen zijn we optimistisch over de verdere gang van zaken. Er moet nu snel uit te komen zijn, vinden we beiden. Niet zonder trots herhaal ik de volzin die ik tegenover de informateurs heb gewijd aan Andriessen en Kruisinga. Hij lacht. Ik pak de gelegenheid aan om hem nu eens precies te vertellen wat zich op de derde oktober heeft afgespeeld rondom het afscheid van Van Agt van het politieke bedrijf. ‘Zo, zo,’ dát wist hij niet.
Het ordedebat begint. Ien heeft een makkie. Het voorstel om vandaag nog over de formatie te spreken krijgt weinig steun. Dat is een goed teken. Blijkaar is er geen behoefte om de onderhandelaar in deze dagen voor de voeten te lopen. Ik had al enkele aanwijzingen in die richting gekregen. Poging om aanhang te verkrijgen voor een harde 8-7-1 motie zouden, volgens mijn zegslieden, tot nu toe schipbreuk hebben geleden.
Ien houdt haar openingsrede die met grote zorg is voorbereid. Het is een goed verhaal dat diverse malen met applaus onderbroken wordt. Steenkamp klapt selectief mee. Hij weegt telkenmale als het applaus opklinkt even af of hij het kan maken mee te doen. In de meeste gevallen brengt bij de handen toch op elkaar. ‘Een goed verhaal,’ roept hij halverwege, ‘er wordt niet met ons gepolariseerd.’
Ien komt toe aan de formatie. Ze houdt zich keurig op de vlakte. Ze bestrijdt de mening dat het om een ordinaire stoelendans zou gaan. ‘Het is een strijd die recht moet doen aan de keus voor voortzetting van het kabinet-Den Uyl, die de kiezers hebben gemaakt.’ Deze keer klapt Steenkamp niet mee. Ze komt toe aan de lof voor formateur en onderhandelaar.
Ik wacht gespannen af hoe mijn reactie zal zijn op het applaus dat stellig zal komen. Op vorige congressen kreeg ik altijd tranen in de ogen als Joop werd toegejuicht. Hoe moet dat wel niet zijn nu ik zelf in de hulde betrokken word. Als het applaus klinkt weet ik het: anders. Ik voel geen emotie, tot mijn verbazing. Ik weet niet precies wat ik moet doen. ‘Opstaan, Ed,’ wordt er van alle kanten geroepen. Joop staat al. Pas nu zie ik dat hij zich, na zoveel ervaring, ook geen houding weet te geven. Ik loop naar hem toe en leg mijn hand op zijn schouder om duidelijk te maken dat het bij de formatie om Joop gaat. ‘Kom op Ed, dit hoort bij het vak,’ hoor ik hem brommen. Steenkamp klapt mee. We krijgen een prachtige bos rozen in de hand gedrukt. Ien
| |
| |
gaat verder met haar speech. Als ze uitgeproken is krijgt ook zij een enthousiaste ovatie. Ze reageert erg blij. Ze heeft twee moeilijke jaren achter de rug, maar ze heeft het nu gemaakt. Ik overhandig haar het boeket dat ik zojuist heb gekregen en komplimenteer haar van ganser harte. Het is nu al een goed congres.
De échte discussie begint. Paragraaf 1 van het program Om te overleven. De eerste verkeersopstoppingen bij het spreekgestoelte tekenen zich al af. Dick Kalk komt naar me toe. Of ik onopvallend wil meegaan. Er is telefoon. Den Haag: Maarten Vrolijk. Of ik vrijuit kan praten? Dat kan. ‘We overwegen met een 8-7-1 voorstel te komen,’ vertelt Maarten. ‘Wat???’ schreeuw ik opgewonden. Dat had ik totaal niet verwacht. ‘Tut, tut,’ zegt Maarten, ‘niet te vlug. Het is niet gezegd dat dit ons laatste woord is.’ Ik ruik lont. ‘Ik mag toch aannemen dat als jullie met dat voorstel komen, dat het serieus bedoeld is?’ vraag ik. ‘Een simpel nee van het CDA is toch niet genoeg om jullie tot andere gedachten te brengen?’ ‘Het is een serieus voorstel,’ beaamt Maarten. ‘Als je maar weet dat ik niet in ben voor een fopfase,’ zeg ik nog maar voor alle zekerheid. ‘Wacht,’ zegt Maarten, ‘hier heb je Verdam.’ Ik herhaal mijn opmerkingen. ‘Nee,’ antwoordt hij. ‘Wij doen dit voorstel in een uiterste poging de impasse te doorbreken.’ Ik ben toch niet helemaal gerust, maar ben hoe dan ook blij dat dit voorstel wordt gedaan. Het zal als een bom inslaan. Niemand die daar nog op rekent.
Nu zal tenminste blijken dat ik niet geheel voor gek heb staan praten in de afgelopen weken. Twee onverdachte informateurs denken er net zo over. Dat is al pure winst. En eenmaal gedaan, pin ik ze erop vast. Niet zonder leedvermaak kijk ik een paar passerende journalisten na die het allemaal al zo lang zo zeker dachten te weten.
Inmiddels is er meer informatie over de voorbereiding van het formatiedebat op zaterdag. Er circuleert een ‘zachte’ motie van de volgende inhoud: ‘Het Congres spreekt als zijn mening uit dat een zetelverdeling van 8-7-1 recht doet aan de verkiezingsuitslag en dat 7-7-x een “weeffout” zou betekenen, en spreekt zijn volledige vertrouwen uit in de onderhandelaar.’ Er zouden al tientallen afgevaardigden getekend hebben.
De rest van het congres gaat een beetje langs mij heen. Alleen de verkiezing van de internationaal secretaris vereist al mijn aandacht. Tot mijn grote verrassing wordt Harry van den Bergh met een grote meerderheid van stemmen verslagen door een outsider. Harry zit naast me. Ik probeer hem iets van een zonzijde te laten zien.
Voor het einde verlaat ik het Congresgebouw. Deze keer neem ik de open deur.
| |
| |
| |
Vrijdag 14 oktober
Ik moet naar Den Haag. Het congres zal het zonder mij moeten stellen. Ik ben besteld bij Vrolijk en Verdam, om het aangekondigde voorstel in ontvangst te nemen. Jan en Dries zijn er ook. Opnieuw een ‘eerste’ ontmoeting, opnieuw die hartelijkheid die via de beeldbuis alweer te lang heeft ontbroken.
De informateurs hebben een nieuwe kamer in gebruik genomen. Als we hebben plaatsgenomen kijk ik verwonderd om mij heen. ‘Ben ik hier niet al eens eerder geweest?’ denk ik. Het is net een droom die al eerder gedroomd is. Verdam geeft uitsluitsel. We blijken ons in de Raad van State te bevinden, in één van de kamers waar tijdens Veringa/Den Uyl de ‘bilateraaltjes’ plaats vonden. Slechts een simpele tussendeur bewaakt de ‘scheiding der machten’. In dit geval tussen Raad van State en Eerste Kamer. En zonder succes. De toegang was vrij. Ik realiseer me nu hoe interessant de architectuur van het Binnenhof is, met name in formatietijd. Want ook de Tweede Kamer is slechts door een tussendeur van de Raad van State gescheiden. En ook die tussendeur staat meestal open. Dat is niet erg verwonderlijk als men bedenkt dat hij direct uitkomt op de koffiekamer. Ik ben nogal eens onopgemerkt langs deze weg een praatje gaan maken bij Jaap Burger.
Maar het Binnenhof heeft nog meer mogelijkheden. Ook tussen Eerste Kamer en Algemene Zaken is een tussendeur. En tussen Algemene Zaken en Binnenlandse Zaken? Zo ver ben ik nooit gekomen.
Hoe het ook zij, met al die tussendeuren zal de formatie een nieuwe fase van openheid ingaan.
Het voorstel wordt uitgedeeld. Ik werp stiekem een blik op de laatste regel. Je weet maar nooit. Tot mijn opluchting herken ik de verhoopte toverformule.
Ik vraag het woord over de orde. ‘Wat is de status van het voorstel? Wordt het meteen openbaar gemaakt?’ vraag ik. Het antwoord luidt bevestigend. ‘Handige zet,’ fluistert Dries in mijn rechteroor. Hij zit weer rechts van mij, Jan links. Vrolijk en Verdam tegenover ons.
Terwijl Verdam het voorstel toelicht, loop ik bliksemsnel de inhoud door. De argumentatie is topzwaar. ‘De parlementaire democratie is in gevaar,’ schrijven ze. Er moet nu bliksemsnel een kabinet komen. Alles overziende kiezen de informateurs voor de 8-7-1.
‘Voor ons weegt daarbij in het bijzonder het argument dat binnen ons meerpartijenstelsel bij de vorming van een coalitiekabinet de noodzakelijke duidelijkheid voor de kiezer met name gevonden zal moeten worden in het leggen resp. verschuiven van accenten op basis van de verkiezingsuitslag. In de formule 8-7-1 komt dat accent tot uitdruk- | |
| |
king. Tevens biedt deze formule een redelijke kans dat het kabinet vanaf zijn optreden het politieke klimaat zal aantrekken waarin de noodzakelijke beslissingen kunnen worden genomen.’
Niet gering, denk ik. Dit zijn geen argumenten voor één dag. Met goed fatsoen kunnen ze niet meer switchen naar 7-7-2. Ik kijk naar Dries. Hij ziet er bedrukt uit. Ik vrees dat hij zal weigeren om het voorstel in ontvangst te nemen.
Ik luister met toenemende belangstelling naar Verdam. Hij is geschrokken van de verstarde situatie. Dat kan zo niet langer. Met een ‘schok’ moet nu een oplossing worden bereikt. Onderhandelen is er niet meer bij. Hij kiest op grond van voldoende zakelijke argumenten voor 8-7-1.
‘Het CDA zegt nu wel steeds dat ze evenveel zetels moet hebben als de PvdA, maar op welke grond? Ik heb hier de verkiezingsuitslag.’ Verdam brengt een papier tot pal bij zijn ogen. Hij ziet slecht. ‘Ik lees: PvdA 53 zetels, CDA 49 zetels. 53 is meer dan 49. Ik kan het ook niet helpen. Als CDA-man vind ik het niet leuk. Maar dit zijn wel de feiten. De 8-7-1-formule rolt eruit.’
Daarmee zijn Verdams argumenten nog lang niet uitgeput.
Hij vindt dat ook gekeken moet worden naar het vorige kabinet. In dat kabinet had de PvdA 7 zetels. Daar zat niet de weeffout. ‘Het is toch te gek als de PvdA na 10 zetels winst weer op 7 zou uitkomen.’
Deze formule heeft bovendien het voordeel dat het nieuwe kabinet het politieke klimaat ‘als een jasje kan aantrekken.’ Hij duidt op het feit dat de zetelverdeling dan niet veel problemen meer zal geven. De weerstand van het CDA is niet gemotiveerd bij hem overgekomen. ‘Het is als een repeterende breuk. Wat beweegt het CDA? Puur het: ‘Hij niet groter dan ik?’ Dat kan het CDA niet volhouden. Verdam doet een ‘ethisch beroep’ op Van Agt dit voorstel te aanvaarden. Hij is uitgesproken. Ik ben erg onder de indruk. Wat een groot moment. De argumentatie van Verdam neemt alle twijfels bij mij weg of ik er wel verstandig aan heb gedaan zolang op een echt gesprek over de 8-7-1 aan te dringen. Zijn betoog getuigt van een diep-democratische bewogenheid. En van moed. Een CDA-informateur die een ‘ethisch beroep’ durft te doen op Van Agt. Een weg terug is er nu niet meer. Elke gedachte aan een dubbele bodem is nu wel bij mij verdwenen.
Dries zit er weggetrokken bij. Hij spreekt zijn teleurstelling uit. ‘Ik zou mezelf geweld aandoen als ik zeg dat deze formule mij zou aanspreken,’ zegt hij. Hij vindt dat de informateurs teveel rekenkundig en te weinig psychologisch te werk zijn gegaan. Ook voor de 7-7-x zijn argumenten te geven, maar die liggen vooral in het psychologische vlak. Het trauma van '73 weegt zwaar. Daar is een tweede trauma bij
| |
| |
gekomen: D'66. Zonder D'66 waren we op 8-8 + uitgekomen. ‘Het zijn aardige jongens met aardige ideeën, maar we kunnen ze missen.’
Jan dankt Dries dat hij hem voortdurend in de gelegenheid stelt ‘om zich teveel te voelen’. Ook voor hem is dit voorstel een bittere pil, die enigszins verguld wordt door de toewijzing van Economische Zaken.
Hij vraagt wat er gebeurt als deze formule onaanvaardbaar wordt verklaard. ‘Dan zullen we ons beraden,’ zegt Verdam. Hij wijst Dries op het feit dat bij de 7-7-x zich tal van nieuwe problemen zullen voordoen, die bij 8-7-1 bij voorbaat zijn opgelost. Hij doelt met name op de personele bezetting.
Dries maakt hiertegen bezwaar. ‘Hier wordt een onredelijke houding van de PvdA als feitelijke prognose gehanteerd.’
Er ontstaat nu een korte discussie over het moment waarop wij uitsluitsel kunnen geven. ‘Wanneer u maar wilt,’ zeg ik. ‘Ik kan vanmiddag de fractie bijeenroepen.’ Dries kan ook snel zijn. Hij heeft zijn fractie voor vandaag geconsigneerd. Maar dat is niet meer nodig. Hij kan met een advies van het fractiebestuur volstaan.
‘Wij vragen uw mening, gehoord uw fractie,’ zegt Vrolijk.
‘Wij stellen dat althans op prijs,’ zegt Verdam. ‘Verder kunnen we niet gaan.’
‘Dat is uw zaak ook niet,’ zegt Dries. ‘Ik stel er prijs op te verklaren dat ik hoe dan ook namens het CDA spreek, waar ik ook mijn mandaat vandaan haal.’
We gaan uiteen met de afspraak dat wij zaterdag voor 12 uur uitsluitsel zullen geven.
Ik steek het Binnenhof over met het gevoel van een maanreiziger. Elke stap beleef ik als een luchtsprong. Er zijn kilo's formatielast van me afgevallen.
Ik bestel de fractie om half vier in het Apollohotel in Amsterdam. Buiten het Congrescentrum om niet teveel deining te veroorzaken. Maar deining is niet te vermijden. Als ik in het Apollohotel de eerste fractiegenoten tegenkom, hoor ik hoe het bericht zich als een lopend vuurtje heeft verspreid. Er heerst een ware euforie. Toen Kruisinga binnenkwam heeft men minutenlang 8-7-1 gescandeerd. Ook in de fractie heerst een opgewonden stemming. ‘Je bent een duivelskunstenaar, Ed’, zegt Relus ter Beek, de mening van velen verkondigend. Toch zijn er een paar die de vraag opwerpen of de prijs in kwaliteit niet te hoog is. De PvdA krijgt nu Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken, Onderwijs en Wetenschappen, Financiën, CRM, Volksgezondheid en Technologie. Geen Volkshuisvesting, geen Ontwikkelingssamenwerking en geen Sociale of Economische Zaken. Bovendien keert Van Agt terug op Justitie. Een zestal mensen
| |
| |
kan hierin om verschillende redenen niet meegaan: onder het bevindt zich Jan Schaefer. Zij zijn echter bereid zich bij het meerderheidsstandpunt neer te leggen.
De vraag wordt nog opgeworpen wat er moet gebeuren als het CDA dit voorstel afwijst. Is dan deze informatie-periode afgelopen of niet? Zal het Congres niet uit woede de deur vergrendelen? Schelto Patijn wijst op één van de motieven van de informateurs: ‘Op basis van de behaalde resultaten bij de verkiezingen is ook niet duidelijk te maken waarom de lijsttrekker van het CDA, de toenmalige vice-minister-president en minister van Justitie niet zou kunnen terugkeren. Dat betekent dat we bij een volgend voorstel hangen,’ zegt hij. Ik ontken dat, wijzend op ‘toenmalig’. Bovendien is de bestemmingsplaats bij terugkeer niet nader gemarkeerd.
Ik acht het overigens uitgesloten dat de informateurs nu zonder slag of stoot een afwijzing zouden kunnen aanvaarden. En wat het Congres betreft: ik zal mij in alle standen verzetten tegen een uitspraak die mijn onderhandelingspositie doorkruist. Gezien het krediet wat ik heb gekregen moet dat een haalbare kaart zijn.
De fractieleden keren terug naar het Congres. Zelf ga ik naar huis. Vanavond zijn een paar hoofdstukken van het beginselprogram aan de orde waar Hedy veel werk in heeft zitten. Bovendien: praten over beginselen betekent nog niet dat je van toepassing kunt afzien. Het programma beklemtoont sterk de rolwisseling tussen man en vrouw. Vanavond is het Hedy's beurt om naar het Congres te gaan. Ik pas op. Na een tijdje gaat de telefoon. Dick Kalk: ‘Er gebeuren rampen.’ Het Congres dreigt zich uit te spreken voor de republiek. De stemming bij handopsteken gaf geen duidelijk beeld. Er wordt nu schriftelijk gestemd. Dick houdt zijn hart vast. ‘Wat kan ik doen?’ roep ik, op dat moment de grondbeginselen van de emancipatie vervloekend. De afschuwelijkste gedachten vliegen mij door het hoofd. Opiniecijfers die kelderen. Een formatie die strandt. Vervroegde verkiezingen. Ik denk ook aan die prachtige foto van Joop na zijn tweede mislukking, met gebogen hoofd bestijgt hij de trappen van Paleis Huis ten Bosch. Maar er zit niet veel anders op dan de uitslag van de stemming nu maar af te wachten. Opnieuw gaat de telefoon: de kogel is door de kerk. We zijn voor de republiek. De pers staat op de achterste benen, maar Ien heeft de zaak prima opgevangen. Ze heeft een verklaring afgelegd waarin ze onderstreept dat het hier om een beginseluitspraak gaat die wat ons betreft geen actualiteitswaarde heeft. Onze waardering voor koningin Juliana is groot.
Ik kom weer wat tot bezinning. Ja, waarom eigenlijk niet. Hoe kan een socialist, als hij een beginselprogram opstelt, eigenlijk voor iets
| |
| |
anders zijn dan voor een gekozen staatshoofd. De eerste journalist belt om mijn reactie te vernemen. ‘Hoe ligt het in de fractie?’ vraagt ze. Ik, geërgerd: ‘Prima.’ Zij: ‘Denken alle 53 leden hier hetzelfde over? Ik, geërgerd: ‘Hoe weet ik dat nou, de beslissing is net gevallen.’ Zij, vasthoudend: ‘Maar er zijn toch zowel republikeinen als monarchisten in de fractie?’ Ik: ‘Ja alle 53. Alle fractieleden zijn in beginsel republikein en in de praktijk monarchist. Goedenavond.’ Ik hang op.
| |
Zaterdag 15 oktober
Het is de derde congresdag. Het CDA heeft de 8-7-1 inmiddels verworpen. Wat gaan Vrolijk en Verdam nu doen? Ik begin toch op te zien tegen het formatiedebat.
Al vroeg betreed ik het Congresgebouw. De eerste die ik tegen het lijf loop is Kruisinga. Hij vertelt mij zeer tevreden te zijn over zijn gesprekken met leden van het Partijbestuur. Van slapen was niet veel gekomen. Ik beroer mijn linkerwang. Plotseling realiseer ik me, dat ik vergeten heb me te scheren. Ik schrik me suf. Dat is mij nog nooit gebeurd. En dat op een dag als deze, met al die fotografen en televisiecamera's. Ik informeer links en rechts naar scheerapparaten. Uiteindelijk komt Hans Kombrink met een gilette aandragen. Ik trek me terug op het toilet en begin te schrapen. Zo bot heb ik het nog nooit beleefd. Nu begrijp ik waarom Hans maar zelden fijnzinnig te werk gaat.
In de vergaderzaal tref ik Joop. ‘Wat gaan ze doen?’ vraag ik, maar ook hij tast in het duister. Ik vind dat zij toch op zijn minst verplicht zijn om Van Agt op het matje te roepen. Hoe kan hij, zonder raadpleging van zijn fractie, deze argumentatie met een simpel ‘njet’ van de hand wijzen. Joop denkt dat ze nu wel tot maandag zullen wachten om een beslissing te nemen.
Intussen hoor ik van mijn zegslieden dat de motie die al twee dagen circuleert niet zal worden aangescherpt. Er staan inmiddels tweehonderd handtekeningen onder. Een poging van Wypke de Jong om met een simpel amendement, namelijk de inlassing van het woordje ‘onaanvaardbaar’ voor de ‘weeffout’, toch tot een vergrendeling van de 8-7-1 te komen, wordt niet gepikt. Er is dus geen vuiltje aan de lucht.
Toch zie ik op tegen het debat. Tijdens de pauzevergadering van het Partijbestuur wordt nogal wat druk op me uitgeoefend om althans verbaal de 8-7-1 goed vast te nagelen. De eerste ondertekenaar van de feestmotie, Reckman, zal duidelijke garanties vragen. Maar ik weiger me vast te leggen. Ook nu blijf ik op het standpunt staan dat de 7-7-2 bespreekbaar moet blijven. Wel heb ik zorg dat, in het licht van de actualiteit, de ‘zachte’ motie opnieuw als een capitulatie voor de 7-7-x
| |
| |
zal worden uitgelegd. Het wordt dus op eieren lopen.
Om half drie is het dan zover. De eerste sprekers dienen zich aan. Ik zit, samen met Ien, op het podium. Piet Reckman probeert de motie meer geladenheid mee te geven dan er in staat. Hoe dan ook moet vastgehouden worden aan de meerderheidsstrategie, vindt hij. Ook andere sprekers laten zich in deze geest uit. Een enkeling roert de personele bezetting aan. Onder applaus verklaart hij dat Jan Pronk en Jan Schaefer in ieder geval in het nieuwe kabinet moeten zitten. Eén spreker behangt tegen de wind in. ‘Waarom heeft de PvdA geen groots gebaar gemaakt door onmiddellijk de 7-7-x te aanvaarden?’ vraagt hij onder een verspreid boegeroep.
Ik sta op om te antwoorden. Nu gebeurt er iets wat ik totaal niet verwacht. Het congres staat als één man op en brengt mij een donderende ovatie, terwijl ik nog niets heb gezegd. Ik ben geheel verbouwereerd en nu toch wel een beetje aangedaan. Ik voel mij ter plekke groter worden.
Mijn kontakten met het Congres als fractievoorzitter zijn nooit erg warm geweest. Grote redevoeringen heb ik nooit afgestoken. De partijvoorzitter opent, de lijstaanvoerder sluit af. De fractievoorzitter bungelt een beetje tussen wal en schip. Mijn ervaringen betreffen slechts het handwerk. Zorgen dat er geen ongelukken gebeuren. Voorkomen dat een meerderheid nu uit de NAVO stapt. Voorkomen dat we ons door té harde voorwaarden uit de regeringsmarkt prijzen. Dat kabinet-Den Uyl moet er komen. En als het er is moet het er blijven. Dat was tot nu toe mijn taak op het congres, meestal effectief, een enkele keer niet. Ik herinner mij nog de pijnlijke nederlaag bij de UCN, toen ons verkiezingsprogramma moest worden vastgesteld.
Een functionele relatie dus met het Congres, niet slecht, maar zonder warmte, over en weer.
En dan nu dit. Deze donderende ovatie. Ik vraag om stilte. Ik begin te antwoorden. Maar voordat ik het in de gaten heb houd ik een speech. Geheel onvoorbereid. Geen letter op papier. Er wordt ademloos naar me geluisterd en met groot applaus gereageerd op de beeldspraak die me te binnenschiet. Alles kan plotseling. Nog nooit heb ik zo'n sfeer van inspiratie meegemaakt. Het is alsof het Congres mij de zinnen stuk voor stuk influistert.
‘Om met de glazen deur in huis te vallen, ik zou om te beginnen een woord van dank willen uitbrengen aan de heer Van Agt’ ... onrust. gefluister ... ‘dat hij het mogelijk heeft gemaakt dat zoveel maanden na de verkiezingen dit Congres nog kan spreken over de kabinetsformatie.’ (Gelach, applaus)
Ik ontlast mijn geweten als staatkundig vernieuwer. De mensen zijn
| |
| |
het meer dan zat. ‘Ik realiseer me dat bijzonder goed en toch kunnen wij ons als goede democraten niet veroorloven om het hoofd in de schoot te leggen. Het vechten om een zetelverdeling is nooit het meest verkwikkelijke deel van een kabinetsformatie en al snel wordt er gesproken en nog sneller geschreven over het feit dat democratie en politiek in diskrediet raken en ik kan u verzekeren ... dat er dan nog maar heel weinig politici zijn die er nog voor uit durven komen dat ze politicus zijn ... Maar het is onze democratische plicht om voor die verkiezingen op te komen, er is al gesproken over nieuwe verkiezingen ... natuurlijk zouden we er niet voor uit de weg gaan, maar zolang we nog onderhandelen, komen we op voor de verkiezingen die er geweest zijn en weigeren we die verkiezingen te beschouwen als wegwerpverkiezingen.’ (Applaus)
Wij hebben de redelijkheid aan onze kant, betoog ik. ‘Ik heb er ook voor gewaakt al die maanden van kabinetsformatie, om nimmer van onze kant het woord onaanvaardbaar in de mond te nemen, nooit is van onze kant een deur dichtgesmeten, nooit van onze kant een mes op tafel gelegd, ultimata gesteld ... Het enige wat ik me een keer veroorloofd heb is de stormbal te hijsen.’
‘Wij moeten vertrouwen in onze argumenten,’ zeg ik, ‘ook al worden die argumenten niet iedere dag door iedereen gedeeld.’ Een spreker heeft gezegd dat een verkiezingsoverwinnaar ook een groot hart moet kunnen hebben, dat spreekt me best aan. ‘Maar er is geen ruimte voor een royaal gebaar en een groot hart als wij al maanden lang over dit onderwerp stuiten op een keihard “njet” van de kant van het CDA. Want wat is de situatie, wat wordt er als argument naar voren gebracht, nog op de dag van heden. Er is op 15 juni een brief geschreven. En in die brief wordt gezegd, staat geschreven, het zal 7-7-x zijn of het zal niks zijn. En dat heet dan een argument. Partijgenoten, onze opstelling in deze formatie is niet gebaseerd op 15 juni, onze opstelling in deze formatie is gebaseerd op 25 mei en op geen enkele andere datum.’ Nu wordt de zaal bijna afgebroken.
Harry van Wijnen zou later schrijven: ‘Het was voor het eerst dat Van Thijn en het Congres met warmte op elkaar reageerden.’
Ik behandel het voorstel van Vrolijk en Verdam en nagel hen vast op hun eigen argumenten. ‘Ik ga er vanuit, Congres, dat waar door de beide informateurs zo'n zwaar geschut in stelling is gebracht, zulke zware argumenten naar voren zijn gebracht, zo'n dringend appèl is gedaan op het democratisch geweten van de onderhandelingspartners, dat die argumenten geen eendagsargumenten zullen blijken te zijn en dat niet zullen kunnen zijn. En ik ga ervan uit, dat de beide informateurs geen vedergewichten zijn die alleen maar door te wapperen met
| |
| |
de glazen deur omver zouden kunnen waaien en ik ga er dus van uit dat inderdaad de 8-7-1 van de kant van deze informateurs een serieus en laatste voorstel zal zijn.’
Ik bespreek tenslotte de motie die is ingediend. Ik dank voor het vertrouwen dat daarin wordt uitgesproken, maar vooral omdat het vertrouwen is in mij als onderhandelaar. Ik constateer dat door deze motie ‘mijn onderhandelingspositie wordt versterkt maar niet onmogelijk gemaakt en daar ben ik blij om, omdat ik tot op de laatste dag waarop de onderhandelingen plaatsvinden niet met ultimata wens te werken en kan werken.’ Ik laat daarover dus geen misverstand bestaan, maar wijs er wel op ‘dat de gematigde termen, waarin deze motie is gegoten, op generlei wijze kunnen worden uitgelegd als een opening naar iets anders dan 8-7-1.’ Ook als je geen onaanvaardbaar zegt, wens ik serieus te worden genomen, ook door de publiciteitsmedia. ‘Onze lijn is steeds geweest, wij strijden voor 8-7-1, maar in deze onderhandelingen zijn ook andere formules bespreekbaar.’
Ik maak nog een slotopmerking over de zetelverdeling, konstateer dat het Congres een ‘Jan-Jan-x-kabinet wil.’ ‘Dat lijkt mij een ontzettend aantrekkelijk kabinet,’ zeg ik, maar ook hier leg ik mij niet vast. ‘Als er over portefeuilles onderhandeld gaat worden, ook binnen de formule van 8-7-1, als die mogelijkheid zich voordoet, dan staan de portefeuilles van Volkshuisvesting en Ontwikkelingssamenwerking hoog genoteerd. Maar de lijn is primair vechten voor de 8-7-1.’
Als ik uitgesproken ben krijg ik opnieuw een staande ovatie. Tal van bekenden steken hun duim omhoog. Ik zie dat Hedy inmiddels is binnengekomen. Ze staat links vooraan met Carla en Hajo. Voor mij, op de grond, zie ik Marion en Hadassah, zittend bij Marie-José. Ze zwaaien. Ik zwaai terug. Harry van Wijnen later: ‘Het congres markeerde de doorbraak van Van Thijn als politicus met een eigen, zelfstandige positie. Van Thijn heeft het laatste half jaar in zijn rol van formatie-onderhandelaar, ontdaan van de drukkende schaduw van Den Uyl, een positieve persoonlijkheidsgroei doorgemaakt. Hij is in zijn nieuwe rol gerijpt, heeft de gespannenheid en een zekere opgeschroefdheid in zijn redevoeringen overwonnen, maar vooral aan zelfvertrouwen gewonnen. Het congres van de PvdA herkende dat en bracht dat met ongewoon lang applaus tot uitdrukking ... Den Uyl herkende het ook en keek met een blik van vertedering naar zijn jonge vriend toen deze zijn eerste zelfverdiende ovatie onderging. Den Uyl had zijn erfgenaam gevonden.’
Ik kijk met ontroering naar Joop als hij zijn ovatie ondergaat. Getergd, geteisterd, begint hij aan zijn redevoering. Met de vuist op de lessenaar maakt hij duidelijk waarom het gevecht om de herkenbaar- | |
| |
heid van het kabinet-Den Uyl zo belangrijk is. Hij verwijst naar de ongekende opkomst bij de laatste verkiezingen. Het gaat om het geloof in de politiek, in de zin van het naar de stembus gaan. ‘Er is een nieuw geloof in de zindelijkheid van de politiek ontstaan, daar vechten we voor.’
‘En dat kabinet-Den Uyl, dat komt er toch,’ zegt hij met een intonatie waar hij alleen het patent op heeft. Het Congres komt overeind en start een hartverwarmende ovatie. Ien en ik lopen op Joop af om hem geluk te wensen. ‘Ik was nog niet klaar,’ zegt hij, de vier onuitgesproken vellen snel wegfrommelend.
Het Congres is afgelopen. Het nieuwe Partijbestuur poseert nog even voor de fotografen alsof zojuist het periodekampioenschap is binnengesleept. Ik zoek Hedy en de kinderen. Met zijn zessen gaan we gezellig chinezen in het favoriete restaurant van Carla en Marion.
Daarna naar huis. Als de kinderen om half tien naar bed zijn ploffen Hedy en ik uitgeput neer, ons overleverend aan de beeldbuis hopend op iets als ‘Are you being served’, maar al het andere ook accepterend. Zaterdagavond is uitzakken, alles van je afzetten, de politiek verbannen. Zeker na deze hectische dagen.
Om kwart voor tien gaat de telefoon. Dick Kalk. ‘Heb jij het voorstel al?’ ‘Een voorstel?’ vraag ik verbijsterd. Dick is net gebeld. Er zou mij al enige tijd een voorstel hebben bereikt van de informateurs. De Rijksvoorlichtingsdienst staat op het punt om het te openbaren. Ik kan het niet geloven. ‘Dat moet een practical joke zijn,’ veronderstel ik. Even later wordt er opnieuw gebeld: Gijs van der Wiel. De brief had er al lang moeten zijn. De koerier is al om vijf uur vertrokken. Hij leest mij de brief voor. ‘Nu de geblokkeerde situatie niet is doorbroken zijn wij tot de conclusie gekomen dat thans rest een zetelverdeling volgens de formule 7-7-2.’ ‘Thans rest.’ Geen enkel argument. Ik hang op. Ik kan wel huilen. Wat een opdonder. Wat moeten al die enthousiaste congresgangers wel denken als ze het bericht straks horen. Op de televisie is AVRO's Televizier aan de gang. Jaap van Meekren spreekt met Hans Wiegel. Midden in het gesprek pakt Van Meekren een telexbericht aan. ‘Ik heb een nieuwtje voor u en de kijkers.’ Hij leest het bericht voor. Wiegel grijnst. Ik zet het toestel af en probeer Joop telefonisch te bereiken. Na enig speurwerk krijg ik hem te pakken. Hij weet nog van niets en is, net als ik, diep geschokt. ‘Stijlloos,’ roept hij, ‘onaanvaardbaar.’ Om tien over half elf wordt de brief bezorgd.
Ik bel met Dick Kalk. We moeten als de donder commentaar geven. Ik prevel iets van ‘ongeloofwaardige ommezwaai’, ‘niet te accepteren’, ‘maandagochtend zal ik om opheldering vragen’. ‘Maak er maar wat
| |
| |
moois van,’ zeg ik. Ik zie het allemaal niet meer zo zitten. Ik zet de televisie weer aan. Het avondje AVRO is al voorbij.
| |
Zondag 16 oktober
De politiek is vandaag niet buiten de deur te houden. Onafgebroken gaat de telefoon. Ik bel zelf ook. Vrolijk, om te beginnen. Wat hem bezielt. ‘Ik had geen keuze,’ zegt hij. ‘Me dunkt dat Verdam zijn nek heeft uitgestoken. Nu was het mijn beurt om dat te doen. Het Congres heeft voor ons geen rol kunnen spelen. We moeten snel werken. De brief was al om drie uur klaar.’ Ik bedenk me dat de enveloppe is dichtgeplakt op het moment dat ik nog voor de vorige brief gehuldigd werd. Wat een macabere grap. Ik geef niet veel meer voor die uitgestoken nekken.
‘Het lijken wel twee Belgen,’ zegt Jan Terlouw als ik hem aan de telefoon krijg. ‘Onder geen beding mag de PvdA zich deze behandeling laten welgevallen,’ vindt Joop na ook van zijn kant talloze telefonen in ontvangst te hebben genomen.
| |
Maandag 17 oktober
Op hoge poten meld ik mij om 11 uur in de Eerste Kamer. ‘Dit is voor ons onaanvaardbaar,’ deel ik de beide heren mee. ‘Hoe kan dat nu? Vrijdag zo'n loodzware argumentatie en een dag later 180 graden zwenken zonder één enkel argument te noemen. U bent omgegaan op een simpel kattebelletje van Van Agt, die niet eens zijn fractie bijeen heeft geroepen. Dit kan echt niet. Óf u herziet de procedure, óf ik moet uw optreden als een “komisch intermezzo” beschouwen,’ zeg ik. Ik eis dat het ingetrokken 8-7-1 voorstel alsnog van gelding blijft. Vrolijk verdedigt zich. Na het nee van Van Agt zou doorgaan op 8-7-1 verloren tijd zijn. Kattebelletje of niet, de blokkade is niet doorbroken.
Verdam vindt dat de 8-7-1 nu een royale en faire kans heeft gehad. Me dunkt dat we het zwaar hebben aangezet. Er is geen reden om na de afwijzing van de 8-7-1 niet met 7-7-2 te komen. We hebben uitdrukkelijk gesproken over zakelijke argumenten die de doorslag hebben gegeven. Er zijn ook zakelijke argumenten voor de 7-7-2. Ten opzichte van de AR- en KVP-gedogers in de vorige kabinetsperiode heeft het CDA 7 zetels gewonnen (van 42 naar 49).
Vrolijk: ‘Bovendien hebben we gesproken over de noodzaak van accentverschuivingen. Die kunnen ook binnen de 7-7-2-formule worden aangebracht.’ Ik kijk verbijsterd om me heen. Ben ik hier eerder geweest? Waren dat dezelfde heren? Heb ik gedroomd?
Ik blijf bij mijn eis. De procedure moet worden opengebroken. Na
| |
| |
veel hangen en wurgen komen we de volgende tekst overeen:
‘Naar aanleiding van onze brief van 15 oktober 1977 heeft de fractievoorzitter van de PvdA ons hedenochtend gevraagd: “Is het voorstel van informateurs voor de formule 8-7-1 van hun zijde van de baan?” De informateurs hebben daarop geantwoord “thans wel”. Dit betekent uiteraard niet dat de informateurs enigerlei formule uitsluiten die tot een oplossing uit de impasse zou kunnen leiden.’ Met die boodschap begeef ik mij naar mijn fractie.
Die tref ik aan in grote razernij. Marcel van Dam zet als eerste spreker de trend: Dit is schandalig. We moeten ons nu serieus afvragen of we nog doorgaan op de weg van het parlementair meerderheidskabinet. Hij is het geschuif meer dan zat. Andere sprekers volgen. Er vallen woorden als ‘luizenstreek’, ‘ziek van gegoochel’, ‘onbekwaam’. Toch ontstaat er weer verdeeldheid over de te volgen weg. Opnieuw is er een stroming, zij het klein, die van de 8-7-1 wil afstappen. Daartegenover staan de mensen die nu zeker het moment gekomen achten om ook van onze kant een keer het onaanvaardbaar te laten horen. ‘De redelijkheid is slechts middel, het doel is 8-7-1.’ zegt Ien van den Heuvel. ‘Al te goed is buurmans gek.’ Ik vraag om een herbevestiging van mijn mandaat. Onder alle omstandigheden blijf ik mij verzetten tegen veto's. Ik krijg toestemming een brief te schrijven van de volgende inhoud: Het laatste voorstel is niet in goede aarde gevallen. De gevolgde procedure is voor ons niet aanvaardbaar. ‘Wij hadden niet verwacht zo snel na de ontvangst van uw 8-7-1-voorstel geconfronteerd te zullen worden met een 7-7-2-formule, temeer daar de argumentatie in uw brief van 14 oktober verder reikt dan een etmaal.’
Ik wijs op de argumenten die ontleend zijn aan de spelregels van ons meerpartijenstelsel. ‘Welnu, wat er ook tussen 14 en 15 oktober gebeurd moge zijn, de verkiezingsuitslag is onveranderd gebleven.’
Een blokkade doorbreek je niet door hem nogmaals te registreren. De verleiding wordt groot om ook onzerzijds de 7-7-2-formule van een blokkade te voorzien. Wij zullen die verleiding weerstaan, maar maken wel aanspraak op ‘fair play’. ‘Men mag niet van ons verwachten dat wij instappen op een inhoudelijke bespreking van de 7-7-2-formule zolang de 8-7-1-formule zich in de taboesfeer bevindt.’
Niettemin neem ik de vrijheid om toch een zeker voorschot op de bespreking te nemen en herhaal onze belangstelling voor Justitie, de gelegenheid aangrijpend om onze argumenten hiervoor nog eens over het voetlicht te brengen.
‘Het zal de informateurs niet ontgaan zijn dat tot nu toe ook binnen de 7-7-2-formule een reële bespreking niet mogelijk is gebleken, omdat het CDA een tweede blokkade heeft opgeworpen en wel rond- | |
| |
om het departement van Justitie. Toch kan, naar onze mening, los van de personele bezetting, een zakelijk gesprek hierover niet uit de weg worden gegaan. Justitie speelt een centrale rol in een beleid gericht op maatschappijhervorming. Tal van voornemens tot wetgeving als overeengekomen in het regeeraccoord zullen primair vanuit dit departement hun beslag moeten krijgen. De belangstelling voor dit departement is derhalve alleszins te rechtvaardigen. Vanuit de verkiezingsuitslag zou als compensatie voor een getalsmatige onderbedeling, de overgang van Justitie naar de PvdA voor de hand liggen. Het stelt ons teleur dat de informateurs vanuit hun tweede linie geen poging hebben ondernomen deze tweede blokkade te doorbreken. Wanneer de 7-7-2-formule ons op bespreekbare wijze zou zijn voorgelegd dan zou zeker de thans geformuleerde variant voor ons niet aanvaardbaar zijn geweest.’
Tenslotte deel ik mee, dat wij krachtig blijven pleiten voor de 8-7-1-formule. ‘Het zorgeloos omspringen met een verkiezingsoverwinning zou ook niet bijdragen tot het respect voor de parlementaire democratie.’
Het is al laat voordat de brief bij de Eerste Kamer kan worden afgeleverd. Bij de nog aanwezige pers valt hij niet slecht. Eindelijk begint men enig begrip te krijgen voor onze ‘dubbel-argumentatie’. Men heeft geen goed woord over voor de ‘salto mortale’ van het formatie-duo.
| |
Dinsdag 18 oktober
We zitten weer gedrieën bij Vrolijk en Verdam op de koffie. Zij willen met ons praten over de gegeven antwoorden. D'66 was akkoord gegaan maar wil nog praten over de overgang van Justitie naar een andere partij. Het CDA was, met moeite, akkoord gegaan. Zij hadden veel liever 7-7-1 gezien. Bovendien voelen zij voor een wat andere portefeuilleverdeling.
‘Waar spreken we over?’ vraag ik. ‘Over ons laatste voorstel,’ zegt Vrolijk. ‘Dan ben ik toehoorder,’ deel ik mee.
Als toehoorder word ik flink toegesproken. Jan Terlouw doet een dringend beroep op mij meer vertrouwen te stellen in D'66. ‘Wij staan aan dezelfde kant van de streep,’ zegt hij. Dat blijkt uit ons verleden, uit ons programma, uit onze kandidaten. Wij zijn een progressieve partij, hervormingsgezind. Wij hebben voor de verkiezingen de kiezers een duidelijke belofte gedaan: niet met de VVD, wel met de PvdA. Staatsrechtelijk delen we de opvattingen van de PvdA: bij partnerverlies verkiezingen. Dat gaat verder dan wat het CDA wil: bij partnerruil verkiezingen. Wij vinden dat hoe dan ook de progressieven
| |
| |
verantwoordelijkheid moeten nemen voor kamerontbinding.
Ik leg het toehoorderschap af en meng mij in de discussie. Het trekken begint over Justitie. Jan vraagt Dries dringend dat departement niet langer te blokkeren. Dries gaat akkoord mits hij Onderwijs krijgt. De situatie onder Veringa en Den Uyl herhaalt zich.
Ik leg in het kader van de 7-7-2 een ‘kwaliteitsplaatje’ op tafel en vraag: Algemene Zaken, Justitie, Onderwijs, Economische Zaken, Buitenlandse Zaken, Volkshuisvesting en Ontwikkelingssamenwerking. Dries claimt hoe dan ook: Justitie, Economische Zaken en Ontwikkelingssamenwerking. Ook Volkshuisvesting is een ‘must’. De rest is van minder belang. Ik verwonder mij erover dat hij Buitenlandse Zaken niet claimt. Ik word achtervolgd met geruchten dat dit een harde CDA-eis zou zijn. Dries antwoordt dat dit een Kruisinga-eis is die door het CDA niet wordt onderschreven.
In zeer korte tijd zit de zaak muurvast. Er vallen weer vertrouwde begrippen als ‘bizarre configuratie’ en ‘onbespreekbaar’. We gaan onverrichterzake uiteen.
Ik breng verslag uit in het fractieburo en maak melding van het dringend beroep dat D'66 op ons heeft gedaan. Dat begint toch sterk te lijken op een ‘samen-uit-samen-thuis’-formule. In dat geval is het verschil tussen 8-7-1 en 7-7-2 van minder belang geworden, vindt men.
Ik spreek nog wat verder met Jan Terlouw onder vier ogen. Hij toont erg veel begrip voor de moeilijke positie waarin de PvdA door de dwaze move van de formateurs is terecht gekomen. Hij voelt er wel voor om ergens nadrukkelijk te verklaren dat PvdA en D'66 het eens zijn over het staatkundig beginsel dat in geval van een crisis raadpleging van de kiezers noodzakelijk is en dat in geen geval een rompkabinet van het CDA die verkiezingen mag uitschrijven. Dat is geen afspraak. Dat is gewoon zo. Daarom heeft hij de bezwaren van de PvdA tegen een wippositie voor D'66 nooit zo goed begrepen.
Het is een goed gesprek. Geleidelijk aan tijdens deze formatie heb ik steeds meer waardering voor Jan gekregen.
Als een Van Mierlo-fan had ik nogal wat aarzelingen over het nieuwe D'66. Maar Jan heb ik nu vele maanden bezig gezien. Hij heeft zich doen kennen als een creatief en betrouwbaar politicus, die de verleiding heeft kunnen weerstaan de gemakkelijkste weg te kiezen: inpakken en wegwezen.
De waardering blijkt wederzijds te zijn. Er is een sterke wil om samen door alle moeilijkheden heen te breken en dat kabinet nu snel tot stand te brengen.
| |
| |
| |
Woensdag 19 oktober
Het wachten is op een nieuwe stap van Vrolijk en Verdam. Die blijft uit. Ook zij ontkomen niet aan de machteloosheid die een dubbeltal nu eenmaal eigen is. Blijkbaar zijn ze het onderling niet eens. Ze hebben elk maar één nek. Die is om beurten uitgestoken. Nu is er geen nek meer. Geen stap dus nog. Maar ook niet naar Soestdijk.
Het fractieburo komt dus maar weer bijeen. Ik bereid ze voor op een nieuwe mislukking. Het algemene oordeel is dat we dan een parlementair meerderheidskabinet op ons buik kunnen schrijven. Er ontstaat een discussie over de keuze tussen twee kwaden. Ontslagweigering aan het huidige kabinet of de wenselijkheid van een minderheidskabinet. De voorstanders van de laatste variant verwijten de propagandisten van de reconstructie lichtvaardigheid. Den Uyl I terug alsof er geen verkiezingen waren? Dat zou een afgang zijn voor de politiek.
Bovendien los je niets op want bij de vervanging van de twee PPR-ministers begint de strijd om de getalsverhouding opnieuw. De pleitbezorgers van deze mogelijkheid zijn echter ook niet zuinig in hun oordeel over een minderheidskabinet. Het is naief. Hoe wil men die opdracht krijgen? Een minderheidskabinet komt er alleen als een meerderheid daartoe adviseert. Ik vind dat iedereen gelijk heeft. Het is allemaal niks. Maar gelukkig: Vrolijk en Verdam denken nog. Ik sluit de vergadering en steek over naar Joop.
Die regeert inmiddels gewoon door. De sociaal-economische driehoek bestaat nog steeds dus ook de onderlinge meningsverschillen. Er moet een pakket aanvullende maatregelen worden voorbereid met het oog op het arbeidsvoorwaardenoverleg. Gedacht wordt aan 2½ miljard, maar Wim, Ruud en Jaap snijden elkaar de keel af over de invulling. Joop heeft ze met pijn en moeite weer op één lijn gekregen. Het formeren moge dan niet zo vlotten, geregeerd wordt er nog steeds, en daar hebben de kiezers hem ook voor ingehuurd.
We stappen over op de formatie. We bedenken nog alle mogelijke varianten die via de bekende tussendeuren nog zouden kunnen worden ingestoken. Van der Stoel naar Justitie? Zou dat wat zijn? Het blijkt ons van niet. Ik laat hem een briefje zien, dat Bram Stemerdink mij zojuist in mijn handen heeft gefrommeld. Een Brabantse, invloedrijke KVP-er zou de auteur zijn. We lezen: bij 7-7-1 zou de PvdA Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken, Financiën, Onderwijs, Volkshuisvesting, Economische Zaken en Defensie kunnen krijgen en D'66 Justitie. Potverdrie. Hoe betrouwbaar zou die bron zijn? En waarom is Bram de brenger? De heren moesten nog maar even aan de praat blijven. Verdam mag de pijp nog niet aan Maarten geven.
Mij wachten betere tijden. Ik haast mij naar Amsterdam. Hedy en ik
| |
| |
gaan naar de voorpremière van ‘Foxtrot’, de nieuwste musical van Annie M.G. Schmidt. Alhoewel we aan de overkant moeten zijn, in Carré, slagen we er toch nog in bijna te laat te komen. We leggen de afstand in één ren af.
Het wordt een fantastische avond. Een musical van Annie Schmidt is altijd leuk, maar deze overtreft onze stoutste verwachtingen. Het gaat over de jaren dertig en de schrijfster heeft er een hoop politieke bewogenheid ingestopt. Meer dan we zo van haar gewend zijn. Er komt een formidabel abortuslied in voor. Ik krijg plotseling de behoefte om Dries uit te nodigen en hem mee te nemen naar zo'n voorstelling. Ik heb écht het gevoel dat niemand, die dat liedje hoort, daartegen bestand is, ook al ben je van beton. Dat plattelandsmeisje, voor het eerst in de grote stad, zwanger na het eerste beste avontuurtje. En al die adviezen die ze krijgt. Als Dries dit ziet gaat hij om. Dat kan niet anders, denk ik. Ik geloof nog steeds dat het in de politiek om argumenten gaat, die wat mij betreft best gezongen mogen worden, of gedanst als ze maar gezien worden en gehoord. Na afloop is er nog een gezellig napraatje. Hedy kent zowat iedereen, We krijgen ruimschoots de gelegenheid van ons enthousiasme te doen blijken. Er zijn gelukkig ook nog mensen die slagen.
| |
Donderdag 20 oktober
Om 11 uur zitten we weer met ons allen op het grensgebied tussen de Eerste Kamer en de Raad van State. Vrolijk en Verdam zijn niet met een nieuw voorstel gekomen, maar hebben wel een stap gezet. Een stap terug. Ze willen ons nog eens laten praten over de voorstellen die zij gedaan hebben.
De fotografen krijgen de gelegenheid nu eens een wat ander plaatje te maken. Jan Terlouw is ook eens uit geweest en heeft een LP van Seth Gaaikema bij zich met de hartelijke groeten. We krijgen allemaal een exemplaar en staan er wat onwennig mee te poseren. Amateurs die voor het eerst gesponsored worden, maar niet precies weten of dat mag.
‘Het is vandaag de laatste dag,’ zegt Verdam. Ik probeer tot een probleemstelling te komen voor deze vergadering. Verwijzend naar de eerste bijeenkomst en de argumenten die Verdam toen heeft gehanteerd over de vertaling van de verkiezingsuitslag in het nieuwe kabinet. ‘Aanvaardt u nog steeds dat argument als uitgangspunt, hetzij kwantitatief in de formule, hetzij kwalitatief in de zetelverdeling?’ vraag ik. Verdam begrijpt me niet. Ik hem ook niet. Hij praat steeds onverstaanbaarder. Het is ook net of hij iets minder vriendelijk is.
Vrolijk stelt voor om de verschillende portefeuilles in groepen te ver- | |
| |
delen en er dan nog eens tegen aan te praten. Het levert geen nieuwe gezichtspunten op. Buitenlandse Zaken blijft in de buitenlandsector, Economische Zaken in de economische sector.
Dries begint Verkeer en Waterstaat uit te venten. Zonder resultaat. Dan keert hij zich fundamenteel tegen mijn probleemstelling. Ook als de PvdA de 8-7-1 niet krijgt is er geen enkele reden tot compensatie. ‘Het CDA is de PvdA niets verschuldigd als die een onredelijk standpunt eindelijk loslaat,’ vindt hij.
Hij komt weer met de ruil Justitie tegen Onderwijs. Hij stelt vast dat ook de PvdA met blokkades werkt. Of is Onderwijs bespreekbaar? Verdam valt hem bij. De eis van de PvdA om hoe dan ook de verkiezingsuitslag vertaald te krijgen is onredelijk. Het is zeker geen principieel punt in ons staatkundig systeem. Het gelijkheidsbeginsel is dat meer. Ik word nu wel erg nijdig. Heb ik hier nu echt vorige week vrijdag voor gek gezeten. Wil de echte Verdam opstaan? Is dat nu een mannenbroeder: vandaag man, morgen broeder? Dat denk ik. In werkelijkheid blijf ik uiterst beleefd. Toch ontstaat er een behoorlijke communicatiestoornis, om niet te zeggen een irritatie, tussen Verdam en mij.
Ik vraag om een korte schorsing. Ik denk er over om eens voor de aardigheid op de ruil Justitie/Onderwijs in te stappen. Volgens mij stort dan het hele kaartenhuis van Dries in elkaar, want daar heeft hij niet op gerekend. Maar dan moet ik in het uiterste geval wel Jos van Kemenade op Justitie kunnen zetten. Ik pleeg een paar telefoontjes, maar kom snel op het idee terug. Nee, geen spelletjes waarvan de uitkomst niet is te overzien.
Vanuit mijn telefooncel zeg ik hoofdschuddend tegen een ingewijde voorbijganger: ‘Ik heb nog liever een nationaal, dan een provinciaal kabinet.’ Als ik terugkom heeft Verdam een nieuwe brainwave. Gezien de ernst van de situatie wil hij zelfs een wangedrocht in overweging nemen. We hebben ooit twee ministers van Buitenlandse Zaken gehad, waarom nu geen twee Ministers van Justitie? Eén voor de politie bijvoorbeeld. Geen van ons drieën ziet daar brood in.
We schorsen. Vrolijk en Verdam gaan wandelen rondom de Hofvijver. Jan en ik ook. Halverwege ontmoeten we elkaar. ‘Voorbijgangers,’ denk ik. Wat zij denken weet ik niet. Nick Morelis, met Dolf Toussaint één van de trouwste volgelingen van de formatie, maakt er een voorpaginafoto van.
De vergadering wordt hervat. Al snel wordt duidelijk wat zij gedacht hebben: de hoogste tijd, hora est. We krijgen ieder nog een laatste vraag voorgelegd. Vrolijk aan Van Agt: Bent u bereid de 8-7-1 aan uw fractie voor te leggen? Antwoord: nee. Vrolijk: bent u bereid de
| |
| |
koppeling van Justitie aan Onderwijs te laten vallen? Antwoord: nee. Verdam geeft mij een beurt. Is de PvdA bereid haar claim op Justitie te laten vallen, dan wel tot een ruil met Onderwijs?
Antwoord: nee. Ziezo, denk ik. Het eindrapport is ook klaar.
We worden bedankt voor onze komst. De heren werpen al een begerige blik op hun jas.
Dries vraagt het woord. ‘Heeft het zin om naar mijn fractie te gaan met een 7-7-1-voorstel, waarbij Justitie naar D'66 gaat?’ vraagt hij. Wij houden onze adem in en moedigen hem aan even door te gaan. ‘Het is een finaal bod,’ zegt hij, ‘een onsplitsbare wilsverklaring.’ In die formule krijgt de PvdA Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken, Financiën, Onderwijs, Verkeer en Waterstaat en naar keuze nog twee uit de trits Landbouw, Sociale Zaken en CRM. D'66 krijgt Justitie. Het CDA: Binnenlandse Zaken, Volksgezondheid, Ontwikkelingssamenwerking, Economische Zaken, Volkshuisvesting en één van de drie uit het keuzepakket. Ik vraag om een schorsing. Ik ruik onraad. Dries doet een belangrijke stap. Hij heft de blokkade op Justitie op. Dat is niet niks. Maar de verdere invulling is natuurlijk niet aanvaardbaar. Nu echter nee zeggen betekent dat wij voortaan achtervolgd worden met zijn concessie die niet door ons is opgepakt en natuurlijk niet voor herhaling vatbaar is. Ik moet behoedzaam opereren.
We gaan uiteen. Ik zoek kontakt met Joop. Hij is het met me eens dat ik niet zomaar in de onsplitsbaarheid van de wilsverklaring kan treden. De prijs die gevraagd wordt voor Justitie is té hoog. De vergadering wordt hervat. Ik deel mee dat ik de geste van Dries erg op prijs stel maar toch wil door-onderhandelen over de portefeuilleverdeling. Met name stel ik toch prijs op Volkshuisvesting en Ontwikkelingssamenwerking. Verder bepleit ik het intakthouden van de sociaal-economische driehoek. Het arbeidsvoorwaardenoverleg is in volle gang. We zijn zo achterop geraakt met deze formatie dat het niet verantwoord zou zijn in deze sector met wisselspelers te werken.
Dries reageert als door een adder gebeten. Wat hem betreft is de terugkeer van Lubbers en Boersma allerminst zeker. Maar hij wil niet verder zo. ‘Nu Van Thijn mijn onsplitsbare wilsverklaring niet aanvaardt is deze hierbij van tafel.’ ‘Niet zo snel,’ roept Verdam.
Het gesprek begint nu te stokken. Het is onduidelijk of het voorstel er nu nog ligt of niet. Op vragen van Jan en mij komen geen antwoorden. De leiding van de informateurs verslapt naarmate de uren vorderen. Zij stellen zich op het standpunt dat de fractievoorzitters in gesprek zijn en willen daar niet tussenkomen. Zo af en toe wordt er toch nog een opmerking gemaakt. Op een gegeven moment blijkt de 7-7-1-formule toch weer op tafel te liggen. Ik vraag Dries op de man af of
| |
| |
hij het psychologisch aanvaardbaarder vindt dat Justitie naar D'66 gaat dan naar de PvdA. Zijn antwoord is bevestigend. Dat maakt veel verschil om twee redenen. 1. Justitie naar de PvdA is tezeer een persoonlijke nederlaag na de titanenstrijd met de PvdA-fractie; 2. als het naar D'66 gaat weet hij wie hem opvolgt. Dat is een goeie. Ik verklaar mij bereid om met deze psychologische wens rekening te houden.
Maar ik wil wel door-onderhandelen. Noch de portefeuilleverdeling, noch de formule vind ik aanvaardbaar. Waarom die tweede zetel niet aan D'66 toegekend. Niemand heeft daar verder last van. Het verschil tussen 7-7-2 en 7-7-1 is louter ‘D'66 pesten’. Ik verklaar daar niet aan mee te willen doen. Jan vraagt Dries waar hij die straf aan heeft verdiend. Hij heeft steeds geprobeerd bruggen te slaan tussen PvdA en CDA. Dries antwoordt niet. Er valt een nieuwe stilte.
Ik kom met nieuwe voorstellen in een 7-7-2-formule. Ik stel drie koppels voor waaruit CDA en PvdA moeten kiezen: Financiën/Economische Zaken; Volkshuisvesting/Ontwikkelingssamenwerking en Sociale Zaken/CRM. Opnieuw stilte. We schorsen voor enige ruggespraak. Ik bel met Joop die weinig te spreken is over de ruil Financiën/Economische Zaken. ‘Financiën is een sleuteldepartement, dat moet je niet te snel vergeven,’ zegt hij.
Na een half uur wordt de vergadering hervat. Het loopt al tegen middernacht. Dries deelt mee een onprettig telefoongesprek te hebben gevoerd met Wim Aantjes. Op grond daarvan trekt hij zijn voorstel in. Justitie blijft geblokkeerd.
Ik word witheet. ‘Met wie zit ik hier aan tafel? Met de fractievoorzitter of met een zetbaas? Als bij jullie Aantjes de dienst uitmaakt, moet Aantjes zelf maar de onderhandelingen komenvoeren.’ Ik verlaat de vergadering en bel Joop met het verzoek of hij Aantjes wil bellen. ‘Zo kan het niet langer,’ zeg ik. Na enige aarzeling verklaart hij zich bereid. Ik ga terug en deel mee dat ik de ‘echte bazen’ met klaar in kontakt heb gebracht. ‘Ik leen me niet langer voor schertsgesprekken,’ zeg ik. Even later wordt Dries aan de telefoon gevraagd. Het is Wim Aantjes. Per ongeluk neem ik het ding nog op ook. Het wordt een lang gesprek. Van Joop weet ik inmiddels dat Aantjes zich bereid heeft verklaard de blokkade op te heffen.
Als Dries terugkomt zegt hij niets. Ik vraag of het voorstel nog aan de orde is. Dries zwijgt. De informateurs kunnen mij ook geen uitsluitsel geven. Er valt opnieuw een stilte. Deze keer wel erg lang. Na een half uur voel ik een kriebel opkomen. Een proestlach, zoals je die vroeger wel eens op school had tijdens een vervelende les, kondigt zich aan. Ik probeer me in te houden. Het lukt niet. Ik barst uit in een ongenadige proestbui. Ik bedenk er in wanhoop een grap bij. ‘Ik vind dat de notu- | |
| |
list wel erg weinig opschrijft,’ roep ik. Er wordt gelachen. Nu kan ik weer even vooruit. Intussen duurt de stilte voort. Na enige tijd krijg ik weer dat kriebelgevoel. Opnieuw hou ik het niet. Het is een krankzinnige vertoning. Ik proest het uit. Deze keer weet ik geen bijpassende grap te bedenken. Ik ren de kamer uit, de gang op en brul het uit. Minutenlang. Tjeenk Willink voegt zich bij me. Heeft het ook niet meer. Midden in het gelach wordt hij verschrikkelijk kwaad. ‘Dit kan toch niet langer,’ roept hij. Ik realiseer me dat er inderdaad weinig reden tot lachen is en ren naar de telefoon. Joop zit nog steeds op Algemene Zaken. Het is drie uur in de nacht. ‘Wat moet ik doen,’ vraag ik radeloos, hem de bespottelijke situatie uiteenzettend. ‘Wie zit er voor,’ vraagt hij. Ik weet het niet, raadpleeg Herman. Hij dacht Vrolijk, maar het kan ook zijn dat ze na de pauze gewisseld hebben. Opnieuw gieren we het uit. ‘Maak er maar een eind aan,’ is het voor de hand liggend advies van Joop.
Ik ga weer terug. De vergadering is nog steeds gaande. Ik informeer naar de stand van zaken. Die is onveranderd. ‘Maar hoe was-ie dan,’ vraag ik. Niemand weet het precies. Ik probeer ervan uit te gaan dat het voorstel van Dries nog op tafel ligt. Dat helpt. Hij maakt geen bezwaar. We praten weer.
Vrolijk verklaart nu de geste van Van Agt van bijzondere betekenis te vinden maar wel van mening te zijn dat de PvdA daarvoor teveel moet betalen. Dries zegt dat hij zijn nek vér heeft uitgestoken, verder kan niet.
Besloten wordt de vergadering te schorsen tot morgen.
Om vier uur staan we buiten. We zijn zeventien uur bijeen geweest, ‘hetgeen niet betekent dat we zeventien uur hebben vergaderd,’ zeg ik getergd. De journalisten zijn witheet. Ze hebben echt op een goede afloop gerekend. Een van hen bijt mij woedend toe: ‘Meneer Van Thijn, gelooft u dat dit nog aan de mensen is uit te leggen.’ Ik, ontzettend geïrriteerd: ‘Als u het niet kunt uitleggen, kunt u maar beter niet zo lang opblijven.’ Het is een bevriende journalist. We moeten er nu echt snel een eind aan zien te maken.
| |
Vrijdag 21 oktober
Ik slaap uit. Ik voel me toch weer tamelijk fit als ik om 1 uur 's middags richting Den Haag ga. Ik heb het fractieburo maar weer eens opgetrommeld om ze te informeren. Ik heb daar aanmerkelijk korter tijd voor nodig dan de 17 uur die ik heb te verantwoorden. Bij een aantal mensen ontstaat grote verontwaardiging over het feit dat ik echt over de 7-7-2 onderhandel. ‘De 7-7-2 zou uitsluitend bespreekbaar blijven om de 8-7-1 te realiseren,’ zegt Ien van den Heuvel. Het blijft een
| |
| |
hardnekkig misverstand tussen ons. Alle aanwezigen vinden dat het 7-7-1-voorstel van Dries zo niet kan. Sommigen vinden dat ik én Volkshuisvesting én Ontwikkelingssamenwerking tenminste terug moet halen. Anderen gaan akkoord met één van beide met een voorkeur voor Volkshuisvesting. Dwars door al deze stromingen rijst de vraag of we zo langzamerhand niet teveel voor Justitie moeten betalen. Ik kan er al met al geen touw aan vastknopen en besluit mijn eigen gang maar te gaan. We moeten eruit komen. Anders wordt de verwarring in eigen kring alleen maar groter.
Ik krijg een telefoontje namens de informateurs. Of ik er bezwaar tegen heb dat Aantjes en Den Uyl aan de vergadering deelnemen? Dit naar aanleiding van de telefonische kontakten die gisternacht hebben plaatsgevonden. Naar hun mening kan het bijeenroepen van de hoofdrolspelers de zaak wellicht bespoedigen.
Ik maak geen bezwaar. Joop belt. Hij is uitgenodigd. Wat is dat voor iets vreemds? Ik vraag hem niet te weigeren, maar wel even af te wachten of Aantjes ook komt. Om vijf uur ga ik binnendoor naar de plaats van samenkomst. Dries en Jan zijn er al. ‘Waar is Aantjes,’ vraag ik. ‘Die komt niet,’ zegt Dries. ‘Ik heb geen bijstand nodig.’ Vrolijk vraagt of Dries bezwaar heeft tegen de aanwezigheid van Den Uyl. ‘In het geheel niet,’ zegt Dries. ‘Maar ik wel,’ zeg ik. ‘Ik heb ook geen hulp nodig.’ ‘Maar we hebben Den Uyl uitgenodigd,’ zeggen de informateurs wanhopig. Ik stel voor dat wij van die gelegenheid gebruik maken om allemaal nog eens afzonderlijk met hem de gerezen problemen door te nemen. ‘Tenslotte is hij nog steeds de beoogde formateur,’ verzucht ik. Iedereen gaat akkoord. Joop komt ook binnendoor. Dries mag eerst. Ik zie hem al zo vaak. Ik ga terug naar de kamer om wat te eten.
Een groot deel van het fractieburo is nog aanwezig. We praten nog wat door over de situatie. ‘Wat te doen met Sociale Zaken?’ vraag ik. Ik denk dat we het zo kunnen krijgen. Het maakt ons ‘plaatje’ een stuk beter. De verleiding is zeer groot. Maar dan zouden wij Boersma gewipt hebben? En stel nu dat we daarom van Sociale Zaken afzien en het CDA komt toch met een ander? Het is een lastige problematiek. De adviezen lopen weer zeer uiteen. Ik besluit ook hier mijn eigen verantwoordelijkheid maar te nemen.
Joop belt. Het ligt erg moeilijk. Dries is mordicus tegen een tweede zetel voor D'66. Ze hebben nu Justitie al, dat is meer dan mooi genoeg. Hij heeft nog maar weinig rek. Het is de bedoeling dat Lubbers plaats maakt voor Andriessen op Economische Zaken. Ontwikkelingssamenwerking moet dan dienen als genoegdoening. Het wordt erg moeilijk.
| |
| |
Ik word bij Vrolijk en Verdam geroepen. Zij vragen mij of ik nog iets zie in een voortzetting van het gesprek. Zij hebben de indruk dat Van Agt bereid is nog te onderhandelen over zijn onsplitsbare wilsverklaring. Ik stap er op in. Om kwart over twaalf zal de vergadering plaatsvinden. We zijn er weer allemaal en groeten elkaar vermoeid. Jan Terlouw deelt ongevraagd mee dat hij volgende week dinsdag verhinderd is. ‘Wij waarschijnlijk ook,’ grapt Verdam. Ik mag hem plotseling weer een beetje.
Dries, die deze keer links van mij zit, zegt bereid te zijn iets te willen doen met de oogappel van de PvdA: het departement van Volkshuisvesting, oftewel Jan Schaefer. Maar hij wil een opmerking vooraf maken. Hij heeft slechte ervaringen opgedaan met zijn vorige finale bod. De PvdA pikt de krent eruit en onderhandelt dan rustig verder. Dat kan nu niet. Hij komt nu echt met een finaal bod als echte onsplitsbare wilsverklaring. Hij vraagt bescherming van de informateurs. Verdam mompelt iets onverstaanbaars. Vrolijk zegt dat hij geen garantie kan geven. Om akkoord te kunnen gaan met een finaal bod moet je eerst dat bod kennen. Ik sluit me daarbij aan, maar ik voeg eraan toe: ‘Ik zal niet kinderachtig zijn, Dries.’ Ik begrijp dat hij nu echt het achterste van zijn tong laat zien. Dat hij niet zit te bluffen.
Dries zegt ten opzichte van zijn bod van gisteren Volkshuisvesting te willen ruilen voor CRM. Maar dan wél in een 7-7-1-formule met 7 staatssecretarissen voor het CDA.
Ik blader me suf in mijn aantekeningenboek. Waar is dat bod van gisteren nu? Ik heb zoveel varianten genoteerd. Ik vind hem. Het ziet er niet gek uit, vind ik. Volkshuisvesting en Sociale Zaken bij de PvdA. ‘Ik zou niet kinderachtig zijn,’ zeg ik. ‘Welnu ik accepteer het aanbod.’ Wel maak ik bezwaar tegen de ene zetel voor D'66. Ik vind het niet kinderachtig om daar niet mee akkoord te gaan. Het is kinderachtig om D'66 die zetel te onthouden.
Jan Terlouw is, en dat is een zeldzaamheid, razend. Waar verdienen we dat toch aan? Is vijandschap met het CDA dan onvermijdelijk? Dit komt neer op een verslechtering ten opzichte van het vorige kabinet waarin we onderbedeeld waren. Is dat vanwege de ‘kinnesinnepolitiek’ van de CHU? Er ontstaat een verwarde discussie over de vraag of wij wel bezwaar hadden mogen maken. Volgens Verdam waren we akkoord gegaan met de onsplitsbare wilsverklaring. Volgens Vrolijk ligt dat anders. Volgens mij zouden we niet kinderachtig zijn. Volgens Verdam zijn we bijzonder kinderachtig. Plotseling ontdek ik dat ik een grote vergissing heb begaan. Ik heb het aanbod van Dries met het verkeerde plaatje vergeleken. Ik zit nu met Verkeer en Waterstaat. Ik vraag het woord om terug te mogen komen op de portefeuilleverde- | |
| |
ling. ‘Ik heb een fout gemaakt,’ zeg ik, ‘maar ik heb beloofd niet kinderachtig te zullen zijn. Ik wil de onderhandelingen niet heropenen, maar vraag vriendelijk of dit nog in der minne te regelen is.’ Dries schudt nee. ‘Ik zou het graag doen, maar ik heb geen ruimte meer.’ Ik vraag of ik Dries even onder vier ogen mag spreken. In een zijkamertje leg ik hem het probleem nog eens voor. ‘Ik wil alsnog Verkeer en Waterstaat met CRM ruilen. Ik wil dat Wim Meijer naar het kabinet gaat.’ Dries begrijpt het, maar zijn nee blijft nee. We gaan terug: ik deel mee in de fout te zullen berusten. Ik zou niet kinderachtig zijn. Bij deze dan.
De discussie over de tweede zetel voor D'66 wordt hervat. Ik verklaar mij solidair met D'66. Er is geen enkel argument op tafel gekomen om D'66 die tweede zetel te onthouden. Ik wijs erop dat het CDA ja heeft gezegd tegen het tweede voorstel van de informateurs: de 7-7-2. Daar mogen ze niet op terugkomen. Ik vind ook dat de informateurs het niet kunnen maken om de zestien bewindslieden als uitgangspunt los te laten.
Zowel in hun eerste als tweede voorstel zijn ze van zestien uitgegaan. ‘Thans rest’ hebben ze in hun tweede brief geschreven. De informateurs trekken zich terug voor een kort beraad. Ik maak van de gelegenheid gebruik om Joop in te lichten over de stand van zaken. Joop schrikt. ‘Dat betekent dat Wim Meijer afvalt,’ zegt hij. ‘Dan moet jij naar Verkeer en Waterstaat.’ Daar had ik nog geen moment aan gedacht. Dat is me ook wat. De bank maakt een vergissing in uw voordeel. Ik heb me al een paar jaar niet meer met Verkeer en Waterstaat beziggehouden. De hele problematiek passeert weer in gedachten de revue. Ik had al tijden het ministerschap afgeschreven. Ik had maar één zorg. Hoe red ik het kabinet-Den Uyl? Hoe maak ik een eind aan deze verschrikkelijke formatie?
Plotseling komt het ministerschap toch weer op me af.
Vrolijk en Verdam hebben hun beraad afgerond. Ze willen geen bezwaar maken tegen een 7-7-1-formule, maar dragen wel een oplossing aan in de sfeer van de staatssecretarissen. Ze stellen een formule 8-7-3 voor. ‘Wat?’ zegt Jan. ‘Achttien staatssecretarissen? Twee posten speciaal voor ons te scheppen? Dat is bestuurlijk niet verantwoord. Dat is onaanvaardbaar.’ Dries merkt luchtigjes op dat het land niet in chaos zal vervallen als er twee staatssecretarissen bijkomen.
Ik handhaaf mijn verzet tegen 7-7-1. Jan is benauwd onder zoveel solidariteit. Zuchtend besluiten we morgen weer bijeen te komen om de strijd over de getalsverhouding voort te zetten. Ik keer terug naar de kamer. Het is weer iets van half drie in de nacht. Dick Kalk en Berend-Jan van der Boomen zitten met lange gezichten op me te
| |
| |
wachten. Als ze de uitkomst van het beraad horen verlengen hun gezichten zich tot strepen. Ik krijg de pest in. Zo erg is het ook weer niet. Hun somberheid werkt op mijn zenuwen. Ik rij met Berend-Jan naar huis. Wij wisselen onderweg geen woord. Ik beheer in gedachten het departement van Verkeer en Waterstaat. Fascinerend, eigenlijk, als ik er goed over nadenk.
| |
Zaterdag 22 oktober
Ik heb nauwelijks geslapen. Ik kan het toch niet goed hebben dat ik een fout heb gemaakt, Pietje precies als ik ben. Zoiets is mij in al die maanden formeren nog niet overkomen en dan nét nu, op dit kritieke moment. Ik ben allang weer minister af. Dat kan natuurlijk niet, bedenk ik me al woelend. Het wordt nog een hele hijs dat pakket door de partij te slepen. Dat moet ik zelf doen. Bovendien zal deze formatie diepe sporen nalaten. Als verantwoordelijk fractievoorzitter kan ik nu niet weg. Trouwens: waarom zou Wim Meijer niet op Verkeer en Waterstaat kunnen. Hij, de man van de strijd voor het behoud van de Oosterschelde, de man voor natuurbehoud en milieubeheer. Verkeer en Waterstaat is een milieudepartement bij uitstek. Ik probeer Ien te bereiken. Er is een Partijbestuursweekend, de eerste activiteit van de nieuw gekozen club. Ik moet afbellen, maar haar ook op de hoogte stellen van de laatste stand van zaken. Ik bereik haar in Hotel de Bilderberg. Ze schrikt als ze het ‘plaatje’ hoort. ‘Onaanvaardbaar,’ roept ze. ‘Dat kan toch niet?’ ‘Loop nou niet zo hard van stapel,’ zeg ik. ‘Geef me de kans om het Partijbestuur behoorlijk te informeren. Er is nog geen eindresultaat.’ Ien valt met name over Verkeer en Waterstaat. ‘We kunnen niet alles hebben,’ grom ik. ‘Bovendien is het een prima departement voor Wim.’ Ik hang op met een dubbele kater. Dat belooft wat daar op de Bilderberg.
Ik bel Wim Meijer. Die is beduidend lakonieker. Hij vindt het zeer goed verdedigbaar. ‘Er moet nu hoe dan ook een eind aan komen,’ zegt hij. Ik zeg te vinden dat hij Verkeer en Waterstaat moet gaan doen. ‘Geen sprake van,’ antwoordt hij. ‘Daar zijn wel anderen voor. Ik hoef niet zo nodig in dat kabinet. Weet dat goed. Ik vind het ook verdedigbaar als ik er niet in zit.’
Ietsje opgewekter vertrek ik naar Den Haag. Het hele gezelschap verzamelt zich weer rond de klok van één in de Eerste Kamer. Er hangt een sfeer van mistroostigheid en irritatie. De informateurs zijn het zat, wij zijn hen en elkaar zat.
Ik begin weer de informateurs vast te prikken op hun eigen argumenten in een eerder stadium. Het is onbegonnen werk. Ze leven inmiddels van dag tot dag. En vandaag houden ze niet vast aan zestien mi- | |
| |
nisters.
Jan vindt dat ik wel érg solidair ben. Hij heeft zelf in een eerder stadium ooit eens een 7-7-1-voorstel gedaan (in de tijd van Veringa/Den Uyl) en kan nu dus moeilijk onaanvaardbaar zeggen. In geen geval kan hij echter akkoord gaan met speciaal voor hem in het leven geroepen staatssecretarissen.
Dries is nu tot niets meer bereid. Het wegschenken van Justitie is als het afsnijden van zijn politieke keel. Hij is met een onsplitsbare wilsverklaring gekomen. Daar is aan gesjord en geplukt. Dat heeft er uiteindelijk toe geleid dat hij Volkshuisvesting ook nog heeft weggegeven. Als nu toch weer op 7-7-2 wordt teruggekomen, zal hij weer van voren af aan beginnen met de Justitie/Onderwijs-ruil.
Ik zeg berustend dat we dat dan maar moeten doen, dat wil zeggen opnieuw beginnen.
Jan spreekt er zijn bitterheid over uit dat zijn argumenten nooit met tegenargumenten worden bestreden. Hij heeft een politiek betoog gehouden, waarom het niet verstandig is van het CDA om D'66 zo van zich te vervreemden. Hij heeft meermalen een zakelijk verhaal gehouden ter verdediging van een minister voor Technologie. Hij heeft een bestuurlijk betoog gehouden tegen 18 staatssecretarissen en het enige wat Dries te melden heeft is: ik doe het niet meer?
Dries: Mijn tegenbetoog bestaat hieruit, dat ik de 7-7-1 als formule nodig heb om met dit totaalplaatje thuis te kunnen komen.
Jan: ‘Heeft Dries er begrip voor dat ik niet thuis kan komen met twee speciaal voor mij gefokte staatssecretarissen?’
Dries: ‘Nee.’
De vergadering wordt beëindigd. Vrolijk en Verdam zullen zich beraden over wat hen te doen staat. Waarschijnlijk niets. Zonder afscheid te nemen gaan we uiteen.
Ik loop naar de kamer om Dick Kalk te informeren. Aangezien de besprekingen nog niet definitief zijn beëindigd, ben ik niet van plan zélf de pers te woord te staan. Op de trap kom ik Kruisinga tegen. Hij zegt te zijn opgeroepen voor een spoedberaad en vraagt wat er aan de hand is. ‘Het is mis,’ zeg ik. ‘Wij houden vast aan de tweede zetel voor D'66.’ ‘Je weet hoe ik er tegenaan kijk,’ zegt hij. Dat weet ik. Als wij maar Buitenlandse Zaken afstaan, is Kruisinga tot alles bereid. Ik loop haastig door. Op weg naar huis hoor ik via de autoradio dat Dries en Jan het blijkbaar wel voor gezien houden want ze hebben beiden wel een persconferentie belegd. Ik ben door het dolle heen en maak voor het eerst in deze formatie een fikse ruzie met mijn medewerkers die het ook niet mooier kunnen maken dan het is. En mooi is het niet. Jan Terlouw haalt 's avonds bij Jaap van Meekren zijn gram.
| |
| |
Voor de eerste keer, zoals hij zelf zegt. ‘D'66 heeft om de formatie niet te bemoeilijken tegen allerlei voorstellen gezegd: goed, bespreekbaar, het kan. Hier doe ik niet aan mee.’ Jan boos. En dat voor een redelijk alternatief, denk ik. Het ontgaat mij welk CDA-belang hiermee nu precies is gediend.
Overigens kan ik Jan niet zelf gadeslaan. Hedy en ik bezoeken weer eens een première, deze keer niet aan de overkant. Te laat ontdekken we dat we daarvoor helemaal naar Utrecht moeten, maar de uitnodiging is al aanvaard. Toneelgroep Sater brengt ‘De juf van de Czaar Peterstraat’. Het is alhoewel artistiek zeer boeiend, ideologisch een zelfkwelling. De sociaal-democratie wordt in niet mis te verstane scènes afgeschilderd als een schild voor rechts, haar vertegenwoordigers als de verraders van de arbeidersklasse. Een slecht voorteken.
| |
Zondag 23 oktober
Ik ben niet om te harden. De formatie heeft nu wel een miserabel dieptepunt bereikt. En wat kan ik nog doen. Me dunkt dat ik nu inschikkelijk ben geweest. Zo inschikkelijk zelfs dat ik nog maar moet afwachten hoe dat in de partij uitpakt. Maar ik heb vooral de pest in over de fout die ik gemaakt heb.
Ik bel, vroeger dan anders op zondag, met Joop. Die vertelt mij dat er nog koortsachtig in CDA-kring wordt overlegd over de 7-7-2 formule. Verdam probeert Van Agt en Van Agt Kruisinga over de streep te trekken. Ik hang op en begin te ijsberen. Er wordt in CDA-kring overlegd? En dan? Weer nieuwe verlangens? Terwijl ons partijkader nog steeds in de 8-7-1-euforie van ons laatste congres verkeert? Wie heeft er nu eigenlijk de verkiezingen gewonnen?
Ik bel opnieuw met Joop. ‘Ik kom terug op de portefeuilleverdeling,’ zeg ik. ‘Ik heb een fout gemaakt en heb die grootmoedig laten zitten, maar als die lui een hele zondag zitten te melken over 7-7-1 of 7-7-2 dan heb ik ook geen zin meer in grootmoedigheid.’ ‘Maar dat kan niet!’ zegt Joop geschrokken. ‘Het is al zo moeilijk om ze met 7-7-2 over de streep te krijgen. Als we er nu nog een complicatie overheen gooien wordt het helemaal niets.’ ‘Nou, dat wil ik dan nog wel eens zien,’ zeg ik, ‘mag ik misschien ook een keertje katholiek wezen, na al die maanden?’ ‘Daar kan ik niets tegen zeggen,’ zegt Joop. ‘Maar bel zelf even met Maarten.’
Ik bel met Maarten. Hij blijft onverstoorbaar, als ik hem mijn mededeling doe. ‘Dat is dan één complicatie erbij,’ zegt hij. ‘Ik zal het doorgeven.’ Zijn onverstoorbaarheid heeft nu toch wel iets van lusteloosheid gekregen.
Ik voel mij opgelucht. De fout is hersteld. We moeten maar zien wat
| |
| |
ervan komt, maar ik werk weer volgens schema. Ien belt: Het Partijbestuur is in alle staten. Besloten is om morgenavond een Partijraad bijeen te roepen. Alle delegaties zijn al gewaarschuwd. ‘Hoe kan dat nou,’ zeg ik. ‘Misschien onderhandelen we morgen wel verder.’ ‘Als dat zo is kunnen we de Partijraad een dag uitstellen. Langer niet,’ zegt ze ietwat dreigend.
| |
Maandag 24 oktober
Het belooft een sombere dag te worden. Wim Meijer belt al in alle vroegte. Hij is vanuit CDA-kring gewaarschuwd dat 7-7-1 écht het laatste woord is. Ze houden voet bij stuk. Ik ben geneigd dit soort mededelingen met een korreltje zout te nemen. Stemming maken is ook een onderdeel van de onderhandelingstaktiek. Bovendien: Dries is Dries en dat is niet altijd hetzelfde. Ik wacht maar af.
Ik bezoek een vergadering van het Dagelijks Bestuur op het partijburo in de Tesselschadestraat. Ik tref de mensen daar in grote opwinding. ‘De partij wordt naar de barabiezen geholpen,’ roept Ien van den Heuvel. Gerard Heyne den Bak, een 7-7-2-er van het eerste uur, zit nu op een totaal ander spoor. Dit kan absoluut niet. Het is de totale uitverkoop: Pronk en Meijer vliegen er uit, Volkshuisvesting en Ontwikkelingssamenwerking zijn weg.
‘Wacht nou eens even,’ probeer ik hem te onderbreken. ‘Over welk plaatje heb je het?’ Ik weet niet beter dan dat we Volkshuisvesting weer terug hebben en over CRM wordt nu weer onderhandeld. ‘Zullen we het eindresultaat niet eerst even afwachten?’ vraag ik. Besloten wordt om de Partijraad dan maar een dag uit te stellen. Ik krijg nog de gelegenheid om mijn beleid te verdedigen in een voltallige vergadering van het Partijbestuur, morgenochtend vóór de fractie uit.
We praten nog wat door over de onderhandelingsmogelijkheden. Er ontstaat een scherp conflict over Sociale Zaken. Ik vind nog altijd dat wij Sociale Zaken niet kunnen claimen omdat wij dan Boersma onderuit halen. Die mening wordt niet gedeeld. Men verwacht van mij dat ik het partijbelang behartig en mijn zorgen niet uitstrek tot niet-partijgenoten.
Ik ga naar Den Haag. Onderweg denk ik nog lang na over dit conflict. Dat zou nog wel eens hoog op kunnen lopen, denk ik. Ik ben echt niet van plan om Boersma zomaar te laten vallen. Dat heeft hij niet aan ons verdiend. Bovendien weet ik dat de FNV ons zo'n beleid ook erg kwalijk zal nemen. Eigenlijk ken ik die man helemaal niet, bedenk ik me. In al die jaren heb ik nog nooit een behoorlijk gesprek met hem gevoerd. Voor wie steek ik nu mijn nek uit? Waar staat hij vandaag? Wil hij op deze manier wel blijven? Ik moet in mijn dooie eentje
| |
| |
uiteindelijk die beslissing nemen. Ik besluit hem op te zoeken. Mijn intuïtie drijft mij naar Sociale Zaken. Voor het eerst zit ik oog in oog met Jaap Boersma. ‘Ik wil maar één ding weten,’ zeg ik tegen hem. ‘Als wij Sociale Zaken laten zitten, vecht jij dan voor je terugkeer?’ Het antwoord is bevestigend. Het onderhoud duurt maar kort. Ik word bij de informateurs geroepen, zo wordt mij telefonisch gemeld.
Ik keer vliegensvlug terug naar de kamer en begeef mij binnendoor naar de Eerste Kamer. Voor het eerst bekomt mij dat slecht. De tussendeur zit op slot. Ik ga alsnog buitenom. Gelukkig tref ik geen pers. Vrolijk en Verdam hebben een voorstel. Volgens hen bestaat er nog altijd zicht op een kabinet, maar de poppetjes worden steeds belangrijker. Ze hebben de indruk dat de stroefheid bij de besprekingen over de zetelverdeling mede veroorzaakt wordt omdat iedereen met zijn eigen namen rondloopt. Die moeten dan maar eens op tafel komen. Dat kan niet onder hun leiding, want dan treden ze buiten hun opdracht. Vandaar hun voorstel: een conclaaf van de fractievoorzitters van PvdA en CDA.
‘En Jan Terlouw dan?’ vraag ik. ‘Dat laten we geheel aan jou over,’ antwoorden ze.
Ik verklaar mij tot zo'n conclaaf bereid en kondig aan dat ik mijn nadere wensen, later op de dag, zal doorbellen. Ik zoek als de bliksem contact met Jan Terlouw, die al het onbehagelijke gevoel heeft dat iedereen met iedereen onderhandelt behalve met hem. Ik deel hem mee wat mij is voorgelegd en vraag hem of hij er iets in ziet. Het antwoord is ‘ja.’ ‘Met zijn drieën tegelijk? Of zal ik met Dries beginnen en daarna met jou doorgaan? Het gaat tenslotte om een tweede zetel voor D'66.’ Jan geeft er de voorkeur aan dat ik met Dries begin.
Ik bel met Vrolijk. Dries en ik beginnen. Ik wil het liefst met hem eten. Ik word even later teruggebeld: Dries is akkoord. Om zes uur worden we verwacht.
Intussen hoor ik uit welingelichte kringen dat het CDA-fractiebestuur inderdaad heeft besloten om van de 7-7-1 een breukpunt te maken.
Om zes uur meld ik mij bij de informateurs. Deze keer is de tussendeur open. Ook Dries schuifelt binnen. De informateurs begeleiden ons naar de belendende kamer in de Raad van State en voorzien ons van sigaren en drank. Om zeven uur wordt het eten geserveerd in de Eerste Kamer. Zelf nemen ze voor enkele uren afscheid om te gaan eten in de stad. Ik hoop dat ze het eens zijn geworden over het restaurant.
Het conclaaf begint. Het klikt onmiddellijk. In alle vriendschap beschouwen we eerst wat na over de afgelopen maanden. Dan komen we terzake. Dries maakt mij duidelijk dat het CDA-fractiebestuur beslo- | |
| |
ten heeft om het op 7-7-1 af te maken. Ik weet dat die informatie klopt. Hij zit dus met gebonden handen. Ik zeg dat besluit niet te begrijpen. Waarom jagen ze D'66 toch zo op stang? Welke strategische conceptie zit daar achter? Dries is duidelijk in zijn antwoord. Voor ons zijn het gewoon libertijnen, net als de PvdA. We hebben liever acht dan negen libertijnen in het kabinet. En als dat niet kan, dan maar een kabinet met de VVD. Zover is het nu al bij ons. Ik weet dat hij het meent.
Er wordt geklopt. Het eten is opgediend. Het komt uit Nieuwspoort. Alle gerechten staan tegelijk op tafel. Het voorgerecht is Ardenner ham. Ik denk aan de uitspraak die Dries tijdens één van de eerste gesprekken deed, toen wij nog zo aan het jagen waren. ‘Kalm aan toch, jongens, we moeten het wat Belgischer aanpakken.’ ‘Laten we de zaken omkeren,’ stelt hij voor. De ham is koud, de kip is warm: we promoveren de ham tot nagerecht.
Ik volg zijn voorbeeld. Intussen denk ik ijverig na over een nieuwe opening. Ik heb plotseling een gevoel van ‘nu of nooit’. Als dit niet lukt dan komt er geen kabinet-Den Uyl. Het is de laatste mogelijkheid. Het hele Nederlandse volk zit nu op ons te wachten. Er is een conclaaf aan de gang van twee mannen. Die moeten er uitkomen. Ik voel me plotseling ook meer dan een onderhandelaar. Ik krijg iets over me van een formateur. Hoe dan ook moeten we vanavond slagen. Ik doe een voorstel dat ik de hele formatie niet over de lippen heb kunnen krijgen. ‘Valt er te praten over 7-7-2 met Binnenlandse Zaken en Justitie naar het CDA. De minister van Binnenlandse Zaken wordt dan tevens vice-premier,’ zeg ik taktvol. Dries lacht en denkt. We lopen weer naar de kamer in de Raad van State waar een koffie met cognac wordt binnengebracht. We steken een sigaar op. ‘Daar zeg je me wat,’ zegt Dries, ‘daar moet ik even over peinzen.’ Hij maakt wat krabbels. Na een poosje zegt hij, ‘nu ga ik wel buiten mijn boekje. Als we er niet uitkomen heeft dit gesprek niet plaatsgevonden. Maar laten we maar eens kijken hoever we komen.’ We beginnen weer plaatjes op te stellen. Zoals afgesproken met de informateurs noemen we daarbij man en paard. Hij noemt Boukema voor Justitie. Dat lijkt mij prima. ‘Andriessen en Kruisinga samen in het kabinet, dat kan niet,’ zeg ik. ‘Aan wie geef je de voorkeur,’ vraagt Dries. ‘Aan Andriessen,’ antwoord ik. We bespreken de dubieuze rol die Kruisinga in de afgelopen maanden heeft gespeeld. Ik hoor dat Andriessen dan voorbestemd is voor Economische Zaken en dat Lubbers naar Ontwikkelingssamenwerking gaat. Ik ben het daarmee niet eens en pleit met klem voor de continuïteit van de sociaal-economische driehoek. Dries vindt dat zijn makkers het niet goed gedaan hebben. Ze hebben een slechte naam bij
| |
| |
de werkgevers, liggen onderling veel overhoop en hebben hun departement niet in de hand. Ik hou voet bij stuk. Het nieuwe kabinet kan ze niet missen, gezien de lange duur van de formatie. Ik wil Ontwikkelingssamenwerking ook niet afstaan. Het gevecht begint nu pas goed. Ik leg hem het volgende plaatje voor:
PvdA |
CDA |
D'66 |
Algemene Zaken |
Binnenlandse Zaken (vice-premier) |
Verkeer en Waterstaat |
Buitenlandse Zaken |
Justitie |
Technologie |
Financiën |
Economische Zaken |
|
Onderwijs |
Defensie |
|
Volkshuisvesting |
Landbouw |
|
Ontwikkelingssamenwerking |
Sociale Zaken |
|
Volksgezondheid |
CRM |
|
Dries pakt het plaatje op en begint te ijsberen. Ik laat hem een tijdje begaan en vraag dan: ‘Valt er nog te praten over 8-7-1? Laten we toch ophouden met die ontluistering over en weer en van de politiek. Je kunt de pijn op twee manieren verdelen. Door elkaar tandenknarsend het licht in de ogen te gunnen of door elkaar op vitale punten de voet dwars te zetten. Ik kies voor het eerste.’
‘Nee, beste Ed,’ zegt Dries. ‘Dat station is gepasseerd. Dat maak ik niet.’ Er wordt geklopt. Tjeenk Willink: ‘De heer Peijnenburg aan de telefoon voor de heer Van Agt.’ Dries rent weg. Ik ga hem woedend achterna en roep tegen Tjeenk dat het een conclaaf is en dat wij niet gestoord zouden worden. Maar er is niets aan te doen: Dries belt. Ik maak van de gelegenheid gebruik om Jan Terlouw in te lichten over de stand van zaken en hem mee te delen dat het wel iets later zal worden. Hij maakt geen bezwaar en vindt dat ik op de goede weg ben.
Het telefoontje van Dries duurt langer en langer en ik word bozer en bozer. Vrolijk en Verdam zijn terug van weggeweest en lezen de krant. Ik vraag hen om in te grijpen. Dit is toch geen manier. Na een half uur loop ik de kamer binnen waar Dries zit te bellen. ‘Kom Dries,’ zeg ik, ‘we zijn in conclaaf. Jan Terlouw wacht.’ Dries gebaart dat hij er aan komt. Het duurt nog een kwartier. Verdam steekt nu zijn hoofd om de deur. Dat heeft meer effect. Even later zitten we weer onder vier ogen. Wat ik vreesde gebeurt. ‘Sorry Ed,’ zegt Dries, ‘ik moet ervan afzien. Men accepteert in mijn kring niet dat ikzelf niet op Justitie kom.’ Ik kan wel huilen. Maar ik neem het toch niet. Na een half uur heb ik hem weer waar we waren voordat het telefoontje kwam.
Hij loopt weer te ijsberen met mijn voorstel. Plotseling legt hij het
| |
| |
weer voor mijn neus met een paar ingetekende kruisen. Dit is mijn laatste woord, zegt hij. Ik zie Ontwikkelingssamenwerking tegen Defensie en Volksgezondheid tegen Landbouw. Ik wanhoop. Het gaat nu toch nog een paar keer heen-en-weer. Op een gegeven ogenblik zit ik met alle welzijnsdepartementen in mijn hand. ‘Dat kan niet,’ zegt hij en vraagt CRM. Ik weiger. Ik ben inmiddels Ontwikkelingssamenwerking al kwijt. Daar was geen wrikken meer aan. Hij claimt Volksgezondheid. ‘Maar het abortusakkoord,’ zeg ik. ‘Jullie houden Justitie.’ Hij verwijst naar de ministeriële commissie die verantwoordelijkheid neemt voor het abortusakkoord. Ik accepteer de ruil Volksgezondheid tegen Defensie onder het beding dat wij een staatssecretaris voor Volksgezondheid leveren die de abortus in zijn portefeuille krijgt. Hij gaat akkoord.
Ik probeer nog één ding. Ik bied Defensie aan in ruil voor Sociale Zaken. Hij hapt grif toe. Ik deel hem mee, dat ik er toch van af zie, in de stellige verwachting dat Boersma terug komt op Sociale Zaken. Zo nee, dan acht ik mij niet aan dit akkoord gebonden.
Dries wijst erop dat wij wel over personen hebben gesproken, maar dat er geen afspraken zijn gemaakt. Formeel is dat juist, beaam ik, maar dit gesprek kan alleen maar slagen als we elkaars personenkaart zo'n beetje kennen. Ik ga dus akkoord onder een aantal uitdrukkelijke verwachtingen. Tenslotte verzoekt hij nog dringend de minister voor Technologie weer terug te brengen in de Trip-staat. Dat wil zeggen: hij wordt verbonden aan Onderwijs en niet aan Economische Zaken. Ik stem daarmee in. We zijn rond. Het plaatje ziet er nu als volgt uit:
PvdA |
CDA |
D'66 |
Algemene Zaken |
Binnenlandse Zaken (vice-premier) |
Verkeer en Waterstaat |
Buitenlandse Zaken |
Justitie |
Wetenschapsbeleid |
Financiën |
Economische Zaken |
|
Onderwijs |
Ontwikkelingssamenwerking |
|
Volkshuisvesting |
Landbouw |
|
CRM |
Sociale Zaken |
|
Defensie |
Volksgezondheid |
|
We gaan staan en geven elkaar een hand. ‘Een historisch moment,’ zeg ik. ‘Kan ik ervan op aan dat je ervoor gaat staan,’ vraagt Dries. ‘Daar kun je van op aan,’ zeg ik. Dat zal al snel blijken.
We roepen Jan Terlouw binnen. We laten hem het plaatje zien. Jan schrikt. ‘Zijn’ minister voor Technologie weer onthalsd? ‘Maar dat kan toch niet? Wat zijn daar nu de zakelijke redenen voor?’ Hij vindt
| |
| |
het verschrikkelijk en nog niet eens om politieke redenen. Deze minister is zijn troetelkind. Hij heeft het idee al jaren geleden in de kamer gelanceerd en is de vaste overtuiging toegedaan dat de ontwikkeling van de technologie Nederland door de economische crisis moet slepen. Hij verwijst naar het buitenland waar bijna overal zo'n functionaris bestaat. Hij krijgt geen tegenargumenten. Niet van Dries, maar ook niet van mij. ‘Ik heb mij gecommitteerd, Jan,’ zeg ik, een verontschuldigend gebaar makend. ‘Dan heb ik maar liever één post,’ zegt Jan krijtwit. ‘Dat doe je me niet aan,’ roep ik geschrokken. ‘Dat kun je politiek toch niet maken?’ Jan neemt wat gas terug. Ik probeer toch nog even een opening te maken, ‘alleen natuurlijk als Dries dat goed vindt.’ Ik stel voor dat we nu afspreken dat er een minister van Wetenschapsbeleid bij Onderwijs komt, maar dat de fractievoorzitter van D'66 zich het recht mag voorbehouden om bij de formateur een nader voorstel in te dienen dat besproken zou kunnen worden met de drie meest betrokken kandidaat-ministers, namelijk die van Economische Zaken, van Onderwijs en van Wetenschapsbeleid. Dat voorstel zou moeten gaan over het takenpakket, waarbij ook de technologische ontwikkeling betrokken wordt en niet wordt uitgesloten dat een andere situering dan nu is overeengekomen toch de voorkeur verdient. Dries vindt het prima. ‘Als we maar bij Onderwijs beginnen.’ Jan gaat ook akkoord. Opnieuw worden er handen geschud. Ik ben erg opgelucht. Het is voorbij, die lange zomer. Ik voel me nu ook een beetje een geslaagde formateur. We stappen de kamer binnen waar Vrolijk en Verdam nog steeds met de krant bezig zijn.
‘U bent geslaagd heren,’ zeg ik ietwat hatelijk. Maar dat laatste valt niet op. Ze zijn erg blij. Vooral Verdam is nu één en al lach. Ze volgen ons naar de conclaafkamer om één en ander notarieel vast te leggen. Langzaam dicteer ik de brief die zij aan de fractievoorzitters zullen schrijven. ‘De staatssecretarissen zullen verdeeld worden volgens de formule 8-7-1,’ zeg ik tenslotte, met enige zelfspot in mijn stem.
Ik bel met Joop. Het is de eerste keer dat wij die avond contact hebben. Hij zit te wachten op Algemene Zaken. ‘Ik ben eruit, Joop,’ roep ik enthousiast. ‘Nou, vertel eens,’ zegt hij tot mijn teleurstelling. ‘Ik zeg ik ben eruit, Joop,’ zeg ik. ‘Ja, dat zei je al,’ zegt Joop. ‘Hoe ziet het eruit?’ ‘Het kabinet komt er, Joop,’ zeg ik, ‘ik ben eruit.’ ‘O ja, prachtig, gefeliciteerd Ed,’ zegt Joop. Dat wou ik even horen. Ik vertel wat er nu precies uitgekomen is. ‘Dat is verdedigbaar,’ zegt Joop. Ik bel vervolgens met Ien. Ik krijg een slaperige stem, die onmiddellijk klaarwakker is als ik de situatie heb uiteengezet. Ze vindt het maar niks. Ik wijs erop dat het beter is dan wat ik haar zaterdag heb doorgegeven. Verkeer en Waterstaat is weer CRM geworden. ‘Dat is ietsje
| |
| |
beter maar het blijft beroerd. Maar ik zal het wel verdedigen. Of het Partijbestuur het pikt is zeer de vraag.’
Ik hang op, nu toch wel wat teleurgesteld. Buiten wacht de pers. Ik heb ze deze week zo vaak moeten teleurstellen, zo diep in de nacht, dat ik nu blij ben dat ik iets positiefs te melden heb. ‘We zijn eruit,’ zeg ik. ‘De komst van het kabinet-Den Uyl is nu nog maar een kwestie van dagen.’ Naar tevredenheid luidt de vraag die allen op de lippen brandt. Ik kan echter nog geen concrete mededelingen doen. ‘We hebben de pijn verdeeld,’ zeg ik.
Ik loop naar mijn kamer waar mijn medewerkers wachten. Ze kijken niet veel vrolijker dan vrijdagnacht. ‘Wanneer is de Partijraad?’ vraagt Dick Kalk. Ik realíseer me dat ik dat niet met Ien heb besproken. We bellen haar weer uit bed. ‘Morgenavond,’ zegt ze. Ik ga akkoord. Hoe sneller ik er nu af ben hoe beter.
Er komen journalisten binnen die inmiddels met Dries hebben gesproken. ‘Wat heb je nou gedaan?’ vragen ze. ‘Dries is in triomfstemming.’ ‘Hoe kan dat nou?’ vraag ik op mijn beurt. Maar het is zo. Tegenover het ANP heeft hij verklaard ‘zich in maanden niet zo kiplekker te hebben gevoeld.’ Hij krijgt een post die hij altijd al heeft begeerd. Hij behoudt de macht over de politie.
Het is weer half vier als ik thuis kom. Ik kan niet zeggen dat ik me kiplekker voel.
| |
Dinsdag 25 oktober
Ik moet er alweer vroeg uit. Er wacht mij een overvol programma. Om half twaalf Partijbestuur. Om één uur fractie. Om zeven uur Partijraad. Ik zie er als een berg tegenop. Maar eerst wacht mij een klus die ik nog veel erger vind. Ik moet Irene en Jan bellen dat ze niet terugkeren. Ik heb ze moeten laten vallen. Toen ik de slotfase van de formatie in ging heeft iedereen tegen me gezegd: ‘Ed, maak je los van de personen, anders kom je er nooit uit.’ Ik heb dat gedaan en ook weer niet. Wie uiteindelijk Ontwikkelingssamenwerking prijsgeeft laat Jan Pronk vallen. Zo is dat. Ik heb daar vannacht persoonlijk de verantwoordelijkheid voor genomen en niemand anders. Maar rot vind ik het wel. Niet zozeer omdat dit me door de partij niet in dank zal worden afgenomen. Maar omdat Jan het goed gedaan heeft en zo graag weer terug had willen komen. Als ik de telefoon pak ben ik blij dat ik fractievoorzitter blijf. Ik bel eerst Irene. Dat vind ik toch iets minder moeilijk, omdat Irene geweten heeft dat Volksgezondheid niet hoog op onze prioriteitenlijst heeft gestaan. Irene reageert alleraardigst. ‘O, jullie hebben zitten kwartetten,’ zegt ze, ‘en toen zei Dries, ik wil van de serie welzijn Volksgezondheid en Milieu.’ ‘Precies,’ zeg
| |
| |
ik. ‘Ik heb het wel voorzien, zit er maar niet over in.’
Nu Jan Pronk. Dat is andere kost. Hij reageert bitter en aangeslagen. Hij had het bovendien al gehoord. De tranen springen in mijn ogen, maar ik word ook een beetje nijdig. ‘In de politiek werken we niet met garantiebewijzen,’ denk ik, bitter op mijn beurt. Het zijn maar de reacties van het eerste moment. Al snel zal ik van enige persoonlijke bitterheid weinig meer merken.
Mijnheer Van den Akker staat alweer klaar om mij naar Den Haag te brengen. Ik pak De Volkskrant en schrik van de voorpagina. Kees Bastianen meldt een opstand in de PvdA tegen het vannacht bereikte akkoord. Hij heeft al negatieve kommentaren verzameld van Partijbestuursleden en gewestelijke afgevaardigden. Hoe kan dat? We zijn pas om half twee naar buiten gekomen en dan nog zonder concrete mededelingen. Bij herlezing blijkt dat de opstand betrekking heeft op de tussenstand van het weekend, een achterhaald voorstel. Ik ben razend. Dat is ingetrokken. Dat is stemmingmakerij. Ik denk aan een uitspraak van Hedy: ‘Het probleem van deze formatie is dat de politici teveel journalistiek en de journalisten teveel politiek bedrijven.’
Om half twaalf ben ik weer terug in de Eerste Kamer, maar nu om mij te verantwoorden tegenover het Partijbestuur.
Er hangt een nerveuze stemming. Er is maar weinig tijd. Deze keer wil ik de besluitvorming meemaken, voordat ik naar de fractie ga. Gerard Heyne den Bak legt ons eerst de vraag voor welk karakter de Partijraad vanavond zal hebben. Adviserend of besluitvormend. Besluitvormend, vindt men. Ik werp de vraag op of dat wel overeenkomstig onze statuten is. Volgens Gerard wel. Ik zet niet door. Ik wil graag losbranden. De procedures kunnen me gestolen worden. Een uitspraak van een Partijraad is een politiek gegeven, welk reglementsartikel daar ook aan ten grondslag ligt.
Ik brand los. Zet uiteen wat er is afgesproken. Waarom het zo is gegaan. Wijs op het belang van 7-7-2 gezien de opstelling van D'66 en verdedig waarom ik uiteindelijk Boersma niet het nekschot heb willen geven. ‘Ik sta hiervoor,’ zeg ik.
Het gezelschap rolt over me heen. Ien heeft een vernietigend oordeel. ‘Er is alle aanleiding om nee te zeggen.’ Toch is ze bereid om het ja op de Partijraad te verdedigen, maar vanuit de erkenning dat wij een nederlaag hebben geleden. ‘Dit kan niet meer óns kabinet zijn.’ De rest van het Partijbestuur ziet weinig in die aanpak. Het is of ja of nee. Niet nee, maar toch ja. Gerard Heyne den Bak voert nu de nee-groep aan. Dit kan absoluut niet. Een meerderheid sluit zich bij hem aan. Joop den Uyl is aanwezig. Hij wordt razend. Heftig geëmotioneerd neemt hij het voor mij op. ‘Het Congres heeft niet voor 8-7-1 geklapt
| |
| |
maar voor een onderhandelaar. Sinds wanneer geldt het vertrouwen alleen als er 100% uitkomt? Niet óns kabinet? Ik ga niet zitten in een kabinet dat niet óns kabinet is.’
Ik heb het laatste woord. Ik kondig aan niet geëmotioneerd te zullen zijn, maar als ik spreek word ik het toch. ‘Sorry mensen, er zat niet meer in. Het alternatief is oppositie,’ zeg ik. Er wordt gestemd. Een paar mensen zijn toch overtuigd. De uitslag is 8-7 voor ‘ja’, met één onthouding. Toch 8-7-1. Mijn eigen stem geeft de doorslag.
Ik steek over naar de Tweede Kamer. De fractie wacht. Nu ik het Partijbestuur om heb kan mij weinig meer gebeuren, denk ik. Maar dat valt verschrikkelijk tegen. Ook in de fractie heeft men geen goed woord over voor dit onderhandelingsresultaat. De ene spreker na de ander rolt over me heen, ook sprekers waarvan ik dat helemaal niet verwacht. Het ‘nee, dit niet’, ‘onaanvaardbaar’, ‘teleurstellend’, ‘beschamend’, overheerst de eerste ronde die enkele uren in beslag neemt. Vondeling merkt als laatste spreker ironisch op dat als het zo doorgaat er inderdaad een conflict met het Partijbestuur voor de deur staat. Dat heeft immers al ja gezegd.
Ik begin te antwoorden en begrijp dat ik nog één keer moet vlammen, wil ik het redden. Ik wijs erop dat voor de meerderheid van de fractie de 7-7-2 steeds bespreekbaar is geweest. Nou, zover zijn we dan nu. Op de valreep. ‘Ik heb vannacht tijdens het conclaaf de stellige indruk gekregen dat het CDA, als het zou breken op 7-7-1, de overstap naar de VVD zal maken.’ Niettemin heb ik geknokt voor de tweede zetel voor D'66. Ik deel de fractie mee dat Jan Terlouw zojuist de volgende verklaring heeft afgelegd: ‘De wippositie van D'66 is alleen maar van betekenis als het tot een kabinetscrisis komt. D'66 staat onverminderd op het standpunt dat er bij een kabinetscrisis, wie hem ook maakt, nieuwe verkiezingen moeten komen. Het gaat dan niet aan om de PvdA in zo'n geval het bos in te sturen. Die moet de primaire verantwoordelijkheid krijgen voor de kamerontbinding, niet een CDA-rompkabinet.’
Ik zet vervolgens per departement uiteen waarom het resultaat is zoals het is, eindigend met de ruil Defensie-Sociale Zaken, waar ik onder een uitdrukkelijk beding van heb afgezien.
Tenslotte weiger ik in te gaan op de suggestie van velen dat ik terug zou moeten naar de onderhandelingstafel. Geen sprake van. ‘Ik sta hier voor.’ Ik heb een primaire verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van dit akkoord, die kom ik na. Doorpraten heeft geen zin. Er is nu geen tijd meer te verliezen. Het kabinet moet er snel komen of het hoeft niet meer. Tijdwinst is geen onderhandelingswinst. Een beter resultaat zit er niet in. Wel het risico van oppositie. Ik dwing
| |
| |
de mensen tot een keuze: ja of nee, hom of kuit, geen vlucht in tussenoplossingen. De stemming loopt goed af: het wordt 31 tegen 14. Maar leuk is het al met al toch niet. Er hangt een katerstemming. De verdeeldheid is groot. Nog niet eerder heb ik zoveel uitvallers te verstouwen gekregen. Het is me bar tegengevallen.
Voordat ik naar de pers ga bel ik met Hedy. Die maakt zich erg ongerust. Ze hoort de hele dag Van Agt maar voor de radio roepen dat hij zo ontzettend tevreden is. De mensen krijgen de pest in. Waarom komen jullie niet met een tegenoffensief: ‘De PvdA is ook tevreden?’ ‘Omdat we niet tevreden zijn,’ zeg ik.
Ik moet nu de pers te woord staan. Dat moet op een holletje. Het is al tegen half zes en om zeven uur begint de Partijraad in Utrecht. De persconferentie verloopt slecht. De journalisten zijn al even kritisch als de fractie. Mijn weerwerk houdt niet over. Ik ben zo langzamerhand doorgedraaid. Nog even naar het NOS-journaal: ‘Ik constateer wel, dat de redelijke opstelling van de PvdA slechter betaald is geworden dan het onredelijke “nee” tegen de verkiezingsuitslag van het CDA,’ vertel ik miljoenen kijkers, die daardoor ook niet in enthousiasme zullen zijn ontbrand.
Vlug nog een rondje Den Haag Vandaag.
Vraag: ‘Waar is nu de verkiezingswinst gebleven van de PvdA?’
Ik: ‘Ik heb er een maand voor gevochten via de 8-7-1 formule. Men heeft ons de verkiezingsoverwinning kwantitatief niet gegund. Op een gegeven moment moet je dan afwegen het bijltje erbij neergooien en het land in de onregeerbaarheid storten of toch je verantwoordelijkheid nemen. We hebben voor het laatste gekozen. Kwalitatief zijn we enigermate gecompenseerd, maar nog niet in redelijke mate. Ik moet constateren dat het kabinet nu start met een weeffout, maar dominerend, overheersend was in de afweging die ik vannacht moest maken: er moet een eind aan komen, de mensen schreeuwen om een kabinet-Den Uyl. Dan maar een knoop doorgehakt en het CDA deze politiek van afgunst dan maar gunnen.’ Het klinkt nog steeds niet vrolijk.
In de auto van Dick Kalk racen we naar Utrecht. Ik heb de bedoeling om een paar punten op papier te zetten. Ik zal de Partijraad moeten inleiden. Maar de auto heeft een mankement, hortend en stotend leggen we het traject af, bang dat we halverwege zullen blijven steken. Van schrijven komt niets. Van denken nog minder.
Precies op tijd arriveren we in Utrecht. De Partijraad blijkt zich af te spelen in de, veel te grote, Congreszaal. Als ik op het spreekgestoelte sta, slaat de kilte me tegemoet. Geen applaus als ik opkom, deze keer. Zorgelijke zelfs boze gezichten, verspreid over een oplopende zaal die ver boven mij uit torent. Het lijkt wel een tribunaal. Helemaal boven- | |
| |
aan staat een demonstrant met een verkiezingsaffiche. Over het gezicht van Joop staat met rode letters VERRAAD gekrast.
Ik begin bij het Congres. Hoezeer dat in het teken stond van de 8-7-1-brief van Vrolijk en Verdam. Nog voordat u goed en wel was uitgeklapt gleed de 7-7-2 al in mijn brievenbus. ‘Partijgenoten, bespaarmij uw woede over die handelwijze, want niemand kan woedender zijn geweest dan ik.’ Ik wijs er echter op dat het nu om een zakelijke afweging van de feiten gaat, waarbij gezichtsverlies niet telt. Ik vraag geen applaus. Ik weet dat wij met deze uitkomst slechter beloond worden dan we op grond van onze redelijkheid verdienen. ‘Toch acht ik het mijn plicht, om, zonder vreugde, en zonder dat ik enig enthousiasme van u vraag, dit voorstel als uitgangspunt voor de samenstelling van het nieuwe kabinet-Den Uyl te aanvaarden.’ Ik hanteer drie argumenten.
‘Ik heb uren en uren en uren gesproken met de onderhandelaar van het CDA. Er is voor mij geen enkel geheim, geen enkele manoeuvre die ik zo langzamerhand niet doorzie. Maar ik weet, en ik ben tot de conclusie gekomen, dat er niets méér in zit ... dan deze uitkomst.’
‘Er is geen tijd meer te verliezen, we kunnen niet eindeloos zo doorgaan. Een maand knokken om de getalsverhouding tégen een publieke opinie in, die het duidelijk niet meer pikt ... onder immense druk van de sociaal-economische problematiek ... de nodige maatregelen die moeten worden genomen, een vakbeweging die nu om daden vraagt ... Het CDA mag dan eindeloos kunnen doorgaan met het jongleren met het landsbelang, ik ben daar niet langer toe bereid.’
‘Breken, want dat is dan het alternatief, leidt tot verschillende consequenties ... die ik persoonlijk niet verantwoord acht.’ Ik noem een nieuwe informatiefase zinloos. De kaarten liggen zoals ze liggen.
Een minderheidskabinet? Hoe komt dat tot stand als daarvoor geen parlementaire meerderheid aanwezig is? Een rechts kabinet als alternatief? Als uitvalsweg onaanvaardbaar.
Tenslotte verdedig ik toch nog het eindresultaat op zijn inhoudelijke merites. Verwijs naar de verklaring van Jan Terlouw. Wijs op de mogelijkheid om Sociale Zaken te verkrijgen, maar waarom ik dat heb nagelaten. En onder welk beding.
Als ik uitgesproken ben valt er een ijzige stilte. Een schriller contrast met 10 dagen terug laat zich niet denken.
Ien komt na mij. Ze wil er niet om heen draaien. Het is een nederlaag. Maar ze roept de Partijraad toch op om ja te zeggen. Ook voor haar geen applaus.
Dan barst de hel los. Drieëntwintig sprekers dienen zich aan. Twintig laten geen spat van het onderhandelingsresultaat heel. Nu klinkt er
| |
| |
wel applaus. Elke spreker die zegt het voorstel volstrekt van de hand te wijzen kan rekenen op een ovatie. Men vindt het ‘schande’, ‘een historische vergissing’, ‘de pijn van het CDA lijkt veel op marsepein’, ‘de verkiezingen gewonnen, de formatie verloren’, ‘we worden puinruimer van het kapitalisme’, ‘Van Agt wordt gelukgewenst als uitstekend onderhandelaar.’
Ik kom terug. Deze keer meer geëngageerd dan in eerste termijn. Ik vind dat er nu wel ‘schromelijk wordt overdreven’. Ik zou geen strijdlust meer hebben? Na vijf maanden de zaak beu zijn? Dat zullen we nog eens zien: ‘Want ik zal al mijn strijdlust investeren, hedenavond, om u van een onverantwoorde beslissing af te houden.’
Ik wijs op de relativiteit van alle dingen. Als ik Defensie had ingeruild tegen Sociale Zaken, waren veel van de bezwaren vervallen. Sommige sprekers hebben gewaarschuwd dat, als we deze weg opgaan, een botsing met de vakbeweging onvermijdelijk is. Welnu: exact het omgekeerde is het geval. ‘Als ik die Judaskus had uitgedeeld en de vertrouwensman van de vakbeweging in het kabinet-Den Uyl I zou hebben opgeofferd voor het mooie plaatje van de PvdA dan was pas goed de vertrouwensrelatie met de vakbeweging stuk geweest.’
Ik ben zwaar gepikeerd over de felicitaties aan Van Agt. ‘Meneer Van Agt is niet van beton, meneer Van Agt heeft een chronisch gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel, meneer Van Agt kan eindeloos doorgaan met kwartetten, wat hem betreft kan het nog maanden duren voordat er een kabinet komt, maar het is genoeg geweest, het is uit, er is niets meer te kwartetten, dit is het onderhandelingsresultaat, dit is het kabinet-Den Uyl. Niet zo fraai als we hadden gedacht, maar er zit niet meer in en het alternatief is géén kabinet-Den Uyl.’
‘Als u de beuk er in wilt zetten en het kabinet-Den Uyl wilt offeren, dan neemt u een hele zware verantwoordelijkheid op u. Maar in geen geval kunt u mij terugsturen naar de onderhandelingstafel.’
Een paar mensen beginnen te klappen, maar houden snel op als niemand invalt.
Ien doet opnieuw een dringend beroep op de Partijraad om ja te zeggen. ‘Ik wil u dringend vragen: laten wij het vanavond wagen met dit kabinet, dat op dit moment dan misschien nog niet, maar misschien wel in de toekomst, het etiket kan verdienen dat het óns kabinet is.’
Wel heeft ze veel begrip voor de storm van kritiek. Het Partijbestuur zal ‘welke uitspraak u ook doet’ respecteren.
Joop komt naar voren. Hij verklaart het aan te durven met het kabinet, met die zetelverdeling die Ed van Thijn als onderhandelaar heeft geaccepteerd. ‘Dat zijn negen progressieven en zeven CDA-ers.’
‘Het wordt niet een coalitie uit de vijftiger jaren. Het wordt, met alle
| |
| |
gebrek, het eerste parlementaire kabinet met een progressieve meerderheid in de Nederlandse geschiedenis.’
‘Als dat tweede kabinet-Den Uyl er niet komt, dan pas hebben we de verkiezingen verloren. Als dat tweede kabinet-Den Uyl er niet komt dan wint het CDA, dan wint rechts, dan wint de reactie in dit land die sterk is.’ Maar er is geen zalf aan te smeren.
Er melden zich toch nog elf sprekers. Onze argumenten hebben geen indruk gemaakt. Ons dilemma is een vals dilemma. Reckman handhaaft zijn motie. De Partijraad, gebruik makend van haar recht het laatste oordeel te geven over de resultaten van de kabinetsformatie, wijst op grond van een hele serie overwegingen, ‘onder deze voorwaarden deelname aan het beoogde coalitiekabinet af’. De motie moet zo worden uitgelegd, dat heropening van de onderhandelingen niet is uitgesloten, terwijl er ook nog alternatieven zijn om aan de regering te komen.
Ik mag nog één keer opdraven. Ik maak een ironische opmerking over het feit dat één van de overwegingen om nee te zeggen is dat wij Binnenlandse Zaken niet hebben gekregen, nota bene, geen enkel partijorgaan heeft daar ooit om gevraagd, maar kom snel tot het hoofdpunt: ‘U mag het onderhandelingsresultaat afwijzen, dat is uw volste recht, maar dan draagt u ook de politieke gevolgen van die beslissing. En de politieke gevolgen zijn dat deze onderhandelaar niet meer teruggaat naar de onderhandelingstafel. En dat is helemaal niet dramatisch. Wij zullen morgen een fractievergadering beleggen en de besluiten van deze Partijraad evalueren. En dan zijn er twee mogelijkheden. Voor één mogelijkheid, heropening van de onderhandelingen, ben ik niet beschikbaar.’
Ien sluit af: ‘Ik roep u op voor het eerste te kiezen, maar ik zeg u namens het Partijbestuur toe, dat als u voor het tweede kiest, dat besluit door het Partijbestuur gerespecteerd wordt.’
De valbijl valt. De motie-Reckman wordt met 53 tegen 35 stemmen aangenomen. Er klinkt gejuich.
Ik pak mijn spullen in en probeer te lachen. Ik tracht mij terug te trekken in een schelp van onverschilligheid. Dan komt Marcel van Dam op mij af en geeft mij een hand. Zijn ogen zijn betraand, hij zegt niets. Nu schieten ook mij de tranen in de ogen. Ik wil weg en draai me om. Tientallen journalisten, fotografen, cameralieden hebben het podium bestormd en komen op me af. Ik schrik. Ik voel me naakt in de schijnwerpers, als in een boze droom. ‘Nu niet,’ roep ik, of iets dergelijks. ‘Eerst overleg,’ zegt Dick Kalk, die mij bliksemsnel afvoert. Zodra ik van het podium af ben is de emotie over en maakt plaats voor strijdlust. Joop en ik trekken ons terug in de ‘VIP-room’. Ien kan er niet bij
| |
| |
zijn. Ze staat de pers te woord. Later verklaart ze mijn kreten zo te hebben begrepen dat zij maar voor de commentaren moest zorgen. Het kan ook best dat ik dat gezegd heb. Een ‘black-out’ is moeilijk te reproduceren. Joop en ik spreken af dat we het aan de fractie zullen voorleggen of de uitspraak van de Partijraad moet worden opgevolgd of dat ‘het conflict’ wordt voorgelegd aan een Buitengewoon Congres. Hij zit wel met een probleem. Vrolijk en Verdam hebben uiteraard in hun eindrapport geadviseerd om hem weer zo snel mogelijk tot formateur te maken. Vroeg of laat moet hij uitsluitsel geven. Laat dan maar, liefst na de fractie.
Ik sta nog kort de pers te woord en beantwoord wat vragen in Den Haag Vandaag, vandaag in Utrecht. ‘De fractie heeft een primaire verantwoordelijkheid,’ zeg ik. ‘We komen morgen bijeen.’ Na mij komt len: ‘Het besluit dat de Partijraad hier vanavond genomen heeft, is het besluit van de partij.’
Vraag: ‘Dus ook van de fractie.’
Ien: ‘Daar moet ik van uitgaan.’
Ton Planken sluit af: ‘U zag Henk van Hoorn o.a. met de heer Van Thijn in wat toch zeker het moeilijkste moment uit diens politieke carrière moet zijn geweest. Als morgen de fractie van de PvdA van opvatting blijkt te zijn veranderd, vergeleken bij wat ze vandaag vond, onder druk van die Partijraad, dan is natuurlijk de positie van Van Thijn als leider van die fractie onhoudbaar geworden.’
Wij kijken bij mij thuis naar deze extra-uitzending rond middernacht. Wij: dat zijn een aantal rotgenoten die spontaan, na afloop van de Partijraad, even komen aanwaaien. Jan Schaefer, Marcel van Dam, Jos van Kemenade, Dick Kalk en Joop den Uyl. We praten nog uren na. Dat kabinet-Den Uyl, dat komt er toch, maar het is wel een lange mars.
|
|