| |
| |
| |
| |
Vrijdag 26 augustus
De pers is vernietigend voor het CDA. Koppen als ‘Formatie strandt op democratie’, ‘anti-parlementarisme CDA’, ‘De Christelijke Dwang’ zijn schering en inslag.
De Tijd brengt een ‘onthullend document’. Het blad heeft de hand kunnen leggen op de notulen van de beslissende CDA-vergadering. Een minderheid blijkt verklaard te hebben het principieel onjuist te vinden wanneer een minderheid een meerderheidsbesluit blokkeert. Binnen het CDA is dat dan ook niet gebeurd. ‘Het blijkt’, zo schrijft het blad, ‘dat een meerderheid van de CDA-parlementariërs voorstander is van een harde lijn tegenover PvdA en D'66. De eventuele risico's van het mislukken van de formatie worden daarbij op de koop toe genomen.’
Intussen laat de koningin er geen gras over groeien. Om half drie word ik alweer verwacht op Paleis Lange Voorhout. Aan haar zal het niet liggen dat de formatie zo lang duurt.
In allerijl wordt de fractie weer bijeengeroepen. Joop, weer gewoon fractielid, is aanwezig. Hij pleit voor een verruimde opdracht, maar je kunt je moeilijk verzetten als het toch weer uitdraait op een lijmpoging. Het verzet tegen zo'n lijmpoging is groot. We besluiten van onze kant geen opening te maken, maar als anderen dat wel doen zullen we ons niet verzetten. Ik ga op stap met de volgende tekst: ‘Nu het CDA op het punt van een wettelijke regeling van het abortusvraagstuk een standpunt heeft betrokken op basis waarvan geen parlementair meerderheidskabinet denkbaar is en er toch een kabinet moet komen dat recht doet aan de verkiezingsuitslag, moge ik u adviseren de heer J.M. den Uyl een opdracht te geven tot het vormen van een kabinet dat zal mogen rekenen op een vruchtbare samenwerking met de volksvertegenwoordiging. Van onze kant verwachten wij geen heil van een poging alsnog het gerezen geschil te overbruggen gezien de stelligheid waarmee het CDA een procedure-afspraak van de hand heeft gewezen waarbij in deze beginselzaak de volksvertegenwoordiging in ieder stadium een laatste en beslissende stem heeft. In het geval dat er toch een
| |
| |
informateur zou optreden die binnen dit uitgangspunt naar mogelijkheden zoekt om tot een oplossing te komen, zullen wij aan een dergelijke poging onze medewerking niet onthouden.’
Het NOS-journaal brengt Van Agt met een nieuwe variant op het bedrijfsongeval. ‘Waar ik het wel eens moeilijk mee heb in de politiek dat is die bloedige ernst. Het niet kunnen relativeren. Geen afstand kunnen nemen van het eigen gedoe. We doen nu allemaal of er gisteren een catastrofe gebeurd is. Nu, leuk is het niet, maar het is een gebeurtenis in een klein land op een kleine planeet in een groot heelal. Het betekent allemaal niet zo geweldig veel.’
Diezelfde avond verschijnt dr. G.H. Veringa op het toneel om een onderzoekje in te stellen naar de vraag of er nog een kabinetje te vormen is, gelet op de gerezen probleempjes.
| |
Zondag 28 augustus
We schepen ons in op een waterfiets, gehuurd om de hoek. We trappen de Amstel af, richting Ouderkerk. Ik begin aan het karwei met de verbeeldingskracht van een race-roeier. In mijn studentenjaren heb ik heel wat baantjes getrokken tussen Amsterdam en Ouderkerk. Een waterfiets blijkt toch iets anders te zijn. Bovendien ben ik wat ouder en is het gevaarte wat zwaar belast: Hedy en ik en vier dartelende kinderen. Wij komen niet verder dan het Kalfje. De terugtocht lijkt vier maal de heenweg. Het ding staat half onder water. Moeizaam kruipen we vooruit. We halen het. Dat kan van de formatie nog niet gezegd worden.
| |
Maandag 29 augustus
Veringa werkt zich in. Hij kan beginnen met de ochtendbladen. Er wordt druk gespeculeerd over zijn opdracht die tamelijk ruim is. In De Telegraaf breekt Duynstee een lans voor een CDA/VVD-kabinet. Anderen achten het niet uitgesloten dat het CDA nu zal aansturen op een christen-democratisch minderheidskabinet.
Er wordt gebeld: de post. De postbode, Hans Zimmermann, maakt een praatje: ‘Zeg, meneer Van Thijn, die Van Agt hè, zou die er niet op uit zijn om zélf minister-president te worden?’ ‘Dat kan toch niet,’ zeg ik ‘de mensen hebben toch Den Uyl gekozen.’ Ik had nooit eerder aan die mogelijkheid gedacht. Veringa houdt een persconferentie. Hij gaat eerst lijmen. Lukt dat niet, dan gaat hij door met de VVD. Pas daarna komen de minderheidskabinetten aan bod.
De speculaties worden 's avonds op het scherm voortgezet. Achter het Nieuws spreekt met Jaap Burger. Hij ziet een kabinet met de VVD niet zo zitten, dat is wel ‘het andere uiterste’. ‘Zo gaan de dingen meestal
| |
| |
niet in de politiek, die gaan zo met schokjes.’
| |
Dinsdag 30 augustus
Ik maak kennis met de Raad van State. Veringa ontvangt mij voor een oriënterend gesprek. Het klikt meteen. Hij heeft iets jongensachtigs. Hij spreekt met luide stem en brede armgebaren. Hij komt erg sympathiek op mij over. Hij begint energiek. Hij heeft oprecht de intentie om er snel uit te komen. Het wantrouwen, over en weer, moet te overbruggen zijn. Het CDA wantrouwt de intenties van de meerderheid in het kabinet. Jullie zijn bang dat ze de zaak alsnog zullen tegenhouden. Als dat wantrouwen maar doorbroken wordt, dan zijn we er zo uit. Vóór Prinsjesdag moet er een kabinet kunnen zijn.
Hij laat mij uitvoerig mijn kijk op de situatie uiteenzetten. Als ik ben uitgesproken herhaalt hij zijn mening dat er uit te komen moet zijn. Hij vindt dat de weg via het kabinet meer accent moet krijgen. Dat hoeft niet zo lang te duren. De opvattingen in CDA-kring zijn volop in beweging. Ik wens hem sterkte en vertrek.
Dries volgt mij op. Van dat gesprek brengt hij later het volgende verslag uit:
‘Ik heb de heer Veringa duidelijk gemaakt dat wij een reuze stap gemaakt hebben, een gebaar dat er mag zijn, namelijk door de bereidheid kenbaar te maken onze opvattingen over wat de wetgeving zou moeten inhouden, te heroverwegen. En ik heb gevraagd, krijgt u, informateur, van de anderen alsnog de bereidheid om zelf even kritisch te zijn als wij bereid waren ons te tonen?’
Vraag: ‘Bent u bereid om verder te gaan dan u al gegaan bent?’
Van Agt: ‘Nee.’
Vraag: ‘Als de PvdA dat ook zegt, komt hij er dus niet uit?’
Van Agt: ‘Daar heeft u gelijk in.’
In gedachten zie ik Veringa weer voor me met zijn brede armgebaren.
| |
Woensdag 31 augustus
Het contact met de informateur beperkt zich tot een telefoongesprek. Hij legt mij zijn werkprogramma voor. Hij wil in razend tempo doorzetten. ‘Mobiliseer je fractie maar vast,’ zegt hij. Hij is onverminderd optimistisch, maar vraagt wel om de media even te mijden. ‘Reageer niet op Dries,’ vraagt hij. ‘Die kan geen microfoon voorbij lopen.’
Ik vul de leegte die ontstaat met een telefonisch onderhoud met Luud Prakke. Het is alsof hij er op zit te wachten. Hij heeft weer nieuwe aspecten ontdekt. Nu moet ik deel II van Ouds Constitutioneel Recht ter hand nemen, blz. 143. Daar staan interessante beschouwingen over de rol van de Raad van State bij initiatiefontwerpen. Daar zou die Verin- | |
| |
ga wel eens mee kunnen komen, zegt hij profetisch.
Verder wijst hij op een andere complicatie bij het contraseign, die nog onvoldoende is doorgesproken. Een kabinet kan drie dingen doen met een aanvaard initiatiefontwerp: het kan besluiten te tekenen, het kan besluiten niet te tekenen, maar het kan de beslissing ook lange tijd ophouden. Uitkijken dus.
‘En natuurlijk is het van doorslaggevend belang wie er op Justitie komt,’ zegt hij met een stem als had hij het over Carthago. Ik laat de verplichte literatuur onmiddellijk aanrukken. Er wacht een nieuw tentamen. Trouwens, niet alleen voor mij. Ook de informateur ziet zich genoodzaakt de nodige handboeken op te slaan. Als ik Ton Planken moet geloven - en waarom zou ik niet, hij zit er voor om te vertellen wat er in Den Haag gebeurt - heeft ‘de koningin de heer Veringa op de vingers getikt’. Hij zou ten onrechte gezegd hebben dat ook de vorming van minderheidskabinetten binnen zijn opdracht valt. ‘Dat is de koningin wat teveel van het goede geworden en ze heeft nu naar buiten willen brengen, dat er wel degelijk een kabinet moet komen, dat in enigerlei vorm een meerderheid aan kamerleden achter zich heeft,’ zo informeert Ton Planken zijn kijkers. Welke kijker zou hem hebben geïnformeerd, vraag ik me af.
| |
Donderdag 1 september
‘Ik vermoed dat dit een heel belangrijke dag is,’ vertrouwt Dries toe aan AVRO's Leo Pagano, die elke dag belangrijk pleegt te vinden. Maar Dries heeft gelijk. Veringa zet nu alles op haren en snaren. Hij legt mij 's morgens om 10 uur een ‘uiterste poging’ voor. Met kloppend hart hoor ik hem aan. Ook hij begint met de mondelinge methode. Hij spreekt op dicteersnelheid.
1. | De drie partijen spreken uit dat een wettelijke regeling van het abortusvraagstuk dringend gewenst is. |
2. | Het is een eerste verantwoordelijkheid van het kabinet om dat te bewerkstelligen. Er wordt een serieuze poging ondernomen om tot een wetsontwerp te komen. Voor 1 januari 1979 moet dat er zijn. |
3. | Als dat niet binnen deze termijn lukt, dan moet het kabinet daarvan de kamer in kennis stellen, gemotiveerd. Op dat moment is de weg vrij voor initiatieven uit de kamer. |
4. | Als een initiatiefontwerp door beide kamers wordt aanvaard dan zal het kabinet dit met spoed ter advies voorleggen aan de Raad van State. |
5. | Over het contraseign zal de volgende afspraak gemaakt worden (mijn hart begint nu te bonken): Het kabinet zal dit besluit om te contrasigneren nemen in het licht van a. het advies van de Raad van State,
|
| |
| |
|
b. de gebleken standpunten van de regeringspartijen en c. in het besef dat een herziening van de wettelijke regeling noodzakelijk is. |
6. | Bij het vervolgingsbeleid volgt hij de conclusie van Den Uyl. |
Ik haal verlicht adem. Het valt me reuze mee. Daar moet mee te werken zijn.
‘Ik geloof hier zélf in,’ zegt hij nog. Hij nodigt mij uit om 's middags in een gezamenlijk beraad deze voorstellen te bespreken. De fracties zijn om 6 uur besteld.
Ik bel Luud Prakke en leg hem het verhaal voor, met name de drie lichten die op het contraseign worden geworpen. ‘Dat klinkt niet gek,’ zegt hij. Het tussenschuiven van de Raad van State acht hij geen probleem. Dat is trouwens een open deur, dat gebeurt hoe dan ook.
Oud heeft er al op gewezen dat de rol van de Raad van State bij initiatiefontwerpen uiterst beperkt is en so-wie-so niet doorslaggevend kan zijn. Er zijn immers geen veranderingen meer aan te brengen. Hooguit bij een kanjer van een (technische) fout, zouden er problemen kunnen rijzen. Juridisch is het niet spijkerharder te maken, maar menselijkerwijs kan er niets mis gaan.
‘Natuurlijk is er van belang wie er op Justitie komt’, zegt hij. Ik begrijp dat het telefoongesprek beëindigd is en ren naar het bijeengetrommelde fractieburo.
Ook daar reageert men opgelucht. De conclusies zijn zeker niet slechter dan die van Joop, vindt men. Wel hikt men tegen de termijn van 1 januari 1979. Er wordt op gewezen, dat het niet veel korter kan. Bij Joop was er nog een commissie voorgeschoven. Het gaat hooguit om een verschil van drie maanden. Ik merk nog op dat bij een eventuele mislukking van de poging om het binnen het kabinet eens te worden, de kamer eerder kan worden ingelicht en neem me voor dat 's middags ook vast te stellen. De Raad van State zou wel eens het tegendeel van een probleem kunnen opleveren. Het is, gezien de samenstelling, onwaarschijnlijk dat dit college een advies zal uitbrengen om niet te contrasigneren. De eerste ervaringen met één van de leden zijn uiterst bemoedigend.
Opgewekt begeef ik mij naar de Raad van State voor de gezamenlijke bespreking. Veringa ontvangt ons met uitgestoken hand. Zorgvuldig groepeert hij ons om de ronde tafel. Een nieuwe schikking ontstaat. Dries links van hem, ik rechts. Links van Dries Jan Terlouw. Tjeenk Willink tussen ons in. De cirkel is gesloten. De fotografen hebben moeite om het geheel te overzien. Ze voeren een krijgsdans uit. Het is voor het eerst dat ik Dries weer ontmoet, na het abrupte einde van de laatste vergadering op Algemene Zaken. Opnieuw merk ik bij mezelf dat verschil in reactie. Die verstarring als ik hem op de beeldbuis bezig
| |
| |
zie. En dan die ontspanning als ik hem in eigen persoon ontmoet. Ik vraag me af: zijn er twee Driesen, of zijn er twee Edden? Of zijn we samen met zijn vieren? Ik kom er niet uit. Wat telt is nu. Een nieuw begin in een ontspannen sfeer.
Veringa vraagt of we in één woord een totaalindruk willen geven. Dat doen we. Ik zeg: ‘Aanvaardbaar.’ Jan: ‘Een fatsoenlijk pakket.’ Dries: ‘Conform Terlouw.’ Veringa is zichtbaar opgelucht.
We nemen punt voor punt door.
De intentieverklaring geeft geen problemen.
De termijnstelling wel. Ik deponeer mijn suggestie om bij het niet slagen van de poging de kamer onmiddellijk op de hoogte te stellen, dus eerder dan 1 januari 1979. Dries, daarentegen, vindt de termijn aan de korte kant. Waar het nu op aan komt is dat we in goed vertrouwen tot deze afspraken komen. Welnu, dat houdt in dat ervan mag worden uitgegaan dat het CDA in geen enkel stadium obstructie zal plegen of een vlotte gang van zaken in de weg zal staan.
Hij begrijpt dat ons wantrouwen is ingegeven door zijn verklaring op 20 mei, toen hij in Den Haag verklaarde dat hij als minister is aangebleven na de affaire rond de Bloemenhovekliniek om te voorkomen dat het PvdA/VVD-ontwerp wet had kunnen worden. ‘Ik had dat beter niet kunnen doen,’ zegt hij, ‘maar ik zat toen ontzettend moeilijk.’ Hij is bereid dit publiekelijk, ‘carrément’ te verklaren. De christen-democraten zullen niet weglopen om een contraseign te verhoeden. Jan ik prijzen Dries voor zijn openhartigheid. Dat zal zeker bijdragen om de argwaan weg te nemen. Wij van onze kant zullen verklaren dat de poging om het eerst binnen het kabinet eens te worden een serieuze kans moet krijgen en loyaal zal worden uitgevoerd.
Veringa is erg verheugd over deze doorbraak. Op deze wijze kan het wantrouwen over en weer worden weggenomen.
Wat de termijnstelling betreft: 1 januari 1979 is een uiterste datum. Het kan eerder. Als het, onverhoopt, uitzichtloos is dan zal dat zeker eerder blijken en dan zal onmiddellijk de kamer moeten worden ingelicht. Iedereen is enthousiast over het gesprek. We zullen het van harte in onze fracties verdedigen. Later op de avond komen we gezamenlijk verslag uitbrengen.
Om zes uur sta ik weer voor de troepen. Ik merk al snel dat ik me niet ongerust behoef te maken. Termen als ‘ongelooflijk’, ‘geniaal’, ‘zeer bevredigend’, ‘ingenieus’ zijn niet van de lucht. De mededeling dat Dries ‘carrément’ zijn verklaring van 20 mei zal terugkomen valt erg goed. Er zijn natuurlijk weer een aantal feitelijke vragen, die ik zonder veel moeite op geruststellende wijze kan beantwoorden.
Er worden enkele tekstverbeteringen voorgesteld. Ik beloof ze even- | |
| |
tueel te zullen voorstellen, maar breukpunten kunnen het niet zijn.
De fractie eindigt in een overwinningssfeer, maar we spreken uitdrukkelijk af daar geen blijk van te zullen geven.
Op het afgesproken tijdstip begeef ik mij naar Veringa. Hij is verschrikkelijk blij als ik vertel dat de fractie eenstemmig akkoord is gegaan. Even later verschijnt Jan met eenzelfde boodschap. Opnieuw vreugde. Het wachten is nu op Dries. Hij heeft laten weten dat het een uur later wordt. Naarmate de tijd verstrijkt neemt de onrust toe. Het ijsberen begint. We lopen de lange gang van de Raad van State vele malen op en neer. Tegen elven zien we enige beweging op het Binnenhof. ‘Daar loopt Schakel,’ zeg ik tegen Gerard. ‘De vergadering moet afgelopen zijn.’ Een nieuwe gestalte komt naar buiten. ‘Wie is dat?’ vraagt Gerard. ‘Dat moet Westerterp zijn,’ zeg ik. Gerard hangt nu uit het raam. ‘Tjerk!’ roept hij. Westerterp kijkt verbaasd om. Het duurt even voordat hij het juiste raam te pakken heeft. ‘Hoe is het?’ vraagt Gerard. Westerterp maakt een gebaar dat ik niet kan zien, maar Gerard maakt een vreugdesprong. Hij is zo blij als een kind. Hij is geslaagd. Het is duidelijk dat het veel voor hem betekent. Ik gun het hem van harte. Zijn spontaniteit is hartverwarmend.
Dries komt wat bleekjes binnen. ‘Het is warmpjes toegegaan bij ons,’ zegt hij. Er zijn zeven uitvallers, waaronder Frans Andriessen. Ten derde male. Dries zit daar duidelijk mee in.
Gerard stelt vast dat de conclusies aanvaard zijn. Hij bestelt een drankje om het te vieren. Hij vraagt of er nog tekstsuggesties zijn. Met grote schroom neem ik het woord. Van echte onderhandelingen kan geen sprake meer zijn, weet ik. Ik bewonder de informateur om zijn kordate werkmethode. Toch opper ik nog vier kleine wijzigingen. Ze worden alle vier zonder morren aanvaard.
Eén ervan is nogal pikant: het betreft de schrapping van het woordje ‘hieromtrent’ in punt 5, dat handelt over het contraseign. Het contraseign zou immers gegeven worden in het licht van de gebleken opvattingen van de partijen over het abortusvraagstuk en in het licht van de noodzaak van een wettelijke regeling hieromtrent. Waarop slaat nu dat hieromtrent, vraag ik. Dat kan alleen maar op het abortusvraagstuk slaan, terwijl het punt gaat over het contraseign. Welnu dat hoeft niet wettelijk geregeld te worden. Het is subtiel, maar niet onbelangrijk. Niemand heeft bezwaar tegen schrapping.
Dries heeft maar één tekstvoorstel. Als ik het hoor slaat de schrik mij om het hart. Hij wil dat de poging binnen het kabinet in het teken komt te staan van een ‘gezamenlijke heroverweging’. Dat is een beladen begrip, omdat het in de afgelopen weken herhaaldelijk is gehanteerd om onderhandelingen over de beginselmatige uitgangspunten
| |
| |
open te breken. Nu moet ik nee zeggen, terwijl er net vier wijzigingen van mij zijn aanvaard. Ik doe het toch. ‘Ook dat moet een kwestie van vertrouwen zijn,’ zeg ik. ‘Maar deze terminologie zet alle stekels bij ons weer overeind.’ We worden het eens over de volgende formulering:
‘Indien de leden van het kabinet van onderscheiden politieke herkomst niet binnen de onder 2 genoemde termijn slagen in hun poging tot een gemeenschappelijk standpunt terzake te komen, geeft het kabinet daarvan zo spoedig mogelijk gemotiveerd kennis aan de Staten-Generaal, waarna initiatieven van de Tweede Kamer worden afgewacht.’ We zijn klaar. Het akkoord is bereikt. De mannen hebben beslist. We wensen Gerard geluk met zijn snelle succes en begeven ons, tegen middernacht, naar de uitgang.
Het staat weer zwart van de journalistiek. ‘We zijn het hartstikke eens,’ roep ik blij. De camera's snorren. ‘Waarom kon Veringa wel slagen en Den Uyl niet?’ vraagt Henk van Hoorn, toch nog op zoek naar een vuiltje. ‘Dat is niet zo interessant’, zegt ik. ‘Het belangrijkste is dat er een overeenkomst is en ik gun het de heer Veringa van harte, dat hij dat heeft weten te bewerkstelligen.’
Na op een wat uitvoeriger persconferentie op ingehouden wijze de nodige uitlegkunde te hebben bedreven, spoed ik mij naar Algemene Zaken.
Ik tref daar Joop in een heel wat minder zonnige stemming. Hij heeft alles via de beeldbuis gevolgd. ‘Niet zo best allemaal’, is zijn oordeel. Mijn bloedeigen adviseur Prakke blijkt in Den Haag Vandaag te zijn opgetreden. Carthago staat in lichterlaaie. Naar zijn gevoel zijn we geen stap verder ‘als er althans op de betrokken ministeries van Justitie en Volksgezondheid christen-democraten zouden zitten.’ Volstrekte zekerheid is er, naar zijn mening, onder geen enkele omstandigheid te verkrijgen.
Er knakt iets in me. Joop heeft nog meer blijde boodschappen. Hij heeft Dries ook gezien. ‘En?’ vraag ik angstig, ‘heeft hij zijn uitspraak van 20 mei “carrément” teruggenomen?’ ‘Dat wel,’ zegt Joop, ‘maar hij heeft er een nieuwe voor in de plaats gezet.’
Van Agt: ‘Die uitspraak was ongelukkig, heeft veel aanleiding gegeven tot heel veel misverstand en tot het groeien van achterdocht, niet alleen tegen mij persoonlijk - dat is niet zo belangrijk - maar tegen de christen-democraten en was daarom niet de beste, die ik in mijn 6 jaren van ministerschap gedaan heb.’
Vraag: ‘Was u wel in het kabinet blijven zitten dan om het wetsontwerp tegen te houden?’
Van Agt: ‘Die uitspraak die ik deed is zo verstaan als zou ik het hele
| |
| |
kabinet hebben opgebroken om het onmogelijk te maken, dat er een besluit over ondertekening door het kabinet zou zijn genomen. Dat is hetzelfde probleem, wat ons in deze dagen heeft beziggehouden. Nog eens, ik acht het heel onwaarschijnlijk, dat ik zelf, na een besluit van de ministerraad tot contrasignering daarvan de uitvoerder zou zijn geweest. Dat blijft staan.’
Vraag: ‘Maar nog even terug naar die oude uitspraak. Was u nou in het eerste kabinet-Den Uyl blijven zitten om dat contraseign tegen te houden, ja of nee?’
Van Agt: ‘Nou ja, het antwoord heeft u zoëven gekregen.’
Vraag: ‘Ja, maar dat was wat verpakt.’
Van Agt: ‘Nee, dat is helemaal niet verpakt, dat is helemaal niet verpakt. Nee, nog eens om het duidelijk te maken, ik heb nooit de bedoeling gehad om het onmogelijk te maken dat het kabinet daarover een besluit zou nemen, maar ik zeg u, ik geloof niet, dat ik, als het kabinet daartoe besloten zou hebben, dat besluit zelf met eigen handen zou hebben uitgevoerd.’
Vraag: ‘U zou niet hebben getekend?’
Van Agt: ‘Dat is juist.’
Maar goed, het akkoord is er. Hoe nu verder? Joop vertelt mij dat Veringa wil doorgaan. Hij heeft de smaak te pakken. De enige mogelijkheid om zelf nog een vinger in de pap te krijgen is aanhaken. Veringa vervangen door Den Uyl lijkt er niet in te zitten. ‘Aanhaken,’ adviseer ik. Zelf haak ik af. De nacht is alweer een eind op streek.
|
|