| |
| |
| |
5 Veringa/Den Uyl informateurs
| |
Vrijdag 2 september
Uitslapen is er niet bij. Het is niet meer gelukt gemaakte afspraken te verzetten. In alle vroegte dienen de bezoekers zich aan. Schuimbekkend poets ik mijn tanden.
's Middags is het Partijbestuur bijeengeroepen. De Partijraad van morgen moet worden voorbereid. Het Partijbestuur moet een advies uitbrengen. Van het enthousiasme waarmee de fractie het akkoord heeft aanvaard is in dit gezelschap weinig meer te bespeuren. Het jongste advies van Prakke is hard aangekomen. De aarzeling is groot. Tóch trek ik ze over de streep. ‘Prakke heeft vanuit zijn verantwoordelijkheid terecht gewezen op de staatsrechtelijke gaten,’ zeg ik, ‘maar die zijn politiek gedicht.’
Een meerderheid besluit tot een positief advies.
's Avonds pakken zich nieuwe wolken samen. Dries verschijnt in Tros-Aktua. Ik knijp mijn tenen samen.
Van Agt: ‘Ik zal nooit mijn handtekening zetten onder een wetsontwerp waar ik het helemaal niet mee eens ben.’
Vraag; ‘Dus we lopen de kans dat we over anderhalf of twee jaar eigenlijk weer even ver zijn als vorig jaar om deze tijd?’
Van Agt: ‘Dat kan.’
| |
Zaterdag 3 september
Dat kan niet, vinden tal van sprekers op de Partijraad die in Zeist bijeen is.
Ik kan weer helemaal opnieuw beginnen. En ik had het allemaal zo mooi gezegd in mijn inleidende toespraak. ‘Suizebollend sta ik voor u.’ Na drie maanden formatie. De wens van de kiezers om snel een kabinet-Den Uyl te hebben kan niet meer vervuld worden. Maar wel een kabinet-Den Uyl. Ik beschouw het als mijn plicht dat tot stand te brengen, maar evenzeer is het mijn plicht te zorgen dat het een progressief beleid kan voeren. Daar gaat tijd in zitten. Ik verdedig de vier hervormingsvoorstellen, het sociaal-economisch akkoord en het kersverse abortusakkoord.
| |
| |
Dat laatste beheerst de discussie. Het wantrouwen slaat mij tegemoet. Tros-Aktua blijkt een veel bekeken programma te zijn. De Rooie Vrouwen komen met een motie van afkeuring. Het akkoord is in strijd met ons program. Het contraseign is niet verzekerd en bovendien staan de drie eisen er niet in: Abortus uit het Wetboek van Strafrecht, De Vrouw beslist en Abortus in het Ziekenfondspakket.
Ik wijs erop dat dit laatste ook niet had mogen worden verwacht. Wij zouden niet inhoudelijk onderhandelen, maar volstaan met een procedure-afspraak. Opnieuw toon ik aan dat die afspraak deugdelijk is.
‘Ja, maar Van Agt tekent niet’, krijg ik voorgeworpen. Ik neem hem in verdediging. ‘Dat mag hij best zeggen,’ zeg ik. De essentie van de overeenkomst is dat er twee standpunten mogelijk zijn. Het contraseign wordt gegeven in het licht van de gebleken opvattingen van de verschillende partijen. Welnu, onze opvatting is bekend: wij vinden dat een wetsontwerp tot wet behoort te worden verheven. Het CDA denkt daar anders over. Misschien loopt dat straks wel los, misschien wordt het een crisis. De toekomst van het kabinet is niet verzekerd, dat van de abortuswet wel. Wat kunt u nog meer verlangen?
Men is in overgrote meerderheid overtuigd. Er blijkt bij diverse sprekers ook waardering te bestaan voor mijn optreden in de formatie. Een Zeeuwse afgevaardigde complimenteert me vanwege mijn ‘depolariserende, maar vasthoudende opstelling’. Helaas wordt de motie van afkeuring gehandhaafd, maar de indiensters vallen uiteen. Slechts vijf vrouwen blijven de motie steunen. De rest van de onderhandelingsresultaten wordt zonder veel moeite goedgekeurd.
Toch verlaat ik de vergadering met een ontevreden gevoel. De tegenstem van de vijf werpt een schaduw op de instemming die ik heb verworven. Op de terugweg hoor ik via de autoradio dat ‘Wij Vrouwen Eisen’ oproept tot een massale demonstratie.
's Avonds ontmoeten we Joop en Liesbeth op een feest van de Weekbladpers. Er wordt nog lang nageformeerd. En over het contraseign gesproken. Liesbeth blijkt de grafologie te beheersen. Ze ziet de handtekening niet zo zitten.
| |
Maandag 5 september
Het akkoord is afgesloten, de discussie nog niet. Duynstee schrijft in De Telegraaf: ‘Door uitspraken van Van Thijn over abortus-compromis: Akkoord verwezen naar prullenmand.’ Door te zeggen dat het contraseign gegarandeerd is door de ‘gebleken opvattingen’ van PvdA en D'66 zou ik het compromis met de grond gelijk hebben gemaakt. Hij had het heel anders begrepen: ‘Deze regeling betekent, dat het kabinet het besluit tot het contrasigneren alleen dan kan en mag nemen,
| |
| |
indien naar het oordeel van het kabinet het initiatiefvoorstel inhoudelijk mede rekening houdt met opvattingen van het CDA.’ Niet twee lezingen, maar één dus. Die van Van Agt. De mijne telt niet mee.
Gelukkig heb ik de Haagse Post op bezoek. ‘Dan zal ik nog maar eens klare wijn schenken,’ denk ik. Beide partijen hebben concessies gedaan, zeg ik. Wij hebben uitdrukkelijk beloofd dat binnen het kabinet een serieuze poging wordt ondernomen om tot een gezamenlijk ontwerp te komen: ‘Echt een serieuze poging.’ We kunnen ons niet afmaken met ‘een tweeregelig briefje aan de kamer met “Jongens, zoals te verwachten was zijn we er niet uitgekomen”.’ Omgekeerd heeft het CDA de concessie gedaan dat zij een contraseign niet zal blokkeren. De afspraak over het contraseign betekent ‘letterlijk twee dingen. Van Agt heeft er een inhoudelijk criterium aan ontleend, en roept: dat contraseign kan er pas komen als wij ook iets van onze denkbeelden in het wetsontwerp terugvinden. Terwijl wij zeggen: nee, deze passage heeft uitsluitend betrekking op de formele daad van het contraseign. Wij kijken niet naar de inhoud, wij vinden dat parlementaire besluiten behoren te worden gerespecteerd. Ligt er een wetsontwerp, dan behoort het ook in het Staatsblad te komen.’
Ik krijg het nog even lastig als ik spreek over het feit dat de kiezer maanden eerder dan de politici het kabinet-Den Uyl hebben geformeerd.
Haagse Post: ‘Het kabinet Den Uyl/Van Agt.’
Ik: ‘Ja, inderdaad - het kabinet PvdA/CDA, onder leiding van Den Uyl.’
Haagse Post: ‘De kiezer heeft het kabinet Den Uyl/Van Agt geformeerd.
Ik: ‘Ik weet niet of de verkiezingsuitslag letterlijk zo mag worden uitgelegd. Dat zouden we de kiezers nog eens moeten vragen.’ De onzekerheid over dat laatste antwoord knaagt door als ik al lang en breed onderweg ben naar Enschede. Niet voor lang, want in Enschede is het feest. De goegemeente maakt zich op een nieuwe burgemeester in te luiden: Ko Wierenga. Het is een heerlijk uitje. Breed grijnzend sla ik het ritueel gaande. Ik weet maar al te goed hoe moeizaam de benoeming is verlopen. Twee benoemingsvisies hebben maandenlang gebotst. De inspraakvisie en de promotievisie. Achter beide opvattingen gingen twee goede bekenden van mij schuil: een collega-kamerlid en een oud-collega bij de Wiardi Beckmanstichting, thans capabel burgemeester in een middelgrote gemeente. Maar ik heb nooit een spoor van twijfel gehad: in de afweging van personen speel ik geen rol. Wierenga was als nummer 1 uit de inspraak tevoorschijn gekomen, dús was hij onze kandidaat. Zo simpel ligt dat. Minder simpel is het
| |
| |
gat dat hij achterlaat. Ko is de man achter drie van de vier hervormingsvoorstellen. Eén van de weinige ervaren rotten in de fractie. Dé man van het regionaal beleid. Zonder twijfel een goede kandidaat voor de slotfase van de formatie. Maar die fase is nog niet aan de orde en Enschede kan niet nog langer wachten.
Het ritueel voltrekt zich in de vriendelijkste bewoordingen. Hoe omstreden de benoeming ook is geweest, op zo'n dag lijken er alleen maar blijde gemeenteontvangers te zijn. De enige die zich wat minder taktvol uitdrukt is Ko zelf. Maar op dat moment is hij al geketend. In zijn redevoering kan hij het niet nalaten ook enkele gedachten te wijden aan de bereikte formatieakkoorden. Hij voert het pleit voor een geleide loonpolitiek, als het arbeidsvoorwaardenoverleg niet tot de beoogde inkomensmatiging leidt. ‘Het verstand komt met de afstand’, denk ik wat zuurtjes.
De receptie is één en al vrolijkheid. Ik geniet van de aanblik van tal van oude bekenden. Hans van den Doel bijvoorbeeld die vol lof is over het sociaal-economisch akkoord. Veel te snel moet ik weer terug. Er wacht een vergadering van het Partijbestuur. Relus ter Beek rijdt met me mee. Als ik thuis kom blijkt er voor mij gebeld te zijn. Het bericht doet me verstijven van schrik. Cees Laban heeft een hartaanval gehad. Hij ligt in een ziekenhuis, vér weg in Italië. Hij was daar nog een dagje nagebleven na een vergadering van de Socialistische Fractie in het Europees parlement. Ik bel zijn vrouw die het bericht bevestigt. Ze belooft me op de hoogte te zullen houden. Gelukkig is zijn dochter bij hem.
Ik ga naar het Partijbestuur, maar ik ben er niet met mijn gedachten bij. Ik wacht op het agendapunt: de formatie. Ik word uit de vergadering geroepen - mevrouw Laban: ‘Cees is overleden.’ Hals-overkop verlaat ik de vergadering. Berend-Jan brengt me naar Rotterdam-Hillegersberg.
| |
Dinsdag 6 september
Uitgeput en verslagen ga ik alweer vroeg van huis. Er is fractie. Onderweg pieker ik me suf op de juiste woorden ter nagedachtenis aan Cees. Ze willen me niet te binnen schieten. Ik bekijk de stukken voor de fractievergadering. Er blijkt een notitie van Cees op de agenda te staan over de pensioenen van politieke ambtsdragers. Ik huiver.
Er hangt een gedrukte stemming als ik de fractievergadering binnenkom. ‘We zullen Cees moeten missen,’ zeg ik, ‘een schok die niet in woorden is uit te drukken.’ We nemen enkele minuten stilte in acht. Dan gaan we over tot de orde van de dag. De notitie van Cees wordt van de agenda afgevoerd. We spreken over de formatie. Enkele fractie- | |
| |
leden heropenen de discussie over het abortusakkoord. De uitspraken van Van Agt hebben tal van nieuwe vragen opgeroepen. Men wil dat ik opheldering vraag. Ik reageer kribbig. ‘Ik pieker er niet over. Er staat wat er staat en daarmee is iedereen akkoord gegaan.’
De fractie is ook wrevelig over het optreden van het duo Veringa/Den Uyl. Is dat gebeurd op advies van de fractievoorzitter? Waarom zijn wij dan niet geraadpleegd? Ik leg uit dat de beslissing in allerijl moest worden genomen. Dat er geen andere keuze was. Dat gedane zaken geen keer nemen. Geïrriteerd draag ik de hamer over aan Dolman om de rest van de agenda af te werken.
Op mijn kamer wachten twee journalisten van het Algemeen Dagblad. Ik wil een verzoenend gebaar maken naar het CDA. Zij vragen mij of er na alles wat er tot nu toe in de formatie is voorgevallen nog wel van een redelijke vertrouwensbasis tussen PvdA en CDA kan worden gesproken. ‘Hoe paradoxaal het ook klinkt, het antwoord luidt bevestigend,’ antwoord ik. ‘Als een fractie zuchtend en zwetend akkoord gaat, doet zij dat omdat ze toch haar zinnen heeft gezet op een kabinet van een bepaalde samenstelling. Omdat we bergen hebben moeten verzetten, is de politieke wil om die bergen te verzetten blijkbaar niet te stuiten geweest.’ Het is duidelijk dat ik in China ben geweest. In 1973. Met Frans Andriessen.
| |
Woensdag 7 september
Om twee uur komt de kamer bijeen. Vondeling en Van Kemenade spreken een woord ter nagedachtenis van Cees Laban. Het grijpt me erg aan. Verdwaasd neem ik de condoleances van tal van collega's in ontvangst.
Het politieke leven gaat door. Ik word verwacht in de Raad van State. Het duo Veringa/Den Uyl debuteert. Gerard heeft een nieuwe tafelschikking in het hoofd: Joop links van mij, rechts van hem. Verder geen veranderingen. ‘Never change a winning team.’ Wel zijn er nu twee notulisten. Tjeenk Willink en Margé. Het is de bedoeling de acht resterende onderwerpen in één adem af te handelen.
Als de onvermoeibare fotografen zijn vertrokken opent Gerard de vergadering. We zullen beurtelings op Algemene Zaken en in de Raad van State vergaderen. De gastheer zal voorzitten. Gelijkwaardiger kan het niet. Ik begin met een punt van orde. Er is onzekerheid ontstaan over de afspraak dat de afhandeling van de Wet Gewetensbezwaren aan de kamer zou worden overgelaten. Van diverse kanten is mij meegedeeld, dat dit in kringen van het CDA toch anders is overgekomen. Dries reageert stomverbaasd. Hij loopt naar de telefoon om zich met Van Lent te verstaan, maar wij houden hem ervan terug. ‘Ik geloof je
| |
| |
op je woord,’ zeg ik. De afspraak wordt herbevestigd.
We maken een begin met de bespreking van de verschillende punten. Er liggen voorstellen klaar over Ontwikkelingssamenwerking, Europa en de Mensenrechten. De discussie vertoont het vertrouwde beeld: voor mij gaan de voorstellen niet vér genoeg, voor Dries gaan ze te ver, Jan neemt een middenpositie in. De conflictpunten zijn: Bij ontwikkelingssamenwerking: de rol van particuliere organisaties, bij Europa: het tempo van eenwording afhankelijk te stellen van de richting van het beleid, bij de mensenrechten: de wenselijkheid van eenzijdige sancties tegen Zuid-Afrika. Joop en Gerard zullen de gemaakte opmerkingen verwerken. De eerste bespreking zit er op. De vaart zit er in. ‘Voor Prinsjesdag hebben we een kabinet,’ zeg ik tegen de wachtende journalisten buiten. Ik word wat minder optimistisch als ik kennis neem van een artikel in de NRC van J.Th.J. van den Berg, een goed geïnformeerde commentator. Onder de titel ‘De opkomst en de val van Frans Andriessen’ beschrijft hij hoe, na alle voorbehouden, de positie van Andriessen vrijwel onmogelijk is geworden. ‘Frans Andriessen heeft consequent willen blijven, waar anderen begonnen te glijden. Misschien, omdat hij beter en sneller dan de meesten van zijn fractiegenoten in de gaten had, dat zijn fractievoorzitter weer eens met vrijwel lege briefjes van de onderhandelingen was teruggekomen. Maar consequentheid, bij herhaling tot het uiterste gedreven, leidt - zoals het oude motto zegt - “zum Teufel”.’
Ik hecht grote betekenis aan dit artikel. Ik ken mijn pappenheimers. Maar ik ben niet zo gerust op het oude motto. Van Agt wordt hier openlijk aangevallen op zijn bekwaamheid als onderhandelaar. Hem kennende kan dat niet anders betekenen dan dat ons nog zware weken te wachten staan, waarin hij het tegendeel zal willen bewijzen.
En dat de carrière van Andriessen gebroken zou zijn, zoals Van den Berg suggereert, wil er bij mij helemaal niet in. Het artikel had een andere kop verdiend: ‘De val en de opkomst van Frans Andriessen.’
Opnieuw moet ik het abortusakkoord gaan uitleggen. Deze keer voor de landelijke kerngroep van de Rooie Vrouwen. Die staat voor de moeilijke beslissing om wel of niet deel te nemen aan de demonstratie van ‘Wij Vrouwen Eisen’ tegen het abortusakkoord. Voor die beslissing te nemen willen ze mij in de gelegenheid stellen mijn beleid te verdedigen. Ik zie er erg tegenop. Ik heb nu zo langzamerhand wel alles gezegd wat er te zeggen valt. Ik kan het woord ‘abortus’ niet meer horen. Als ik er eenmaal ben is mijn weerzin snel verdwenen. Ik voel me thuis in dit gezelschap en dat moet te merken zijn. Het gesprek verloopt uiterst plezierig.
Na afloop ga ik met Hedy naar een verjaardagsfeest van één van haar
| |
| |
beste vrienden. Het wordt niet in alle opzichten een uitje. Ik kan geen gesprek beginnen of het gaat over de politiek. Ik ben blij als ik één van de gesprekken moet afbreken omdat er telefoon voor me is: Pijkel Schroeder, de voorzitter van de Rooie Vrouwen. Met grote meerderheid van stemmen hebben ze besloten niet aan de demonstratie deel te nemen. Het is een groot moment voor me.
| |
Donderdag 8 september
Een interessante dag omdat de drie-maandentermijn voor bewindslieden verstreken is. Ja, ook voor hen. Zij die op 8 juni als kamerlid beëdigd zijn, moeten nu kiezen: óf het kabinet, óf de kamer. Bij ons ligt de zaak eenvoudig: ministers blijven ministers, staatssecretarissen blijven in de kamer. Op weg naar Den Haag hoor ik via de autoradio Dries van Agt. Hij heeft voor de kamer gekozen. Heerlijk vindt hij het om weer eens gewoon mens te zijn.
Ik ontmoet het gewone mens op het Catshuis, althans dat dacht ik. Als ik aankom tref ik niemand. Dries is ziek. De vergadering is uitgesteld tot 7 uur 's avonds. Ze hebben me niet op tijd kunnen bereiken. Briesend ga ik naar de kamer, waar ik wat doelloos rondschuif, deze en gene tegen het lijf lopend. Ik hoor veel. Er is grote onrust ontstaan over het gesloten abortusakkoord. Het CDA heeft met verbijstering kennis genomen van mijn interpretatie in de Haagse Post. De strijd tussen Andriessen en Van Agt is nu openlijk losgebrand.
Pal voordat ik ten tweede male naar het Catshuis vertrek verneem ik dat Dries van plan is heropening van de abortusonderhandelingen te vragen, zodra de acht resterende punten zijn afgehandeld.
‘Dat nooit,’ denk ik. Aangekomen op het Catshuis neem ik Veringa apart. ‘Dat neem ik niet,’ zeg ik. Ik wens duidelijkheid alvorens we verder gaan. De informatie-Veringa is afgerond. We zitten midden in de informatie-Veringa/Den Uyl. Heropening kan alleen als Den Uyl weer afhaakt. We besluiten om te proberen de gerezen problemen in een informeel overleg uit de weg te ruimen. Dries en Jan gaan akkoord. Joop trekt zich bescheiden terug.
Het overleg duurt bijna drie uur. Dries vecht mijn interpretatie in de Haagse Post aan. Ik zijn interpretatie in Tros-Aktua. Ik wijs ook op de tekst van een CDA-uitzending op 6 september, waarin Dries gezegd heeft: ‘Wij mogen er aanspraak op maken en dat is ook zo afgesproken in dit akkoord dat het wetsontwerp alleen dan tot wet kan worden verheven als wij daarin ook herkenbaar zijn.’ Dat is één visie, zeg ik, maar onze visie is anders. Uitdrukkelijk is overeengekomen dat beide visies mogelijk zijn. Het kabinet zal tezijnertijd beslissen. Ik verwijt Dries dat hij zijn visie tot de enig denkbare heeft uitgeroepen. Ook in
| |
| |
onze kring zijn grote problemen gerezen over de uitleg van Dries, maar ik heb met kracht elke suggestie tot heropening van de onderhandelingen van de hand gewezen.
Veringa zit er verschrikkelijk mee omhoog. Met bezwerende armgebaren probeert hij het meningsverschil te sussen. Ik heb gelijk als ik zeg dat beide visies bestaansrecht hebben, maar naar zijn oordeel heb ik mijn visie wel erg versimpeld weergegeven. Er is uitdrukkelijk afgesproken dat de beslissing over het contraseign tezijnertijd zal worden genomen in het licht van drie omstandigheden. Over de eindbeslissing behoeft geen twijfel te bestaan, maar van een automatisme is geen sprake. Een wetsontwerp wordt niet automatisch tot wet. Daar zal nog een serieuze discussie aan vooraf gaan. ‘Maar dat is wel onze opvatting,’ zeg ik, ‘en die opvatting zal niet veranderen.’ Jan vindt het ook niet juist dat ik zo de nadruk heb gelegd op het vanzelfsprekende van het contraseign ook al is D'66 wel die mening toegedaan. Ik verklaar dat er geen twijfel aan mag bestaan dat de PvdA het akkoord loyaal zal uitvoeren. Dries is tenslotte bereid van een verzoek tot heropening af te zien als Veringa in zijn eindrapport de afspraken nog eens zorgvuldig uiteen zet. Veringa verklaart zich daartoe bereid. We gaan naar de vergaderzaal om een begin te maken met de officiële vergadering.
Ik ben erg uit mijn humeur. Voor het eerst in deze formatie heb ik er nu echt balen tabak van. Het leven is dragelijk zolang we van onderwerp naar onderwerp werken. In mijn geval van mapje naar mapje. Ik begin steeds met frisse moed aan een nieuw mapje, de oude stukken opgelucht wegbergend. Maar het abortusmapje is als een boemerang. Telkens als ik het wegwerp komt het weer terug. Dat is meer dan ik kan verdragen.
Met grote tegenzin zet ik mij aan tafel. Aan de orde is het mediabeleid. Veringa heeft een voorstel gecomponeerd dat tot doel heeft de maatschappelijke en geestelijke verscheidenheid in de omroep veilig te stellen. In afwachting hiervan zal de status quo niet gewijzigd worden. Dat betekent op korte termijn dat het ontleedmes op de keel van VARA en VPRO zal worden weggenomen.
Dries heeft hier geen goed woord voor over. ‘Ik doe het niet,’ zegt hij zeer beslist. ‘Ik zit hier niet om de rode omroep te redden.’ Ik ontplof. ‘Mooie democraten zijn jullie,’ roep ik. ‘Verscheidenheid is prachtig zolang dat maar niet in het voordeel is van andersdenkenden.’ De sfeer is verpest. We besluiten er maar een eind aan te maken. Morgen is er weer een dag. Maar morgen vergadert de ministerraad. Een nieuwe bron van ergernis dient zich aan. ‘We hebben al een dag verloren,’ roep ik woedend. Ik vraag of Joop zich niet kan laten vervangen.
| |
| |
Dat blijkt niet te kunnen. Wel is hij bereid de vergadering te bekorten. Hij stelt voor om vijf uur bijeen te komen.
Ik protesteer weer. Als het niet eerder kan, dan maar later. Ik stel voor om half acht te beginnen. Ik voel niet de minste behoefte meer om voor de zoveelste keer mijn wekelijks basketball-uurtje op het offerblok te leggen.
| |
Vrijdag 9 september
Ik ga weer eens boodschappen doen in de Utrechtsestraat. Een prima methode om weer nieuwe moed te verzamelen. Het medeleven van de winkeliers is ongebroken. Bij de sigarenman stuit ik op de kop in het Algemeen Dagblad: ‘KVP-top wil voor oud-voorman toch een ministerspost. ANDRIESSEN ER IN! PvdA: Houding nog hinderpaal.’ Ik gris het blad van de toonbank en loop, lezend, naar huis. ‘Het KVP-partijbestuur wil dat oud-KVP-leider Andriessen, nu gewoon CDA-Tweede Kamerlid, minister wordt in het nieuwe kabinet-Den Uyl ... De KVP-kopstukken zien in hem een sterke man van het CDA in het kabinet, die het op vele terreinen kan opnemen tegen Den Uyl.’ Dat is andere kost dan de NRC ons wou doen geloven, denk ik. Ik krijg eerder gelijk dan ik dacht.
Ik bereid me voor op het co-referaat dat ik morgen moet houden op de conferentie van de Wiardi Beckman Stichting over het onderwerp ‘democratisering en parlement’. Al schrijvende dagdroom ik weer eens over het ministerschap van Binnenlandse Zaken. Het moet een goed verhaal worden, neem ik mij voor. Ik kan het niet nalaten om iets rechtvaardigends te zeggen over de kabinetsformatie: ‘Vanuit de kiezers gezien is de formatie van het Tweede Kabinet-Den Uyl een weinig democratische vertoning. Tegen de achtergrond van de gewenste verhouding tussen parlement en uitvoerende macht is diezelfde kabinetsformatie democratischer dan men denkt, omdat gedurende korte (of lange) tijd het primaat van de politieke besluitvorming ligt waar hij behoort, namelijk bij de gekozenen, terwijl de ambtelijke apparaten slechts ademloos kunnen afwachten met welk beleid ze in de komende regeerperiode zullen worden opgezadeld,’ zo schrijf ik op. Het moet namelijk allemaal op schrift. Wouter Gortzak maakt een boek dat morgen aan elkaar gesproken moet worden.
Ik kom bij mijn stokpaard: de directe invloed van de kiezers op de regeringsvorming. ‘Wij mogen niet berusten in het feit dat het tot op heden niet gelukt is de invloed van de kiezers op de (parlementaire) regerings- en dus beleidsvorming te vergroten. Dat is geen staatsrechtelijke hobby, dat is de afronding van de strijd die onze voorvaders hebben gevoerd voor het algemeen kiesrecht. Gelukkig loopt ook hier de
| |
| |
maatschappelijke ontwikkeling vooruit op de politieke en wetgevende besluitvorming. De totstandkoming van het kabinet-Den Uyl II is de uitvoering van een niet mis te verstane kiezerswil, waar de tot elkaar veroordeelde partijen zich slechts moeizaam in kunnen schikken. De kiezers zélf hebben een streep gehaald door de oude politiek toen politieke leiders elkaar wantrouwende achterbannen in een keurslijf van compromissen dwongen. Nu dwingen de kiezers elkaar wantrouwende en weerstrevende politici tot een coalitiekabinet. De kiezers hebben de bakens verzet. Aan de politici om nu ook het beginsel in ons staatskundig bestel vast te leggen. Namelijk: dat uiteindelijk de kiezers en niemand anders behoren uit te maken op welke wijze dit land wordt geregeerd.’
Opgelucht trek ik het papier uit de schrijfmachine. Ik heb mezelf weer eens ferm toegesproken. Dat streelt het geweten.
Ik ga basketballen, voor het eerst na lange tijd. Het valt me mee hoeveel conditie ik, ondanks de vele formatiesigaren, nog over heb. Mijn laatste woede verdwijnt als ik een paar keer mooi raak schiet. Verfrist en wel ga ik naar de Raad van State.
We zijn het verrassend snel eens over het mediabeleid. De moeilijkheden ontstaan nu over de paragraaf democratisering. Ik vind er nog weinig van mijn gading in terug en denk daarbij met name aan de opdracht van de fractie om via de achterdeur nog wat instrumenten van economisch beleid binnen te slepen: de aanpak van bv's, de wet op de jaarrekening, de jaarlijkse röntgenfoto van bedrijven, enz. Ik stuit op een weinig willig gehoor, niet geheel onbegrijpelijk. Toch beloven de informateurs bij de herformulering rekening te houden met mijn opmerkingen. Nieuwe problemen ontstaan bij het onderwijs. Veringa presenteert een viertal, ook naar zijn oordeel, uiterst magere suggesties. ‘Dan liever niets,’ zegt Jan. ‘Dan liever alles,’ zeg ik. Veringa legt uit in wat voor een lastig parket hij zich bevindt. Het CDA heeft tal van gedetailleerde voorstellen aangedragen, die stellig omstreden zullen zijn. Als hij die verwerkt zal de PvdA niet achterblijven en ook met uitvoerige uitwerkingen komen, die haaks staan op de CDA-gedachten. Op die manier zijn we nog wel een tijdje bezig. Vandaar zijn keuze om met enkele, nietszeggende volzinnen te volstaan. Jan stelt voor deze volzinnen maar onder te brengen in de paragraaf democratisering. Of we volstaan met weinig, maar dan moet je niet pretenderen een onderwijsparagraaf te hebben afgesproken, of we schrijven een onderwijsparagraaf, maar dan moet daarin ook een duidelijk beleid worden uitgestippeld. We besluiten met dit keuzeprobleem het weekend in te gaan.
| |
| |
| |
Zaterdag 10 september
De zaterdagochtend begint opwekkend. ‘De formatie kan lang duren,’ voorspelt Jan-Joost Lindner in zijn grote wijsheid. Zuchtend stappen Hedy en ik in de auto om naar de Conferentie in Utrecht te gaan. Hedy zal daar een referaat houden over ‘de doorbraak van het Feministisch-Socialisme’. ‘Pas dan zal persoonlijke vrijheid een kans krijgen als mannen en vrouwen in gelijke mate betrokken zijn bij de verzorging van zichzelf en anderen en bij de participatie in allerlei sferen die daarnaast en daarbuiten staan. Betrokken zijn bij zowel het binnen- en buitengebeuren.’ Maar ons buitengebeuren speelt zich in verschillende zalen af. Ik kan haar niet beluisteren.
De discussie in mijn werkgroep is bijzonder levendig. Leven en leer gaan elkaar te lijf over de grenzen van centralisatie en decentralisatie. Het is voor mij een verademing. Heerlijk zo'n felle strijd tussen medestanders. In de pauze sleep ik de felste strijders (Van Kemenade, Meijer, Peper) mee om mij van advies te dienen over de concepten ‘democratisering’ en ‘onderwijs’. Wijs geworden zoek ik na afloop Hedy op om ons samen weer te storten in het ‘binnengebeuren’.
Niet voor lang, wij worden verwacht bij Jan Nagel voor een feest der herkenning. Veel vrienden van de VARA. Het gesprek van de avond is het optreden van Kruisinga in de Rooie Haan, dat ik heb moeten missen. Ik ben snel bijgespijkerd. Den Uyl blijkt geen kwaad bij Kruisinga te kunnen doen. Hij tekent bij voorbaat voor acht jaar. Mijn gastheer gniffelt. De voorbereiding was weer uitstekend. En het kan niet op. Wat vindt hij van Duisenberg?
Kruisinga: ‘Hij moet bereid zijn een akkoord uit te voeren. Dat is heel eenvoudig. Ik vind dat een goed akkoord. Daar moeten we ons aan houden.’
Vraag: ‘Stel de CHU krijgt Buitenlandse Zaken en u zou dan minister worden, zou u dan persoonlijk bezwaar hebben tegen samenwerking met Jan Pronk?’
Kruisinga: ‘Ik ben hier niet gekomen om over mensen te praten ... Iedere partij is zelf verantwoordelijk voor de keuze van zijn eigen mensen ... Wij willen ervoor zorgen dat er een herkenbaarheid is tegenover het eigen huis, dat het vertrouwen van de achterban ook een solidariteit krijgt door de representatie in het kabinet. Datzelfde geldt voor de PvdA. De PvdA kiest zijn eigen mensen.’
Vraag: ‘Dus of Jan Pronk terugkomt is een zaak van de PvdA?’
Kruisinga: ‘Ja.’
Vraag: ‘We gaan geen kabinet invullen. Maar ziet u bezwaren tegen de linkervleugel van de PvdA op ministersposten?’
Kruisinga: ‘... Ik weet een aantal vleugels binnen de PvdA te liggen.
| |
| |
De PvdA doet er verstandig aan - dat is haar zaak - om herkenbaar te zijn in die vertegenwoordiging van het eigen kabinet in de verschillende vleugels van hun partij in het kabinet.’
Vraag: ‘Vond u bijvoorbeeld Wim Meijer een goede staatssecretaris?’
Kruisinga: ‘Ja.’
Vraag: ‘Denkt u dat hij ook een goede minister zou kunnen zijn?’
Kruisinga: (geen antwoord)
Ik kan mij toch niet helemaal in de binnenpret vinden. Depolarisatie, prachtig, maar het moet niet te snel gaan.
Het feest is leuk. Ik ontmoet Hans Kombrink. We zonderen ons af om de voorstellen voor de paragraaf Volkshuisvesting door te nemen, maar mijn hoofd staat er toch niet helemaal naar. In het hoekje, waar we ons hebben teruggetrokken, staat een schaakbord. Hans wint. Ook dat nog.
| |
Maandag 12 september
Plaats van samenkomst: het Catshuis. Aan de orde: een herschreven paragraaf democratisering. De schermutselingen worden hervat. De strijd spitst zich toe op twee hoofdpunten: de democratisering van instellingen en organisaties en de plaats van het particulier initiatief in het welzijnswerk. Het eerste strijdpunt blijkt overbrugbaar. Gebruikers en medewerkers zullen betrokken worden bij beleid en beheer. In één pennestreek worden instellingen en inrichtingen op het gebied van welzijnswerk en gezondheidszorg opengebroken. Woningbouwcorporaties en ziekenfondsen volgen.
Moeilijker is de strijd over levens- en wereldbeschouwing. Hoe kan het ook anders na zoveel eeuwen voorgeschiedenis. Ik wijs op de afspraken die bij de totstandkoming van het eerste kabinet-Den Uyl zijn gemaakt. Dat kan nooit slecht zijn geweest. Het inspireert de aanwezigen tot de volgende tekst: ‘Het kabinet zal bij de behartiging van taken in de maatschappelijke en sociaal-culturele sfeer recht doen aan de betekenis van levens- en wereldbeschouwing. Evenzeer wordt recht gedaan aan de eigen taak van het particulier initiatief in de zin van zelfwerkzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van burgers, met dien verstande dat rechtszekerheid, doelmatigheid en kwaliteit gewaarborgd moeten zijn.’
Iedereen is gelukkig.
Toch heeft Veringa nog een noot op zijn zang. Hij stelt nog een slotzin voor: ‘Nagegaan wordt hoe binnen de financiële mogelijkheden de zorg voor aspecten van levens- en wereldbeschouwing in het welzijnswerk - zoals ten behoeve van bejaarden, woonwagenbewoners, buitenlandse werknemers en verpleegden in ziekenhuizen - kan worden
| |
| |
ondersteund.’
Joop is onaangenaam verrast door dit voorstel. De twee informateurs krijgen het onderling aan de stok. ‘Ondenkbaar,’ roept Joop, ‘Gezien de gemaakte afspraken in het kader van Memo II kunnen geen extra-claims worden geaccepteerd.’ Gerard verdedigt zich: ‘Het is minimalistisch geformuleerd. ‘Nagegaan wordt’ en dan nog ‘binnen de financiële mogelijkheden’. Bescheidener kan het niet worden gezegd. Het is een mentaliteitspunt. ‘Ik hecht er persoonlijk erg aan.’ Joop is niet te vermurwen. Hij vindt het belachelijk om zoiets te willen regelen in een regeerakkoord. Smalend spreekt hij over het ‘kapelaansartikel’. Ik zorg voor een surprise. ‘Laten we het maar pakken,’ zeg ik, ‘mits ook het volgende punt bevredigend wordt geregeld.’ Tenslotte ben ik de onderhandelaar en ik denk stilletjes aan het dringend verzoek van de fractie om nog iets te bereiken op het punt van de democratisering van het bedrijfsleven. Het voorstel van Gerard wordt aanvaard. Volgende punt.
Nu pak ik uit. Ik vraag om publicatievoorschriften voor ondernemingen, ongeacht hun rechtsvorm, om het tegengaan van het oneigenlijk gebruik van bv's, om informatieverstrekking over prijzen, produkten en diensten. Het komt er, met wat clausuleringen, allemaal in. Ik voel me een sluikhandelaar.
We gaan verder met het emancipatiebeleid. Mijn verbeteringsvoorschriften gaan als een mes door de boter. Dan komen we toe aan Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Nu verharden de stellingen zich weer. Deze keer strijden Dries en Jan zij aan zij voor de bevordering van het eigen woningbezit. Er ligt een ontwerpvoorstel dat uitgaat van een voortzetting van het gevoerde beleid.
Die zin roept geen problemen op, maar de invulling des te meer. Geen volgende zin blijft onweersproken. De objectsubsidies moeten op de helling, de huurprijzenwet kan niet zonder meer worden gehandhaafd, de trendmatige huurverhoging is te bescheiden, een onderzoek naar de verschillen in woonlasten van huurders en eigenbewoners is overbodig, de handel in huurwoningen hoeft niet aan banden te worden gelegd, de verkoop van woningwetwoningen mag niet aan strakkere regels worden onderworpen. De kloof is onoverbrugbaar.
‘Er zijn twee klassen in Nederland,’ verzucht Joop, ‘die van de huurders en die van de eigenaar-bewoners.’ De vergadering wordt geschorst. Ik keer terug naar huis. Mijn eigen huis.
| |
Dinsdag 13 september
Het formatiegesprek is een uurtje verlaat. Een Limburgse FNV-delegatie wil een witboek overhandigen aan de fractievoorzitters. Ik ben
| |
| |
de eerste. Opnieuw geprop op mijn kamer. Het blijkt een collage van uitspraken te zijn in verkiezingstijd. Ik herken er een aantal. Wij hebben destijds grote aandacht besteed aan de Oostelijke Mijnstreek met zijn hoge werkeloosheid. De FNV-Limburg heeft toen elk van de partijen aangeschreven en hen 14 eisen voorgelegd. Ik herinner me dat ik toen de Limburgse pers heb gehaald door het antwoord persoonlijk op een persconferentie in Heerlen te komen overhandigen. Het witboek besteedt er ruime aandacht aan. Er staan vele duizenden handtekeningen achter die mij gebundeld worden overhandigd. Het gebeurt niet geheel zonder plechtigheid, dus ga ik maar staan. Geflits. Als ik de bundel op mijn buro wil leggen, ontstaat er een lichte paniek. Ze moeten nog naar Van Agt. Ik ben blij dat ik wat terug kan doen. Met de uitspraak dat ik persoonlijk voorstander blijf van een staatssecretaris voor het regionaal beleid (zie het witboek) verlaten ze handenschuddend mijn rookhol.
Om 11 uur begeef ik mij naar de Raad van State waar het dispuutgezelschap druppelsgewijs binnenkomt. Ik verbaas mij over de hondentrouw van de fotografen die er elke dag weer in slagen ons op de voorpagina's te krijgen. We verdringen het weerbericht.
Ik wacht met spanning op het ronddelen van nieuwe papieren. De klapstukken moeten nog komen. Het begint goed: kernenergie en UCN. Ik mag, gewoontegetrouw, het spits weer afbijten. Ik ben verheugd dat het beginselbesluit tot bouw van drie kerncentrales wordt heroverwogen, maar wat dan? Ik mis de garantie dat in deze kabinetsperiode geen nieuwe beslissingen zullen worden genomen. Dries mist de garantie dat dit wel gebeurt. Hij is tegen zo'n heroverweging. Als er gewacht moet worden op de uitkomsten van het energiebesparings-programma en er zicht moet bestaan op een oplossing voor de berging van het radio-actief afval zitten we al hoog en droog bij Den Uyl III. Dat kan niet. Er zijn twee stromingen in zijn fractie: een harde en een zachte. Die hebben elkaar gevonden op de bouw van tenminste één kerncentrale.
Jan Terlouw neemt het woord. Hij beheerst deze materie als geen ander. Hij heeft dus een genuanceerd standpunt. Enerzijds mag de beslissing niet te lang wachten, willen onze elektriciteitsproducenten niet achterop raken. Anderzijds heeft het toch voordelen om gedurende enige tijd geen kernenergie-natie te zijn.
Het probleem is dat wij de internationale aansluiting niet mogen missen als enige industrieland in de wereld. Daarom: een aantal jaren geen beslissing, maar wel onze technologie op peil houden.
De UCN levert een wat ander beeld op. Ik maak bezwaar tegen het ‘ja, mits’-voorstel. Dries ook. Wat hem betreft is het ja. Jan voelt meer
| |
| |
voor nee. Joop neemt de verdediging op zich. Hij wijst erop dat, met uitzondering van Japan, alle industrielanden hun kernenergieplannen sterk afremmen. Dat komt, omdat tegen elke verwachting in, de afvalproblemen tot nu toe onoplosbaar zijn gebleken. We hebben trouwens enig respijt. De energiebehoefte in 2000 staat of valt niet met kernenergie, maar hangt af van het effect van de besparingsprogramma's. Hij verwijst naar Carter als lichtend voorbeeld. Hij kan mij niet de garantie geven dat een beslissing in de komende kabinetsperiode is uitgesloten. Omgekeerd krijgt Dries geen waarborgen dat er wel wordt beslist. Hij is zeer ontstemd over de houding van het CDA. Spreekt hun program niet van ‘uiterste terughoudendheid?’ Hij sluit daar meer op aan dan bij het PvdA-program dat van enigerlei uitbreiding in het geheel niet wil weten.
Bij de UCN gaat hij helemaal dwars tegen het program van zijn eigen partij in. Van der Stoel is volop in onderhandeling over een aantal voorwaarden die het kabinet aan uitbreiding heeft verbonden. Helaas kan de stand van zaken, gezien de kwetsbaarheid van onze onderhandelingspositie, niet publiekelijk worden vermeld. Van der Stoel is echter een eind op streek. Het is praktisch zeker dat alle betrokkenen, inclusief Brazilië, zullen instemmen met de opslag van plutonium in Brazilië onder internationaal (IAEA-)toezicht. Als we nu uit het UCN-project stappen verspelen we alle invloed op de beheersing van de plutoniumeconomie, één van de grootste bedreigingen van deze tijd.
Ik maak bezwaar. Het kabinet heeft o.a. als voorwaarde gesteld dat het plutonium buiten Brazilië zou worden opgeslagen. Aan die voorwaarde wordt dus so-wie-so niet voldaan? Joop begint onrustig te bladeren.
Er wordt geschorst voor de lunch. Er is behoefte aan ruggespraak met een broodje. Ik gebruik de tijd om, nu zonder schaakbord, Hans Kombrink te raadplegen over de volkshuisvestingsparagraaf. Het blijft een zwart-witzaak. Na de pauze gaan we verder met de kernenergie. De maaltijd heeft Dries niet milder gemaakt. Deze voorstellen zijn een breuk met het gevoerde beleid, aldus zijn disgenoot Lubbers. Hij kan daar onmogelijk aan meewerken. Joop heeft inmiddels het stuk gevonden met de meest recente informatie over de UCN-onderhandelingen. Inderdaad heeft het kabinet als voorwaarde gesteld: opslag buiten Brazilië. Dat is nu niet haalbaar. De thans nagestreefde oplossing gaat uit van een adhoc-beheer, in Brazilië, vooruitlopend op een wereldwijd plutoniumregime. Dat laatste kan nog enkele jaren duren, maar de fundamenten daarvoor zijn gelegd, met name door Max. Als we nu berusten in een Duitse ‘Alleingang’ hebben we al onze invloed verspeeld.
| |
| |
Ik blijf dwars liggen. De voorwaarden die het kabinet zich heeft gesteld worden niet ingewilligd. Die voorwaarden gaan al minder ver dan die van mijn fractie. Mijn programma sluit elke uitbreiding zonder meer uit. Ik kan hiermee niet uit de voeten. Ook Jan is van mening dat Max het helaas niet heeft geklaard.
Dries betrekt eenzelfde positie bij de kerncentrales. ‘Ik laat Ruud Lubbers niet zakken,’ zegt hij. Deze paragraaf zal door hem niet verdedigd worden.
Joop begint te mompelen over een nieuwe mislukking die nu in het vizier komt. De beide informateurs steken de koppen bij elkaar. Een schorsing is het resultaat.
Ik ga eten met Relus ter Beek bij Tchekiang, onze stamchinees. Temidden van de Babi Pangang bekijken we de nota van Max over de laatste stand van zaken met de UCN. Vetvlekken zijn niet geheel te vermijden. Relus is upset. Ook hij had de stellige overtuiging dat aangekoerst zou worden op opslag buiten Brazilië. Toch beoordeelt hij het totaal wat minder negatief dan ik.
Ik wandel naar Algemene Zaken, waar de besprekingen zullen worden voortgezet. Onder hoogspanning, want we moeten nog een heksentoer verrichten. We moeten de laatste hand nog leggen aan de kernenergie en de volkshuisvesting. Aan defensie moeten we nog beginnen. Dries heeft zich bovendien het recht voorbehouden om alsnog een aparte onderwijsparagraaf te eisen, zodat ook die strijd nog moet worden gevoerd. En we moeten er vanavond uitkomen, want morgen komen de fracties bijeen om een oordeel te geven over de totaliteit. Voordat ik de vergaderzaal binnenstap vergewis ik mij ervan dat al mijn adviseurs gemobiliseerd zijn, zodat ik over elk van de onderwerpen op elk gewenst moment met hen in kontakt kan treden. Berend-Jan heeft ze, stuk voor stuk in staat van verhoogde waakzaamheid gebracht. Thuis met de telefoon op het nachtkastje.
We gaan van start met de defensieparagraaf. Opnieuw blokkades, over en weer. Het voorstel om de nieuwe knelpunten binnen de meerjarenramingen tot een oplossing te brengen gaat mij niet ver genoeg. Ik wil de verzekering dat Defensie ook zal meedraaien in de overeengekomen 4 miljard-operatie. Als dat problemen oproept mogen nieuwe NAVO-consultaties niet uit de weg worden gegaan. Opnieuw botsen de meningen. Dries deelt mijn mening dat het binnen de meerjarenramingen niet zal lukken de uitgangspunten van de Defensienota '74 veilig te stellen. Maar hij komt tot de omgekeerde conclusie: dat betekent extra-middelen en in geen geval nieuwe NAVO-consultaties. Hij bestookt mij met citaten uit een nota van de minister van Defensie aan de kabinetsformateur. In gedachten kan ik Bram Stemerdink, de
| |
| |
auteur, wel schieten. Maar Joop is niet voor een kleintje vervaard. Op grond van diezelfde nota betoogt hij dat de problemen zeer wel binnen de meerjarenramingen kunnen worden opgelost. Hij bestrijdt het pessimisme van Dries en mij gelijkelijk. Gerard volgt de bewegingen van Joop nauwgezet. Hij maakt een gespannen indruk hetgeen blijkbaar inspirerend werkt. Met een paar kleine tekstwijzigingen lijken de tegenstellingen toch overbrugbaar. We krijgen gelegenheid voor telefonisch kontakt. Ik bel, bij afwezigheid van Piet Dankert, met Klaas de Vries. Die geeft mij het groene licht. Dries komt zonder licht terug. Geen van zijn adviseurs blijkt bereikbaar te zijn. Het buitenland is weer eens groot.
We stappen over op de politie. Voorgesteld wordt om niet alleen afspraken te maken over een kwantitatieve versterking, maar ook over kwalitatieve maatregelen. Ik denk daarbij met name aan een opzienbarend rapport van de commissie-Heyink, de Groningse hoofdcommissaris, waarin krachtig gepleit wordt voor een taakverbreding naar maatschappelijke dienstverlening. Dries maakt daartegen bezwaar. Het rapport is nog vertrouwelijk, daar kan moeilijk naar verwezen worden. Ik zwicht.
We komen aan het stakingsrecht. Dat blijkt een hamerstuk te zijn. Dat is maar goed ook, want het loopt alweer tegen middernacht en we zijn er nog lang niet.
Een herschreven paragraaf over volkshuisvesting ligt ter tafel. Een aantal van mijn bezwaren zijn aardig ondervangen, maar Dries kan er geen kant mee op. Hij blijft op een aantal hoofdpunten bezwaren houden. ‘Als dat zo is herleven bij mij ook een aantal verlangens,’ kondig ik dreigend aan. Opnieuw is er gelegenheid voor telefonisch beraad, maar opnieuw komt Dries onverrichterzake terug. Ook zijn woningadviseurs zijn onvindbaar.
Er ontstaat een lichte paniek. Wat nu te doen? We hebben de fracties morgen een stuk in het vooruitzicht gesteld. Dat moet een totaalstuk zijn. De informateurs voelen niets voor blinde plekken. Besloten wordt om elkaar dan maar, bij wijze van uitzondering, een aantal voorbehouden te gunnen. Dries formuleert er drie, ik stel er drie tegenover. Nu rest ons nog de afhandeling van ‘onderwijs’. Tot onze schrik deelt Dries mee dat in zijn fractie toch het meest wordt gevoeld voor een ingevulde paragraaf. Er wordt ernstig rekening mee gehouden dat Van Kemenade op die post terugkeert. Welnu, dan is het raadzaam om de ombuigingen in zijn beleid, die het CDA op het oog heeft, nu punt voor punt vast te leggen.
Maar wanneer? vragen wij ons in wanhoop af. Het is al diep in de nacht. Gerard doet een dringend beroep op Dries om och nog te
| |
| |
proberen zijn fractie tot andere gedachten te brengen en te volstaan met wat summiere aanduidingen in de paragraaf ‘democratisering’. Dries zal het proberen, maar kan ons niets beloven.
Met een onbevredigd gevoel verlaat ik Algemene Zaken. Er staat nog veel op losse schroeven. Ik slaag erin deze keer de pers, die nog op Nieuwspoort zit, te ontwijken.
| |
Woensdag 14 september
Ik zie als een berg op tegen de fractievergadering. Met 53 man door een berg papier kruipen. Het belooft een marathonzitting te worden. Bovendien heb ik Hedy beloofd 's avonds samen naar een première te zullen gaan. Ik wil die belofte nu eens een keer nakomen. Niettemin bereid ik haar voor mijn vertrek op het ergste voor, dan kan het alleen nog maar meevallen. Je bent onderhandelaar of je bent het niet. De fractie zit vanaf elf uur bijeen, maar het stuk is er nog niet. Ik gebruik de vrijkomende tijd om een tijdschema af te spreken. We vergaderen de hele dag door met een eventuele uitloop naar morgenochtend. ‘Vanavond niet,’ probeer ik schuchter. Maar de fractie gaat zonder bezwaar akkoord. Blijkbaar spreekt mijn bleek gezicht boekdelen. Het stuk wordt binnengebracht en rondgedeeld. De informateurs willen uitdrukkelijk dat de fractievoorzitters een mandaat krijgen om de voorgelegde punten te kunnen afhandelen. Daarover ontstaat enige onrust. Ik zet uiteen dat ik op mij heb genomen alle onderdelen te zullen verdedigen, behalve de UCN. Wijzigingsvoorstellen wil ik graag noteren, mits die niet het karakter krijgen van een breukpunt. Ik maak een uitzondering voor de voorbehouden op volkshuisvesting en eventuele nieuwe ontwikkelingen rondom de paragraaf onderwijs. We beginnen met het buitenlands beleid. Daar zijn we razendsnel doorheen. Ik krijg wat tekstwijzigingen mee, naar eigen inzicht te hanteren. De kernenergie verslindt meer tijd. Men vindt dat er teveel openingen zijn gelaten. Een nieuwe beslissing over de bouw zal ‘pas’ genomen worden als er ‘voldoende zicht is op een verantwoorde methode van berging van radioactief afval’? Laat ons niet lachen. Volgens Lubbers is het zicht er nu al. Ik voer aan dat Lubbers zich met hand en tand tegen deze paragraaf verzet. Maar de fractie is niet te vermurwen. Het ‘zicht’ kan ze gestolen worden, de oplossing moet er zijn. Ik heb het eerste amendement aan mijn broek.
Maar de temperatuur loopt pas goed op als de UCN aan de orde komt. Opnieuw zijn er bij dit punt drie stromingen.
Eén stroming wil domweg nee, overeenkomstig ‘Voorwaarts’. Een tweede groep wil ‘nee, tenzij’ maar dan op grond van de voorwaarden die de fractie destijds heeft gesteld en die verder reiken dan die van het
| |
| |
kabinet. Dat is dus ook nee. Een derde groep pleit voor ‘nee, tenzij’ op grond van de voorwaarden van het kabinet. Vrijwel niemand voelt iets voor de tekst zoals die is voorgelegd, uitgaande van de formule ‘ja, mits’.
Max van der Stoel geeft een overzicht van wat er op het spel staat. Hij wijst op de gevaren van de plutoniumeconomie. Nederland is het eerste land geweest dat hierover internationaal aan de bel heeft getrokken. Niet zonder resultaat: een wereldwijd regime voor plutoniumopslag onder internationaal beheer komt binnen bereik. Als dat niet lukt, is het voor hem ook nee. Zijn verhaal maakt indruk. De discussie spitst zich nu toe op de vraag of het ‘tenzij’ uitdrukkelijk in de tekst moet worden neergelegd en zo ja, in welke bewoordingen. Relus ter Beek neemt het woord. Hij is van mening dat de resultaten van Max zeker kwalitatief verder strekken dan de voorwaarden die de fractie destijds heeft gesteld. Hij licht dat uitvoerig toe. Te uitvoerig, naar mijn mening. Ik val hem in de rede. Relus valt onmiddellijk stil. Beledigd. Ik begrijp dat mijn ongeduld het ten onrechte gewonnen heeft van mijn verlangen de fractie op één lijn te krijgen. Relus had een compromisformule in gedachten die hij nu niet heeft uitgesproken. Onkundig van dit voornemen wijs ik voorstellen om onzerzijds met precieze formuleringen van de voorwaarden te komen, van de hand. De gelederen zijn nu niet meer te dichten. De stemming gaat over ‘nee, tenzij’ met een algemene aanduiding of ‘nee’ zonder meer. Het ‘nee, tenzij’ krijgt een grote meerderheid, maar de nee-zeggers verklaren zich daar niet bij te zullen neerleggen. Ien van den Heuvel is in alle staten. Het Partijbestuur zal dit niet nemen, zegt ze.
We storten ons in de defensie. Dit punt levert minder problemen op dan ik had gevreesd. Blijkbaar is na het vorige punt de stoom wat van de ketel. Het voorstel is vaag, maar biedt voldoende ruimte voor verdergaande bezuinigingen. Ook wat er niet staat is waar. Nieuwe NAVO-consultaties worden in elk geval niet met zoveel woorden uitgesloten. De fractie gaat akkoord. Het loopt tegen zessen. We zijn minder ver gekomen dan ik had gehoopt, maar ik hou toch aan het tijdschema vast. Ik ben doorgedraaid.
De première kan doorgaan. Het stuk - Rock '69 - gaat over een popgroep die van tijd tot tijd ook levensecht optreedt. In slaap vallen is er niet bij. Gelukkig maar, want het is best een aardig stuk. We amuseren ons.
| |
Donderdag 15 september
Om half tien gaan we met frisse moed verder. We hebben tot uiterlijk één uur, wil ik nog in de gelegenheid zijn om de pers te woord te staan.
| |
| |
Maar het moet kunnen. De heetste hangijzers hebben we gehad.
De politie brengt toch enige opschudding. Mijn mededeling dat het rapport-Heyink nog vertrouwelijk is wordt staande de vergadering gepareerd door Piet Stoffelen met een officiële aanbiedingsbrief waarin het rapport ter bestudering wordt aangeboden aan een hele serie publieke instanties, waaronder de betrokken kamercommissies. Was getekend: Van Agt. Hilariteit. De paragraaf democratisering leidt tot vele puntjes op de i, maar kan toch in grote lijnen worden aanvaard. Wel loopt men storm tegen het zgn. ‘kapelaansartikel’. Ik weiger echter om mij met een schrappingsbesluit op pad te laten sturen. Eenmaal op het verkeerde pad wil ik toch de ingeslagen weg blijven volgen. Ik voel mijn verantwoordelijkheid voor de handhaving van het betaalmiddel waarmee ik de democratisering van het bedrijfsleven heb binnengehaald. De fractie toont hiervoor begrip. Joop Voogd haalt de fractie over tot een verplichtende aanvulling: ‘Het kabinet zal het welzijnsbeleid in brede zin beschouwen als een centraal punt van regeringsbeleid met als uitgangspunt voorrang voor mensen en groepen in achterstandsituaties.’ Ik beloof mijn best te zullen doen.
Node legt de fractie zich neer bij de schrale behandeling van het onderwijs, maar men troost zich met de gedachte dat toch in ieder geval is vastgelegd dat het tot dusver gevoerde beleid in hoofdzaken kan worden voortgezet.
Een klein stormpje breekt uit over het mediabeleid. Aad Kosto betreurt het dat de tweede ontkoppeling (lidmaatschap en omroepblad) op losse schroeven is komen te staan in ruil voor weinig concrete voornemens om de pluriformiteit veilig te stellen. Met de belofte dat ik ook het tegengaan van de commercialisering uitdrukkelijk zal inbrengen, weet ik hem en de andere bezwaarden te verzoenen.
Het emancipatiebeleid komt mij op vele pluimen te staan. Wijnie Giphart bedankt mij voor mijn inzet. Ik vertel maar niet dat het weinig moeite heeft gekost.
De paragraaf volkshuisvesting leidt ook al tot tevredenheid. Het is voor mij een genoegen Hans Kombrink nu eens de rol van de verdediger te zien vervullen.
Blijmoedig sluit ik op tijd de vergadering. Het is al met al toch wel erg meegevallen.
Zulke momenten zijn zeldzaam in deze formatie. En telkens weer van korte duur. Zo ook nu. Als ik mijn kamer binnenloop om mij nog even voor te bereiden op de persconferentie wacht daar een brief van Dries. Onderwerp: het abortusvraagstuk. Mijn toch al niet grote kamer knijpt zich samen tot een conservenblikje. Met ingehouden adem begin ik te lezen. De brief is gericht aan informateur Veringa: ‘Ik acht
| |
| |
het thans noodzakelijk het volgende onder uw aandacht te brengen. Mijn fractie heeft haar goedkeuring aan het abortus-akkoord gehecht in de stellige overtuiging dat het gestelde onder B5 van dat akkoord de norm inhoudt dat de leden van het kabinet niet mogen aansturen op contrasigneren van een eventueel initiatief-ontwerp ongeacht de inhoud daarvan, maar bij het vormen van het besluit om al dan niet te contrasigneren rekening behoren te houden met de opvattingen over het abortusvraagstuk bij elk van de partijen wier geestverwanten in het kabinet zitting hebben. De bereidheid om afstand te doen van mogelijkheden om de totstandkoming van een besluit tot contrasignering te verhinderen staat in overbrekelijk verband met de erkenning door alle coalitiepartners van deze norm.’ Ik lees en herlees. Wat moet ik hiermee? Dries vraagt geen heropening van de onderhandelingen, maar zijn interpretatie is onaanvaardbaar. Moet ik nu zelf om heropening vragen? Dat is het laatste waar ik trek in heb. Maar dit zonder meer laten passeren kan ook niet. Wat te doen? De pers wacht. In mineur begeef ik mij naar Nieuwspoort. Daar deel ik mee op alle punten een onderhandelingsmandaat te hebben verkregen. Wat ons betreft zijn er alleen nog problemen over de UCN: ‘De fractie van de PvdA is van mening dat als ons nu uitsluitsel wordt gevraagd dat het dan nu nee is. Wij zijn echter bereid het kabinet tijd te gunnen en ons, als de onderhandelingsresultaten op tafel liggen, in de gelegenheid te stellen om in het licht van de dan beschikbare informatie, een oordeel over die zaak te geven alsvorens een definitief besluit wordt genomen.’ De brief van Dries is nog niet bekend.
Wel komt tijdens de persconferentie het bericht binnen dat het CDA om uitstel heeft gevraagd. Men heeft nog maar drie punten kunnen afhandelen. Ik toon verontwaardiging. ‘Wij hebben alles op alles gezet om op tijd klaar te komen,’ roep ik. ‘Ik voel me enigszins genomen.’
Niettemin meld ik mij op het afgesproken tijdstip in de Raad van State. Iedereen is er behalve Dries. Dat geeft mij gelegenheid om informeel de abortusbrief te bespreken. Gerard vindt dat de brief voor kennisgeving kan worden aangenomen. Er wordt niet om heropening gevraagd. Hij stelt zich voor pas te reageren in zijn eindrapport. Het lijkt mij verstandig om dan maar van mijn kant met een reactie te komen. Dan kan hij daar tezijnertijd ook rekening mee houden.
Dries komt binnen. Hij verontschuldigt zich voor de gang van zaken, maar het was ook wel erg veel om allemaal te behappen. Het CDA is niet verder gekomen dan de paragrafen buitenlands beleid, veiligheid en onderwijs. Wat hem betreft kunnen we daarmee nu een begin maken. De informateurs maken daartegen bezwaar. Het is een totaalstuk
| |
| |
waarop een totaalreactie wordt verwacht. Zij vragen Dries om zijn fractie weer snel bijeen te halen om de resterende punten af te handelen.
We staan in een ommezien van tijd weer op straat. Ik besluit om van deze onvoorziene vrijheid gebruik te maken om een reactie te schrijven op de abortusbrief van Dries. Met grote weerzin zet ik mij achter de schrijfmachine en vraag Sylvia Bakker, mijn secretaresse, mijn deur hermetisch gesloten te houden. Moeizaam tik ik de volgende zinnen:
‘Hooggeachte heer informateur,
De brief die de heer Van Agt u heden heeft doen toekomen naar aanleiding van het bereikte abortus-akkoord noopt mij tot een reaktie, omdat men daaruit zou kunnen lezen dat wordt teruggekomen op de met grote stelligheid gegeven verzekering dat dit akkoord impliceert dat geen lid van het toekomstige kabinet een besluit tot contrasignering zal kunnen verhinderen. De heer Van Agt stelt dit nu afhankelijk van de norm dat bij het vormen van het besluit om al dan niet te contrasigneren rekening behoort te worden gehouden met de opvattingen over het abortusvraagstuk bij elk van de partijen wier geestverwanten in het kabinet zitting hebben.
Ik moge u er ten overvloede op wijzen dat wij ons ertoe verplicht hebben om in eerste instantie mee te werken aan een serieuze poging om binnen het kabinet tot een gemeenschappelijk standpunt terzake te komen. Mocht dit evenwel onmogelijk blijken dan zouden initiatieven van de Tweede Kamer worden afgewacht. Wanneer een initiatiefontwerp eenmaal door beide Kamers der Staten-Generaal is aanvaard en het kabinet heeft bereikt dan ontbreekt in dat stadium constitutioneel de mogelijkheid om bij inhoudelijke meningsverschillen door enigerlei wijziging alsnog tot overeenstemming te komen. De enige vraag die men dan te beantwoorden heeft, uiteraard na serieuze kennisneming van het advies van de Raad van State, is of in het contraseign al dan niet kan worden bewilligd.
Natuurlijk zal, gezien de zwaarwegende gevolgen voor de samenwerking, de diskussie daarover verre van eenvoudig zijn en zullen de gebleken opvattingen over het abortusvraagstuk van alle betrokken partijen volop in het geding zijn. Maar ik werp geen nieuw licht op de zaak als ik herinner aan het feit dat voor ons ook steeds zwaar heeft gewogen en zal blijven wegen de opvatting dat in het algemeen een door beide Kamers der Staten-Generaal aanvaard wetsontwerp tot wet behoort te worden verheven. Ik mag toch aannemen dat ook deze “gebleken opvatting over dit vraagstuk” bij de fractie van het CDA bekend was toen zij haar goedkeuring aan het abortusakkoord heeft ge- | |
| |
hecht, te meer daar ook overeen is gekomen dat een dergelijke beslissing genomen zal worden in het besef dat een herziening van de wettelijke regeling noodzakelijk is.
Ik ga ervan uit dat de brief van de heer Van Agt niet is geschreven vanuit de twijfel over onze bereidheid op loyale wijze uitvoering te geven aan datgene wat wij, op zo'n moeizame wijze, uiteindelijk zijn overeengekomen. Ik word in deze gedachte gesterkt door het feit dat voornoemd schrijven geen verzoek bevat om de beraadslagingen terzake te heropenen.’
Er gaat een hele middag in zitten, de telefoontjes er omheen inbegrepen. Het is zes uur als ik de brief bij Veringa kan laten bezorgen. Ik maak me op om naar Amsterdam te gaan. Maar voordat ik kan vertrekken wordt mijn commentaar gevraagd op twee andere brieven die inmiddels bekend zijn geworden. Een brief van Lubbers aan de informateurs waarin hij de kernenergieparagraaf aanvecht, met een afschrift aan de vaste kamercommissie voor Kernenergie. En een brief van Ien van den Heuvel aan het Partijbestuur waarin zij haar bezwaren uiteenzet tegen het UCN-standpunt van de fractie. Ik weiger commentaar te geven. Ik heb voor vandaag genoeg gecorrespondeerd.
Ik ga naar Amsterdam. Na in snel tempo gegeten hebben hijs ik mij, razend en tierend, in mijn smoking. In het kader van een staatsbezoek is er 's avonds een ontvangst ter ere van de President van Suriname. Met hand en tand heb ik mij verzet daarheen te gaan. Ik gruw van officiële ontvangsten en zeker als die zich in avondkleding afspelen. Bovendien, een avondje thuis trekt mij erg aan. Maar er helpt geen lieve moederen aan. Ik moet en zal gaan. Mijn medewerkers bezweren mij dat mijn afwezigheid verkeerd zal worden begrepen. Het zal als een blijk van onhoffelijkheid worden uitgelegd. Een diplomatiek schandaal is niet uitgesloten. Zuchtend leg ik mij bij deze argumenten neer.
Als ik 's avonds het Rijksmuseum binnentreed, tref ik Joop die als gastheer optreedt. Vermoeid schudden we elkaar de hand. Ik baan mij een weg door de opgedofte menigte. Ik stuit op Albeda. ‘Hallo, dat is lang geleden.’ Inderdaad lijken er jaren te zijn gepasseerd. Ik ontmoet nog meer bekenden. Andriessen o.a. Een dame spreekt er schande van dat wij zo vriendschappelijk met elkaar omgaan. ‘Nee, dan Jan Terlouw,’ ze is een aanhanger van D'66. Ik ontmoet ook tal van onbekenden. De ene ambassadeur na de ander nodigt mij uit voor een lunch of een diner. We hoeven voorlopig niet meer te koken. Ik verwijs alle invitaties tot na de formatie, op dat moment hopend dat die nooit tot een einde zal komen. Eén persoon ontmoet ik niet: de President van Suriname. In afwachting van het diplomatieke schandaal begeef ik
| |
| |
| |
Vrijdag 16 september
Het CDA vergadert. Ik heb een rustige ochtend. Naar de Utrechtsestraat dus om bij te tanken. Perssinaasappels, oude kaas, hart voor de poezen, sigaren. Het bekende werk. ‘Hoe houdt u het vol?’ hoor ik, waar ik ook kom. ‘Hé, moet je niet kwekken?’ roept een bouwvakker driehoog van de steiger als ik door de Kerkstraat weer naar huis wandel.
Om 2 uur moet ik op Algemene Zaken zijn. Bij de ingang staat Dick Kalk me op te wachten met een nieuwe brief van Dries. Ik scheur hem woedend uit zijn hand. Deze keer is het maar een kort epistel. Hij stelt slechts vast dat ik de norm, waarvan hij in zijn eerste brief sprak, niet heb erkend. Dat kan niet anders betekenen dan dat hij zijn dreigement het contraseign te verhinderen, handhaaft. Briesend storm ik de vergaderzaal binnen. Ik kondig Veringa aan dat ik om herbevestiging van het akkoord zal moeten vragen. Als hij daar in zijn eindverslag niet bevredigend op reageert, zal er een nieuwe informatieronde aan te pas moeten komen. Ik zet mij aan het schrijven. De vergadering is al een eind op streek als ik de laatste hand leg aan mijn krabbels. Ik vraag de kamerbewaarder of hij ze even laat ophalen. Voor het eind van de vergadering moet er een officiële brief liggen. ‘Van Thijn gooit het nu voor de koningin,’ zou Ton Planken later in zijn onschendbaarheid aan de kijkers meedelen.
Intussen hebben de informateurs gevraagd hoe wij hier zitten. ‘Met een volledig mandaat,’ antwoorden Jan en ik, met uitzondering van de UCN. ‘Met veel wijzigingsvoorstellen,’ zegt Dries. ‘Wijzigings-voorstellen?’ roepen de aanwezigen met schrik. ‘Maar dat was toch niet afgesproken?’ ‘Het is niet anders,’ zegt Dries. Het stuk is niet best gevallen in zijn fractie. Hij hoeft niet terug als de amendementen worden aanvaard. Als er niets wordt aanvaard moet hij wel terug. Zijn ruimte ligt daar ergens tussen. De grootste problemen zijn gerezen bij defensie, onderwijs en volkshuisvesting.
Joop wijst op de grote tijdnood die is ontstaan. In de Stichting van de Arbeid staat de zaak op springen. Het is van het grootste belang dat er nu snel een kabinet komt. Maar het is niet anders. Bliksemsnel gaan we aan de slag.
De schermutselingen beginnen van voren af aan. Reeds bij het buitenlands beleid produceert Dries nieuwe teksten. We komen niet veel verder. De informateurs inventariseren wat er nog allemaal te wachten staat. Het blijkt dat het CDA bij onderwijs alsnog gekozen heeft voor de ‘lange weg’: de fractie wil een aparte paragraaf. Zuchtend haal ik
| |
| |
de voorstellen tevoorschijn die ik al geruime tijd in portefeuille heb voor het geval dat het die kant op zou gaan.
We besluiten morgen opnieuw bijeen te komen. Ik schrik. Carla en Marion zijn er en Hedy gaat dit weekend naar Londen. Ik vraag of het bezwaarlijk is om dan voor één keertje in Amsterdam te vergaderen. De anderen zijn inschikkelijk. Bij de pers ontstaat grote hilariteit als ze horen dat wij de volgende dag in het Rijksmuseum bijeen zullen komen.
| |
Zaterdag 17 september
‘Schetsje van vijf cliché-heren,’ lees ik, terwijl ik het ontbijt klaar maak. Jan-Joost Lindner is weer op dreef. We zijn ‘uitgeblust’, ‘bijna ingeslapen’, ‘fantasieloos’. ‘De verbeeldingsloosheid komt aan de macht.’ Wakker geschud rij ik naar het Rijksmuseum, Carla en Marion teleurgesteld achterlatend. De vergaderruimte valt me tegen. Stilletjes had ik gehoopt dat wij strijd zouden leveren temidden van de Rembrandts, maar er is een doodgewone directiekamer voor ons gereserveerd.
Wéér komen we niet verder. Dries deelt een nieuwe tekst over kernenergie uit. Het beginselbesluit blijft gehandhaafd, maar de uitvoering wordt afhankelijk van de oplossing van de afvalproblematiek. Het ligt voor de hand dat het kabinet aan de kamer de beslissing voorlegt om één kerncentrale te bouwen. Wij protesteren. ‘Je moet het goed lezen,’ zegt Dries. ‘“Het ligt voor de hand” betekent dat het niet hoeft te gebeuren.’ Bovendien kan de kamer altijd nog nee zeggen. Ik verklaar meer dan genoeg te hebben van dit soort compromisformules en begin wat milder te denken over Jan-Joost Lindner. We komen er niet uit.
We proberen het met Defensie. Ook hierbij komt Dries met een tegenvoorstel. De essentie ervan is dat de meerjarenramingen moeten worden bijgesteld. Opnieuw stokken de besprekingen.
De hamer valt. Volgende week beter, nemen we ons voor.
Buiten staat een handjevol journalisten. Van hen hoor ik dat Dries, buitenkomend, gezegd heeft: ‘We hebben alle tijd.’ Of ik een reactie kan geven. Nou, dat kan. Woedend blaas ik in de microfoon: ‘Wij werken nu al maanden in verschillende tempo's.’ Als ik thuis ben hoor ik via de radio dat Dries nog meer heeft gezegd: ‘Wij zijn mensen die elkaar wel mogen. Maar langzamerhand raken we wel op elkaar uitgekeken.’ Gelukkig is het morgen zondag.
| |
Zondag 18 september
Het is de zondagavond voor Prinsjesdag. In andere jaren is dat de
| |
| |
avond waarop we bijeenkomen om ons commentaar op de Miljoenennota voor te bereiden die we dan al onder embargo in ons bezit hebben. Dit jaar gaat die gifbeker aan mij voorbij. Ik heb het commentaar gedelegeerd aan Dick Dolman. Het vrije avondje is mij gegund. Maar het avondje is niet vrij. Oud-premier Peres van Israël is in Nederland. Harry van den Bergh heeft bij zich thuis een samenkomst georganiseerd. Ik stap, na Studio Sport, in mijn auto om naar Nieuw-Vennep te rijden. Het is een uiterst boeiende avond. Ik ben hevig geïnteresseerd in de Midden-Oostenproblematiek en Peres is een boeiende persoonlijkheid. Het is hem echter aan te horen dat hij buitenspel is komen te staan. Een verkiezingsnederlaag van 15 zetels heeft zijn opponent in het zadel gebracht. Zijn verhaal heeft een bittere bijklank. Maar ja, denk ik, zo werkt de democratie. Wie zoveel zetels verliest staat er buiten. Ik ben blij dat wij 10 zetels gewonnen hebben.
| |
Maandag 19 september
De informateurs hebben besloten nu verder maar te volstaan met het inventariseren van de verschillende wijzigingsvoorstellen om zo snel mogelijk met nieuwe stukken op tafel te komen die niet meer voor wijziging zouden openstaan.
's Middags zitten we weer in treurigheid bijeen op Algemene Zaken. Aan de orde: volkshuisvesting. Opnieuw een nieuwe lap van het CDA. Het zit knap in elkaar, de terminologie sluit ten nauwste aan bij die van Veringa en Den Uyl, maar ik turf toch in de gauwigheid tien wijzigingen op hoofdpunten. Ik herinner aan het feit dat Dries vorige week drie voorbehouden heeft gemaakt. Hoe komt hij nu aan tien wijzigingsvoorstellen? Dit is waar zijn fractie toe bereid is, zegt hij. ‘Als het zo moet heb ik ook nog wijzigingsvoorstellen,’ zeg ik en blader driftig in de notities die Kombrink, Salomons, Van Dam en Schaefer mij in de afgelopen weken hebben doen toekomen. Maar met geen mogelijkheid haal ik het getal van tien. In arrenmoede pak ik ‘Voorwaarts’ er maar bij en begin punt voor punt voor te lezen. Dries noteert ijverig. ‘Niet zo snel, Ed,’ vraagt hij. De anderen beginnen te lachen. Zelfs de notulisten hebben de pen inmiddels neergelegd. Maar Dries schrijft nijver door. Na het tiende punt stop ik.
‘Kunnen we de hele paragraaf niet schrappen?’ stelt Dries voor. Jan sluit zich bij hem aan. ‘Geen sprake van,’ zeg ik.
Ook bij de andere onderwerpen flitsen de wijzigingsvoorstellen nu over tafel. De informateurs horen ons aan en stellen nieuwe teksten in het vooruitzicht. De bijeenkomst heeft het karakter van een formaliteit.
Wij spoeden ons naar een receptie in de Eerste Kamer om afscheid te
| |
| |
nemen van vertrekkende leden. Ik zoek Hedy op. Samen rijden we naar Amsterdam. Er wacht mij een vergadering van het Partijbestuur. Daar heeft men zich al ingesteld op de slotronde van de formatie: de samenstelling van het kabinet. Op de agenda staat een nota over de meest gewenste portefeuilleverdeling. Het 8-7-1 klinkt uit aller monden. Meer spreektijd gaat zitten in de portefeuilleverdeling. Justitie, Onderwijs, Sociale Zaken, Economische Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Volkshuisvesting staan hoog genoteerd. Een minderheid pleit, tevergeefs, voor Binnenlandse Zaken. Het gaat allemaal een beetje aan mij voorbij. Ik heb het volgende mapje nog niet opengeslagen. Wel reageer ik alert als ik diverse sprekers hoor zeggen dat alleen diegenen bewindsman kunnen worden die het programakkoord uit volle overtuiging kunnen onderschrijven. ‘Doet het Partijbestuur dat ook?’ vraag ik hoopvol. Maar het antwoord hoor ik niet meer. Dick Kalk heeft een telexbericht onder mijn neus geduwd. Dries is wandelend over het Binnenhof aangetroffen. ‘Ik loop nog liever door een glazen deur dan die eis (7-7) te laten vallen,’ heeft het ANP opgetekend.
| |
Dinsdag 20 september
Het is Prinsjesdag, maar nog geen kabinet. Toch lijkt alles net als anders. Hedy en ik gaan samen naar Den Haag. Het is tenslotte een Verenigde Vergadering van de beide Kamers der Staten-Generaal. Ons vertrek heeft echter een weinig plechtig verloop. Ik, gehaast als altijd, wil tijdig van huis. Zij, gewend aan mijn gejaag, maakt nog een spoedklus af. We vertrekken op een compromistijd die nogal in mijn nadeel uitvalt. De goden zijn ons echter gunstig gezind. We halen nog net de allerlaatste parkeerplaats op het Plein. Ik voel me alsof ik net de Tulpenralley op mijn naam heb gebracht.
Rustig wandelen we langs de wachtende mensen het Binnenhof op, delibererend of we onze tassen in de vestiaire van de Eerste of de Tweede Kamer zullen zetten. Het wordt de Tweede.
In de Ridderzaal zijn toch wat kleine decorwisselingen te bespeuren. De binnenkomst van de Raad
van State lijkt met meer vertoon gepaard te gaan dan in voorgaande jaren. Veringa is in één klap weer een opvallende verschijning, maar ook bij mensen als Ruppert en Burger vraag je je af ‘Wat zouden die nou op dit moment in hun hoofd hebben?’ Iedereen kijkt wie er naast wie zit. De entree van het kabinet is wat minder joyeus. Het gezelschap is behoorlijk uitgedund. Dries zit nu gewoon tussen de mensen, Gaius heeft zijn plaats naast Joop overgenomen. De rij is aanmerkelijk gekortwiekt door het ontbreken van de meeste staatssecretarissen. Ik mis vooral de binnenkomst van Jan
| |
| |
Schaefer in zijn ‘oude pandjes’-jas.
De voorzitter benoemt de leden van de Commissie van in- en uitgeleide. Ik vraag me op zo'n moment altijd af wat er zou gebeuren als iemand het woord zou vragen en bezwaar zou aantekenen tegen de benoeming van deze of gene. Zelf heb ik daar het lef niet toe. Ik zit ergens weggedoken op de vierde rij en wissel grappen uit met Hedy.
De leden van het Koninklijk Huis schrijden binnen. De voorlezing van de Troonrede kan beginnen. Ik houd nauwlettend enkele gezichten in de gaten. Ik weet wat er komen gaat. De fractievoorzitters hebben de Troonrede die ochtend onder embargo ontvangen.
‘Leden der Staten-Generaal,
De lange duur van de kabinetsformatie, na een verkiezingsuitslag die toch door velen als duidelijk is ervaren, wekt onder de huidige omstandigheden begrijpelijke bezorgdheid.’ Ik zie Joop breed grijnzen. Zijn ogen zoeken die van Dries. Hij grimast. ‘Sufferd,’ denk ik. Dries grimast vriendelijk terug, maar hij lijkt niet echt geamuseerd. Anderen in zijn omgeving kijken ronduit woedend. Het is hard aangekomen, al besef ik nog niet hoe hard. Behorend tot die ‘velen’ vind ik het eigenlijk nogal normaal dat na al die maanden formeren op een dag als deze toch iets van bezorgdheid blijkt. Wie de schoen past trekke hem aan, vind ik.
Na afloop treffen we Sicco Mansholt en zijn vrouw. We hebben samen Sicco goed leren kennen in de zogenaamde kopgroep van de beginselprogramcommissie. Hedy nodigt ons uit de lunch in de Eerste Kamer te komen gebruiken.
Tegen drieën haast ik mij naar de overzijde waar Duisenberg op het punt staat zijn
miljardenkoffertje te openen. Hij houdt een wat ongebruikelijke speech, eindigend met de
woorden: ‘Het is bijzonder teleurstellend en in het licht van het sombere economische
perspectief nauwelijks verantwoord, dat wij politici er nog niet in geslaagd zijn een nieuw,
daadkrachtig kabinet te vormen. De kiezers hebben ons vertrouwen geschonken en een grote
verantwoordelijkheid opgelegd. Ik spreek de hoop uit dat snel zal blijken dat wij dat vertrouwen
verdienen en terecht met die verantwoordelijkheid zijn belast.’ Niet ten onrechte stelt
oppositieleider Wiegel daar een ongebruikelijke stap tegenover: hij vraagt het woord. Ik sla dat
met toenemende ongerustheid gade. Ik voel me een dagje uit, heb alle commentaren gedelegeerd aan Dick Dolman en voel niet de geringste behoefte om met Wiegel in debat te gaan. Trouwens, wat zou ik moeten zeggen ter verdediging van Wim? Maar, zoals gewoonlijk, maakt Wiegel het ons gemakkelijk door net de verkeerde invalshoek te kiezen. Hij komt alleen maar aanmelden dat hij niet tot ‘wij politici’ gerekend wenst te worden die
| |
| |
schuldig zijn aan het uitblijven van een kabinet. Nou dat wisten we al. Eerlijk gezegd had ik gedacht dat hij Duisenberg iets zou vragen wat wij niet wisten, namelijk wat hij nu eigenlijk bedoelt? Tot wie de terechtwijzing nu wel gericht is? Ik zou hem daarvoor geprezen hebben. Moedig, toch een zekere distantie. Is het niet de taak van een oppositieleider om wiggen te drijven? Gelukkig voor mij hoef ik niet plotseling om te schakelen van gemakzuchtig dagjesmens naar spitsvondig parlementariër. Trouwens, Dick heeft een goede interruptie: ‘En het nationaal kabinet dan?’ roept hij.
We gaan de kamervoorzitter kiezen. Andriessen wordt benoemd tot voorzitter van de commissie van stemopnemers. Iemand heeft vast heel aardig voor hem willen zijn. Het tellen begint. De commissie van vier hanteert de stembriefjes als waren het speelkaarten. Het is net een klaverjasclub. Even later houdt Andriessen zijn maidenspeech als oud-fractievoorzitter: ‘Er zijn 111 stemmen uitgebracht, waarvan 97 op de heer Vondeling.’
Na afloop van het parlementaire gebeuren gaan Hedy en ik samen eten bij Tchekiang. We worden al vroeg op de avond verwacht bij een extra-uitzending van Haagsche Kringen. Joop van Tijn zal mij onder het mes nemen. Ik word graag door hem geïnterviewd, omdat het één van de weinige keren is dat de mensen ons niet echt kunnen verwarren. Dat we geen broers zijn branden we er toch niet meer uit. Trouwens, vrienden zijn is veel erger. Joop weet een ontspannen sfeer te scheppen, maar verpest dat ook weer ten dele door pal voor de uitzending te vragen of ik wel ontspannen ben. Het gesprek flitst heen en weer, maar Joop zorgt zelf voor een hoogtepunt door de volgende vraag te stellen: Van Tijn: ‘Ik ga u iets vragen waarvan ik vrees dat u er weinig antwoord op zult geven, maar ik zal het toch doen ... Ik heb de indruk dat het CDA bezig is om tot elke prijs de glans die er van Den Uyl afstraalde na de verkiezingsoverwinning, de glans van de PvdA, dus ook van u, om die zo snel mogelijk te niet te doen, door zo langzaam mogelijk te formeren.’
Het is meer een analyse dan een vraag. Er gebeurt wat hij al vreesde: een ontwijkend antwoord.
Ik: ‘Nou ik weet niet of dat de bedoeling is, maar dat zal in ieder geval niet lukken.’
Ik kan toch moeilijk zeggen dat dit inderdaad de bedoeling is en dat het hoogstwaarschijnlijk gaat lukken?
Maar Joop houdt vol: ‘Maar is het niet al een beetje gelukt?’
Ik: ‘In een formatie zijn geen glansrollen te spelen. Een formatie na de verkiezingen heeft altijd iets onverkwikkelijks. Het liefst zou ik dan ook willen dat een regering gekozen werd; dan had je al dat gedonder
| |
| |
niet. Maar oké, we zitten nu met dit systeem en dan moet dit werk gedaan worden.’
Dit werk brengt met zich mee dat ik niet nader op Joops analyse inga. Een glansrol is er ook vanavond niet bij.
| |
Woensdag 21 september
De beide informateurs bereiden een soort programmatische coup voor. 's Avonds om 7 uur worden de fractievoorzitters op het Catshuis verwacht om een eindversie in ontvangst te nemen. Het wordt een kwestie van stikken of slikken. Niettemin bereid ik mij voor op serieuze onderhandelingen. Je weet het maar nooit. Hedy bereid ik voor op het zoveelste latertje.
Ik breng de hele dag door om met verschillende deskundigen de mapjes door te nemen. Niets wordt aan het toeval overgelaten.
Om 7 uur zitten we weer allemaal op onze plaats. De stukken worden rondgedeeld. Ik vraag, nog voor het lezen, het woord over de orde en informeer naar de status van de documenten. Veringa deelt mee dat dit definitieve conclusies zijn die onder verantwoordelijkheid van de informateurs aan de fracties worden voorgelegd als afronding van de programbesprekingen.
Ik informeer naar de rol die de informateurs aan de fractievoorzitters hebben toegedacht. ‘U hoeft deze stukken niet voor uw verantwoording te nemen,’ antwoordt Veringa. ‘Wij zijn benieuwd naar het ja of nee van de fracties over het totaalpakket.’
Ik claim het recht om te mogen beoordelen of ik mijn fractie aan zo'n stik-of-sliksituatie mag blootstellen. ‘Ik zit hier niet voor Jan Doedel,’ zeg ik. Ik ben de vertrouwensman van mijn fractie tijdens deze formatie en ik wens verantwoordelijkheid te dragen voor alles waarbij ik betrokken ben.
‘Ik had deze discussie liever niet gehad,’ zegt Joop, ‘het is een zaak van wikken en wegen geweest.’
We beginnen te lezen. Het ziet er prima uit. Bijna overal zijn de conclusies óf gehandhaafd, óf verbeterd. De UCN heeft nu veel meer het karakter van een procedure-afspraak gekregen.
Gerard stelt nu eerst de onderwijsparagraaf aan de orde. Het is een nieuw stuk dat niet in enigerlei versie al eerder is besproken. Ik vergelijk het met de punten die ik van Van Kemenade heb meegekregen en heb weinig kritiek. Dries formuleert enkele bezwaren. Het is een evenwichtig stuk, maar het ademt toch iets teveel een geest van voortzetting van het beleid. Hij noemt enkele voorbeelden die beter geschrapt kunnen worden.
Gerard zet zich aan de verdediging. Als hij uitgesproken is, zegt Dries
| |
| |
tot ieders verrassing: ‘Laten we de onderhandelingen over het hele stuk maar stoppen. We moeten het maar nemen zoals het is.’ Verheugd drukt Joop op de bel. ‘Dit is een groot moment. Daar moet op gedronken worden.’ De bestellingen worden opgenomen. Het is nog te vroeg voor de kaasblokjes.
Als we op het akkoord getoast hebben, trek ik de stoute schoenen aan en vraag toch puntsgewijze behandeling. Niet om nog verder te onderhandelen, maar om na te gaan of er nog technische verbeteringen zijn aan te brengen. In ijltempo worden de paragrafen doorgelopen. De meeste van mijn tekstvoorstellen worden zonder slag of stoot overgenomen. Bij deze ‘tweede lezing’ komen nog diverse fractieleden aan hun trekken. Zo haalt bijvoorbeeld Joop Voogd, zonder het te weten, zijn brede welzijnsformule binnen.
Voor het scheiden van de markt vraagt Dries nog aandacht voor de nieuwste economische gegevens die het wellicht nodig maken om nog eens naar het sociaal-economisch akkoord te kijken. ‘Geen sprake van,’ zegt Joop. De programbesprekingen zijn nu definitief afgesloten.
‘Is Andriessen toch beschikbaar?’ vraag ik niet zonder sarcasme. ‘Je raadt het goed,’ zegt Dries openhartig. De stemming is opperbest. Handenschuddend en schouderkloppend nemen we afscheid. Uren eerder dan ik voor mogelijk had gehouden.
| |
Donderdag 22 september
Ik ben toch gespannen als ik naar de fractie ga. Niet dat ik twijfels heb over het eindresultaat. Een meerderheid zal wel akkoord gaan. Maar ik ben toch bevreesd voor uitvallers. En bovenal zie ik op tegen een nieuwe marathon.
Maar ook de fractie loopt anders dan verwacht. Eigenlijk gaat het heel vlot. De eerste paragrafen vliegen er zonder veel gemor doorheen. De problemen beginnen bij de UCN. Het voorstel is sterk verbeterd, naar mijn mening. Er wordt niet meer vooruitgelopen op het onderhandelingsresultaat. De aanduiding van de voorwaarden is verruimd: ‘Essentieel is dat voldoende garanties worden verkregen dat leveranciers en afnemers van het verrijkt uranium deugdelijke non-proliferatienormen in acht nemen.’ Bovendien wordt nu afgesproken dat, bij een bevredigende afloop van de onderhandelingen, het nieuwe kabinet een voorlopig besluit zal nemen dat aan de kamer zal worden voorgelegd. De fractie wordt op deze wijze niet gebonden. De toetredende bewindslieden natuurlijk wel.
Diverse fractieleden vinden dit ontoelaatbaar. ‘We bouwen een F-16-situatie in,’ vinden zij. Bewindslieden en fractie komen tegen- | |
| |
over elkaar te staan. Anderen zijn daarvoor minder bevreesd. Zowel fractie als bewindslieden zullen de te nemen beslissing kritisch moeten toetsen aan de gestelde voorwaarden. Ook de relatie met het verkiezingsprogram komt uitgebreid aan de orde. Sommigen vinden dat het voorstel daar haaks op staat: het is toch een ‘ja mits’. Anderen zijn van mening dat dit niet het geval is. Het is een procedure-afspraak waarvoor wij verantwoordelijkheid nemen. Er wordt inhoudelijk niet op de einduitkomst vooruitgelopen. Of we in strijd komen met het program kan nog niet worden beoordeeld. Weer anderen wijzen erop dat dit in dit stadium niet beslissend kan zijn: ons program was onderhandelbaar. Het moet nu bekeken worden als onderdeel van een totaalpakket. Ien van den Heuvel kondigt echter aan dat zij het Partijbestuur zal adviseren nee te zeggen tegen dit onderdeel.
Hans Kombrink vraagt stemming. Er ontstaat een tamelijk chaotische discussie over de vraag of er wel per onderdeel gestemd kan worden. ‘Tegen een onderdeel stemmen, maar voor het totaalpakket is goedkoop,’ wordt er gezegd. ‘Dan ben je ook verantwoordelijk voor het onderdeel waar je tegen hebt gestemd.’ Een slimmerik vraagt nog welke gevolgen een tegenstem heeft voor kandidaat-bewindslieden die geacht worden van harte het program te zullen uitvoeren. ‘Zij worden geacht het akkoord in hoofdlijnen te onderschrijven,’ zegt Ien. ‘Ik beschouw dit niet als een hoofdlijn.’ Er wordt gestemd: Kombrink, Voortman, Castricum en De Graaf stemmen tegen.
De rest van de paragrafen loopt weer gesmeerd. De meeste blijken hamerstukken te zijn. Bij een enkel punt wordt nog een informatieve vraag gesteld.
Voordat ik weet wat me overkomt zijn we al aan de eindstemming toe. De vier UCN-dissidenten vragen het woord en leggen stuk voor stuk een stemverklaring af. ‘De rest van het akkoord is zo redelijk,’ vinden zij, ‘wij zullen niet tegen het totaal stemmen.’ Met algemene stemmen wordt het pakket aanvaard. Voordat ik de vergadering kan sluiten, neemt Vondeling het woord. Ik probeer hem geïrriteerd te weerhouden. ‘Moet dat nou, hè toe, Anne.’ Hij heeft vaak op het laatst nog een lastig ordepuntje, vandaar deze stereotype reactie. Maar Anne is niet te stuiten. Hij wenst nadrukkelijk op dit belangrijke moment de onderhandelaar van harte geluk te wensen ‘voor zijn enorme inzet en uitstekend resultaat’. Hij houdt van dit soort sterke termen. Ze verwarmen mij. Ik vind het erg aardig van Anne. Als geen ander in de fractie kan hij beoordelen wat het is, programmatisch onderhandelen met CDA-partijen. De fractie breekt los in een uitbundig applaus. Ik geniet ervan, voel dat ik het in mij gestelde vertrouwen heb waargemaakt. Tot nu toe. We zijn er nog niet. Dick Dolman heft de waar- | |
| |
schuwende vinger: ‘Het is nog te vroeg voor bloemen.’
Op de persconferentie blijkt al snel dat ieders aandacht reeds uitgaat naar de volgende fase: de strijd om de zetels. Het programakkoord heeft, op het moment dat het wordt aanvaard, al geen nieuwswaarde meer. Het historisch moment is vooral historisch omdat het historie is. Nog even wordt er gevraagd naar mijn mening over het feit dat er in de CDA-fractie een eindstemming is gehouden over het totaal der programakkoorden en dat Andriessen voor heeft gestemd. Ik spreek mijn bewondering uit voor de wijze waarop het CDA dit lastige probleem heeft opgelost. ‘Ik ben zelf niet op dat idee gekomen,’ zeg ik. ‘Trouwens, Duisenberg is geen fractielid meer,’ bedenk ik mij. Gelach. Ook bij de pers proef ik veel goodwill.
Ze tasten mij af op de zetelverdeling, maar ik wens niet op de zaken vooruit te lopen. ‘Eén glazen deur is genoeg,’ grap ik, ‘hopelijk is het een draaideur.’ Collega Van Agt is een andere mening toegedaan, zo merk ik 's avonds, kijkend naar Brandpunt.
Vraag: ‘U hebt al gezegd, dat het CDA evenveel zetels wenst als de PvdA. Staat u na deze hele lange kabinetsformatie nou nog steeds op dat punt als het niet gebeurt, dan stopt het CDA ermee?’
Van Agt: ‘Yes Sir, dat betekent: ja, mijnheer.’
Vraag: ‘Er valt dus niet over te praten?’
Van Agt: ‘Nee.’
Eerder had hij de politieke samenwerking ‘vreugdeloos’ genoemd, geen echte ‘politieke vriendschap’, nog minder ‘verliefdheid’. ‘Het wordt dus een verstandshuwelijk.’
Ik vraag me af waar ik het verstand moet zoeken.
| |
Vrijdag 23 september
Het Partijbestuur begint waar de fractie geëindigd was. Ien spreekt een woord van waardering voor de onderhandelaar. De handen gaan op elkaar.
Vervolgens worden, ter voorbereiding van de Partijraad, de zwakke plekken tegen het licht gehouden. De defensieparagraaf is te vaag, de UCN-afspraak kan niet worden aanvaard, het abortusakkoord heeft nieuwe onzekerheden opgeroepen. Ik moet praten als Brugman. Aan het slot van de vergadering wordt volstaan met
‘- teleurstelling dat het niet gelukt is in het regeerakkoord opgenomen te krijgen dat de UCN niet mag worden uitgebreid doch konstateert anderzijds dat de fraktie in vrijheid tot een beoordeling van een voorlopig kabinetsbesluit kan komen;
- dat de afspraken over de defensieuitgaven meningsverschillen niet uitsluiten;
| |
| |
- dat uit het eindverslag van informateur Veringa duidelijk moet worden dat het abortusakkoord volledig van kracht is.’
Je kunt niet alles hebben. Hoofdzaak is dat ‘in het algemeen de onderhandelingsresultaten aanvaardbaar zijn’.
De vergadering gaat echter vooral over het vervolg: de samenstelling van het nieuwe kabinet. Ik bezweer de mensen om daar niet op vooruit te lopen in het advies aan de Partijraad. De Partijraad heeft tot taak onderhandelingsresultaten te beoordelen, niet om op nog te voeren onderhandelingen vooruit te lopen. Het Partijbestuur mag ze ook niet in verleiding brengen.
Het mag niet baten. Als het Partijbestuur het initiatief niet neemt, komen er moties uit de Partijraad. Dat is nog veel schadelijker. Dus tóch een aanduiding, zo taktvol mogelijk.
Ik wijs erop dat we dan geen been hebben om op te staan als we verderstrekkende moties willen afhouden. Vasthouden aan de formele lijn: er wordt op geen enkele wijze vooruitgelopen op komende fasen, kan ongelukken voorkomen.
Men weet van mij dat ik de 8-7-1, gelet op de verkiezingsuitslag, volstrekt redelijk vind en mij daar ook voor zal inzetten. Aan ‘goodwill’ ontbreekt het niet. Maar het Partijbestuur heeft een eigen verantwoordelijkheid en moet leiding geven aan de Partijraad. Dat betekent dus een tekst. Wat voor een tekst? Sommigen willen een harde uitspraak doen: 8-7-1 is een breukpunt. Anderen zijn bereid uit een oogpunt van onderhandelingstaktiek mij de ruimte te geven.
Ikzelf kies natuurlijk voor ruimte, maar niet alleen omwille van de taktiek. Ik vind dat de kabinetsformatie onder geen beding op de getalsverhoudingen mag afspringen. Ik heb het volste vertrouwen in een open gesprek, zonder voorwaarden vooraf. Onze argumenten zijn goed. We hebben de cijfers aan onze kant. En, niet te vergeten, de redelijkheid. Het CDA heeft op 15 juni de zaak per brief vergrendeld op 7-7-x of niks. Van Agt heeft dat standpunt gisteren nog eens herhaald. Vandaag is Nederlandse Gedachten uitgekomen met een artikel van Aantjes: met als conclusie ‘in cijfers uitgedrukt: een tweede kabinet-Den Uyl op basis van 7-7-1 of geen tweede kabinet-Den Uyl.’ Het CDA werkt met het mes op tafel, met voorwaarden vooraf. Dat is onredelijk. Aan ons om dat mes weer weg te halen door zelf redelijk te zijn. Wij streven met kracht van argumenten naar 8-7-1, maar spreken geen onaanvaardbaar uit over een 7-7-x-formule. Tegen deze achtergrond past mij geen enkele konkrete uitspraak. Stel dat iemand mij wil vastnagelen op 8-7-1 als alleenzaligmakend. Ik zal mij daar met kracht tegen verzetten. Stel nu dat zo'n uitspraak er toch komt. Dan kan ik wel op het dak gaan zitten met mijn redelijkheid. En stel dat hij
| |
| |
verworpen wordt. Dan zal iedereen roepen: de PvdA heeft de 8-7-1 prijsgegeven. Dan is het mij onmogelijk gemaakt die formule nog op grond van argumenten te bevechten.
Ik vind gehoor. Men verenigt zich op de volgende formule: De Partijraad ‘is van mening dat er geen reden is om terug te komen op eerder gedane uitspraken omtrent de vanzelfsprekendheid dat de uitslag van de verkiezingen in volle omvang tot uitdrukking komt in de samenstelling van het nieuwe kabinet.’
Dat is maar goed ook. Terwijl het Partijbestuur vergadert hebben miljoenen Tros-kijkers mij het volgende zien zeggen:
Vraag: ‘Kun je je nog permitteren in dit stadium op de zetelverdeling de formatie te laten afketsen?’
Ik: ‘Dat lijkt mij niet. Dat neemt niet weg dat...’
Vraag: ‘Betekent dat dat u een hoop moet slikken?’
Ik: ‘Nee, nee. Dat is nu juist een vraag die aan de onderhandelingstafel bekeken moet worden. We starten vanuit toch wel ernstige meningsverschillen die laatste fase, maar vanuit de zekerheid dat geen enkele partij het zich kan veroorloven op dat punt de zaak nog te laten springen. Maar het betekent ook niet dat je daarom, omdat je vanuit dat verantwoordelijkheidsgevoel aan die onderhandelingen begint, gehouden bent om met een bakzeil binnen te komen, dat vind ik nu ook zo wat. Ik hoop met redelijke argumenten, ontleend aan de verkiezingsuitslag, de anderen nog van mijn opvattingen te kunnen overtuigen’.
Het is 's middags al opgenomen. Ik heb tenslotte een eigen verantwoordelijkheid.
Ik denk trouwens echt dat ik het met argumenten kan klaren. Ik kan terugzien op een succesvolle onderhandelingsperiode. De PvdA is daar goed doorheen gerold. Mijn krediet in partij en fractie is sterk toegenomen. Ik voel me tot veel in staat. ‘Die 8-7-1 klaar ik ook nog wel,’ beloof ik mezelf, maar wel op mijn manier. Ik ben de onderhandelaar, dat heeft de partij zo gewild. Dat betekent dat ik onderhandel, niet de partij. Die mag bepalen wat er nadien met mij gebeurt. Maar ook op dat punt ben ik vol zelfvertrouwen, getuige Tros-Aktua:
Vraag: ‘Moet ik u over een dag of tien met excellentie aanspreken?’
Ik: ‘Dat lijkt me niet nodig, want die titel is so-wie-so afgeschaft in Nederland.’
Vraag: ‘Ambieert u een ministerspost?’
Ik: ‘Ik sluit niet uit dat dat tot de mogelijkheden zou kunnen behoren. Aan de andere kant is er ook behoefte aan een fractievoorzitter. De partij moet maar zeggen waar ze mij wil hebben.’
Ik heb goede hoop de partij daarbij nog van advies te mogen dienen.
| |
| |
| |
Zaterdag 24 september
Ik tref de partij in Zeist. De Partijraad vergadert. Ik kom wat later binnen. Er waren wat huishoudelijke punten af te handelen. Op de tafeltjes, her en der, liggen Volkskranten, dreigend opengeslagen op Jan-Joost Lindners pagina. ‘De Formatie wekt verbittering’ stelt hij vast. Het is pauze. Het Partijbestuur vergadert over de aangekondigde moties. En ja hoor: er hangt ons een 8-7-1 boven het hoofd. ‘Nu moeten we de tekst aanscherpen,’ wordt er gezegd. Ik zie de logica daarvan niet. De discussie moet nog beginnen. Ik vertrouw op mijn argumenten die ik nog niet heb kunnen gebruiken. Men besluit een ‘verscherping’ achter de hand te houden. Ien en ik mogen zélf beslissen wanneer we die inzetten. Achter de overeengekomen tekst zal worden toegevoegd: ‘zodat het in de rede ligt dat de PvdA minstens de helft van het aantal zetels zal bezetten.’ Ik accepteer deze terugvalpositie. Met ‘de rede’ kan ik uit de voeten.
De Partijraad wordt hervat. Aan de orde zijn de programmatische onderhandelingsresultaten. Maar de sprekers spitsen hun betogen toe op de toekomst. De één na de ander loopt storm tegen de ‘slappe kost’ die het Partijbestuur nu opdient. Ien vreest dat we het niet houden. Ik vertrouw nog steeds op mijn argumenten. Ik doe een dringend beroep op Wypke de Jong uit Den Haag de door hem ingediende motie in te trekken. ‘Dwing mij niet aan de vooravond van de onderhandelingen, misschien van een harde confrontatie, mijn onderhandelingskaarten op tafel te leggen. Het is ook mijn instelling eruit te halen wat mogelijk is. Onze opstelling is volstrekt redelijk, het is dus helemaal niet nodig door ultimatieve uitspraken twijfel te zaaien aan ons eigen zelfvertrouwen. De onderhandelingen mogen dan achter een gesloten deur worden gevoerd, van mij mag die deur van glas zijn,’ zeg ik.
De meeste sprekers lijken nu toch wel gerustgesteld, maar Wypke de Jong houdt vol. Ien komt met de afgesproken tekstverscherping en belooft bovendien dat het Partijbestuur de ontwikkeling scherp in de gaten zal houden. ‘In geval van conflict tussen Partijbestuur en fractie zal ik de Partijraad weer bijeenroepen,’ belooft ze. Wypke de Jong handhaaft echter de motie. Ik verklaar voor de stemming dat ik de motie, hoe ook de stemming zal uitpakken, naast mij neer zal leggen. De motie wordt met 50 tegen 42 stemmen verworpen.
Wypke de Jong staat erbij als NOS-Jaap van der Ploeg naar me toekomt en vraagt: ‘Begrijp ik het goed als ik vaststel dat de PvdA de 8-7-1 heeft laten vallen?’ ‘Zie je nu wat je hebt aangericht,’ bijt ik Wypke toe die tranen in de ogen krijgt.
| |
| |
| |
Zondag 25 september
Opnieuw een première. Een van Hedy's beste vriendinnen, Marjan Berk, presenteert in Frascati een zelfgeschreven muzikale show: ‘Moeder en haar jongens’. Het publiek - veel collega's, critici, vrienden - is uiterst deskundig en dus verschrikkelijk kritisch. Als ik zo de verhoudingen opsnuif krijg ik niet de indruk dat artisten sneller zouden kunnen formeren dan politici. Wél gezelliger. Voor mij is het gewoon een lekker uitje. Eerlijk gezegd vond ik het eigenlijk nog best leuk ook, al durf ik dat niet openlijk te zeggen. Behalve dan tegen Marjan zelf natuurlijk. Ik voel me het meest aangesproken door het liedje ‘Ik ben er nog...’
| |
Maandag 26 september
De Partijraad blijkt te zijn overgekomen zoals ik gevreesd heb: de PvdA laat 8-7-1 vallen. Of, anders gezegd: Van Thijn heeft de handen vrij. Wat let hem dus om door de knieën te gaan. Het is de sfeer die mij tegemoetwaait in de wandelgangen, maar ook bij de pers. De ene journalist na de ander schrijft over de 7-7-x als over een einduitslag terwijl de wedstrijd nog moet beginnen. Voor het eerst merk ik irritatie, ook bij de meest bevriende verslaggevers. Sprekend over de 8-7-1 ben je óf ongeloofwaardig (‘het is toch al weggegeven?’), óf politiektaktisch (‘daar trappen we niet in’), óf gewoon een zeurkous (‘je zou de formatie niet ophouden’). Dat ik mij echt voor de 8-7-1 wil inzetten en dat daar ook redelijke argumenten voor zijn, wil er bij niemand in. Frits van der Poel heeft zaterdag in Het Vrije Volk de toon gezet onder de titel ‘Gezanik over zetels kan er niet meer bij.’ ‘Wees eens royaal,’ schrijft hij. ‘Zeg tegen het CDA: nou goed, die zeven ministers kunnen jullie krijgen, maar dan niet Van Agt en Andriessen maar wel Boersma en dan zullen wij er ook niet meer dan zeven nemen.’
Op mij werkt deze sfeer averechts. Ik neem meer en meer de houding aan dat ik ze nog versteld zal doen staan. Wat denken ze wel? Ik heb op mijn Partijraad gevochten om ultimatieve standpunten te voorkomen. Ik mag nu van het CDA verlangen het mes van tafel te halen. En in een eerlijk, open gesprek moet het toch kunnen.
Tussen de middag maak ik met Joop de balans op. ‘Heb je Frits van der Poel gelezen?’ vraagt Joop gretig. ‘Ja,’ zeg ik, ‘maar dat is mijn lijn niet.’ Ik ben waakzaam. Ik spreek met een informateur. We bespreken een aantal personele vraagstukken. Die kunnen nu elk ogenblik aan de orde zijn. Voor het eerst sinds onze Pinksterwandeling in de tuin van het Catshuis komt ook de bezetting van Binnenlandse Zaken weer aan de orde. Ik deel mee dat mijn persoonlijke belangstelling
| |
| |
aanmerkelijk is toegenomen, maar dat ik als onderhandelaar toch zal proberen Justitie in handen te krijgen. Joop ziet nog wel wat andere mogelijkheden. Hij heeft mij graag in het kabinet als Andriessen komt opdraven en dat is te verwachten. Voor Justitie zijn nog wel alternatieven. Dries heeft nog geen beslissing genomen. Trouwens, wat zou je zeggen van Veringa?
Enigszins opgewonden kom ik buiten. Het ministerschap lijkt nu toch een reële mogelijkheid te worden. Ik begin me al een beetje in die rol in te leven. Maar het kan alleen als er een goede opvolger klaar staat en de fractie daarmee instemt. Mijn voorkeur gaat uit naar Wim Meijer, maar die is ook kandidaat-bewindsman. ‘Hij of ik, niet allebei,’ denk ik.
Er wacht een vergadering van het fractieburo, aangevuld met leden van het Partijpresidium. Zo'n vijftiental vertrouwelingen die mij vanaf dit moment met raad en daad zullen bijstaan. Ik heb de fractie en het Partijbestuur laten weten dat het onmogelijk is, en trouwens geen gewoonte, om in zulke grote clubs over personen te praten. Ik heb beide colleges gevraagd om hun vertrouwen te delegeren aan een kleiner gezelschap. Tegen de gewoonte in wens ik het personeelsbeleid toch niet in mijn eentje te voeren. Het fractieburo is daartoe op volle oorlogssterkte gebracht: Kombrink en Stoffelen vullen de gaten die Den Uyl en Wieringa hebben achtergelaten. Het presidium is al kompleet: drie voorzitters (Ien van den Heuvel, Jaap van der Doef en Bram Peper) en één secretaris (Gerard Heyne den Bak). De samenvoeging van beide organen gebeurt op mijn wens: om dubbel werk te voorkomen.
Toch is dat dubbel werk niet helemaal te vermijden. Wel qua tijd, niet qua argumentatie, want het gezelschap blijkt op de hoofdlijnen van de strategie niet homogeen te zijn. Van meet af aan zijn er mensen die er nu al de voorkeur aan geven onze kracht te zoeken in kwaliteit in plaats van kwantiteit: vechten voor een zware zeven dus. Zij vinden een stroming tegenover zich die voor acht zijn tot elke prijs. Mijn redelijkheid is voor hen taktiek. 8-7-1 is een breuk waard, ook al is het niet verstandig om dat te zeggen. De grote middenmoot deelt echter mijn standpunt dat redelijkheid alleen maar een goede taktiek kan zijn als de taktiek ook echt redelijk is. Dat betekent dat men terdege het risico onder ogen moet zien dat het op 7-7-x kan uitdraaien. Op de argumenten komt het straks aan. Welnu, daar vertrouw ik op.
Maar ook in deze muur wordt een bres geslagen. Piet Stoffelen, het bestuurlijk geweten, wijst er op dat mijn argumentatie niet verder kan reiken dan tot 15 ministers. En daar is geen 8-7-1-garen van te spinnen. De fractie heeft namelijk nog verzuimd een zestiende minister
| |
| |
aan te wijzen. Ook op dit punt zijn er drie stromingen: Emancipatie, Wetenschap of Technologie. Ik realiseer mij dat dit niet meer tijdig is op te lossen. Het zal op een nummertje improvisatie aan moeten komen.
De avond breng ik in gedachten door. ‘Wat doe je?’ vraagt Hajo. Ik leg hem het probleem voor. ‘O, maar dat is simpel,’ zegt hij ‘Waarom ben je niet voor 6-6-3?’ ‘6-6-3?’ vraag ik stomverbaasd. ‘Ja,’ zegt hij. ‘D'66 krijgt er 3. Dat maakt toch niets uit? Dan heb je 9 progressieven.’
| |
Dinsdag 27 september
Veringa en Den Uyl ontvangen mij voor een oriënterend gesprek. Ik heb mij voorbereid als voor een televisiedebat. We zijn echter met zijn vieren: de informateurs, Tjeenk Willink en ik als pleitbezorger. Ik begin met de garantie te vragen dat het gesprek over de getalsverhoudingen een open gesprek zal zijn, zonder voorwaarden vooraf. De PvdA is bereid in alle redelijkheid over alle formules te praten. Dat geeft mij het recht te vragen dat het CDA het mes van tafel neemt. ‘Ook de 8-7-1 moet bespreekbaar zijn,’ eis ik. Joop knikt bevestigend. Ik kijk Gerard aan. ‘Geldt dat voor jou ook?’ vraag ik. ‘Natuurlijk,’ zegt hij geschrokken. ‘Ik ben voor een open gesprek.’ ‘Dat bedoel ik niet,’ zeg ik. ‘Zijn jullie bereid te garanderen dat geen gesprekspartner hier kan verschijnen met een mes op tafel?’ Beide informateurs verklaren zich hiertoe bereid. ‘Eerder neem ik niet deel aan een groepsgesprek,’ deel ik nog dreigend mee. Ik krijg het woord om mijn mening over de zetelverdeling te geven.
Ik bouw een uitvoerig betoog op.
‘Wij gaan uit van 16 bewindslieden,’ zeg ik, ‘op bestuurlijke gronden.’ Daarover moet eerst overeenstemming bestaan, anders komen we er nooit uit.’ Bestuurlijke argumentaties behoren de doorslag te geven.’ Ik word brutaal. Van de nood een deugd makend, vertel ik dat de bestuurlijke keuze in mijn fractie zorgvuldig is voorbereid aan de hand van uitvoerige nota's. Het is een afwegingsproces van maanden, dat morgen definitief zal worden afgerond. Maar hoe dan ook zullen we op 16 uit komen. Dat zit namelijk zo. Een deel van de fractie is voorstander van een minister voor Emancipatiezaken. De argumenten daarvoor zijn echter net niet zwaar genoeg om het huidige aantal bewindslieden uit te breiden. Je moet daar immers erg voorzichtig mee zijn. Daarom kan het alleen als de minister voor Wetenschapsbeleid verdwijnt. Maar daar heeft een ander deel van mijn fractie bezwaar tegen. Sterker nog: een groot deel van mijn fractie wil deze post verzwaren door hem over te hevelen naar Economische Zaken en er een
| |
| |
minister voor Technologie van te maken. Dat wordt dus morgen de keuze. Hoe dan ook 16, want uitbreiding durven wij niet aan, maar inkrimping is er zeker niet bij. De kiel is gelegd. Nu de rest van het schip.
‘Uitgaande van 16,’ betoog ik, ‘is 8-7-1 de meest correcte afspiegeling van de verkiezingsuitslag.’ Het gaat om een driepartijenkabinet. De bezwaren van het CDA tegen een 8-7-verhouding zijn er van meet af aan op gebaseerd geweest dat D'66 een vreemde eend in de bijt is. Zij spreken steeds over een PvdA/CDA-kabinet. Dat D'66 erbij is gekomen is een verzoeknummer van de PvdA, waar zij niet voor wensen te betalen. Ik ben het daarmee niet eens. De deelneming van D'66 vloeit voort uit de verkiezingsuitslag. Het is een trouwe partner geweest in het eerste kabinet-Den Uyl. Zij heeft het kabinetsbeleid mede tot inzet van de verkiezingen gemaakt en op spectaculaire wijze van verlies winst gemaakt. D'66 hoort er dus gewoon bij, of wij dat nou leuk vinden of niet.
Welnu: we moeten dus 16 ministers verdelen over drie partijen overeenkomstig de sterkte in de kamer. Welke rekenmethode je ook toepast, dan kom je altijd uit op 8-7-1, met kleine afrondingen naar boven voor de PvdA en nog kleinere afrondingen naar beneden voor CDA en D'66. De cijfers vliegen over tafel:
53/110 × 16 = 7,71 | } 8:7:1 |
49/110 × 16 = 7,13 | } 8:7:1 |
8/110 × 16 = 1,16 | } 8:7:1 |
Dit is het resultaat van simpel rekenwerk, zo ga ik verder. Daarmee kan worden volstaan. Wij hoeven niet verder te onderhandelen, dat hebben de kiezers al voor ons gedaan. Heeft ook niet het CDA voor de verkiezingen gezegd, dat het de kiezers zijn die de samenstelling van het kabinet vaststellen en ‘niet een stelletje partijbonzen met hun arrogante resoluties’. Ik haal dreigend een verkiezingsfolder van het CDA tevoorschijn, maar niemand schrikt.
Het alternatief voor rekenen is wegen, zeg ik. Allerlei aspekten van de samenstelling van het kabinet worden ‘kwalitatief’ gewogen. Zo is het in 1973 gegaan, maar alle partijen hebben om het hardst verklaard: ‘Nooit meer zo een formatie’. Van wegen komen weegfouten en voordat we het weten zitten we weer met een weeffout. Het CDA moet wel weten waaraan het begint. De argumenten die het aanvoert tegen de 8-7-1 zijn stuk voor stuk ‘kwalitatieve’ argumenten. Het CDA weegt
| |
| |
en wikt.
De PvdA is dubbel en dwars betaald met een minister-president? Dat is waar, maar dat danken we toch niet aan het CDA? Dat hebben de kiezers uitgemaakt. De grootste partij zou de premier leveren. Het CDA heeft zelf de electorale wedren ingeluid. Wij hebben die race gewonnen. We hoeven toch niet achteraf startgeld te betalen aan de concurrentie? Trouwens: bij 7-7-1 is de extra-betekenis van de premier bij de stemverhoudingen ongedaan gemaakt. Dan zit D'66 op de wip. Met al het goeds dat de kiezers D'66 hebben toegewenst, zo'n vitale machtspositie te geven kunnen zij toch ook niet hebben bedoeld. Niet Terlouw, maar Den Uyl is de gekozen minister-president.
Een ander kwalitatief argument van het CDA is de ‘gelijkwaardigheid’. Daar ben ik vóór. Nooit meer zo'n formatie als de vorige keer. Maar: gelijkwaardigheid is geen gelijkheid. Gelijkwaardigheid betekent dat we nu een normaal coalitiekabinet maken op basis van program-afspraken. Die afspraken zijn er. Gelijkwaardigheid betekent dat we ons gedrieën hebben te spiegelen aan de verkiezingsuitslag. De PvdA heeft tien zetels gewonnen. Als men, ondanks deze aardverschuiving toch voor gelijkheid is, introduceert men een nieuwe weeffout.
Aantjes herinnert ook regelmatig aan de formatie van '73. Het trauma van Burger, heet dat. Toen nam het CDA met minder genoegen, nu is het de beurt van de PvdA, betoogt hij bij herhaling. Allemaal tot je dienst, maar dat betekent wel degelijk een herhaling van '73, maar dan andersom. Het CDA wil dan een slingerbeweging in gang zetten binnen het kabinet die tegengesteld is aan die van de verkiezingsuitslag. Ik raad dat ten sterkste af. Het CDA is aan de logica van de eigen opstelling verplicht te kiezen voor de rekenmethode.
Als men echter toch kiest voor de weegmethode, dan heb ik ook nog wel wat ‘kwalitatieve argumenten’ in te brengen. Dan vind ik dat we ons uitgangspunt moeten zoeken in het eerste kabinet-Den Uyl dat inzet was van de verkiezingen met zijn 10-6 verhouding. Dan vind ik dat de 10 zetels winst van de PvdA tot uitdrukking moet worden gebracht. De PvdA had maar 7 zetels in het vorige kabinet, dat kan niet zo blijven. Als er gewogen moet worden eisen wij ook zware portefeuilles en willen wij ook weten met welke kandidaten het CDA aan komt dragen. Het CDA zegt het maar. Of het wordt een afspiegelingskabinet of het wordt een vechtkabinet.
Ik zwijg. Het is toch nog een heel betoog geworden. Ik zie eigenlijk niet zo goed wat daar nog tegenin te brengen is. Er wordt ook niets tegenin gebracht. De informateurs hebben aantekeningen gemaakt. Ze informeren zich.
| |
| |
Wat mijn prioriteiten zijn bij de zeteltoewijzing, vragen ze nog. Hier aarzel ik even. Dit onderwerp is nog niet in de fractie besproken. Ik formuleer voorzichtig.
1. | De minister-president |
2. | Justitie |
3. | Onderwijs en Wetenschappen |
4. | Tenminste twee in de sociaal-economische driehoek, met een lichte voorkeur voor Sociale Zaken, fluister ik na lang nadenken |
5. | Eén à twee in de buitenlandsector met Defensie als eerste in aanmerking komend om af te stoten |
6. | Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. |
‘Dat is het wel ongeveer,’ zeg ik. ‘U krijgt nog een definitieve rangorde.’
Ik ga terug naar de kamer. Afgesproken is dat ik de pers niet te woord zal staan. Dick Kalk zal een korte persbriefing houden. ‘We moeten nu onze redelijkheid uitspelen,’ zeg ik. ‘Het CDA-mes moet van tafel, dat moet de publiciteit beheersen.’ Ik licht hem in over het verdere verloop van het gesprek. Een misverstand wordt geboren. In opeenvolgende nieuwsuitzendingen wordt melding gemaakt van de portefeuilles die de PvdA allemaal heeft opgeëist. ‘De PvdA zet het mes erin,’ moeten velen gedacht hebben.
Later op de dag belt Joop. ‘Prima verhaal,’ zegt hij, ‘Jammer van dat foutje.’
‘Welk foutje,’ vraag ik geschrokken? ‘De lichte voorkeur voor Sociale Zaken,’ zegt hij. ‘Wist je niet dat Boersma tóch beschikbaar is?’ ‘Nee,’ zeg ik, ‘dat is nieuw voor me.’ ‘Gelukkig blijft het nog binnenskamers,’ zegt Joop, ‘je hebt je alle rechten voorbehouden.’
‘Dat had je gedacht,’ zeg ik, ‘het nieuws schettert ervan: PvdA claimt Sociale Zaken.’ Joop hangt op.
| |
Woensdag 28 september
Van Agt wil aanblijven als minister, meldt De Volkskrant. Van Agt heeft dit besluit het afgelopen weekend genomen op overwegingen van louter persoonlijke voorkeur, zo lees ik. ‘Mooi is dat,’ denk ik. ‘Meneer beslist maar.’ Zo'n beslissing heeft toch repercussies? Waarom raadpleegt hij zijn fractie niet? Waarom pleegt hij geen overleg met Joop, die dit onderwerp toch tijdig met hem besproken heeft? Politiek is toch geen eenmanszaak? Ik ga nog niet naar Den Haag. Met Hedy woon ik eerst de besnijdenis bij van de zoon van Maurice de Hond. Het is de tweede keer dat ik zoiets meemaak, maar de eerste maal is alweer 43 jaar geleden. Er zijn tientallen gasten. Ik krijg het toch wat benauwd als ik het kind hoor huilen. Maar lang duurt het niet. Het is
| |
| |
tenslotte maar een eenvoudige steekproefcorrectie. Alles verloopt volgens prognose. Om twee uur zit ik weer in de Raad van State op de kamer van Veringa. Alleen. Dat wil zeggen: opnieuw met zijn vieren. De informateurs brengen mij verslag uit van hun gesprekken met Van Agt en Terlouw. Ik hoor de argumenten terug die ik gisteren bestreden heb. Nieuw zijn voor mij de prioriteiten van CDA en D'66. Van Agt vraagt minimaal: Economische Zaken, Justitie en één Buitenlandpost, maar in geen geval Defensie. Jan Terlouw vraagt óf twee zetels zonder voorkeur, óf één in de sociaal-economische driehoek. Ik informeer naar de bereidheid van het CDA om een open gesprek aan te gaan. Veringa verzekert mij dat die bereidheid er is. ‘De 8-7-1 is voor Van Agt best bespreekbaar, maar hij acht het weinig waarschijnlijk dat hij tot een ander standpunt zal worden gebracht.’ ‘Dat zullen we dan nog wel eens zien,’ denk ik bij mezelf.
De informateurs kondigen aan ook te willen praten over de werkwijze die de formateur straks in de slotfase toepast. Zij vinden dat de fractievoorzitters per post een dubbeltal moeten voordragen. ‘Ook voor Algemene Zaken?’ grap ik. Niemand lacht. Kandidaten moeten aan drie kriteria voldoen, hoor ik: 1. kwaliteit; 2. bereidheid om het akkoord uit te voeren; 3. passend in het beeld van een homogeen, vooruitstrevend kabinet. In gedachten zie ik het gezelschap al staan op de trappen van het Paleis Soestdijk. Sommige van de gezichten zijn niet helemaal herkenbaar. Ik ga terug naar de kamer waar fractieburo en Presidium alweer op mij zitten te wachten, benieuwd wat ik er uiteindelijk van gemaakt heb. Ik steek mijn toespraak nog eens af. Men kijkt opgelucht: het is toch nog een steekhoudend verhaal geworden. Er is wat bezwaar tegen mijn claim op Sociale Zaken. Als Boersma wil blijven, moeten wij hem niet wippen. Ik ben het daarmee eens, maar vraag wel waarom ze dat niet eerder hebben gezegd.
‘Wat doen we als ze onder geen beding met 8-7-1 akkoord gaan,’ vraagt Vondeling nog. Ik vind die vraag voorbarig. Ik moet eerst de tegenargumenten nog horen, zeg ik en sluit de vergadering. Ik kan nog lang wachten. Intussen beginnen in de pers de reacties los te komen op het besluit van Van Agt om minister te blijven. Kranten van uiteenlopende signatuur blijken hun hoop op de PvdA te hebben gezet. Het Parool: ‘Van Agt is door de jaren heen géén goede minister van Justitie gebleken. Hij heeft een aantal blunders gemaakt op fundamentele punten. Hij bleek zozeer te hechten aan het ambt en het daaraan verbonden prestige, dat hij soms schipperde met zijn opdracht: de rechtshandhaving ... Op Justitie is iemand nodig die een koel juristenverband paart aan wetgevende creativiteit en die in staat mag worden geacht een belangrijke bijdrage te leveren aan de rechtsontwikke- | |
| |
ling in ons land, in een periode waarin de rechtsorde onder vaak hevige spanning staat. Daarom is het te hopen dat het de PvdA ernst is met haar verlangen dat Van Agt, zou hij weer minister worden, althans niet meer belast wordt met de post van Justitie.’ Het Algemeen Dagblad: ‘De PvdA trekt met haar wens om de terugkeer van Van Agt op Justitie te blokkeren, de consequentie uit haar vroegere opvattingen. Haar wantrouwen is diep geworteld en met reden.’
Ik lees deze commentaren met rode konen.
| |
Donderdag 29 september
Al vroeg tref ik Joop op het Catshuis. Té vroeg. De bedoeling is dat er een ‘topberaad’ plaats vindt met de leden van het Presidium: Ien, Jaap en Bram. Filevorming is er de reden van dat het gesprek met horten en stoten op gang komt. Wat wil Joop, is de vraag. 8-7-1? Joop wil de handen vrij, net als ik trouwens. 8-7-1 moet geprobeerd worden, maar 7-7-2 is ook bespreekbaar. De prijs voor 8-7-1 zou wel eens te hoog kunnen zijn: een eindeloze formatie, een behoudende ploeg met Andriessen én Kruisinga én Van Agt op Justitie; en een verkreukeld D'66 dat zich van ons afwendt. We hebben voor de verkiezingen gesproken over een meerderheid van progressieven, niet van de PvdA alleen. Er ontwikkelt zich een kleine feitenstrijd, over de uitleg van de resolutie, maar ik moet weg: de fractie wacht.
Voordat ik de fractiekamer binnenren valt mijn oog nog net op een kop in Vrij Nederland: ‘Van Mierlo, het geheime wapen van de PvdA,’ schrijft Hans Smits, zijn bijdrage leverend aan de strijd om ontwapening. De fractie moet de zestiende minister benoemen. Men doet dat naar welgevallen. De minister voor Emancipatiezaken legt het loodje tegen die voor Technologie. Dan maar een staatssecretaris op CRM beslissen we. Er ontwikkelt zich in een pittige discussie over de politieke adviseurs. Dat moet nu geregeld worden, vindt Jan Schaefer. Zijn voorstel vindt geen bestrijding. Het gevecht gaat over de vraag of ook staatssecretarissen zo'n adviseur mogen aantrekken. Jan Schaefer en Wim Meijer strijden zij aan zij voor de gelijke rechten van ministers en staatssecretarissen en winnen.
Eindelijk is de fractie dan in de gelegenheid om te discussiëren over de departementskeuze. De meningen lopen toch minder ver uiteen dan ik met angst en vreze had verwacht. Natuurlijk, de defensiemensen pleiten voor Defensie, de binnenlandmensen voor Binnenlandse Zaken, maar al met al zijn er toch wel een paar touwen aan vast te knopen. In het algemeen wordt mijn voorlopige keuze onderschreven met één markante uitzondering: de meesten geven de voorkeur aan Economische Zaken boven Sociale Zaken. Wél dreigt er even een stemming
| |
| |
over Buitenlandse Zaken of Ontwikkelingssamenwerking. Ik waarschuw tegen zo'n afweging. Personen en portefeuilles mogen niet tezeer worden vermengd. Wie zou het in zijn hoofd halen om een zwaar departement in te ruilen voor een ministerschap zonder portefeuille als hij niet primair aan een persoonskeuze zou denken. Welnu, dat vind ik een oneigenlijke besluitvorming. Personen kunnen, als dat nodig mocht zijn, ook op andere departementen terugkomen. Daar moeten we ons nu niet op vastleggen. De fractie is het daarmee eens. Er wordt niet gestemd.
Ik ren naar een vergadering van de BVD-commissie waarvan ik voorzitter ben. Met pijn en moeite is de afspraak tot stand gekomen. Fractievoorzitters zijn onmogelijke mensen, zeker in formatietijd. Toch heb ik willen doorzetten. Na de laatste gijzelingszaken heb ik moeten constateren dat ook de BVD-commissie het een tijdlang heeft laten afweten. Nu wil ik persé dat wij ons van onze taak kwijten en de minister van Binnenlandse Zaken aan de tand voelen over de voortgang van de door hem in het vooruitzicht gestelde maatregelen. Ik heb speciaal aan de informateurs gevraagd de geplande bespreking uit te stellen opdat de fractievoorzitters aan de vergadering kunnen deelnemen.
Op het afgesproken tijdstip arriveert De Gaay Fortman met zijn staf: de secretaris-generaal, het hoofd van de BVD en diens rechterhand, dat is de standaardbezetting. In de aanwezigheid van de commissieleden zit meer variatie. Deze keer ben ik de enige. ‘Sorry,’ zegt de griffier, ‘Wiegel en Terlouw hebben bericht van verhindering gestuurd.’ ‘En Aantjes dan?’ vraag ik hoopvol. ‘Aantjes heeft bedankt,’ zegt de griffier, ‘Van Agt is nu fractievoorzitter.’ ‘Waar is Van Agt dan?’ vraag ik. De griffier belt. ‘Van Agt vindt het minder juist om te komen,’ vertelt de griffier. ‘Als oud-bewindsman was hij ten nauwste bij het beleid betrokken.’ De minister kan hier erg veel begrip voor opbrengen. Ik besluit de vergadering toch door te zetten, een quorum is niet vereist. De minister neemt het woord en licht de commissie vertrouwelijk in. Aan het slot van de vergadering dank ik de minister voor zijn komst en zeg ‘tot de volgende keer’. ‘Dan komt er in ieder geval weer een minister van Binnenlandse Zaken,’ zegt Gaius. ‘En dan is er in ieder geval een voorzitter om hem te ontvangen,’ grap ik terug.
Om drie uur tref ik mijn collega's in de Raad van State: het eerste groepsgesprek over de samenstelling van het nieuwe kabinet. De begroeting is opnieuw buitengewoon hartelijk. Ik betrap me opnieuw op dat verrassende ‘Driesgevoel’ nu ik hem weer na zo lange tijd persoonlijk ontmoet. De informateurs beginnen eerst uitvoerig een aantal vragen van departementale reorganisatie te bespreken. Het is een wat onwezenlijk begin. Zoiets als een vredige natuurfilm als voorprogram- | |
| |
ma, terwijl je gekomen bent voor een spannende Hitchcock. Er worden allerlei dingen voorgesteld die ingaan tegen wat de fractie besloten heeft. Ik laat het passeren. Als de politieke adviseurs aan de orde komen, kijk ik even op. Alleen ministers? Nee, ook staatssecretarissen, zeg ik. Ik krijg geen bijval. Ik laat het zitten. Ik veer pas goed op als een minister voor Technologie aan de orde komt. ‘Jazeker,’ zeg ik. ‘Geen sprake van,’ zegt Dries. ‘De Trip-portefeuille is overbodig gebleken, technologie kan met een staatssecretaris worden afgedaan.’ Ik protesteer. De politieke discussie is begonnen.
De informateurs schakelen nu maar eerst over op de getalsverhoudingen. Joop geeft een totaaloverzicht van de gevoerde gesprekken. Die is nog krek eender als daarvoor, maar wel zijn er inmiddels drie dagen verloren gegaan. De fractievoorzitters krijgen het woord om daar wat aan te veranderen.
Ik steek weer van wal met hetzelfde verhaal dat zojuist door Joop is samengevat. Tenslotte is het gehoor nu aanmerkelijk groter. En wie weet, als Dries het direct van mij hoort, doet het hem wat. Maar het doet hem niets. Rekenen kan hij ook, zegt hij. Hij blijft uitgaan van 15 ministers en dat is 7-7-1. Maar ook bij 16 gaat zijn rekensom op. Het verschil tussen PvdA en CDA bedraagt 4 zetels, maar één meer zou genoeg geweest zijn voor de minister-president. Dus: de PvdA moet uitgaan van 50 zetels voor 7 ministers inclusief de premier. 1 Minister is 7 kamerzetels. Ik heb nu nog maar 3/7 minister te verantwoorden. Dat is geen minister want 4/7 is afgerond één en 3/7 is afgerond nul.
‘Tsjonge, tsjonge,’ zegt Dries, ‘Wat een goed verhaal, eigenlijk’ en kijkt tevreden om zich heen. We gieren van het lachen. Hij is ontwapenend.
‘Maar ik vind dat je best kunt wegen,’ vervolgt Dries. ‘Zeker de minister-president en zeker deze minister-president. Dat is zo'n goeie. Daar hebben jullie zoveel electoraal voordeel van.’ En dat D'66 dan op de wip komt te zitten? ‘Daar lopen wij meer risico mee dan jullie. Wat doet Jan in zijn almacht?’
Jan kijkt bescheiden. Hij vraagt twee zetels, uitgaande van zestien bewindslieden. Bestuurlijk beredeneerd, maar het komt me politiek goed uit, zegt hij er eerlijk bij. Hij is niet erg onder de indruk van mijn rekenmethode als bèta-man. Je kunt mathematisch hooguit minima vaststellen, maar daarboven moet je wel wegen.
Welnu, hij gelooft niet zo in het doorslaggevend belang van kwalitatieve verhoudingen. Ook in het nieuwe kabinet zal het aankomen op collegiaal bestuur waarbij de stemverhoudingen dwars door de politieke scheidslijnen kunnen lopen. De wippositie van D'66 komt uitsluitend
| |
| |
tot gelding in een crisissituatie. De staatkundige opvattingen van D'66 zijn bekend, de PvdA hoeft niet bang te zijn dat zij zal meedoen aan partnerwisselingen zonder verkiezingen.
Maar wat gebeurt in al die andere situaties dat er verdeeldheid is zonder dat het op een crisis behoeft uit te lopen? Dan wordt er overlegd, onderhandeld. Daar wil D'66 ook bij betrokken zijn. Ons probleem is dat PvdA en CDA ook buiten ons kunnen. We spelen voor het verwerven van een parlementaire meerderheid geen rol. Daarom hechten we er aan, niet in een isolement te raken binnen het kabinet. Dat betekent of een fractie van twéé of een post in de sociaal-economische driehoek waar niemand omheen kan. Wij moeten ons, ook als kleine partij met het kabinet kunnen blijven identificeren.
Er komt een herkansing.
Ik pak het verhaal van Dries aan. ‘Betalen voor de minister-president en temeer omdat het zo'n goeie is? Hoe hebben we het nou? Sinds wanneer moet er voor kwaliteit extra-betaald worden? Moeten we dan met een klungel komen? Is dat de bedoeling?’
Ik wijs erop dat het geen juiste redenering is dat het hebben van een minister-president per definitie een electoraal voordeel is. Waarom is de KVP in het verleden dan zo slordig met zijn premiers omgesprongen? De Quay, Marijnen, Cals en De Jong zijn niet tot inzet van verkiezingen gemaakt. Ik kijk omhoog naar de rij van portretten, maar ik ben aan het verkeerde adres. We zitten in de Raad van State.
Dries blijft erbij dat 3/7 dichter bij 0 is dan bij 1. Punt uit. Voor D'66 heeft hij meer in petto. Hij wil Jan wel steunen in zijn streven naar twee zetels, mits Jan dan Defensie neemt.
Jan kijkt verbouwereerd. ‘O juist ja, dankjewel. Defensie wil ik eigenlijk niet, maar ja, bij twee moet ik maar afwachten wat ik krijg.’
Ik probeer vast te stellen dat we dus nu uitsluitend nog over een aantal van zestien praten, maar dat blijkt niet op te gaan. Dries handhaaft op dat punt toch zijn voorbehoud.
We zijn nog even ver als toen we begonnen. Veringa stelt voor om even te schorsen voor het avondeten. ‘Zou u nog eens willen nadenken?’ ‘Nadenken, waarover?’ vraag ik. ‘Over de invulling van de verschillende formules,’ zegt Veringa.
Ik word nijdig. ‘Zouden de informateurs nu eens leiding willen geven aan onze besprekingen?’ vraag ik. Er is niet eens een agenda. Er liggen geen voorstellen. Op die manier verliezen we onnodig tijd.
Gerard en Joop zijn gepikeerd.
Ze beschikken nog over onvoldoende informatie over onze voorkeuren om met voorstellen te kunnen komen, zeggen ze.
We zorgen voor iets meer duidelijkheid. PvdA en D'66 hebben be- | |
| |
langstelling voor Justitie. ‘In dat geval claimen wij Onderwijs,’ zegt Dries. Voor Binnenlandse Zaken, Defensie en Volksgezondheid blijkt bij niemand in eerste aanleg belangstelling te bestaan. Dries wil ook wel van Sociale Zaken af. De informateurs zeggen genoeg te weten. Ze stellen twee voorstellen in het vooruitzicht: één op basis van 8-7-1 en één uitgaande van 7-7-2. 7-7-1 verdwijnt geruisloos uit het gezicht. Ik ben toch wat upset over het eerste treffen. Een echte discussie is er niet geweest. Mijn argumenten zijn noch weerlegd, noch aanvaard. Ze zijn in rook opgegaan. Op weg naar huis lees ik Vrij Nederland. Hans Smits over de Partijraad: ‘De 8-7-1-verdeling ligt nu volgens de wel aangenomen motie “in de rede”. En dat betekent weinig in een politieke machtsstrijd.’
| |
Vrijdag 30 september
De ochtend besteed ik aan het inventariseren van geschikte kandidaten voor de verschillende posten. De meeste namen liggen wel voor de hand. Er zijn nogal wat ‘zittenblijvers’ onder te brengen. Bij het zoeken van nieuwe namen oriënteer ik me vooral op bekwame vrouwen. Het zou een blamage zijn, vind ik, als alleen de staatssecretaris voor Emancipatie een vrouw zou zijn. Dan moet dat ook maar een man worden. Ik sluit het onderzoek af met een groslijst van vijftien, als het moet een heel kabinet. Hedy staat er niet bij. Alhoewel haar naam door praktisch iedereen bij wie ik mijn inlichtingen vergaarde, genoemd wordt, weet ik dat zij om diverse redenen niet beschikbaar is.
Laat in de middag wordt het formatiegesprek op Algemene Zaken hervat. Joop en Gerard komen met drie voorstellen: een takenpakket voor een staatssecretaris voor Emancipatiezaken, een taakomschrijving voor een minister voor Technologie en een procedureregeling voor politieke adviseurs. Het takenpakket voor de staatssecretaris voor Emancipatievraagstukken is snel aanvaard. De regeling is conform onze fractienota die weer was afgestemd op de nota van de Emancipatiecommissie. Ik heb geen kind aan de heren. Als de hamer is gevallen vraag Dries wat nu precies onder emancipatie wordt verstaan? Vallen daar ook culturele minderheden onder? ‘Nee,’ zeg ik. ‘Het gaat hier om een meerderheid.’
Bij de minister voor Technologie is Dries strijdbaarder. Hij wil echt volstaan met een staatssecretaris. Hij vindt vooral Jan Terlouw tegenover zich. Maar ook de oud-minister van Economische Zaken in ons midden laat zich niet onbetuigd. ‘Geen sprake van dat Economische Zaken wordt ontmanteld,’ zegt Joop. Integendeel. Er komt een Directoraat-Generaal voor Wetenschapsbeleid bij. Het totaal komt nu op zes. En twee van de zes vallen onder de nieuwe minister die ook geacht wordt
| |
| |
energie te zullen gaan doen. Dries gaat onder voorbehoud akkoord. Over de politieke adviseurs, tenslotte, zijn we het snel eens.
Joop deelt mee dat hij met Veringa geen overeenstemming heeft kunnen bereiken. Ze zullen ons ieder enkele voorstellen voorleggen. De term ‘plaatje’ doet zijn intrede. Het gebrek aan overeenstemming tijdens de formatie wordt ruimschoots gekompenseerd door een gemeenschappelijk jargon.
De ‘plaatjes’ vliegen over de tafel, maar geen ervan is een streling voor het oog. De verdeeldheid over de getalsverhouding lijkt toch alles-overheersend en maakt van de twee informateurs een machteloos koppel. Ik probeer ze aan elkaar te praten. Een lijmpoging dus. Ik wend mij tot Gerard. ‘Waarom ben jij eigenlijk tegen de 8-7-1? Wat zijn jouw tegenargumenten?’ Gerard kijkt ongelukkig en begint in snel tempo en met luide stem te formuleren: ‘Jouw redenering over de reken- en de weegmethode is niet sluitend. Het gaat om het totaalbeeld. Daarin kun je niet heen om de minister-president. Die weegt extra. De functie wordt steeds belangrijker.’ Hij blijft ook in wanhoop iets jongensachtigs houden. Joop komt nu pas goed los. Ik heb het tegendeel bereikt. Hij gaat met Gerard in de slag. ‘De positie van de minister-president is door de jaren heen niet veranderd. Het gaat jullie duidelijk om de persoon. De PvdA moet blijkbaar gestraft worden voor kwaliteit. Welnu, als het zo gaat met de eerste man van de PvdA dan ontkomen we er niet aan om ook eisen te stellen aan de positie van de eerste man van het CDA.’ Hij is geëmotioneerd. Dries voelt zich nu duidelijk aangesproken. Hij vindt dat er nu overdreven wordt. Joop tilt wel erg zwaar aan de weging van de premier. Dat was ‘slechts een argument ten overvloede’. Veel wezenlijker in zijn redenering is de eis van gelijkwaardigheid. ‘Wij hebben genoeg van de overbedeling van de PvdA.’ Hij waarschuwt ervoor nu personen in het geding te brengen. Het gaat in dit stadium over de verdeling van portefeuilles en over niets anders. Welnu Justitie is voor het CDA wat Algemene Zaken voor de PvdA is, namelijk de eerste claim. Als de PvdA niettemin daaraan trekt dan zullen wij de tweede claim van de PvdA niet ontzien, namelijk Onderwijs.
Jan Terlouw is van mening dat, los van de persoon, Justitie, na alles wat daarom te doen is geweest in andere handen moet overgaan. Hij stelt voor om beurtelings een greep te doen uit de beschikbare departementen.
Joop stelt voor om even te schorsen. Hij neemt Dries apart. De achterblijvers proberen de methode-Terlouw uit. ‘Het is net poten bij straatvoetbal,’ stel ik vast. De uitkomsten bevallen me niet erg. Hoe dan ook verlies ik óf Justitie óf Onderwijs op die manier. Dus deugt
| |
| |
de manier niet. Het is trouwens maar pauzetheater.
We komen weer gezamenlijk bijeen.
Joop zegt de indruk te hebben gekregen dat Justitie toch wel een erg belangrijke rol gaat spelen. ‘Wat vindt Dries van 8-7-1 met Justitie bij het CDA?’
Dries, na een korte stilte, ‘Dat is aanvaardbaar, als wij ook de minister-president krijgen.’
Ik breng toch maar weer eens de verkiezingsuitslag in het geding. Als de PvdA de uitslag niet cijfermatig gegund wordt, dan zullen wij toch in kwaliteit en homogeniteit gekompenseerd moeten worden. Bij 8-7-1, een afspiegelingskabinet, hebben wij verder geen noten meer op onze zang. Maar als het persé 7-7-2 moet worden, dan kunnen wij terecht hoge eisen stellen. Eén van die eisen is Justitie. Ik wil openhartig zijn en niet langer om de hete brei draaien. In dat geval wegen voor ons ook de personen zwaar. Jullie mogen niet van ons verwachten dat we dan akkoord gaan met én de oppositieleider (Kruisinga), én de man die het akkoord op hoofdpunten heeft afgewezen (Andriessen), én de man die op Justitie het eerste kabinet-Den Uyl ten val heeft gebracht (Van Agt). ‘Sorry Dries, maar ik kan beter zeggen hoe ik er tegenaan kijk.’
Dries toont veel begrip. Maar het CDA heeft ‘een opperste belangstelling voor Justitie, daargelaten wie dit moet doen.’
Hij begrijpt maar al te goed dat de PvdA aanhikt tegen ‘die snaak met wie we al zoveel gedonder hebben gehad.’ Hij wil in geen geval dat de formatie afspringt op zijn persoon.
Jan wordt nu ook bijzonder openhartig. Het CDA moet Justitie afstaan en de PvdA moet de 7-7-2 pikken, vindt hij. D'66 is best te vertrouwen, juist in crisissituaties. Hij kan ons ook vertrouwenwekkende kandidaten presenteren: 1. Zeevalking, 2. Van Mierlo, mits op geloofwaardige posten. Opnieuw wordt er geschorst. Deze keer zeer langdurig. Joop praat met Dries. Dries praat met Gerard. Ik praat met Joop. ‘Afmaken, nu,’ vindt Joop. ‘Er zit wel beweging in.’ Gerard komt binnen. ‘Maar liever stoppen,’ vindt hij. Het gaat Dries nu wat te hard.
Nog één keer komen we gezamenlijk bijeen. Jan toont zich, niet ten onrechte, wat verstoord door al die ‘bilateraaltjes’. Joop zegt er nu mee te willen stoppen. We krijgen huiswerk mee. Bij beide formules moeten de fractievoorzitters aangeven welke verdeling het meest nabij komt aan wat zij in hun fracties willen verdedigen. De informateurs zullen dan een kleinste gemene veelvoud moeten zien te vinden. Dinsdag moet de knoop uiterlijk zijn doorgehakt.
Het is alweer middernacht. Mijn auto staat buiten klaar. Mijnheer Rademakers heeft plaats gemaakt voor mijnheer Van den Akker. In de
| |
| |
stromende regen rijden we naar Haarlem. Ik moet naar een verjaarsfeest bij de familie Lohr. Hedy is al op eigen gelegenheid gegaan. Na lang zoeken vinden we straat en huis. Ik baan mij een weg door de stoet van vertrekkende gasten. Ik zoek Hedy. Ik vind haar, druk in gesprek. Ik feliciteer haar. Het is inmiddels 1 oktober. Hedy is jarig.
| |
Zaterdag 1 oktober
In alle vroegte is het nu Hedy's beurt om toegezongen te worden. Slaapdronken pakt ze de kado's uit. Hajo moet al om kwart over negen bij AFC verzamelen voor een uitwedstrijd. We halen Carla en Marion op om mee te gaan en zien Hajo met 6-0 winnen. Een dag zonder politiek, maar niet geheel en al zonder politici. 's Avonds ontvangen we onze vrienden. Het is een gemêleerd gezelschap, de politici zijn véruit in de minderheid. Joop en Liesbeth zijn er ook, maar de formatie is taboe. Althans voor mij, maar toch ook weer niet helemaal. Tegenover Rob van Gennep laat ik het idee vallen om een boek te schrijven. Hij kijkt me tamelijk ongeïnteresseerd aan. ‘Dat doe je toch niet,’ zegt hij. Om half zes vertrekt de laatste gast.
| |
Zondag 2 oktober
De VPRO brengt een documentaire over de zestiger jaren. Amsterdam in lichterlaaie. De opkomst van Provo. Nieuw Links. D'66. De vernieuwingsjaren. Ik kijk met grote belangstelling. Ik voel me een produkt van de vernieuwingsperiode, maar ook een beetje producent. Waar staan we nu eigenlijk? Een paar maanden voor de verkiezingen was het bon ton om te spreken over het einde van de vernieuwingsperiode. De restauratie is ingetreden. Maar de grote verkiezingsoverwinning van de PvdA heeft die geluiden doen verstommen. Gezien de moeizame en uitzichtloze formatie beginnen velen zich toch weer af te vragen of dat wel terecht is geweest. Zal het nieuwe kabinet niet toch, hoe dan ook, een verrechtsing betekenen ten opzichte van het vorige? Als het al tot stand komt. Aan dat laatste twijfel ik niet. Wél ga ik met de dag zwaarder gebukt onder de gang van zaken. Zo langzamerhand heeft niemand meer een goed woord voor de formatie over. De ‘goodwill’ lijkt te zijn verdwenen. De weerstanden tegen het politieke bedrijf nemen toe. Ik, als één van de pleitbezorgers van staatkundige vernieuwing, voel mij extra-bezwaard. Aan de andere kant ben ik toch van mening dat juist die vernieuwingsfilosofie mij verplicht om mij geen oren te laten aannaaien. Het gaat om de invloed van de kiezer op de regeringsvorming. Welnu, de kiezer verdient dat zijn stem wordt vertaald in de samenstelling van het komend kabinet. Of hij dat nu leuk vindt of niet.
| |
| |
Ik kijk naar buiten. Carré gaat uit. Honderden kiezers zwermen uit naar hun geparkeerde auto's. Ik geloof niet dat ze het leuk vinden.
| |
Maandag 3 oktober
Het fractieburo wacht op mij. Ik breng verslag uit van de eerste konfrontaties. Ik leg het gezelschap een gechargeerde probleemstelling voor, want ik wil nu weten waar ik met ze aan toe ben. De tijd voor vrijblijvende standpunten is voorbij. Iedereen moet maar eens écht het achterste van de tong laten zien.
‘Als jullie het voor het kiezen hebben,’ vraag ik, ‘óf 8-7-1 maar dan ook én Van Agt, én Andriessen, én Kruisinga en lichte portefeuilles voor onze mensen, óf 7-7-2 maar dan een ander op Justitie, Boersma op Sociale Zaken en Hans van Mierlo als tweede D'66-er, wat zouden jullie dan kiezen. De overgrote meerderheid blijft kiezen voor 8-7-1, maar er zijn enkele uitzonderingen. Aad Kosto aarzelt niet: de bezetting van Justitie is voor hem doorslaggevend. Ook de partijsecretaris, Gerard Heyne den Bak, prefereert onder de door mij genoemde omstandigheden, 7-7-2.
Een enkeling laat zich niet in deze geforceerde keuzesituatie plaatsen. Hans Kombrink is én voor 8-7-1 én tegen het CDA-supertrio. Gesterkt door deze adviezen begeef ik mij naar de Raad van State voor het vervolggesprek. Er hangt een gespannen sfeer. Alle betrokkenen lijken zich te realiseren dat vandaag de kogel door de kerk moet. Morgen zijn de fracties besteld. Veringa vraagt of we ons huiswerk hebben gemaakt. Onder welke voorwaarden is voor de PvdA de 7-7-2 aanvaardbaar? En onder welke voorwaarden 8-7-1 voor het CDA?
Ik deel mee dat ik moeilijk kan afstappen van de 8-7-1. Ik vind dat mijn argumenten nauwelijks serieus zijn overwogen, temeer niet als bedacht wordt dat het CDA niet 49 maar slechts 46 voorstanders van het afgesloten akkoord inbrengt. Voor enigerlei 7-7-2 variant heb ik weinig waardering geoogst. Dries maakt een zeer strijdbare indruk. In korte, afgebeten zinnen deelt hij mee wat zijn weekendoverleg aan nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd: ‘Als het geen 7-7-x wordt dan levert het CDA geen 46 zetels maar 0.’
‘Dus de 8-7-1 is onbespreekbaar?’ vraag ik. Dries herhaalt: ‘Als het geen 7-7-x wordt dan levert het CDA geen 46 zetels maar 0.’ Hij gaat verder: ‘Als Justitie niet bij onze 7 zit dan zal ik het CDA ontraden nog verder mee te doen.’
Jan begrijpt deze opstelling niet. Dat Dries vasthoudt aan 7-7-x kan hij zich indenken, maar waarom is Justitie niet onderhandelbaar?
‘Omdat de lijsttrekker van het CDA een post naar keuze moet kunnen opeisen. Dat mag de lijsttrekker van de PvdA ook’, antwoordt Dries.
| |
| |
Ik vraag het woord over de orde. De informateurs zouden garant staan voor een open gesprek. Dit is geen open gesprek. Ik signaleer twee blokkades: de 8-7-1 én Justitie zijn onbespreekbaar. ‘Zo kan ik niet verder’, zeg ik.
Veringa wordt nerveus. ‘De heer Terlijn is over de orde begonnen.’ Gelach. Jan en ik worden opgeteld. Dat is dus 9-7. Gerard hervat: ‘Wat is een open gesprek? Iemand mag toch zeggen dat hij niet overtuigd is?’
Joop komt tussenbeide. ‘Als Van Thijn zou hebben gezegd: het is 8-7-1 of het is niks, dan kunnen we naar huis. Maar dat heeft hij niet gezegd: voor hem blijft 7-7-2 bespreekbaar. Van Agt mag de 8-7-l niet onbespreekbaar maken.’
Dries vindt het maar kiekeboegedoe. ‘Ed houdt toch vast aan de 8-7-1?’ ‘Ik heb alleen maar gezegd dat ik met de 7-7-2 weinig waardering heb geoogst’, riposteer ik. Gerard vraagt of Dries ook niet beter met zo'n mededeling kan volstaan.
Joop sluit zich hierbij aan. ‘Het beslissende woord is morgen aan de fracties. Nu kunnen geen finale antwoorden gegeven worden.’ Hij vraagt of hij goed begrepen heeft dat het finale antwoord van Van Agt vervallen is. Dries beaamt dat.
Joop stelt toch voor de vergadering te schorsen. De zaak zit muurvast. We moeten in bilaterale gesprekken maar zien of er nog wat te wrikken valt. We verspreiden ons over de lege kamers van de Raad van State.
Joop neemt Dries apart op de kamer van Ruppert. Veringa houdt zich intussen in een naburige kamer bezig met mij. Ik bespreek met hem wat varianten bij 8-7-1 en 7-7-2. Hij wordt als maar somberder. ‘Waarom ga je niet eens met Dries eten?’ suggereert hij. Ik ben daar graag toe bereid. Als wij terugkomen is het gesprek tussen Joop en Dries nog steeds gaande.
Ik vind het prima. Hoe langer die twee samen praten, hoe beter het is. Ik heb een blindelings vertrouwen in de overtuigingskracht van Joop. Ze komen terug. ‘Ik heb in lange tijd niet zo'n goed gesprek met Dries gehad,’ fluistert Joop mij toe. De vergadering wordt niet hervat. Joop wil eerst gelegenheid hebben om met Gerard te praten. Ik stel voor dat Dries, Jan en ik samen gaan eten. Dries is meteen in. Hij suggereert restaurant Raden Ajoe op de Lange Poten. Ieder van ons heeft eerst nog een uurtje nodig voor overleg.
We verlaten de Raad van State. Gerard laat ons uit. Als ik nog even met hem nababbel keert Dries op zijn schreden terug. ‘Gerard,’ zegt hij, ‘ik moet je iets zeggen.’ Ik wil me verwijderen. ‘Nee, Ed,’ zegt hij ‘jij mag het gerust ook horen.’ Ik blijf staan, benieuwd. ‘Ik heb Joop
| |
| |
zojuist medegedeeld dat ik niet beschikbaar ben voor zijn kabinet. Niet voor Justitie en niet voor Binnenlandse Zaken. Ik word ook geen fractievoorzitter. Ik ga het politieke bos in. Dat lijkt mij voor iedereen het beste.’ Ik weet niet wat ik hoor en zeker niet wat ik moet zeggen. ‘Is dat echt zo?’ vraag ik. ‘Ja,’ zegt Dries. ‘Maar waarom word je dan geen fractievoorzitter?’ vraag ik. ‘Daar deug ik niet voor. Trouwens ik deug niet voor de politiek.’ ‘Maar,’ zeg ik, maar ik stop. Ik heb wel duizend vragen, maar ik wil eerst even op adem komen. Dit had ik niet verwacht. ‘Ik zie je om 7 uur in het restaurant’, zeg ik en loop de trap af. Ik ben erg opgewonden.
In de kamer zit het fractieburo op me te wachten. We zouden een begin maken met de kandidaatsbespreking. Ik vertel ze niets, maar het kost me wel moeite. We maken een rondje namen. Buitenlandse Zaken: Van der Stoel, Defensie: Stemerdink, CRM: Meijer, Binnenlandse Zaken: Van Thijn, voor het geval dat. ‘Dat geval zou zich nu wel eens kunnen voordoen’, denk ik. Volkshuisvesting: Schaefer, Ontwikkelingssamenwerking: Pronk, enz., enz. Mijn gedachten dwalen af. Tegen zevenen beëindig ik de vergadering. ‘Ik heb een eetafspraak,’ zeg ik. Ik trek een geheimzinnig gezicht. Iedereen begrijpt het onmiddellijk.
Ik ren naar het restaurant. Ik ben laat. Ik ga naar binnen. Het is schemerig en er zijn allerlei, minder in het oog vallende, hoekjes. In één ervan ontwaar ik Jan en Dries. Voor het eerst ben ik de laatste. De begroeting is uiterst vriendschappelijk. We bestellen. De obers zijn gevleid door onze aanwezigheid. Het gesprek komt op gang. De sfeer is ontspannen. Hoofdthema is natuurlijk de beslissing van Dries. Hij heeft er goed over nagedacht. Het is nou wel mooi geweest, 't Belangrijkste is dat Justitie bij het CDA blijft. Het departement gaat hem tezeer aan het hart dan dat hij dat aan een andere partij zou toevertrouwen. Zijn persoon doet er minder toe. In alle openhartigheid maken we de balans van de afgelopen jaren op. Welke weerstanden er zijn opgeroepen. Hoe een sfeer van onbegrip heeft kunnen ontstaan.
Voor Binnenlandse Zaken voelt hij niets. Dat is een lichtgewicht departement. ‘Wat is daar nu helemaal aan de orde,’ vraagt hij. Ik protesteer. ‘Erg veel’ en ik begin aan mijn zo vaak in gedachten gemaakte opsomming. ‘Weetje,’ zeg ik, ‘als wij Binnenlandse Zaken krijgen ben ik daarvoor kandidaat.’ ‘Niet doen, Ed,’ zegt Dries, ‘in alle vriendschap, daar ben jij veel te zwaar voor.’ We veranderen van onderwerp. Veel tijd is er niet meer. Om half negen worden we weer bij de informateurs verwacht. Dat halen we niet. ‘Ach, laten ze maar even wachten,’ zegt Dries. ‘Wat wij hier doen is belangrijker.’ Hij eet langzaam verder, bedachtzaam, kleine hapjes. Genietend. Schept nog eens op. Jan en ik
| |
| |
zijn al een tijdje klaar. Ik stel voor even te bellen. Dat blijkt niet mee te vallen. Het duurt even voordat ik het nummer van de Raad van State heb. Als ik het eindelijk vind wordt het niet opgenomen. Ik ga terug. We besluiten toch maar te vertrekken. We zijn maar een kwartiertje over tijd.
Grappend komen we binnen. De sfeer lijkt opgeklaard. Intussen hebben de informateurs twee voorstellen voorbereid die zij morgen aan de fracties willen voorleggen. Onderling zijn ze het nog steeds niet eens geworden over de getalsverhouding, maar beide voorstellen moeten aanspreekbaar zijn. De ‘plaatjes’ zien er als volgt uit:
|
8-7-1 |
|
PvdA |
CDA |
D'66 |
Algemene Zaken |
Justitie |
Volkshuisvesting |
Buitenlandse Zaken |
Defensie |
en Ruimtelijke |
Binnenlandse Zaken |
Verkeer en Waterstaat |
Ordening (+ 2de vice- |
Onderwijs en Weten- |
Economische Zaken |
-premier |
schappen |
Landbouw en Visserij |
|
Financiën |
CRM |
|
Sociale Zaken |
Ontwikkelingssamen- |
|
Volksgezondheid |
werking |
|
Technologie |
|
|
|
7-7-2 |
|
PvdA |
CDA |
D'66 |
Algemene Zaken |
Justitie |
Volksgezondheid |
Buitenlandse Zaken |
Defensie |
Technologie |
Binnenlandse Zaken |
Volkshuisvesting |
|
Onderwijs en Weten- |
Verkeer en Waterstaat |
|
schappen |
Economische Zaken |
|
Financiën |
Landbouw en Visserij |
|
Sociale Zaken |
CRM |
|
Ontwikkelingssamen- |
|
|
werking |
|
|
Veringa licht toe: In het eerste geval wordt er geen voorwaarde gesteld aan de bezetting van Justitie. In het tweede geval wordt meegedeeld dat over de bezetting van dat departement volstrekte overeenstemming bestaat. De informateurs hebben namelijk rekening gehouden met de mededeling die Van Agt hen had gedaan.
| |
| |
Ik deel mee toch een voorkeur te houden voor de 8-7-1 formule. Ik stel voor, af te spreken dat een ministeriële commissie onder leiding van de minister-president hoe dan ook verantwoordelijkheid krijgt voor de uitvoering van het abortusakkoord.
Ik informeer naar de positie van Boersma. ‘Die zal geen kandidaat zijn,’ zegt Dries. Ik berust in Sociale Zaken, dat in beide gevallen bij ons terecht is gekomen, evenals Binnenlandse Zaken, maar ik deel mee dat ik in de 7-7-2-formule daarvoor geen kandidaat zal zijn. Ik zie de 7-7-2 op ons af komen, zeker na de spectaculaire wending die de beslissing van Dries aan de onderhandelingen heeft gegeven en realiseer me dat ik bij de verdediging naar de partij veel sterker sta als ik zelf niet in het geding ben.
We discussiëren nog over een andere vraag: ‘Zijn de partners bereid de afspraak te maken dat bij een verandering in de politieke samenstelling van het kabinet nieuwe verkiezingen zullen worden gehouden?’ Dat blijkt niet eenvoudig te zijn. Dries vindt het onzinnig om bij uittreding van D'66 nieuwe verkiezingen te houden. ‘Dan hebben we nog altijd 102 zetels over,’ zegt hij. Wel is hij bereid om bij partnerruil zo een afspraak te maken. Besloten wordt om deze problematiek aan de fracties voor te leggen.
De informateurs vragen ons nu of wij bereid zijn deze voorstellen in onze fractie te verdedigen, op zodanige wijze dat in beide gevallen wordt aangegeven bij welke invulling men akkoord zou kunnen gaan. Als één van de partijen één van de voorstellen onaanvaardbaar verklaart is het afgelopen.
Ik verklaar in deze geest de voorstellen te zullen verdedigen, zij het dat ik een voorkeur behoud voor 8-7-1.
Dries vindt de 8-7-1 hoe dan ook onverdedigbaar. Hij zal de 7-7-2 voorleggen met de mededeling dat hij dan vertrokken is. ‘Ik weet natuurlijk niet hoe mijn fractie hierop reageert’, zegt hij. Ik kijk verbaasd op. ‘Ik wel’, zeg ik. ‘Als je het aan de fractie overlaat, dan is die fractie geen knip voor de neus waard als ze je laat gaan. Ik dacht dat het een persoonlijke beslissing was. Maar als het zo ligt kunnen we er wel vanuit gaan dat je morgen weer kandidaat bent.’
Dries spreekt dat tegen: ‘Het is geen manoeuvre. Het is een persoonlijke beslissing die mij heel moeilijk valt.’
Jan Terlouw verklaart zich bereid beide voorstellen te verdedigen in de geest van de informateurs.
We spreken nog over de verdeling van de staatssecretarissen. Maar niemand is er nog echt met de gedachten bij. Iedereen is onder de indruk van de persoonlijke dramatiek die deze vergadering beheerst.
Veringa laat de hamer vallen. We kunnen moeilijk wegkomen. We
| |
| |
blijven nog wat hangen, de jassen al aan. Dries is somber. ‘Ik heb het goed begrepen’, zegt hij, ‘bij 8-7-1 krijg ik een entreekaartje, bij 7-7-2 niet?’ Ik protesteer fel. Hoe heb ik het nou? Wat is dat nou voor een verwijt? ‘Ik dacht dat je een persoonlijke beslissing hebt genomen. Als het anders ligt moet je het nu zeggen.’ Dries kijkt mij verwonderd aan. ‘Was er bitterheid in mijn stem? Dat is niet de bedoeling. Het is goed dat je mij daarop wijst. Nee, het is een persoonlijke beslissing.’
‘Waarom zeg je niet gewoon dat je niet beschikbaar bent voor het kabinet, ongeacht de formule,’ vraagt Gerard. ‘Nee, laat maar zo,’ zegt Dries.
We gaan uiteen. Joop komt mij nog even achterna. ‘Ik ben er niet gerust op,’ zegt hij. ‘Ik heb het gevoel dat we een fout gemaakt hebben.’
De hele nacht worstel ik met het verschijnsel Van Agt. Ik heb die dag zoveel Driesen gezien. Een Dries van beton, onwrikbaar; een alleraardigste, ontwapenende Dries; een verkrampte Dries, die stuk zit; een zelfbewuste Dries, vastbesloten zich niet in de luren te laten leggen; een zich wegcijferende Dries, de zaak stellend boven zichzelf; een Dries die op zijn strepen staat, het CDA c'est moi. En dan weer een Dries die gestuurd wordt en zich laat sturen. Na zoveel maanden persoonlijke omgang weet ik nog niet wie de echte Dries is. Ik houd het nu maar op de aardige Dries, onhandig, wisselvallig, maar van goeden wille.
Toen ik hem nog niet persoonlijk kende, dacht ik daar anders over. Eerlijk gezegd had ik grote moeilijkheden met hem. Al zo'n zes jaar had hij zijn stempel gedrukt op mijn politieke en dus ook persoonlijke leven. Zijn optreden heeft het uiterste gevraagd van mijn emotionele zelfbeheersing. Van de ‘Drie van Breda’ tot en met het Menten-debat. Maar dat was niet de reden voor mijn weerstand. Hoewel we generatiegenoten zijn, heeft onze jeugd zich nu eenmaal afgespeeld onder totaal verschillende omstandigheden. Wij zijn grootgebracht in totaal verschillende culturen. Dat dit tijdens emotionele hoogtepunten in de politiek tot onverstaanbaarheid leidt, over en weer, daar is mee te leven. Dat moet kunnen. Er is zoveel onbegrip in het politieke bedrijf, dat kan nooit een reden zijn voor persoonlijke sym- of antipathie. We zijn een pluriform, verdraagzaam land. Nee, voor mij was doorslaggevend het moment dat het onbegrip politiek werd geëxploiteerd in een non-politieke verpakking. De kritiek op het Mentenbeleid bestempelen tot ‘hoofdstuk I van de Actie beschadiging Lijsttrekker CDA’.
In dit kader getuigen van ‘Een aversie van dé politiek’, als nonpoliticus oproepen tot een ‘ethisch réveil’, dat alles raakte mij in mijn motivatie als politicus.
Politici zijn geen betere mensen dan anderen, maar slechter zijn ze
| |
| |
ook niet. Ze behoren wel hun best te doen, want ze zijn het vlees en bloed van onze democratie. Ik heb mij persoonlijk in de politiek gestort, gedreven door onprettige jeugdherinneringen die ik pas later geschiedkundig en politicologisch in kaart heb kunnen brengen. Onder het motto ‘dat nooit meer’ wil ik mij inzetten voor behoud en verbetering van onze parlementaire democratie, het motiveren van mensen voor politiek, het werken aan een politiek systeem waarbij zoveel mogelijk mensen zich betrokken weten. Met vallen en opstaan.
In mijn ogen is de politiek een van de mooiste werktereinen die er maar denkbaar zijn. Een politicus die zijn afkeer uit van het politieke bedrijf waaraan hij zelf deelneemt is geen non-politicus, maar een slecht politicus. Een anti-democraat.
Ik heb destijds geprobeerd om dit Dries in een persoonlijk gesprek duidelijk te maken. Het was de eerste keer dat wij elkaar zo uitvoerig onder vier ogen ontmoetten. Het gebeurde, puur toeval, op de dag dat de Eerste Kamer korte metten maakte met het abortus-initiatief. Het was een, naar mijn idee, prima gesprek. Veel onbegrip, over en weer, werd overbrugd. Des te groter was voor mij de teleurstelling dat de non-politieke manier van politiek bedrijven gewoon doorging en wel in versterkte mate. Mijn wrevel tegen de persoon verdiepte zich, een zeldzaamheid voor mij. In het algemeen draag ik mijn politieke tegenstander als persoon geen kwaad hart toe.
Maar toen we aan de formatiemarathon begonnen, was dit gevoel toch snel verdwenen. Ik bleef bezwaren houden tegen zijn wisselvallige manier van politiek bedrijven, maar twijfelde niet langer aan zijn goede bedoelingen. Ik kwam van tijd tot tijd zelfs in de ban van zijn persoonlijke charme, en stak dat tegenover collega's ook niet onder stoelen en banken. Het werd vrij algemeen bekend dat Dries en ik persoonlijk tamelijk goed met elkaar overweg konden.
En vandaag dan het moment van zijn afscheid van de politiek.
‘Goed voor de politiek’, dacht ik ‘en beter voor Dries’. Ik heb hem niet teruggehouden. Wel heb ik erg met hem te doen. Ik twijfel niet aan zijn oprechtheid. ‘Wat voor een fout zou Joop nou bedoeld hebben,’ denk ik, woelend om de slaap te vatten.
| |
Dinsdag 4 oktober
In alle vroegte vertrek ik zuchtend naar Den Haag. Het Partijbestuur komt al om 9 uur bijeen in het gebouw van de Eerste Kamer. Ien heeft me tevoren ingelicht: ‘Sorry Ed, ik durf het je nauwelijks aan te doen, maar het Partijbestuur wil perse voor de fractie uit een oordeel geven over de voorstellen van Veringa en Den Uyl. In geval van conflict met de fractie zouden we immers een Partijraad bijeenroepen? We hebben
| |
| |
ons gerealiseerd dat het enig mogelijke moment dinsdagmorgen om 9 uur is.’ Ik heb mijn twijfels over de vraag of deze procedure wel correct is. De fractie is primair verantwoordelijk en dus de eerstgeroepene om een oordeel te geven. Aan het Partijbestuur dan de vraag of het een conflict wil maken. Maar na enig gesputter heb ik mijn bezwaren ingeslikt. ‘Ik ben geen formalist’, heb ik gezegd, ‘maar de fractie beslist wel ongeacht de besluiten van het Partijbestuur.’
Op weg naar Den Haag heb ik wel spijt van mijn soepelheid, maar dat heeft meer te maken met een tekort aan nachtrust. Voordat ik de vergadering binnenstap, heb ik nog even telefonisch contact met Joop. Die heeft ook geen oog dichtgedaan en nog steeds het gevoel ‘ergens ingestonken te zijn’.
Als het Partijbestuur begint, ben ik uiterst korzelig en soms onbehouwen. Interrupties kat ik genadeloos af. Ik hou mijn verhaal en wijs erop wat voor een spektakelstuk zich staat te voltrekken. De vraag is: houden we onder deze omstandigheden vast aan 8-7-1? Hoe dan ook moet 7-7-2 niet alleen bespreekbaar zijn maar ook besproken worden. Ik verklaar het zelf een uiterst moeilijke afweging te vinden, maar toch ook in dit stadium aan de 8-7-1 nog de voorkeur te blijven geven.
Ik vind voor mijn aarzeling uitsluitend begrip bij de partijsecretaris, Gerard Heyne den Bak, die, zeker na mijn mededeling, toch wel voor de 7-7-2 voelt. Ik verlaat de vergadering. De fractie begint. De stemming kan ik niet meer meemaken.
De fractievergadering begint echter iets later dan afgesproken, omdat de voorstellen van de informateurs nog niet beschikbaar zijn. Al wachtend bereikt mij het bericht dat ik een nederlaag heb geleden in het Partijbestuur. Met 9 tegen 5 is besloten dat het onaanvaardbaar moet worden uitgesproken tegen 7-7-2. ‘Maar dat betekent dat wij een breuk maken,’ roep ik razend. ‘Dat verdom ik.’ Ik informeer hoe de stemverhoudingen precies hebben gelegen. Woedend begrijp ik dat enkele laatkomers, die mijn verhaal niet hebben gehoord, rustig hebben meegestemd.
De fractie begint. Ien krijgt als eerste het woord om verslag te doen van het Partijbestuur, onder protest van Vondeling die dat procedureel onjuist vindt.
Ien deelt mee tot welk besluit het Partijbestuur is gekomen. ‘Het risico van een breuk in de formatie nemen we op de koop toe.’
Het blijkt al snel dat dit standpunt in de fractie weinig aanhang krijgt. De grote meerderheid betoogt dat wie zich redelijk presenteert, ook redelijk moet zijn. We zullen ons serieus over de invulling van de 7-7-2 moeten buigen. Er worden daarvoor wat suggesties gedaan: we moeten Volkshuisvesting claimen en Economische Zaken ruilen met
| |
| |
Sociale Zaken. Maar de overgrote meerderheid behoudt een uitgesproken voorkeur voor de 8-7-1 formule, ook na mijn mededeling over het spektakelnummer van Van Agt. Ik verwijt vele sprekers lichtzinnigheid. Ook ik kom tot de conclusie dat we de 8-7-1 nu niet moeten loslaten, maar ik vind het een uiterst moeilijke afweging. Het stoot me dat zovelen zo snel hun oordeel klaar hebben. Ik krijg bijval van Marcel van Dam, Aad Kosto en Anne Vondeling, maar die spreken nu al een voorkeur uit voor 7-7-2. Er wordt tegen mijn zin stemming gevraagd over de vraag of we slechts een voorkeur uitspreken voor 8-7-1 dan wel definitief een streep halen door de bespreekbaarheid van de 7-7-2.
De diehards vergaren slechts 12 stemmen. Het conflict tussen fractie en Partijbestuur is een feit.
Ik moet de pers te woord staan. Het is de eerste gelegenheid om nu eindelijk eens mijn ‘verhaal’ naar buiten te brengen en met argumenten de algemene scepsis te doorbreken. Ik breng niet zonder verve het reken- en weegverhaal. ‘Betekent dit dat u bij 8-7-1 geen bezwaar maakt tegen Van Agt, Andriessen en Kruisinga?’ ‘Het betekent dat wij in een afspiegelingskabinet minder recht van spreken hebben,’ zeg ik in een poging tot nuancering. Niettemin zie ik een paar journalisten het hoofd schudden.
Den Haag Vandaag maakt alvast een opname. Met beide handen grijp ik de gelegenheid aan om mijn totaalverhaal in al zijn aspekten en nuanceringen uiteen te zetten, niet wetend welk part uiteindelijk het scherm zal halen.
Om 3 uur meld ik mij op Algemene Zaken. De drie fractievoorzitters zouden persoonlijk verslag komen uitbrengen. Dries is er weer en maakt een verbeten indruk. Ik ben gauw klaar: Wij kiezen voor het 8-7-1 voorstel, maar zijn bereid te praten over de invulling van 7-7-2.
Dries neemt het woord, gedecideerd: Zijn fractie is unaniem: over 8-7-1 valt niet te praten. Men heeft de voorkeur voor 7-7-2 (de CHU ziet 2 zetels voor D'66 niet zitten). Zijn fractie gaat er niet mee akkoord dat hij uit de politiek verdwijnt. ‘Dat zou het zoveelste hoofdstuk na Kosto zijn. Dat pikken ze niet.’
Ik ben perplex. Geen woord meer over ‘een persoonlijke beslissing’. Geen woord van uitleg. De fractie is unaniem weer overgegaan tot de orde van de dag.
Ik neem het woord en konstateer dat het CDA het onaanvaardbaar heeft uitgesproken over de 8-7-1. Dat zouden de informateurs niet nemen. Betekent dit nu een breuk in de formatie?
Nee, zegt Veringa. Ja, zegt Den Uyl. Ik eis daarover duidelijkheid. Als Dries de 8-7-1 onbespreekbaar maakt, doe ik hetzelfde met de
| |
| |
7-7-2. De informateurs zien maar wat ze daarmee doen.
‘Ik accepteer geen enkel ultimatief antwoord,’ zegt Joop. ‘Van niemand.’ ‘Ik laat me de les niet lezen,’ gromt Dries wit wegtrekkend.
‘Dan heb ik niets gezegd,’ zegt Joop ‘en ook niets gehoord. Ik ga uit van een open gesprek.’ We bespreken de wensen die in de fracties leven over de invulling van de 7-7-2 variant. Justitie wordt weer het hoofdthema. Ik claim dit departement. Dries claimt Onderwijs. Jan vindt die ruil niet redelijk. Hoe dan ook moet Justitie over in andere handen. De sfeer wordt steeds grimmiger.
Joop vraagt hoe de fracties denken over een afspraak over kamerontbinding. Dries deelt mee dat het CDA er niets voor voelt bij uittreding van D'66 tot kamerontbinding te besluiten. Dat zou ‘van de gekke’ zijn.
De informateurs sluiten het gesprek af. Ze willen ruimschoots gelegenheid voor onderling beraad. De materie leent zich niet voor overhaaste stappen. Als ik terugkom in de kamer zijn er diverse nieuwtjes die mijn aandacht vragen. Het Partijbestuur is opnieuw bijeen geweest en heeft besloten toch maar geen Partijraad bijeen te roepen. Nu het CDA de formatie op scherp heeft gezet is het conflict tussen fractie en Partijbestuur van ondergeschikte betekenis geworden. Het Partijbestuur wil nu eerst de verdere gang van zaken afwachten, maar houdt de vinger aan de pols.
Er is ook één en ander bekend geworden, inmiddels, over de gang van zaken in de CDA-fractie. Nadat Dries gesproken heeft is men daar in grote woede ontbrand. Geen goed woord heeft men over voor de houding van de PvdA. Hoe durven ze, opnieuw hun lijstaanvoerder persoonlijk in de tang te nemen? Ik vraag me verbijsterd af op welke wijze er in de fractie verslag is uitgebracht over de dag van gisteren.
Er circuleren allerlei geruchten. Als ik 's avonds naar Den Haag Vandaag kijk weet ik het.
Vraag: ‘Wie heeft nou die grote bezwaren tegen u ingebracht bij die formatiebesprekingen?’
Van Agt: ‘De onderhandelaar van de PvdA.’
Vraag: ‘Daarna vindt u twee informateurs tegenover zich, de heer Veringa van het CDA en meneer Den Uyl van de PvdA. Hoe verloopt zo'n gesprek dan verder?’
Van Agt: ‘Informateurs informeren, registreren. Noteren wat mogelijk is. Doen zo nu en dan eens een suggestie, een poging om door een impasse heen te komen. Maar het zijn geen dirigenten, maar registrerende persoonlijkheden.’
Vraag: ‘Maar ze hebben u niet in bescherming genomen?’
Van Agt: ‘Nou, dat was niet nodig, want ik nam mijzelf niet in be- | |
| |
scherming. En ze hebben wel begrepen dat ik tot de jaren des verstands ben gekomen.’
Vraag: ‘Is de sfeer nu slecht geworden tussen beide fracties?’
Van Agt: ‘Nee. Nou, tussen de fracties weet ik eigenlijk niet zo. Dat merk je pas in de kamer. Maar ik geloof het niet. Waar het voor mij op aankomt is in deze dagen en uren: hoe is de sfeer tussen de mensen aan de onderhandelingstafel, en er is geen persoonlijke wrevel, laat staan animositeit ontstaan tussen de heren Van Thijn, Terlouw en mijzelf.’
Vraag: ‘Zulke uitlatingen grijpen u niet meer aan?’
Van Agt: ‘Ik vind dat je je persoonlijke emoties en wat je politiek hebt te doen en te laten moet proberen althans van elkaar te onderscheiden.’
Vraag: ‘Ik heb fractiegenoten horen zeggen, die Dries heeft er schoon genoeg van.’
Van Agt: ‘Vindt u dat nou ook zo zoals we nu hier bezig zijn?’
Vraag: ‘Maar het gaat meer om de indruk die u in de fractie heeft gemaakt. U bent nu een beetje uw gezicht naar buiten aan het presenteren.’
Van Agt: ‘Nou, in de fractie, denk ik niet, heb ik niet de indruk gemaakt van de man die het niet meer ziet zitten, of die met het hoofd in de handen zit. Waar wilt u mijn handen hebben? In het haar? Nee, hoor, ik zit er voor, nog steeds het schip in de storm. En nog steeds heb ik het roer vast.’
Ik heb de NRC vast en lees het hoofdartikel, ‘Van Agt niet terug’:
‘Mr. A.A.M. Van Agt behoort in een nieuw kabinet niet terug te komen als minister van Justitie. Dit oordeel berust op diepergaande redenen dan de eigenaardige wijze waarop deze politicus het politieke handwerk blijkt op te vatten of het ervaringsfeit dat deze bewindsman zich zo laat opslokken door de algemene politiek dat de zorg voor het eigen departement erbij inschiet.
De doorslaggevende reden dat de heer Van Agt bij al zijn kwaliteiten van hoofd en hart toch niet behoort terug te komen op het Haagse Plein ligt in de wijze waarop hij vooral de laatste jaren zijn ministerschap ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn particuliere pre-occupaties van ethische aard.
Moet een minister van Justitie dan niet uiterst gewetensvol te werk gaan? Natuurlijk moet hij dat. Juist deze minister moet stevig op zijn benen staan om afstand te kunnen bewaren tot de waan van de dag. Het blijft op deze post altijd oppassen voor “das gesunde Volksempfinden” en dat vraagt om een deugdelijk moreel anker. De minister van Justitie behoort meer te zijn dan een politicus en leider van een de- | |
| |
partement - hij staat in dienst van het recht.
Het jongste verleden van de Verenigde Staten toont aan hoe belangrijk het is dat een minister van Justitie zich niet klakkeloos ondergeschikt maakt aan politieke leiders (zie John Mitchell en wat hij voor Nixon deed), doch een zekere afstand bewaart tot de politieke machtscentra (zie de wijze waarop Edward Levi onder president Ford veel van het geschokte vertrouwen heeft hersteld). In Engeland heeft men dit van oudsher tot uitdrukking gebracht door de harde kern van het justitiebeleid af te schermen in de positie van de Lord-Chancellor: lid van het kabinet en toch, zoals zijn opvallende titel reeds aangeeft, een figuur apart.
Het valt mr. Van Agt dus allesbehalve kwalijk te nemen dat hij zijn ambtsvervulling stoelt op eigen verantwoordelijkheid, nog afgezien van het respect dat de gewetensvrijheid toekomt.
Ons grote bezwaar richt zich tegen de wijze waarop hij hieraan in zijn bewindsperiode heeft vorm gegeven. De rechtsfilosoof Ronald Dworkin drukt dat in een opstel over “Liberty and Moralism” in een recente essaybundel zo uit. “Ik kan de zaak niet beslissen door alleen maar mijn gevoelens mee te delen.”
Anders gezegd: het morele oordeel mag niet verworden tot een vooroordeel. Daarbij herinnert Dworkin er aan dat het recht een vrij verregaand gestrucureerde context biedt die slechts bepaalde soorten van overwegingen toelaat. Een “vooroordeel” is in dit verband iedere grondslag voor het oordelen die buiten deze spelregels valt en dat is gezien het beperkte karakter van het recht al gauw het geval, zeker met ethische oordelen. Temeer daar ethische exclusiviteit al gauw in botsing komt met de grondbeginselen van de democratie in een pluriforme maatschappij als de onze.
Van de rechtstoepasser mag daarom verwacht worden dat hij alleen in uiterste noodzaak zijn persoonlijk ethisch oordeel in geding brengt. Dat zal dan vooral bij wijze van noodrem werken: de reden waarom bijvoorbeeld Duitse juristen indertijd hadden moeten stoppen Hitler te dienen. En steeds mag tenminste de eis worden gesteld dat het morele oordeel beredeneerd is - en daardoor bespreekbaar voor andere rechtsgenoten - en consistent, dat het voldoet aan minimale eisen van bewijsbaarheid en redeneerkunst.
Mr. Van Agt heeft als minister zijn geweten gebruikt om zich er achter te verschuilen - om de democratische discussie te ontgaan - in plaats van om helder te maken. Dat diskwalificeert hem nu. “Het recht is geen rustig bezit meer”, dat heeft deze bewindsman in ieder geval goed gezien. Problemen van oorlogsmisdaden (de Drie van Breda, Menten), Zuid-Molukkers, abortus, misdaadbestrijding raken het hart van
| |
| |
onze samenleving en onderstrepen dat de keuze van de nieuwe minister van Justitie de termen van de Haagse stoelendans te boven behoort te gaan.’
Ik leg het dagblad opzij en ga slapen. Er wacht een nieuwe dag. Met nieuwe dagbladen. En nieuwe hoofdartikelen.
| |
Woensdag 5 oktober
Aanvankelijk lijkt de schade mee te vallen. De publiciteit richt zich voornamelijk tegen Van Agt. ‘Vaandelvlucht’, schrijft Trouw. ‘Men kan niet zes jaar minister van Justitie zijn, lijsttrekker van een grote partij bij de kamerverkiezingen, fractievoorzitter en vier maanden lang met hart en ziel en alle kracht meedoen aan de formatie van een nieuw kabinet en dan onverwachts laten weten dat men toch eigenlijk het liefste naar een politiek onbewoond eiland wil. In militaire termen heet zoiets “vaandelvlucht” en daar hebben militairen zo hun eigen gedachten over. In gewone burgerlijke termen kan men zeggen: het is stijlloos.’
Er klinken zelfs loftuitingen door voor het koppel Den Uyl/Van Thijn. In de NRC prijst J.M. Bik deze ‘zeer geverseerde en goed samenspelende heren’. ‘Veringa/Van Agt tegen Den Uyl/Van Thijn. Een wedstrijd zonder voorgift of handicap. Gelijkwaardige partijen? In elk geval partijen met verschillende klassementen. Den Uyl en Van Thijn hebben het politieke klassement gekozen en zij staan aardig voor.’
Maar ik maak me toch grote zorgen. De woede bij het CDA is een feit. Mijn zorgvuldig, gedepersonaliseerde verhaal over reken- en weegmethodes is aan gruzelementen. Het hele proces wordt nu beheerst door de gedramatiseerde duikelpopscène van Van Agt. De persoonlijke beslissing is politiek in zijn tegendeel verkeerd. De politieke aanvoerder van het CDA staat weer recht overeind en heeft naar zijn club iets goed te maken.
Het fractieburo is bijeen om zich op de situatie te beraden. Iedereen beseft dat het nu mis dreigt te lopen. Niemand ziet nu nog een oplossing zonder Van Agt. Er moet nu maar een uiterste poging worden ondernomen om hem voor de 8-7-1 te winnen. ‘Waarom bied je hem het co-formateurschap niet aan?’ suggereert Aad Kosto.
Ik steek over naar Algemene Zaken voor een gesprek met Joop. Die is de wanhoop nabij. Hij ziet geen uitweg. Veringa is niet meer in beweging te krijgen: hij piekert niet over 8-7-1 noch over het loslaten van Justitie. Hij voelt dat zijn positie in het CDA op springen staat.
Ik suggereer Joop om Dries het co-formateurschap aan te bieden, maar daar heeft hij toch weinig trek in. Ik stel voor om daar zelf Dries
| |
| |
over te benaderen.
Joop vindt dat best, maar wil dat ik eerst nog met Veringa spreek. Dat doe ik. Gerard is inderdaad radeloos. Er is nog maar één uitweg, zegt hij. We moeten de namen invullen. Hij heeft enkele alternatieve 7-7-2 plaatjes op zak, met namen ingevuld. Ik deel hem mee daarin niet geïnteresseerd te zijn. De deur naar de 8-7-1 is nog steeds vergrendeld. Een echt gesprek daarover heeft niet kunnen plaatsvinden.
Ik kan mij bij die gang van zaken toch niet neerleggen. Gerard begrijpt dat standpunt, maar vraagt begrip voor zijn positie. ‘Ik lig op de schroothoop,’ zegt hij. ‘Het CDA laat mij zakken. Ik heb Dries net gesproken en van hem de garantie gevraagd dat hij aan een volgende informateur geen concessies doet die hij mij heeft onthouden. Ik heb die garantie gekregen.’
Ik werp toch maar een blik op de plaatjes. Ze zien er niet slecht uit. Het wemelt van progressieve CDA-ers. Bijna in elk plaatje tref ik mijn eigen naam, op Binnenlandse Zaken, naast Van Agt op Justitie. Er is ook een plaatje bij met Van Agt op Binnenlandse Zaken en Boukema op Justitie. Maar het is al 7-7-2 wat de klok slaat. ‘Sorry, Gerard,’ zeg ik, ‘op die manier komen we er niet uit.’
We zouden elkaar om 3 uur treffen op de Raad van State, maar het gesprek wordt een uur uitgesteld. Ik zou nog met Dries praten, onder vier ogen. Dat gebeurt. Ik spreek er mijn teleurstelling over uit dat de indruk is gewekt, zowel naar binnen als naar buiten, als zou ik Dries ertoe gebracht hebben de politiek te verlaten. Maar hoe het ook zij, ‘het CDA laat je niet gaan, zoals ik heb voorspeld.’ Ik verklaar mij bereid dit ‘fact of life’ te erkennen. De schade die, onbedoeld, is ontstaan moet worden hersteld. Ik bied hem aan samen met Joop een 8-7-1-kabinet te formeren. Voortvloeiend uit de verkiezingsuitslag: 8-7-1, een afspiegeling, Den Uyl en Van Agt, zonder bemoeienis over en weer. ‘Dat verlost jou intern ook van een groot aantal problemen. Denk aan de bezwaren van de CHU tegen een tweede zetel voor D'66.’ Dries denkt na. ‘Het is verleidelijk,’ zegt hij. ‘Ik zou best willen, maar ik krijg dat nooit langs Aantjes.’ ‘Dan maar niet,’ zeg ik. ‘Dan neem jij de verantwoordelijkheid zélf. Hier en nu. Het CDA heeft jouw leiderschap herbevestigd. Toon dat leiderschap dan en neem een eigen verantwoordelijkheid voor een oplossing die snel gerealiseerd kan worden en verdere ontluistering over en weer voorkomt. Het alternatief is “een groot gat”. Wat gebeurt er als Veringa en Den Uyl teruggeven? Weet jij het?’ Dries weet het niet. ‘Een politiek leider moet de gevolgen van zijn daden kunnen overzien,’ zeg ik. De gevolgen van de 8-7-1 zijn te overzien, die van een breuk niet. We kunnen ons niet veroorloven om in een gat te springen.
| |
| |
Dries knikt. ‘Geef me nog even’, zegt hij. Ik denk dat ik hem bijna over de streep heb. We lopen samen over het Binnenhof naar de Raad van State, omwoeld door fotografen.
Daar worden we door Gerard en Joop opgewacht in een uiterst nerveuze stemming. Joops gezicht is één en al donderwolk. Gerard zit er verslagen bij. Ik deel mee, zojuist een goed gesprek met Van Agt te hebben gehad. De gezichten klaren een beetje op. Gerard nu vol verwachting. Joop sceptisch in zijn papieren bladerend. Ik leg mijn aanbod nu formeel op tafel. Dries co-formateur in een 8-7-1-kombinatie.
Dries neemt het woord. Hij ziet het niet zitten. ‘De ongelijkheidsoptie komt niet in mijn blikveld voor.’ Opnieuw sta ik paf. ‘Geef me nog even, vroeg je?’ zeg ik. ‘Ja, maar dit is mijn antwoord,’ zegt Dries. ‘Wat ik wil verdedigen is Van Agt op Binnenlandse Zaken bij 7-7-2, mits Justitie bij het CDA blijft.’
Jan zegt dat er zo langzamerhand reden is voor ‘collectieve schaamte’. Hij heeft overwogen om op te stappen, opdat wij het snel eens zouden kunnen worden, maar hij heeft daar toch van afgezien. Hij verzet zich tegen de gedachte dat het CDA Justitie behoudt. Het gaat om Justitie, niet om de persoon. Dries op Binnenlandse Zaken personaliseert de tegenstelling weer. Hij doet een dringend beroep op de informateurs om nog één keer samen met een verantwoord voorstel te komen.
Den Uyl vraagt het woord. Hij zegt weinig ingenomen te zijn met mijn voorstel, maar nu het aanbod is gedaan moet hij het onder ogen zien. Van Agt heeft dat voorstel geen recht gedaan. Hij onderschat de moeite die hij, Den Uyl, daarmee heeft. Hij heeft zich bij alle formules een homogeen, progressief kabinet voorgesteld. Een co-formateurschap van Van Agt beperkt daartoe de mogelijkheden. Hij wil zich daar node bij neerleggen als Dries bereid is het aanbod te accepteren.
Hij ziet het anders niet meer zitten. Zeer geëmotioneerd verklaart hij zich ‘beschaamd en neerslachtig’ te voelen. Hij vraagt zich in permanentie af wat hij fout gedaan heeft dat dit zo heeft kunnen lopen. Wat verlangt het CDA nu van hem. Hoe dan ook wordt het, ongeacht de verkiezingsuitslag, een rechtser kabinet dan Den Uyl I. De PPR maakt plaats voor de CHU. ‘Ik moet er zelf nog in kunnen blijven geloven.’ Dit kabinet moet pijnlijke beslissingen kunnen nemen gezien de economische situatie. Het moet herkenbaar zijn voor de mensen. Een co-formateurschap van Van Agt valt hem zwaar, maar allá. Maar dan ook verder geen gekke dingen meer.
Veringa vindt de situatie ook wanhopig. ‘Als wij mislukken dan is er voor onze opvolgers ook geen perspectief.’ Hij maakt een ontredderde indruk.
Ik doe nog een dringend beroep op Dries. ‘Beslis nu, Dries, hier en nu.
| |
| |
Het is niet niks wat we je nu aanbieden, na alles wat er is voorgevallen. Ook voor mij is dat een hele stap.’ Ik wijs op mijn persoonlijke verantwoordelijkheid voor de aanvaring in het tweede Mentendebat. ‘Dat kun je niet verhalen op Joop, die zich van onze beoordeling heeft gedistantieerd. Mijn aanbod heeft iets van een rehabilitatie.’ Ik voel nu dat ik te vér ben gegaan. Ik lees het af aan het gezicht van de notulist. Ik merk het aan de neergeslagen blik van Joop. Ik zie het aan de verbazing bij Jan Terlouw. Ik merk het ook aan een huiver die door me heentrekt. Voor het eerst in deze formatie geneer ik me. Ik zwijg.
Dries zegt koeltjes: ‘Over 8-7-1 valt met ons niet te praten.’
We schorsen. De beide informateurs willen samen nog eenmaal overleggen over een gezamenlijk voorstel. De drie fractievoorzitters en de beide notulisten blijven achter. We zijn uiterst nerveus. Ik begin anekdotes te vertellen. Er wordt gelachen. Dat werkt aanstekelijk. Plotseling voel ik mij in een rol die in het geheel niet bij me past, namelijk die van gangmaker tijdens een wat stroeve verjaarsvisite. Ik vertel van de parlementaire China-reis in 1973, een onuitputtelijke bron van ‘witzen’.
Hoe wij in een commune een modelgezin bezochten. Wij hadden ons allemaal goed voorbereid op deze reis en erg veel over China gelezen. Zo wisten we dat er nog een minimum aan privé-eigendom bestaat in de communes. Elk gezin mag er één varken op na houden. Hans van Mierlo was de meest weetgierige van het gezelschap. Onafgebroken stelde hij het gezinshoofd de ene vraag na de ander over zijn varken. Hoeveel minuten per dag heeft u om het te verzorgen? Hoeveel grond mag u gebruiken? Hoe komt u aan het voedsel? Toen wij na een uur kruisverhoor weer buiten stonden, zei delegatieleider Vondeling tegen een radiocommentator: ‘Now Mr. van Mierlo knows how to raise his pig.’ ledereen brulde van het lachen, tranen over de wangen. ‘Tjonge, tjonge,’ hikt Dries. De deur gaat open. Een volstrekt radeloze Joop komt binnen, met een gezicht als een dolgedraaide barometer. Hij stuit op het onbedaarlijk gelach. Hij grijpt om zich heen, zoekt ergens houvast. Nu komen we helemaal niet meer bij van het brullen. Verbouwereerd begint Joop mee te lachen. Maar niet voor lang.
Gerard komt ook binnen. De vergadering wordt hervat. ‘Wij zijn er niet uitgekomen,’ zegt hij. Hij neemt aan dat Van Agt niets voelt voor een 8-7-1-voorstel? ‘Nee,’ zegt Dries, ‘uitsluitend in een bizarre configuratie, bijvoorbeeld een CDA-premier, dus niet.’ ‘In dat licht hebben we geprobeerd een gezamenlijk voorstel te ontwerpen op basis van 7-7-2, maar dat is niet gelukt. Ik kan niet accepteren dat Justitie naar een andere partij gaat.’
Ik vraag of de beide informateurs toch nog eens een gezamenlijk voor- | |
| |
stel willen uitproberen op basis van 8-7-1. Ze vertrekken weer samen. Deze keer lachen we niet. Trouwens, binnen drie minuten gaat de deur weer open. Er is opnieuw geen overeenstemming bereikt. Ik konstateer honend, dat deze voor ons zo wezenlijke formule ‘en bagatelle’ wordt afgedaan. Dit bewijst dat er in al die dagen geen echt open gesprek heeft plaatsgevonden. De redelijkheid van de PvdA wordt slecht beloond.
Joop is het met mij eens. Wij zullen ons nu moeten beraden op het eindrapport. Ik moet twee blokkades signaleren van de kant van het CDA: de 8-7-1 en Justitie bij 7-7-2, zegt hij.
Er wordt opnieuw geschorst. De informateurs willen zich nu beraden over de verdere afwerking. Ze zullen daarover nog wat adviezen inwinnen. We worden tegen achten weer verwacht.
Na een bezoek aan Tchekiang met Wim Meijer en Berend-Jan van der Boomen, begeef ik mij weer naar de plek des onheils. De beide informateurs delen mee geen stap verder te zijn gekomen. Ze zullen hun pogingen staken.
Jan Terlouw heeft echter nog een brainwave. D'66 is bereid af te zien van een tweede zetel, mits die ene zetel Justitie wordt: 7-7-1 dus. Dries wil Justitie niet kwijt. Maar ook hij heeft nog een voorstel: het CDA is bereid beide ministers zonder portefeuille te nemen: dat is tweemaal een halve. ‘O, dat is prima,’ zeg ik, ‘geef die twee halven maar aan ons bij 8-7-1.’
‘Geen sprake van,’ zegt Dries. Ik stel opnieuw vast dat er in 10 dagen geen zinnig woord is gesproken over de 8-7-1. ‘Ik heb alleen maar “njet” gehoord. Geen enkel argument.’
Joop vindt het nu welletjes. ‘We zijn uitgepraat.’ Hij wil nog wel ons oordeel over de gevolgen. Ik wil alsnog een open gesprek, hetzij bij deze, hetzij bij andere informateurs, hetzij tussen de fractievoorzitters. Jan vindt met mij dat de 8-7-1 geen eerlijke kans heeft gehad, zomin als de overgang van Justitie bij 7-7-2. Hij heeft zijn bekomst van dubbeltallen.
Joop concludeert dat er een ‘waanzinnige impasse’ is ontstaan, die zijn oorsprong heeft in de brief van 15 oktober van het CDA. Die blokkade heeft een open gesprek in de weg gestaan. Ook over Justitie is uiteindelijk geen gesprek mogelijk geweest.
Gerard meent dat de PvdA ook niet echt over de 7-7-2 heeft willen praten. Zelfs over het eindverslag worden ze het niet eens, vrees ik.
Dries protesteert tegen de ‘blokkade’ op Justitie. ‘Jullie hebben mijn persoon in het geding gebracht.’ Ik geef het op.
Het is stuk. Joop stelt tot mijn verbazing voor morgen nog één keer bijeen te komen. Niet om alsnog te lijmen, maar wel om ons te bera- | |
| |
den op de gevolgen. Daarover is nog nader beraad in eigen kring noodzakelijk. We spreken af de pers te ontwijken en als dat niet lukt, ontwijkende antwoorden te geven. Het lukt. Ik wijk uit naar Amsterdam. Ik ben ten einde raad, maar het CDA ook, denk ik. Het is nu een kwestie van stalen zenuwen. Ik hoop op een slimmigheid van Joop.
| |
Donderdag 6 oktober
Ik heb het fractieburo besteld om ons te beraden op een nader advies als het duo Veringa/Den Uyl inderdaad kapseist. Er is geen twijfel: Den Uyl moet doorgaan met een verruimde opdracht. Wel is er verschil van mening over de vraag wat daarmee te doen. Opnieuw zijn er drie standpunten. Een minderheidskabinet, reconstructie van het bestaande en alsnog aansturen op een coalitiekabinet. Ik kies voor het laatste.
Een minderheidskabinet is een pracht van een stok achter de deur, maar echt willen doe ik het niet. Dan worden we speelbal van het CDA zonder dat je je kunt beroepen op gemaakte afspraken. Ik vind dat het programakkoord ons verplicht om hoe dan ook over de zetelverdeling tot een oplossing te komen. Reconstructie van het bestaande kabinet vind ik ondenkbaar. Dat betekent pas goed een fiasco voor de politiek. Ik zie ons al staan tijdens het debat over de Regeringsverklaring: de frisse, nieuwe ploeg van Joop den Uyl. En het kan alleen als er vervroegde verkiezingen worden uitgeschreven. Dat vind ik helemaal een klap in het gezicht van de kiezers. Die hebben het toch goed gedaan.
Ik steek over naar Algemene Zaken. Het kost mij weer moeite om ongeschonden de ingang te bereiken. Het publiek heeft een fijne neus voor kritieke situaties. ‘Heeft u goede hoop?’ vraagt een radioreporter. ‘Hoop,’ zeg ik naar waarheid en loop door. ‘Meneer Van Thijn,’ roept hij me nog na in een poging er nog wat meer uit te trekken. ‘Ik ben gewend op tijd te komen,’ roep ik. ‘Ja, maar Van Agt is er toch nog niet,’ zegt hij. ‘Kan me niet schelen,’ zeg ik, ‘ik wil geen minuut verloren laten gaan.’
Dries komt niet veel te laat. Hij is niet slecht gehumeurd. Joop opent de vergadering en vraagt hoe we de situatie na de mislukking inschatten.
Ik deel mee, dat ik hoe dan ook een open gesprek wil over de 8-7-1. Deze variant is niet echt onderzocht. Waarschijnlijk zal mijn fractie adviseren tot een verruimde opdracht voor Den Uyl.
Dries is het daarmee volstrekt oneens. ‘De 8-7-1 is genoegzaam onderzocht, tot vervelens toe.’ De informateurs zijn niet bij machte gebleken tot een gezamenlijk voorstel te komen. Ze moeten dus maar stoppen. Hij is niet bereid in dit gezelschap mededeling te doen van
| |
| |
het door hem uit te brengen advies. Wél kan hij één ding voorspellen. Den Uyl als formateur, dat kan niet meer. Zijn fractie wil daar niet van horen. Het vertrouwen is weg.
Jan staat op het standpunt dat er nu toch wel genoeg is geïnformeerd. Laat de beoogde minister-president nu maar zijn kabinet gaan samenstellen.
Joop sluit de bespreking af. Gehoord de opvattingen wil hij nog één keer een poging doen om tot een gezamenlijk voorstel te komen. Om 3 uur horen we nader. Of we krijgen een voorstel, óf het is afgelopen.
Joop neemt mij nog even apart. Hij denkt er over om nu toch maar akkoord te gaan met een andere CDA-er op Justitie en Van Agt op Binnenlandse Zaken. Ik verklaar mij bereid ‘dit niet te ontraden’ mits er ook een 8-7-1 voorstel wordt gedaan.
Om tien over drie gaat de telefoon. ‘Er komt geen nader voorstel,’ zegt Joop, ‘het is afgelopen.’ Hij heeft een grafstem. Ik ben erg teleurgesteld. Tot op het laatste moment had ik nog hoop op een uitweg. In een écht open gesprek over beide formules zou er toch uit te komen moeten zijn. Ik heb nu echt onze kaarten laten zien. Het CDA moet toch weten dat de bespreekbaarheid van 7-7-2 een reële zaak is? Waarom dan die harde lijn? Ik begrijp het niet en voel me katterig. De formatie is nu in een uiterst genant stadium gekomen en ik voel me daarvoor zwaar medeverantwoordelijk. Ik moet de pers te woord staan. Zoals gebruikelijk bij een breuk in de formatie, brandt de publiciteits-oorlog nu goed los. Ik bereid me zorgvuldiger voor op de persconferentie dan anders.
‘Ik moet achteraf vaststellen dat al die tijd van een open gesprek geen sprake is geweest. Al die tijd hebben de besprekingen in het teken gestaan van een CDA-dictaat: 7-7-x of niks. In geen enkel stadium is er gesproken over een mogelijke invulling van de 8-7-1. Als dat ter sprake kwam riep Van Agt: ‘Dat kan, maar alleen in een “bizarre configuratie”.’
Ik wijs erop dat ik mij steeds op het standpunt heb gesteld dat de zetelverdeling onder geen beding tot een breuk zou mogen leiden. Dat ik tegenover mijn Partijraad gestreden heb tegen enigerlei ultimatieve uitspraak. Dat 7-7-2 steeds bespreekbaar is gebleven. Maar ook bij 7-7-2 was geen reëel overleg mogelijk. Ook Justitie bleek te zijn geblokkeerd. Tenzij in ruil voor Onderwijs, maar dat is geen reële voorwaarde. Dat is ‘als een dokter die bereid is een afgerukte rechterarm weer aan te naaien onder voorwaarde dat de linkerarm wordt geamputeerd.’
Ik doe mijn best om Van Agts begaafde taalgebruik te evenaren. Zonder succes, realiseer ik me, terwijl ik deze zin eruit hakkel.
| |
| |
Een ander beeld komt beter over: ‘Het is gelukt het mes van tafel te krijgen, maar er is een bajonet voor in de plaats gekomen.’
Ik eindig: ‘We hebben 10 dagen verloren, ik ben teleurgesteld maar niet verbitterd, wij zijn verplicht om door te gaan.’
Voor het eerst is de stemming bij de journalisten uitgesproken vijandig. Ze zijn kwaad, dat het is misgegaan. Het komt toch onverwacht. Ze hebben er nu zelf ook tabak van, na al die maanden. De aanleiding spreekt hen niet aan. Ik krijg moeilijke vragen. ‘Geen open gesprek? Wat is er dan al die tijd gebeurd?’ ‘Tien dagen lang heeft de PvdA toch de 8-7-1 op tafel gelegd?’ ‘Jullie wisten toch al vanaf 15 oktober dat het er niet in zit?’
Van Agt ontkent later in alle standen dat er niet écht over de 8-7-1 is gepraat. In Den Haag Vandaag verklaart hij dat ik volop de gelegenheid heb gehad om hem te overtuigen. ‘Hij heeft uitvoerig op mij ingepraat, met reuze rekensommen en tellen en wegen en optellen en aftrekken, linksom en rechtsom, maar het heeft mijn overtuiging niet veranderd.’
Vraag: ‘Want daar viel niets aan te veranderen, want u had als het ware een voorwaarde vooraf.’
Van Agt: ‘Wij waren er van tevoren zozeer van overtuigd dat die gelijkheid van zeteltal redelijk was, dat we daarop zouden mogen blijven staan. Er zou een fantastische argumentatie uit de hemel hebben moeten vallen om mij compleet te verpletteren. Dat is niet gebeurd.’
Ikzelf laat in Den Haag Vandaag iets doorschemeren van de druk waaronder ik zo langzamerhand sta als ik de gang van zaken toets aan mijn opvattingen over staatkundige vernieuwing.
Vraag: ‘Wordt nu zo langzamerhand het hele politieke spelletje niet een beetje onfris?’
Ik: ‘Ja.’
Vraag: ‘Maar u doet daar zelf ook aan mee.’
Ik: ‘Ja, ik vind dat afschuwelijk. Ik ben zelf in de zestiger jaren iemand geweest die gezegd heeft: we moeten helemaal van die formatie af. De mensen moeten zelf hun regering kunnen kiezen. En nu ben ik de belichaming van het tegendeel. Ik vind het afschuwelijk. Het is een spel waar de mensen van gruwen en wat ik zelf ook allang niet meer leuk vind. Maar waar we voor staan is respect voor de kiezer, en dat verplicht ons om door te gaan, te trekken aan de totstandkoming van een kabinet-Den Uyl. En wat men ook probeert, hoe vaak men Den Uyl ook laat mislukken, men zal uiteindelijk toch moeten berusten in die wil van de kiezers, in de totstandkoming van enigerlei kabinet-Den Uyl, lijkt mij.’
Ik ga naar Berloth. Het is donderdagavond, tijd voor het progressieve
| |
| |
eten. Er hangt een weinig opgewekte sfeer. Ik voel me afgeknoedeld en geef me over aan het grote ‘niets’. Telefoon. Dick Kalk voor mij: ‘Je moet nog even naar Studio Den Haag: Hier en Nu wil je hebben.’ Ik vloek. Het is nu wel mooi geweest, vind ik. Maar Dick zegt terecht: ‘Het komt er nu op aan. Je mag geen kans voorbij laten gaan.’ Ik pomp mezelf weer op. Het gezelschap heeft me horen vloeken. ‘Wat is er aan de hand?’ Ik vertel dat ik weer op moet draven. Men reikt van alle kanten adviezen aan. ‘Je moet duidelijk maken dat het CDA ons de verkiezingswinst niet gunt,’ zegt Marcel van Dam. Dat vind ik een goeie. Ik ga naar de studio. Jan Schaefer gaat mee. Ik krijg na afloop een lift van hem naar Amsterdam. Het wordt een uitvoerig vraaggesprek, waarin ik alle kans krijg en pak om te wijzen op het feit dat een uitspraak van de kiezers op het spel staat. ‘Prima,’ zegt Jan. We spoeden ons naar Amsterdam om nog een glimp te kunnen opvangen. Het resultaat is desastreus. Van het vraaggesprek wordt maar enkele minuten uitgezonden. Wél tien minuten voor Van Agt en daar bovenop korte gesprekken met de drie CDA-partijvoorzitters. Een geëmotioneerde Hans de Boer treft mij recht voor de raap. Hij is woedend. ‘In de variatie van 8 zetels voor de socialisten en 7 voor het CDA mag de heer Van Agt meedoen. Genadebrood eten. Bij 7 zetels voor de PvdA en 7 voor het CDA, dan mag meneer Van Agt niet meedoen. Ik noem dat beginselloze koehandel.’
Ik sta versteld, voel mij machteloos, genomen. Denk terug aan die scène bij de trap met Gerard Veringa. ‘Nee, Ed, jij mag het gerust ook horen.’ Ik denk aan het vriendschappelijke etentje, pal daarna.
Wat zei Dries ook weer in Hier en Nu?
Vraag: ‘Vernederend voor de politiek wat u aan het doen bent?’
Van Agt: ‘Dat is zo. Ik heb niet veel anders te zeggen dan dat u gelijk heeft.’
| |
Vrijdag 7 oktober
Het beeld is werkelijk desastreus. Het avondje televisie heeft diepe wonden geslagen. Met name de harde beschuldiging van Hans de Boer heeft grote indruk gemaakt. Bovendien heeft Ton Planken geen spaan heel gelaten, zo hoor ik nu, van het door ons gevoerde beleid. De PvdA zou blunder op blunder hebben gestapeld.
De omslag in de pers komt wel op een zeer navrante wijze tot uitdrukking in een artikel van NRC's Bik. Eergisteren nog vol lof over het koppel Den Uyl/Van Thijn. Nu een commentaar onder de titel: ‘Mijn tandenknarsend ongelijk’. ‘In feite hadden Van Thijn en Den Uyl de CDA-leider tegen Van Agt en zichzelf moeten beschermen.’ Hij blijft nog vriendelijk. Voor het overige schreeuwen de koppen oordelen uit
| |
| |
als: Blunder, Beschamend, Beneden de Maat, Gebrek aan Niveau, Débacle-Den Uyl.
Dat laatste komt het hardste aan. De NRC, ja die weer, oordeelt als volgt: Het staat als een ‘paal boven water dat met deze derde mislukking drs. Den Uyl, de man die zijn partij aan zo'n grote overwinning hielp, de man die na de verkiezingen door iedereen werd gedoodverfd als de nieuwe premier, de man die zijn stempel zette op praktisch elke fase van het formatiegebeuren, een persoonlijk politiek débacle beleeft.
Het gebrek aan flexibiliteit dat Den Uyl als minister-president vaak demonstreerde door de rol van partijleider door te blijven spelen in het Catshuis heeft hem kennelijk in het formatieballet parten gespeeld.’
Een kritiek die Joop zich, zo blijkt mij die dag, verschrikkelijk aantrekt. Het is de derde breuk in de formatie, maar de eerste die ons wordt aangewreven. Maar ten onrechte. De twee blokkades van het CDA staan tegenover onze bereidheid beide formules te willen overwegen. Maar dat is geheel en al aan het oog onttrokken door het grillig gebeuren rondom de lijstaanvoerder van het CDA. Opnieuw heeft hij bewezen waarom wij niet ten onrechte zoveel problemen hebben met zijn terugkeer zonder meer. Zijn onberekenbaarheid is de meest ‘geverseerde politici’ wel eens te veel. En vertrouwensherstel vraagt om een berekende, uitgekiende politiek.
Joop laat het er niet bij zitten. In VARA-Visie gaat hij all-out.
Vraag: ‘Voelt u zich een beetje verliezer of niet?’
Den Uyl: ‘Nou, ik denk dat de kiezers een beetje verloren hebben, want de kiezers zijn natuurlijk wel duidelijk geweest ... De verkiezingsuitslag blijft gelden tot er nieuwe verkiezingen zijn gehouden en ieder is verplicht daarop te letten, daar recht aan te doen. Daarom vind ik, dat moet me gewoon even van het hart - ik lees de hele dag schande, beschamende situatie, afschuwelijk, stoelendans, vechten om de baantjes, enfin en alle mogelijke edele schrijvers winden zich op - maar dat is natuurlijk onzin. Dat geldt voor D'66, dat geldt voor het CDA, dat geldt voor de PvdA, elk van die partijen is verplicht op te komen voor de kiezers, die erop gestemd hebben om het vertrouwen dat op 25 mei is gegeven ook te vertalen niet alleen in het program, maar ook in de samenstelling van dat kabinet en in personen. Op zichzelf is dat dus heel juist, heel respectabel en als je het niet zou doen, als je niet zou vechten om de zetels, dat zou eerst recht een klap in het gezicht van de kiezers zijn.’ Maar het wordt hem niet gemakkelijk gemaakt.
Vraag: ‘Maar als de PvdA dan zegt, bij 8-7-1 mag Van Agt wel op Justitie, maar bij 7-7-2 mag Van Agt niet op Justitie, dan wordt het
| |
| |
duister.’
Den Uyl: ‘Ja voor mij ook wel een beetje. Dat is zo. Ik denk ook niet dat het later als het helderste moment van deze formatie zal worden geboekstaafd.’
Ik hoor pas later van deze uitspraak, en ben vooral erg teleurgesteld, omdat Joop naar mijn mening de kans heeft laten liggen nu eens precies te vertellen wat er op 3 oktober is gebeurd. Achteraf blijkt het een keerpunt in de formatie te zijn geweest. Van Agt het bos in? Nee, wij de mist in.
Intussen vinden er in beide kampen verhitte fractievergaderingen plaats. In de CDA-fractie kan men, naar later zal blijken, het bloed van Joop wel drinken. Kenmerkend is de opstelling van Wim Aantjes: ‘In elk geval moet worden voorkomen dat de heer Den Uyl weer formateur wordt. Spreker is dat volkomen met de heer Andriessen eens.’ Dat blijkt uit notulen die maanden later in Vrij Nederland zullen staan.
Ook in de PvdA-fractie is de klap hard aangekomen. Er zijn nu nog maar twee stromingen. Eén stroming (een minderheid) vindt dat we nu de rekening gepresenteerd krijgen voor het feit dat wij de 7-7-2 bespreekbaar hebben gemaakt. Een andere stroming (een meerderheid) vindt dat we misschien wel te lang aan de 8-7-1 hebben vastgehouden. Vondeling, die anders dan de meesten, van meet af aan op 7-7-2 heeft willen afkoersen, waarschuwt hartstochtelijk tegen de opvatting van de meerderheid. Alsjeblieft nu geen stemming. Het zou funest zijn als uitlekt dat een meerderheid van de fractie thans op de 7-7-2-lijn zit.
Dat zou een blamage zijn: ‘PvdA-fractie vindt dat zij haar hand heeft overspeeld.’ Niettemin zal de meerderheidsopvatting de volgende dag al in de krant staan. Er is een duidelijk verschil met de CDA-fractie. Als wij lekken, lekken we meteen.
Overigens vindt de hele fractie dat wij juist nu, al was het maar uit solidariteit, Den Uyl als formateur moeten voordragen, maar er wordt driftig gesproken over eventuele informateurs om alsnog te lijmen.
In de wandelgangen hoor ik dat er in welingelichte kringen een nieuw dubbeltal circuleert: Van Thijn/Van Agt. Ik voel daar niets voor. Dat kan ik niet maken tegenover Joop. Maar de gedachte laat me toch niet helemaal los. Ik kan het moeilijk weigeren als het me gevraagd zou worden.
Ik hoor dat Van Agt op zijn persconferentie geen mededeling heeft willen doen over zijn advies aan de koningin. Terecht niet. ‘Uit hoffelijkheid tegenover het staatshoofd kan ik daarover niets zeggen,’ zei hij. Wél was hij bereid het advies van collega Van Thijn bekend te maken. Het is hem bekend uit het laatste gesprek bij Veringa en Den
| |
| |
Uyl. ‘Van Thijn zal Den Uyl voordragen en om een verruiming van de opdracht vragen.’ Nota bene, alsof dát hoffelijk is tegenover het staatshoofd. Om over mij maar te zwijgen. Ik ben razend. Als ik het kamergebouw verlaat, kom ik Wiegel tegen. Ik stel hem in kennis van de jongste vernieuwing van ons staatsrecht. ‘Wees maar blij dat die gifbeker aan jou voorbijgaat,’ zeg ik. Wiegel lacht zuurzoet, zwijgend.
's Avonds woon ik een vergadering bij van ‘gewestelijke delegaties’. Het is een periodieke bijeenkomst van afgevaardigden van gewestelijke besturen, bedoeld om vertrouwelijk wat bij te praten over zaken die de partij bezighouden. Het is een belangrijk moment, aan de vooravond van het congres. Het geeft een actueel beleid van de opvattingen die leven in de achterban. Welnu, het is 7-7-2 wat de klok slaat. De 8-7-1 is niet meer haalbaar. Het wedden op twee paarden is slecht overgekomen. We zullen ons verlies moeten nemen. Dat is de stemming. Het beeld is duidelijk. Op het congres zijn geen problemen te voorzien.
|
|