| |
| |
| |
3 Den Uyl opnieuw formateur
| |
Donderdag 28 juli
Joop is terug. Hij mag zijn ‘werkzaamheden met betrekking tot de vorming van een Kabinet dat geacht mag worden het vertrouwen van het Parlement te genieten’ voortzetten. De eerste parlementariër die hij belt ben ik. Van diverse kanten is hem aangeraden om Albeda erbij te blijven betrekken. ‘Doen,’ zeg ik, denkend aan het verzoek van Dries om deskundige steun bij de behandeling van Memo II.
| |
Vrijdag 29 juli
Joop ontvangt weer. De fotografen vereeuwigen mijn binnenkomst alsof het om een nieuwe kennismaking gaat. We bespreken de verdere procedure. Ik ga akkoord met de inschakeling van Albeda, die als speciale adviseur alle besprekingen over Memo II zal bijwonen, als de andere fractievoorzitters daar ook mee kunnen instemmen.
Ik maak plaats voor Dries.
Twee uur later: Joop aan de lijn. ‘Vergeet Albeda maar.’ Het voorstel is verkeerd gevallen. Het CDA is teleurgesteld over het VAD-akkoord. Men had van Albeda meer verwacht. Dries neemt liever een eigen deskundige mee: Peijnenburg. Hij wil trouwens nog op de VAD terugkomen. Er zou een woord zijn uitgevallen. ‘Jeetje, kreetje,’ denk ik, ‘onder professoren.’ Denk je goed te doen. Ik ga linea recta naar Schiphol en verlaat het land. Een weekend Fanghetto. Ik verheug me er erg op. Het vliegtuig vliegt tergend langzaam. Om half zes land ik in Nice. Daar staat een huurauto klaar. Vanaf nu bepaal ik zelf het tempo.
Het stortregent en er is filevorming. Ik wind me op. Ik ben al een uur onderweg als ik bij Ventimiglia de Frans-Italiaanse grens passeer. De weg naar het Noorden is rustiger, maar wel bochtig en smal. Het regent nog steeds. Mijn hart klopt sneller, binnen 20 minuten zie ik Hedy. Ik versnel. Ik ben blij, na elke bocht weer een nieuwe herkenning. Souvenirs van onze eerste, fantastische, vakantie. Weer een bocht: een tegenligger schrikt, staat op zijn remmen en slipt. Hij raakt mij in de flank. ‘Verdomme,’ denk ik, ‘dat kost tijd.’ Vliegensvlug zet ik de
| |
| |
auto aan de kant en stap uit met mijn papieren. Verstaan doen we elkaar niet. We noteren wat nummers. Weg ben ik weer, het is nu nog maar vijf minuten. Weer een bocht: Fanghetto verschijnt in het beeld, een pieterig, oud dorpje, vergroeid met de berghelling. Ik sla af en slinger de helling op. Bij het begin van de geïmproviseerde parkeerplaats, beneden aan het dorpje, zie ik eerst Hadassah, dán Hedy. Ik zwaai, toeter, brul. Ik begin te glijden. De regenval heeft van het parkeerterreintje één dikke, vette, gele modderbrei gemaakt. Ik stap uit en zak tot mijn enkels in de blubber. Even maakt mijn vreugde plaats voor diepe wanhoop. ‘Ik heb mijn goeie pak aan. Ik moet maandag meteen door naar de formatiebesprekingen,’ roep ik. Dan denk ik alleen nog maar aan het weerzien. Ik ben dolgelukkig thuis te zijn.
| |
Maandag 1 augustus
Voor dag en dauw daal ik de trappen van de Via Castello af naar de parkeerplaats. Het wordt een mooie dag, maar dat zal ik niet meer meemaken. Ik vertrek extra vroeg om de autoschade nog te kunnen regelen. Veel sneller dan ik dacht rij ik Nice binnen. AVIS is niet geïnteresseerd in de toedracht van de aanrijding. Ik ben verzekerd, c'est ça. Ik haal nota bene het vorige vliegtuig. Uren eerder dan gedacht sta ik op Schiphol.
Ruim op tijd dus voor het afgesproken bezoek aan de formateur. Als ik binnenkom zijn de laatste blubbersporen van mijn Italiaanse weekend uitgewist.
Joop legt mij mondeling zijn Memo II-conclusies voor. Hij wil de fracties nog niet met een schriftelijk stuk voor het blok zetten. Ik schrijf als een razende. De grote lijnen vallen me niet tegen. Ten opzichte van Memo II is het ‘minder van hetzelfde’. De kritiek is niet geheel aan dovemansoren gericht geweest.
Een aantal uitgangspunten zijn onveranderd gebleven: 150.000 werklozen in 1981, een nullijn (exclusief incidenteel) voor twee jaar, terugdringing van de incidentele looncomponent met ½% jaarlijks, een gerichte bestemming van de aldus verkregen ruimte om arbeidsplaatsen te scheppen en te behouden.
Nieuw zijn de aanvullende maatregelen in de fiscale sfeer om de koopkrachthandhaving van de modale werknemer veilig te stellen.
Nieuw is ook dat de ombuigingen in de collectieve uitgaven beperkt blijven tot 4 miljard. Dat blijkt, op grond van de nieuwe berekeningen, ook toereikend te zijn om het financieringstekort in 1981 niet groter te doen zijn dan 5%.
Van een nadere invulling wordt afgezien. Wel worden enkele kriteria genoemd: bij voorkeur overdrachtsuitgaven, nadruk op draagkracht- | |
| |
beginsel zonder aantasting van de sociale minima, nadruk ook op een volumebeleid.
Tussentijdse aanpassingen zijn mogelijk als de doelstellingen niet worden gehaald. Die aanpassingen kunnen zowel betrekking hebben op verdere ombuigingen als op nieuw, aanvullend beleid, één en ander afhankelijk van de economische ontwikkeling. Aan het CPB zal worden gevraagd een sectorgewijze studie op te zetten naar mogelijkheden voor nieuwe arbeidsplaatsen.
Ook de Wet op de Investeringsrekening wordt in deze flexibele aanpak betrokken. Indien de investeringen in de particuliere sector achterblijven, zal van jaar tot jaar beslist worden welke investeringen in de publieke sector aanvullend zullen worden verricht. Het nieuwe instrument zal meer gericht worden toegepast. Ook het ‘eerlijk delen’ van de beschikbare arbeid is niet vergeten.
Toch heb ik kritiek. Die richt zich vooral op de naar mijn mening onvoldoende uitwerking van de sturingsinstrumenten. Ik mis node punten als: net arbeidsplaatsenkriterium, planningsovereenkomsten, een netwerk van regionale ontwikkelingsmaatschappijen, beleggingsvoorschriften, de parlementaire commissaris bij financiële instellingen en grote ondernemingen. Hier blijkt het voordeel van de mondelinge aanpak. De volgende bezoekers hebben nog iets meer papier nodig om hun huiswerk te noteren.
's Avonds vergader ik met de economenclub uit de fractie om een eerste opinie over de conclusies van Joop voor te bereiden. We beschikken dan ook al over de berekeningen van het CPB, die de volgende dag zullen worden gepubliceerd. Joop heeft ze de fractievoorzitters vast meegegeven. Het gezelschap is tamelijk onvolledig. Ook hier is de vakantie niet ongemerkt voorbij gegaan. Met name de ferventste verdedigers van de publieke sector hebben deze keer de voorkeur gegeven aan de bevrediging van hun particuliere behoeften. Nogal onverwachts overheerst er een andere toon dan ik in lange tijd gehoord heb. Men betwijfelt de haalbaarheid van het voorgestelde beleid. Met name het arbeidsvoorwaardenbeleid wordt ‘illusionistisch’ geacht. De terugdringing van de incidentele looncomponent ‘lukt zeker niet’. Verdere ombuigingen in de collectieve sector lijken ‘onontkoombaar’. Ik dring aan op enige consistentie in het fractiestandpunt.
Hans Kombrink meldt zich telefonisch uit Luxemburg: ‘Moet ik terugkomen?’ ‘Dat kan ik niet voor je beslissen,’ zeg ik, ook op dit punt een rechte lijn volgend.
Dankzij Dick Dolman, die de vergadering voorzit, wordt het evenwicht in onze standpuntbepaling toch weer hersteld. Het einde van de vergadering maak ik niet mee. Naarmate het later wordt voel ik mij
| |
| |
zieker en zieker. Blijkbaar heeft het bliksem-weekend een averechtse uitwerking. Achteraf gezien niet zo vreemd. Tijdens de eerste dagen van een vakantie pleegt de weggedrukte vermoeidheid los te komen. De vakantie is nu tot twee dagen beperkt gebleven. Ik ga rillerig naar huis. Onderweg vraag ik mij angstig af wat er met de formatie moet gebeuren als ik écht zou afknappen. Dat het dan misschien wel beter zou kunnen gaan komt op dat moment nog niet in me op. In bed lees ik de kranten bij. Jan-Joost Lindner pleit voor een lange formatie. ‘Kabinetsformaties zijn hoogtepunten in het politieke leven ... die moet je niet kunstmatig bekorten.’ Ik voel me doodziek.
| |
Dinsdag 2 augustus
Koortsig en wel zit ik de volgende dag in de fractie. Op mijn beurt dicteer ik de conclusies waartoe Den Uyl is gekomen, inclusief de aanvullingen die ik inmiddels telefonisch heb doorgekregen. Daar is zowaar ook nog een paragraaf bij over een gericht consumptiebeleid.
De fractie, die ijverig noteert, is wat geïrriteerd over deze werkwijze. Ik verzeker dat er nog een nieuwe vergadering komt over een papieren stuk met zwart-op-witte conclusies. De grote meerderheid is niet ongelukkig met de stand van zaken. De formateur is dicht in onze buurt gekomen. Nu moeten we er ook ronduit achter gaan staan. Het is van groot belang dat wij ons er nu voor inzetten dat zo'n breed mogelijke steun uit de samenleving voor dit beleid wordt geworven. Duisenberg deelt echter mee geen aanleiding te zien zijn eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
Ik vraag de fractie uitdrukkelijk om een mandaat om het op de conclusies van de formateur te mogen afmaken. Tot mijn verrassing gaat een vijftal fractieleden met Duisenberg mee in zijn tegenstem. De zo zwaar bevochten fractie-eenheid behoort weer tot de verleden tijd.
Ik neem Dolman mee naar Den Uyl om verslag uit te brengen. Op verzoek van Dries is afgesproken dat de onderhandelingen over Memo II zullen worden voortgezet in aanwezigheid van deskundigen.
Intussen begint onze opzet om met onze nadere vragen de betekenis van de CPB-berekeningen te relativeren, aardig wat vruchten af te werpen.
De doorberekening van de nieuwe beleidsveronderstellingen volgens het oude model (onze gemeenste vraag) had al voor de nodige deinig zorg gedragen, omdat de economische vooruitzichten op slag een stuk rooskleuriger leken. De publicatie van de doorberekening van Memo II zorgt vandaag voor een nieuwe surprise.
Zelfs iemand als Peereboom kan er 's avonds in AVRO's Televizier geen touw meer aan vastknopen. ‘Als er van het CPB, in een maand
| |
| |
of tien, zoveel verschillende en zoveel ontzettend uiteenlopende voorspellingen komen over een en hetzelfde onderwerp, dan moet ik droevig bekennen dat ik er niet veel meer van begrijp ... Ik vind het erg verdrietig, zelf, dat ik niet zeker weet in hoeverre we het CPB nu verder nog au serieux kunnen en moeten nemen.’
Nou, een beetje nog wel, denk ik. De jongste becijferingen van het CPB zijn zo gek nog niet. Voor de CDA-fractie zijn ze in elk geval aanleiding een mildere houding aan te nemen. De onderhandelingsinzet wordt verlaagd tot 7 miljard.
| |
Woensdag 3 augustus
De formatie krijgt een totaal nieuw aanzien. Niet drie maar zes onderhandelaars betreden de blauwe zaal van Algemene Zaken. Voor het eerst is het CDA op tijd. Rinus Peijnenburg is er al als Dick Dolman en ik binnenkomen. Jan Terlouw arriveert met Erwin Nypels. We groeperen ons in een nieuwe schikking om de tafel. De fotografen kunnen zo'n groot gezelschap nauwelijks verwerken.
Joop begint ons eerst omstandig te vertellen wat wij hem in vorige gesprekken hebben meegedeeld. Een tijdrovende en tamelijk overbodige bezigheid. Dries, die telkens na mij is gekomen, heeft al eerder gehoord wat ik aan commentaar heb gegeven. Omgekeerd ben ik trouwhartig na elk bezoek van Dries van het verloop op de hoogte gesteld. Voor de meegekomen deskundigen is het echter erg nuttig. Die horen nu eens van een ander hoe vrijmoedig hun fractievoorzitters met hun adviezen zijn omgesprongen. Ze geven echter niet de indruk geschokt te zijn. Ook tijdens deze besprekingen hebben de fractievoorzitters weer het hoogste woord en houden de deskundigen zich bescheiden op de achtergrond.
Toch zal hun aanwezigheid een heilzame werking blijken te hebben. Er is op beslissende momenten minder behoefte aan ruggespraak. We zullen ons besluitvaardiger tonen dan ooit.
Als Joop is uitgesproken breek ik nog eens een lans voor tijdig voor te bereiden bijstellingsprogramma's in de publieke sector, hetzij naar beneden, hetzij naar boven. De overheid moet slagvaardiger op wisselende omstandigheden kunnen reageren.
Dries is bereid de ‘benefit of our considerable doubt’ te geven aan deze ‘gigantische operatie’. Wel is hij van mening dat er een draaiboek moet worden afgesproken voor het geval de vakbeweging ‘de kont tegen de krib’ oftewel ‘de verzenen tegen de prikkels’ gooit. Peijnenburg vult aan: de berekeningen bevatten slechts risico's naar één kant. Het kan alleen maar slechter uitvallen. De post ‘incidenteel’ staat voor een stuk dynamiek in onze economie. Die krijg je niet zo gemakkelijk
| |
| |
onder controle. Jan voelt zich erg aangesproken door de gedachte van de, tijdig gereedgemaakte, kompenserende programma's. Maar dan moeten daar wel harde afspraken over worden gemaakt. Hij voelt veel voor een stabilisatie van belasting- en premiedruk.
Joop wordt ook door twijfels verscheurd over de haalbaarheid van zijn beleid, maar zijn twijfel ligt in een andere sfeer. De vakbeweging is het punt niet. Die zal de komende jaren de handen vol hebben aan het arbeidsplaatsenoverleg. Zijn twijfel wordt veroorzaakt door de aard van de economische crisis: er is sprake van een onderbezetting van het produktieapparaat. Er is een afzetcrisis. Daar zal de overheid op moeten inspelen. Het is de vraag of het wel verantwoord is om 4 miljard om te buigen. Er wordt nu alweer druk gesproken over een extra-werkgelegenheidsprogram.
De besprekingen worden afgebroken. Het CDA-fractieberaad is nog niet voltooid. Dries vraagt een dag respijt. ‘De formateur heeft nogal wat nieuwe punten toegevoegd, waar wij de grootst mogelijke moeite mee hebben.’
| |
Donderdag 4 augustus
Een werkdag voor het CDA betekent een rustdag voor mij. Hedy's moeder voelt dat feilloos aan. 's Middags komt ze terug uit Israël. Ik ben in de gelegenheid haar op Schiphol te verwelkomen.
| |
Vrijdag 5 augustus
Het CDA is klaar. De echte onderhandelingen kunnen beginnen. Joop legt onmiddellijk de zweep erover. Hij heeft kaartjes verzorgd voor Amsterdam 702: het voetbaltoernooi waar Ajax, AZ'67, Liverpool en Barcelona hun verse krachten zullen meten. Maar dan moeten we wel opschieten. Iedereen hapt gretig toe. We gaan snel van start.
Ik leg mijn voorafgaande beschouwingen nu als eis op tafel: de PvdA wil publieke investeringsplannen op de plank voor het geval de arbeidsplaatsenontwikkeling in de marktsector tegenvalt.
Dries vraagt het omgekeerde: 3 à 4 miljard aan extra-bezuinigingen als de inkomensmatiging niet lukt. Dat weten we al in oktober, zodat de extra-bezuiniging meteen kan worden doorgezet. Verder eist hij dat er in de komende vier jaar in het geheel geen belasting- en premieverhoging zal worden doorgevoerd.
Peijnenburg heeft er bezwaar tegen dat eventuele WIR-gelden gebruikt worden in de publieke sector.
Joop houdt alle boten af. De voorgestelde varianten zijn een sprong in het duister, omdat het CPB ze niet heeft kunnen doorberekenen.
Ik stel voor de eisen van PvdA en CDA te pairen. We bereiden zowel
| |
| |
een plus- als een minprogram voor en maken goede afspraken over de indicatoren, op basis waarvan hetzij de ene, hetzij de andere weg wordt ingeslagen. Dries voelt daar niets voor. Leer mij die vakministers kennen. De plusplannen liggen al klaar. De min-plannen zijn in geen tijden gereed. Joop middelt weer: van beiden niets.
Ik stel voor de deskundigen aan het werk te zetten om een compromis uit te dokteren. Er formeert zich een commissie van drie. In no time zijn ze het eens over de volgende tekst:
‘Met het oog op (deze) onzekerheden zal het nieuwe kabinet tijdig compenserende plannen ter grootte van enkele miljarden voorbereiden, die zowel betrekking hebben op een verdergaande beperking van de collectieve uitgaven als op een vergroting van de overheidsbestedingen. Deze plannen hebben ten doel om slagvaardig te kunnen reageren, indien de inkomensmatiging onvoldoende wordt gerealiseerd en of indien ondanks de genomen stimulerende maatregelen onvoldoende arbeidsplaatsen in de marktsector tot stand worden gebracht. Uiteraard zal, indien bovengenoemde situaties zich voordoen, ook verhoging resp. verlaging van belastingen en premies overwogen moeten worden.’
Veel verder komen we echter niet. Er resteert nog een klein uur om de rest van de conclusies door te werken. Joop inventariseert de hete hangijzers. Dat blijkt behoorlijk tegen te vallen. We blijven steken in een twist over de koppeling van de sociale uitkeringen aan het netto-minimumloon. Een onderwerp dat zich niet leent voor overhaaste compromissen. De auto's staan gereed. We moeten afreizen, willen we nog op tijd in het stadion zijn. Joop heeft duidelijk spijt van zijn genereuze gebaar, maar een weg terug is er niet.
Een weg heen trouwens ook niet. Op weg naar Amsterdam lopen we vast in een file die al bij Schiphol begint. We arriveren in het stadion als de eerste wedstrijd al een half uur oud is. De gemoederen zijn al zo verhit dat ik mij binnen moet persen langs een vechtende kluwen van supporters. We hadden zelf net zo goed kunnen doorgaan met vechten, denk ik. Ik neem mijn plaats in naast Jan Terlouw. Enkele rijen verder zitten Joop en Dries. Niet naast elkaar. Er zitten ongeveer tien mensen tussen.
| |
Zaterdag 6 augustus
Vandaag koop ik, bij wijze van uitzondering, De Telegraaf. Ik kan geen weerstand bieden aan de kop: WAT MOET FRANS? Zou Frans Andriessen naast alle hoofdprijzen grijpen? Stel dat Van Agt kiest voor het ministerschap? Wie moet er dan fractieleider worden? De KVP zal ‘hoewel barstend van ergernis’ wel akkoord moeten gaan met
| |
| |
Wim Aantjes, de ‘vijand van Frans Andriessen’. Dan moet Andriessen in het kabinet ‘en niet ten onrechte’. Eventueel op Economische Zaken, al zit daar Ruud Lubbers. ‘Zo op het oog zou je zeggen dat niemand de redelijk populaire Lubbers een haarbreed in de weg zou leggen als hij een tweede termijn aanvraagt. Maar zo simpel liggen de zaken ook weer niet. Zelfs in eigen huis wordt de KVP-er beschouwd als een man die, hoewel een uiterst bekwaam econoom, nogal eens faalt als hij probeert bij Den Uyl en consorten de buit binnen te halen.’ Dus wordt er gedacht aan deze hoogst bekwame politicus ‘die als geen ander in staat moet worden geacht om tegenwicht te bieden aan de manoeuvres van Den Uyl’. Trouwens ‘met minder kan Andriessen, gezien zijn staat van dienst, nauwelijks genoegen nemen.’ Ik kijk naar de datum: het is 6 augustus. ‘Hé,’ denk ik, ‘beraadt het CDA zich niet op het sociaal-economisch beleid?’ Nu ik toch bezig ben koop ik meteen Elsevier ook maar. Ook hier kan ik de verleiding van de kop niet weerstaan: VAN AGT: ‘ALS HET NOG EEN KEER MIS GAAT, IS HET GEDAAN MET DEN UYL.’
Ik lees: ‘Van Agt: Ik zie Den Uyl als een sympathieke schelm. Na zo'n vier jaar samen in een kabinet dansen we nog steeds om elkaar heen. In politieke zin zijn we nooit compagnons geworden, in persoonlijke zin ook niet. Den Uyl is niet de man om vriendschappen mee te metselen, en ik ben teveel een solist.’ Hij spreekt over ‘socialistische overmoed’: ‘De onderhandelingen worden gevoerd vanuit een evident tekort aan vertrouwen.’
In mijn overmoed vergeet ik wat ik gelezen heb. Er wordt zoveel gezegd en geschreven.
| |
Maandag 8 augustus
Vandaag komt Hedy terug. Ik kan haar niet afhalen. Zelfs op het moment van onze hereniging staat de formatie tussen ons als de muur tussen Pyramus en Thisby ‘But what see I? No Thisby do I see. O wicked wall, through whom I see no bliss; Curst be the stones for thus deceiving me!’
Mijn Midzomernachtsdroom voert mij opnieuw naar Algemene Zaken.
De compagnons zitten klaar om de bespreking van Memo II voort te zetten. We beginnen met de Algemene Wet Ziektekosten. Een makkie, denk ik. Om twee redenen. Den Uyl I heeft die wet al ongeveer tien keer aangekondigd, vanaf de eerste regeringsverklaring tot de laatste troonrede. Bovendien weet Dick Dolman er meer van dan wie ook. Voor het eerst heb ik mij niet voorbereid. In Dick heb ik mij niet vergist. Wel in Dries. ‘Het mag niet van Hannie van Leeuwen, het CDA
| |
| |
is tegen, ik heb geen mandaat.’ Joop valt bijna van zijn stoel. Dick begint college te geven, zwaaiend met het CDA-program: hij pleit voor een gefaseerde invoering maar wel een invoering. De huidige toestand is schreeuwend onrechtvaardig. De kleine zelfstandigen betalen thans 18% van hun inkomen aan premie. De lastenverdeling lijkt nergens naar. De verstrekkingen deugen niet. En dan de kostenbeheersing: de artsen- en specialistenhonoraria gaan alle perken te buiten.
Een stokoude discussie met nieuw elan gevoerd. Ook de D'66-ers tonen nu ge- en bedrevenheid. Erwin Nypels: ons hoofddoel is het tegengaan van discriminatie tussen particuliere en fondspatienten. Jan Terlouw: Het grootste bedrijf in Nederland is dat van de genezers. Dat staat bol van de onbillijkheden, het is ondoorzichtig, ondemocratisch, er is sprake van uitbuiting, zowel door de genezers als door groepen van gebruikers.
Dries reageert verbouwereerd: ‘Wee, mij, ongelukkige. Mijn deskundigen denken er anders over.’ Hij vraagt gelegenheid om Hannie van Leeuwen te bellen. Joop verdwijnt ook. Dries komt terug met een tekst die handelt over de AWBZ die geleidelijk uitgebreid zou moeten worden.
Joop heeft een andere tekst. ‘Ik heb even met Jo Hendriks gebeld,’ zegt hij. ‘Die is toch ook van het CDA?’
Hij leest voor: ‘Er dient te worden aangestuurd op een ander financieringssysteem dat kan bijdragen tot een rechtvaardiger lastenverdeling. Daartoe uitbreiding van de AWBZ en opbouw van deze volksverzekering tot een algemene wet ziektekosten.’
Dries is niet ontevreden. ‘Inhoudelijk zijn we er, maar de muziek is té socialistisch.’ Hij vraagt zich nader te mogen beraden.
Nadat op verzoek van Erwin zonder discussie een tekst wordt toegevoegd over een algemene, aanvullende pensioenvoorziening, stappen we over op het struktuurbeleid.
Ditmaal is het Peijnenburg die de toon zet. Er wordt teveel ‘getoetst en gestuurd’. Waarom de selectieve investeringsregeling voor het hele land als we de Wet op de Investeringsrekening al hebben? Hij is veel vriendelijker dan ik dacht. Wél vraagt hij om een inhoudsvolle paragraaf over het midden- en kleinbedrijf.
In dat laatste val ik hem bij. De kleine zelfstandigen zijn al jaren mijn troetelkinderen. Ik vind het wel bezwaarlijk om de toch al bescheiden aanzet tot een sturingsbeleid nog verder af te zwakken. Integendeel: ik stel enkel aanscherpingen voor.
Maar ik ben er toch niet echt met mijn gedachten bij. Hedy's trein is aangekomen. Zou ze al thuis zijn? Ik loop de vergadering uit en draai ons telefoonnummer. Er wordt niet opgenomen. Nét als ik wil ophan- | |
| |
gen hoor ik toch ‘Hallo’. Ze is net binnen. Natuurlijk begrijpt ze waarom ik er niet ben. Ik beloof zo gauw mogelijk naar huis te komen.
Als ik de vergadering weer binnenkom is er een verwoede discussie gaande over het arbeidsplaatsencriterium in de WIR. ‘Technisch bijna onmogelijk,’ zegt Peijnenburg. ‘Kan so-wie-so niet voor 1 april rond zijn. Moet de invoering van de WIR daarop wachten? Of kan hij gefaseerd worden ingevoerd?’ Per 1 januari de eerste fase, daarna pas het arbeidsplaatsencriterium? Ik zie met schrik hoe een van de belangrijkste instrumenten om winst in werk om te zetten, dus richting te geven aan het stimuleringsbeleid, op de tocht wordt gezet. ‘Geen sprake van,’ roep ik. ‘Het arbeidsplaatscriterium hoort erbij, vanaf het begin. We moeten alles op alles zetten om 1 januari te halen.’
Een nieuwe veldslag. We komen er niet uit. Ik herinner aan de afspraak dat we op tijd zouden ophouden.
‘Persoonlijke omstandigheden,’ prevel ik. Dries reageert erg hartelijk. Even later vlieg ik naar Amsterdam.
| |
Dinsdag 9 augustus
Joop is jarig. Hij houdt zijn partijtje op Algemene Zaken. Er zijn zes feestgangers. De fotografen zijn weer in grote getalen opgekomen. Een geëngageerde banketbakker heeft een kanjer van een taart bezorgd, groot genoeg om drie fracties te voeden. We hebben het gevoel tekort te schieten. Joop hanteert onhandig het mes. Van der Wiel schiet toe om de firmanaam buiten het beeld te brengen. De Rijksvoorlichtingsdienst heeft tot taak de voorlichting te beperken tot de Rijksoverheid.
Joop overhandigt Dries het eerste puntje: ‘Niet bij taart alleen,’ zegt hij. Als we uitgegeten zijn hervatten we het gesprek over de verdeling van de nationale koek. Dries heeft bezwaar tegen de handhaving van de koppeling van de sociale uitkeringen aan het netto-minimumloon.
Hij wil dit alleen overwegen onder het voorbehoud dat in de komende vier jaar het minimumloon niet struktureel zal worden verhoogd. Ik zit in de hoogste boom. Daar kan geen sprake van zijn. Dat is een breukpunt. Voor ons is volstrekt essentieel een inkomensbeleid dat is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
- | koopkrachthandhaving van de laagste inkomens tot en met modaal; |
- | handhaving van de netto-netto-koppeling; |
- | bij meevallers zal de meerdere inkomensruimte bij voorrang aan de laagste inkomens ten goede komen; |
- | beperkingen aan de bovenkant: een apart wetje per 1 januari om de niet cao-salarissen en de inkomens van de vrije beroepen te kunnen
|
| |
| |
Ik win. Op al deze punten wordt de tekst aangescherpt.
Minder succesvol ben ik bij de parlementair commissaris in het bestuur van grote financiële instellingen. Dries wil er niet van horen. ‘Wij willen geen pottenkijkers,’ zegt hij. Ook Jan Terlouw staat niet te springen.
De tijd dringt. De fracties zitten vanaf één uur te wachten. We moeten ook nog overeenstemming zien te bereiken over de Algemene Wet Ziektekosten. Dries vraagt schorsing voor nader beraad.
Tijdens het wachten verwerf ik de instemming van de achterblijvers met een nieuwe tekst over het consumptiebeleid, met klem onder mijn aandacht gebracht door Kees Kolthoff. De formuleringen zijn tamelijk abstract, maar zouden volledig passen in het jargon van de Consumentenbond. Niemand kan zich daaraan een buil vallen. De consument wordt bediend.
De schorsing loopt uit. Joop middelt en roept ons paarsgewijs bij zich. Er ontstaat een niet erg voor de hand liggend keuzeprobleem: óf we gaan akkoord met uitstel van de Algemene Wet Ziektekosten tot na deze kabinetsperiode in ruil voor de waarnemer bij de financiële instellingen, óf de AWZ gaat door, maar dan moeten wij genoegen nemen met een SER-advies over de pottenkijker. Gezonde mensen in een ongezonde samenleving, of omgekeerd. Dat is zo ongeveer de keuze. In overleg met Dick kies ik voor gezonde mensen. Het akkoord is een feit. Er worden handen geschud. We gaan naar de fractie.
Voorlopig met lege handen. Het stuk moet nog worden bijgesteld en is pas over een uur beschikbaar. De fractie is wrevelig. Niet weer een mondeling verslag, zegt men. Niet weer voldongen feiten. We willen rustig kunnen oordelen en nog wijzigingen kunnen voorstellen. Het eerste kan, het tweede niet. We besluiten de vergadering te schorsen totdat het stuk voor iedereen beschikbaar is.
Als het stuk gelezen is wordt de stemming explosief. Duisenberg opent de rij. ‘De onderhandelaars zijn hun mandaat niet te buiten gegaan’, zegt hij, ‘maar ik heb tegen hun mandaat gestemd. Ik zal mijn stem ook niet aan dit onderhandelingsresultaat kunnen geven. Ik vind het overeengekomen beleid niet verantwoord. Op basis hiervan kan geen kabinet worden gevormd.’ Interrupties. ‘Is Duisenberg nu niet beschikbaar?’ wordt er gevraagd. Ik snij deze discussie ogenblikkelijk af. ‘Dat is nu niet aan de orde,’ zeg ik. ‘De programbesprekingen en de personele samenstelling van het kabinet zijn uitdrukkelijk tot verschillende, achtereenvolgende fasen verklaard. Daar hou ik me aan. Ik verwacht dat ook van de fractie.’ De beleidsdiscussie wordt voortgezet. Duisenberg moet de vergadering tot zijn spijt verlaten. Ik roep
| |
| |
hem, voordat hij vertrekt, even bij me en vraag hem of zijn interventie betekent dat ik niet namens een unanieme fractie kan spreken. Hij beaamt dat. ‘Jouw tegenstem zal dan wel bekend worden,’ zeg ik. ‘Desgevraagd zal ik dat ook niet kunnen verzwijgen,’ zegt hij. Wij komen overeen dat ik op de persconferentie na afloop dan maar man en paard zal noemen.
Intussen gaat de vergadering voort. Boordevol kritiek, maar van een andere aard. Meer ‘struktureel’. Tot mijn verbazing, en niet geringe ergenis, komen dit soort beschouwingen ook van mensen die de vorige keer nog in het Duisenbergkamp zaten. In één week tijd kan de economische situatie toch niet zo ingrijpend veranderd zijn, denk ik, mij verbijtend.
We hebben ‘veren gelaten’ bij de inkomenspolitiek, wordt er gezegd. Dat ‘niet-cao-wetje’ per 1 januari, dat geloof je zélf toch niet?
Een SER-advies over de waarnemers bij banken, waardeloos. De afspraken over de collectieve sector zijn wollig. De consumentenparagraaf is vaag.
Hier wordt het me te machtig. ‘Dat is verdorie exact de tekst die door Kolthoff is aangedragen,’ roep ik. Hilariteit. De kritiek gaat verder. Het geheel is toch teveel gebaseerd op het marktmechanisme, met wat correcties. Te weinig is het overheidsbeleid zelf uitgangspunt. Vooral Kombrink heeft het weer moeilijk. Hij vindt dat ik het bij de sturingsinstrumenten lelijk heb laten zitten en haalt ‘Voorwaarts’ voor de dag, waarvan de helft lijkt te zijn vergeten. Maar ja, hij is er de vorige keer niet bijgeweest, toen het mandaat werd vastgesteld. Hij zal zich onthouden. ‘Geniet ik ook nog een beetje van jouw vakantie,’ zeg ik hatelijk.
Wim Meijer zorgt voor een wending in de discussie. De conclusies zijn beter dan Memo II. Onze uitgangspunten zijn vastgenageld: de collectieve sector wordt in stand gehouden, de sociale zekerheid gewaarborgd, de nivellering wordt voortgezet. Dit resultaat moet bikkelhard worden verdedigd. De laatsten die twijfel mogen zaaien zijn wij. De stemming lijkt milder te worden. Ien van den Heuvel zwaait de beide onderhandelaars grote lof toe. ‘Dat mag ook wel eens gezegd worden,’ vindt ze. Ik bemerk dat ik voor die lof niet ongevoelig ben. Maar dat warme gevoel duurt maar kort. Stan Poppe, de laatste spreker, noemt het eindresultaat bedroevend. Ik trek van leer. Hoe heb ik het nu? Me dunkt dat de fractie in de gelegenheid is geweest aan de voorbereiding van dit resultaat mee te werken. Ik heb er niet meer uit kunnen slepen dan de fractie er zelf heeft ingestoken. Het is onredelijk te twijfelen aan de haalbaarheid van dingen die we zelf hebben gewild. De ombuigingen zijn tot 4 miljard beperkt gebleven. Het beleid is dui- | |
| |
delijk door ons toedoen bijgesteld. Het struktuurbeleid is aangescherpt. Andere ideeën dan die erin staan heb ik niet aangedragen gekregen. Enzovoorts.
In de tweede ronde is de storm gaan liggen, maar er waait nog wel een briesje uit de linkerhoek. Men verenigt zich op een suggestie van Kombrink om nog wat wijzigingsvoorstellen te doen.
Ik weiger. Het akkoord is door mij aanvaard. Het is nu à prendre ou à laisser. Dat wilden jullie toch zo graag. Ik ga niet meer terug. Als het CDA dat wel doet ontstaat er een nieuwe situatie, maar ik wil nu hom of kuit. We gaan stemmen: Poppe en Spieker stemmen tegen. Duisenberg had dat al op voorhand gedaan. Dat neutraliseert elkaar een beetje, denk ik berustend.
Het loopt al tegen de avond als ik, ietwat doorgedraaid, de pers onmoet. Ondanks enige teleurstelling over het struktuurbeleid is de overgrote meerderheid van mijn fractie akkoord gegaan, zeg ik. Onmiddellijk vraagt men naar de tegenstemmers en hun motieven. Ik openbaar de drie dissidenten. Vanaf nu is er alleen nog maar belangstelling voor de positie van Duisenberg als kandidaat-minister. Ik houd alle boten af. ‘Dat is van later zorg,’ zeg ik.
‘Positie Duisenberg wankel’, concludeert de pers. Hij krijgt snel gezelschap. Andriessen heeft zijn tweede voorbehoud gemaakt. Samen met vier andere leden van de CDA-fractie heeft hij tegen het akkoord gestemd. ‘Ik sta niet te dringen om een plaatsje in het kabinet,’ verklaart hij tegenover De Volkskrant. De socialisten zijn hem bar tegengevallen. ‘Ze treden ons op onheuse wijze tegemoet en stellen te hoge eisen. Dat is niet bevordelijk voor de goede sfeer.’ ‘Positie Andriessen wankel,’ leidt Trouw hieruit, al even voorbarig af. De eerste reactie vanuit de vakbeweging is positief. Wim Kok zegt zijn steun toe, maar als hij Van Agt het bereikte akkoord heeft horen toelichten, krabt hij zich publiekelijk nog eens achter het oor. In Den Haag Vandaag neemt Dries tenminste de helft van het overeengekomene voor zijn rekening. Slechts vier miljard bezuinigen. Niks hoor. ‘Er staat keihard: vier miljard, hoe dan ook. En al verder: er moeten plannen gemaakt worden en op de plank gelegd voor nog eens enkele miljarden, en enkele miljarden betekent minstens drie, naar mijn Nederlands tenminste, enkele miljarden, en die plannen moeten uit de kast gehaald en in werking gesteld zodra het mis loopt met die inkomensmatiging.’
De volksverzekering ziektekosten nog in deze kabinetsperiode?
Van Agt: ‘Ik geloof er helemaal niet in. En dat weet de formateur ook. En dat weet de heer Van Thijn ook. Het akkoord dat we daarover gesloten hebben luidt ook niet anders heel bewust dan dat de verstrekkingen en van de algemene wet bijzondere ziektekosten zullen wor- | |
| |
den uitgebreid in het perspectief van die algemene wet ziektekosten waarvan u spreekt. Maar “in het perspectief” laat helemaal in het midden of dat al in de komende jaren zal kunnen. Naar onze overtuiging kan dat niet...’
Vraag: Dat wetje per 1 januari om de vrije beroepen aan te pakken?
Van Agt: ‘Ja, verrukkelijk optimisme. Zo kun je het waarschijnlijk ook alleen maar volhouden als formateur.’
Vraag: Welke boodschap krijgen uw aanstaande ministers mee?
Van Agt: ‘Het lijdt geen twijfel dat de bewindslieden die wij in het veld zullen sturen straks zullen worden gebonden aan de gesloten akkoorden naar vanzelf spreekt, maar ook aan onze uitleg van de globale punten daarvan die voor verschillende interpretaties vatbaar zijn.’
Opnieuw prent ik mijzelf in dat ik het niet gehoord heb. Ik ben echt een ‘verrukkelijke optimist.’ In de Roos in de Vuist schrijf ik een verzoenende tekst. Ik betreur het ‘dat mijn CDA-collega zich blijkbaar de gewoonte gaat aanmeten om, terstond nadat een akkoord is gesloten dit op onwelgevallige onderdelen weer op losse schroeven te zetten.’ Maar ik zal dit slechte voorbeeld niet volgen. ‘Het resultaat is er en dat telt.’
| |
Woensdag 10 augustus
De formatie gaat door. 's Middags zit ik alweer ‘bilateraal’ bij Joop om te praten over de rest van het program-akkoord. Joop wil alle nog te regelen programpunten in een Memo III stoppen en daar in een week doorheen lopen. Het mogen er niet teveel worden. Abortus, kernenergie en defensie zijn verplichte nummers. Ik beloof hem binnen 24 uur de verlanglijst van de PvdA te zullen overhandigen.
| |
Donderdag 11 augustus
De fractie komt bijeen om een selectie te maken. Wij spreken eerst af dat het er niet meer dan 10 mogen worden. Daarna begint de veldslag tussen de fractiecommissies. Slimmerikken proberen met subpunten te werken, maar worden tot de orde geroepen. Niemand ontkomt aan een pijnlijke afweging. Ook ik niet. Zaken op het terrein van het binnenlands bestuur, die ik probeer binnen te smokkelen (je weet tenslotte nooit hoe het loopt in de slotfase) worden meedogenloos afgestemd. De defensiespecialisten stellen om strategische redenen, die ik niet begrijp, voor om onzerzijds de defensieuitgaven niet op te voeren. Als het CDA dat doet zouden wij bij de invulling veel sterker staan. Grote belangstelling blijkt er te bestaan voor het onderwerp democratisering. De mensen die tevergeefs geprobeerd hebben om mij bij het sociaal-economische akkoord nog met wijzigingsvoorstellen terug te stu- | |
| |
ren, grijpen nu dit thema aan om hun zin toch nog door te zetten. Deze keer lukt het. Onder dit motto zal nog geprobeerd worden een aantal vergeten thema's uit ons verkiezingsprogram langs een achterdeur binnen te halen.
Tenslotte komen we uit op 11 punten. De fractie geeft zichzelf toestemming de zichzelf opgelegde norm met één punt te overschrijden. Intussen heeft Wim Duisenberg het stilzwijgen verbroken. In diverse media licht hij zijn tegenstem nader toe. Of hij minister van Financiën blijft? In het NOS-journaal zegt hij: ‘De kabinetsformatie is nog lang niet afgelopen.’ Vroeg of laat zal hij de formateur nog ontmoeten. Ook Lubbers bemoeit zich ermee. Hij heeft voorgestemd, maar ook hij is niet zonder kritiek. Maar dat komt later wel aan de orde: ‘Het is straks ook nog wel een kwestie van welke ministers het gaan doen.’ Daar komt niets van in, heren, denk ik. De onderhandelingen zijn gesloten. Ik berg mijn mapje over het sociaal-economisch beleid op.
| |
Vrijdag 12 augustus
Duisenberg heeft zijn mapje tevoorschijn gehaald. In De Volkskrant zegt hij: ‘Zou ik worden gevraagd als minister van Financiën, dan kan en zal ik verduidelijking vragen over de financiële paragraaf, want die is me nu nog te vaag. Afhankelijk mede van wat ik dan zal horen op mijn vragen, beslis ik of ik in zal gaan op een verzoek minister te worden.’
‘Maar ik beslis of hij zal worden voorgedragen,’ denk ik grimmig als ik op weg ga naar een nieuw formatiegesprek op Algemene Zaken.
Daar zijn we dan weer, de drie fractievoorzitters. Eindelijk weer onder elkaar. Het weerzien is hartelijker dan ik me had voorgenomen. Ik betrap me erop dat ik Dries in levende lijve zoveel aardiger vind dan via de beeldbuis. Ik mok niet na over zijn uitleg van het sociaal-economisch akkoord.
Wel breng ik de status van dat akkoord ter sprake. Dit naar aanleiding van de aankondiging van kandidaat-bewindslieden dat er nog een vervolg komt op de onderhandelingen. We stellen vast dat het beraad over Memo II definitief is afgesloten. Een heropening is in geen enkel stadium van de formatie meer denkbaar. Er komt ook niet zoiets als een pre-constituerend beraad. Staatsrechtelijk hebben wij geen enkele boodschap aan de opvattingen van individuele kandidaat-bewindslieden. Deze worden in eerste instantie door de fractievoorzitters aangetrokken. Zij kunnen aan de formateur geen voorwaarden stellen. Als ze het toch proberen zal die daar niet voor in zijn.
Dat is tenminste mannentaal. Ik popel deze keer om na afloop de pers te ontmoeten.
| |
| |
De inventarisatie van de resterende programpunten begint. Ik breng de elf van de PvdA in. Dries heeft er acht: Abortus, energie, defensie, particulier initiatief, politie, onderwijs en eventueel Europa en de Westerschelde-oeververbinding. Dat laatste met enige schroom, hetgeen wij kunnen begrijpen.
Jan Terlouw baalt ervan. ‘In hemelsnaam zo weinig mogelijk.’ We maken anders het parlement monddood. Ook hij komt met energie, abortus en defensie en eventueel emancipatie en milieubeleid.
Het passen en meten begint. Regelen we alleen conflictpunten of ook mentaliteitspunten die goed zijn voor ‘het plaatje’? Kunnen we een onderscheid maken tussen concrete afspraken en globale doelstellingen? Het worden er uiteindelijk negen met nogal wat verstopte subpunten: Abortus, buitenlands beleid, energie (en milieu), veiligheid (defensie en politie), democratisering (welzijn, particulier initiatief, openheid, mediabeleid en stakingsrecht), onderwijs, volkshuisvesting (en spreiding Rijksdiensten) en emancipatiebeleid.
Ik kan tevreden zijn. Onze wensenlijst is er met kunst- en vliegwerk ingefrommeld, behalve de wet op de gewetensbezwaren. Maar dat zit helemaal gebakken. Zonder slag of stoot is daarover zelfs inhoudelijk overeenstemming bereikt: de beslissing zal aan de kamer worden overgelaten. We weten maar al te goed dat daarmee het pleit is beslecht: het amendement De Kwaadsteniet, dat ook onze opinie weerspiegelt, zal stellig worden aangenomen. In de notulen wordt opgenomen dat geen bewindsman hierop de portefeuillekwestie mag stellen. Van Lent kan inrukken. Er zijn alleen nog moeilijkheden over de abortus. Dries wil niet dat dit punt ondersneeuwt in een verzamelstuk. Hij eist een aparte behandeling. Ik val hem bij. Joop voelt daar niets voor. Het mag als eerste op de agenda, maar het kan niet zo zijn dat, als er problemen rijzen, de behandeling van andere punten daarvoor moet worden opgeschort. Dan krijgt de abortus alle aandacht en staat in een ommezien van tijd het Binnenhof vol met demonstranten uit beide kampen. Hij zwicht echter voor onze overmacht.
Als we buitenkomen is er praktisch geen pers aanwezig. Aan het handjevol journalisten dat ons opwacht vertel ik gretig dat de onderhandelingen over Memo II écht zijn afgesloten. Dat is geen nieuws, vinden ze. Eenzaam steek ik over naar de Tweede Kamer. Ik passeer een groepje anti-abortusdemonstranten met spandoeken en brevieren.
‘Moordenaar,’ roepen ze me na. Ik hoor het niet.
| |
Zaterdag 13 augustus
Opnieuw vergalt De Volkskrant mijn weekend-humeur. ‘De PvdA heeft de strijd gemeden,’ vindt Jan-Joost Lindner. Joop en ik hebben
| |
| |
blijk gegeven van ‘abominabel veldheerschap’. We hadden met name de bezuinigingen moeten invullen. Nu kunnen ‘alle gespecialiseerde machten zich organiseren om hun stand te verdedigen.’ We hebben ons machtsoverwicht niet uitgebuit. We hadden het CDA voor ‘de bekende keus tussen slikken of uithuilen bij de VVD’ moeten plaatsen. ‘Ik zou ook wel eens een stuk willen schrijven,’ denk ik en maak mijn column in de Roos in de Vuist af. De titel: ‘Vakantiegroeten uit Den Haag.’
Ik krijg Elseviers Frans van de Lugt op bezoek.
Opnieuw probeer ik slechts de zonzijde van de formatie onder woorden te brengen. ‘Het is niet eenvoudig een vertrouwenskloof van jaren in enkele maanden te overbruggen. En dat is waar we in feite mee bezig zijn en wat de duur van deze formatie beïnvloedt. Ik vind wel, dat er, als het lukt, een nieuwe wind moet gaan waaien tussen PvdA en CDA. Afspraak is afspraak, en dan moet je elkaar krediet geven.’
Ik heb dan nog geen kennis genomen van het Algemeen Dagblad, waarin Van Agt zegt: ‘De zaak is nog niet gepiept. En blijmoedig ben ik niet.’ Ik wel. Het is het eerste weekend sinds lange tijd ‘en familie’.
| |
Maandag 15 augustus
Opnieuw fractie. En steeds completer. Elke volgende vergadering zijn er wel weer een paar nieuwe, bruine koppen. Ik betrap mezelf op een nieuwe tekortkoming: vakantienijd. Dat de mensen weggeweest zijn, àlla, maar laten ze dan wel hun mond houden. De meesten zijn wel zo kies, maar een enkeling plaatst zichzelf ongegeneerd voor in de sprekersrij. Dan heb ik het eenvoudig niet meer.
Eentje maakte het laatst wel erg bont, nam als eerste het woord en begon zijn gal te spuwen over de gang van zaken. Hij had de formatie nu eens een maandje van een afstand bekeken en kon dus een beetje aanvoelen hoe het bij de mensen overkomt. Nou, dat was niet zo best. Hij was in Frankrijk geweest en erg onder de indruk geraakt van een tv-toespraak van Giscard d'Estaing over de werkeloosheidsbestrijding. We zouden ... maar verder kwam hij niet. Zeer tegen mijn gewoonte in had ik hem al buiten de orde gehamerd, grauw van woede.
Vandaag komen we bijeen om de negen restpunten inhoudelijk te bespreken. Over de abortus zijn we gauw klaar. We spreken af geen afspraak te maken, althans niet inhoudelijk. We hebben ministers nodig die willen tekenen voor de wil van het parlement.
Bewerkelijker is ons standpunt over kernenergie. Dat er bezuinigd moet worden, spreekt vanzelf (een grappenmaker doet het licht uit), maar dan. De strijd spitst zich toe op de vraag hoe wij ons program- | |
| |
ma, dat de bouw van kerncentrales in de komende regeerperiode uitsluit, moeten verstaan. Mag er ook geen besluit vallen over de bouw in latere jaren? Een stemming wijst uit wat het Congres destijds bedoeld heeft: met 18 tegen 17 wordt vastgesteld dat er ook geen beslissing mag worden genomen.
De temperatuur stijgt als we over de uitbreiding van de Ultracentrifugefabriek in Almelo beginnen. In ons program staat zonneklaar: geen uitbreiding. Het kabinet is echter bezig met internationale onderhandelingen die een uitbreiding onder bepaalde voorwaarden niet uitsluiten. Een deel van het kabinet zit nu in de fractie.
Ien van den Heuvel maakt er bezwaar tegen dat het überhaupt aan de orde komt. Sinds wanneer onderhandelen we met onszelf? Ze gaat ervan uit dat het program automatisch inzet is bij de onderhandelingen met het CDA. We besluiten de discussie toch maar even voort te zetten. Max van der Stoel licht ons in over de laatste stand van zaken in het internationaal overleg. Voor hem is het tegengaan van verspreiding van kernwapens hoofdzaak. Welke invloed kunnen wij daarop uitoefenen? Als wij afhaken: geen. Een Duitse ‘Alleingang’ is een benauwende gedachte. Hij heeft goede voortgang gemaakt bij het bevechten van een wereldwijd opslagsysteem voor plutonium onder internationaal beheer. Als dat lukt moeten we ja zeggen. Als dat niet lukt is het ook voor hem nee. Hij vraagt ruimte om door te gaan.
De fractie valt in drie stromingen uiteen. De eerste wil nu uitgaan van nee, hoe ook het internationaal overleg verloopt. De tweede wil uitgaan van nee, omdat dit in ons program staat, maar sluit een eventuele concessie niet uit. De derde wil, gehoord het betoog van Max, nu al de nodige ruimte scheppen. Ik stel vast dat de zaak nog niet rijp is voor een definitieve standpuntbepaling, vraag Ter Beek een inhoudelijke discussie voor te bereiden en beloof voorlopig mijn uitgangspunt te zullen zoeken in Voorwaarts, een titel die in deze zaak niet al te letterlijk moet worden genomen.
We raffelen nog snel even het mediabeleid af op voorspraak van Aad Kosto en besluiten morgen verder te gaan. Ik moet naar Joop.
Die zit klaar om mij weer aan het schrijven te zetten. De mondelinge procedure is immers goed gelopen.
Hij praat op dicteersnelheid. Abortus: initiatiefontwerp én gegarandeerd contraseign, maar hij sluit ook niet uit dat het kabinet, na overleg met de commissies uit beide kamers met een eigen ontwerp komt. In geen geval zullen we ons aan inhoudelijke onderhandelingen wagen.
Ontwikkelingssamenwerking: 1½% is het minimum, oneigenlijke posten zullen zoveel mogelijk uitgezuiverd worden.
| |
| |
Europa: streven naar een selectief groeibeleid naar Nederlands model, de overdracht van bevoegdheden moet hand in hand gaan met een verdere democratisering van de besluitvorming.
Zuidelijk Afrika: we zullen ons inzetten voor economische dwangmaatregelen, een beroep doen op het bedrijfsleven om niet meer in Zuid-Afrika te investeren, als overheid daaraan geen medewerking meer geven.
Kernenergie: de eerste twee te bouwen centrales zullen geen kerncentrales zijn. Het onderzoek naar een veilige berging van radioactief afval gaat onverminderd door.
De UCN: het kabinetsbeleid wordt voortgezet. Geen uitbreiding dan alvorens toereikende waarborgen zijn verkregen dat bij levering van verrijkt uranium aan derde landen misbruik wordt voorkomen.
Defensie: de nota '74 blijft uitgangspunt. Voor 1 januari moet er een nadere nota op tafel komen die een uitvoering binnen de meerjarenramingen waarborgt.
Het mediabeleid: bij nader inzien toch maar niet regelen. In bevriende omroepkringen staat men toch niet te juichen over de tweede ontkoppeling (lidmaatschap en omroepbladen).
Democratisering: Hier begint Joop te improviseren. Er vallen vertrouwenwekkende termen als de betrokkenheid van de burgers bij het bestuur, de ouders bij het onderwijs, de cliënten bij het welzijnswerk, de patiënten bij de gezondheidszorg, de huurders bij de woningbouwverenigingen.
Ik stop met schrijven en begin te lachen. ‘Dat hoor ik later dan wel,’ zeg ik. Er volgen nog tekstflarden op het gebied van onderwijs, volkshuisvesting en emancipatiebeleid. Het stakingsrecht is wel weer noteerrijp. Ik geef te kennen dat ik de suggesties aan alle kanten vind rammelen en ik stel voor dat Joop nog wat meer bedenk- en formuleertijd neemt.
Als ik de punten maar heb voor de fractievergadering van morgen.
Ik vertrek niet zonder zorgen over de ontvangst van Dries en Jan.
Op mijn progamma staat een vergadering van het Partijbestuur, terug van weggeweest. Ik tref een uitgerust en energiek gezelschap aan dat klaar zit om zich met frisse moed in de formatie te storten. Ik krijg weer last van vakantienijd en steek dat niet onder stoelen of banken. Niettemin is men erg kritisch over de tot dusver bereikte resultaten. De ene spreker na de ander wappert met de beschouwingen van Jan-Joost Lindner. Men trekt wat bij als ik de onderhandelingsresultaten stuk voor stuk tegen het licht hou van eerdere Partijraadsuitspraken. Ien maakt de balans op: de hervormingsvoorstellen zijn er goed uitgekomen. Ook het sociaal-economisch beleid is niet slecht, zij het dat er wat meer sturing in het beleid had gekund. Ik mag doorgaan, maar
| |
| |
moet er wel op rekenen dat het Partijbestuur de zaken wat meer op de voet zal volgen. Ik heb toch een beetje de pest in als ik na middernacht naar huis ga. Dat is echter weer snel vergeten als ik de deur achter me dicht trek. Ik blijk jarig te zijn.
| |
Dinsdag 16 augustus
In alle vroegte word ik toegezongen en met geschenken overladen. Ik ben 43 jaar geworden, maar voel toch iets van een blij, verwend kind. Met tegenzin vertrek ik weer naar Den Haag.
Als ik het kamergebouw binnenstap word ik van alle kanten gefeliciteerd. Ik ben verbaasd dat mijn verjaardag in zo'n brede kring bekend blijkt te zijn. Al snel kom ik er achter dat De Telegraaf er ruime aandacht aan heeft geschonken. Ik laat onmiddellijk een exemplaar aanrukken en lees de felicitatierubriek met grote argwaan. Ik kan echter geen kwaad woord ontdekken, integendeel, het is een allervriendelijkst stuk. Tot mijn schande moet ik bekennen dat het mij deugd doet.
De fractie zit al achter het gebak als ik binnenkom. Er is nog een jarige: Wim Meijer. Wij wensen elkaar geluk.
Als alle handen geschud zijn vraag ik de fractie om het mooiste geschenk dat ik kan bedenken: een korte, efficiënte vergadering. Een onmogelijk verlangen, omdat we praktisch de hele waslijst van Joop nog moeten behandelen, maar iedereen werkt zoveel mogelijk mee.
In snel tempo worden we het eens over de ontwikkelingssamenwerking en Europa. De suggesties van Joop met betrekking tot Zuidelijk Afrika worden van tafel geveegd. Op voorspraak van Van der Stoel en Duisenberg kiezen we voor de wenselijkheid van eenzijdige economische sancties. Exportvergunningen en kredietgaranties zijn voortaan uit den boze.
Bij de kernenergie geeft de fractie eenstemmig de voorkeur aan het de vorige dag geformuleerde standpunt boven de suggesties van de formateur. De UCN geeft meer problemen: enkele leden willen, nu Joop met een voorstel is gekomen, vandaag nog de knoop doorhakken, vooruitlopend op de afgesproken inhoudelijke discussie. Wim Meijer maakt er zelfs een ordevoorstel van, zijn eigen verjaardagsplannen wegcijferend. Mijn feestprogramma haalt echter een ruime meerderheid.
Het defensiebeleid neemt meer tijd in beslag. Na een pittige discussie besluiten wij de suggesties van Joop aan te vullen met het verlangen dat defensie niet zal worden uitgezonderd van de 4 miljard-operatie. Nieuwe NAVO-consultaties zullen daarbij niet uit de weg mogen worden gegaan.
| |
| |
Met de democratisering kunnen we nog geen kant op. Een plukje fractieleden zal een hanteerbare notitie voorbereiden.
Volkshuisvesting geeft aanleiding tot een nieuwe discussie over het sociaal-economisch beleid. Bij elke suggestie wordt door anderen om een prijskaartje gevraagd. Een poging zal worden gedaan om de financiering van de sociale woningbouw uit de begroting te lichten. Het woonlastenbeleid zal in het teken komen te staan van het nieuwe huuren subsidiebeleid, dat onverkort moet worden voortgezet.
De overige punten worden als hamerstuk afgedaan. Ik vertrek hals-over-kop naar huis. De eerste feestgangers zijn al gearriveerd.
| |
Woensdag 17 augustus
Terwijl ik mijn verjaardag vierde blijkt de CDA-fractie vergaderd te hebben over het abortusvraagstuk. De radio-wekker schettert mij wakker met de resultaten.
Van Agt: Het kabinet moet komen met een eigen wetsontwerp dat zich beweegt binnen de lijnen van het initiatiefontwerp van mevrouw Gardeniers en mevrouw Van Leeuwen. ‘Wij kunnen niet verder gaan dan dit wetsontwerp.’ Als dat niet kan moet de wet blijven zoals hij nu is. De regeringsfracties moeten zich verplichten om geen steun te verlenen aan parlementaire initiatieven. Van enigerlei verplichting tot ondertekening kan geen sprake zijn. De abortuskwestie is ons best een breuk waard. Zo, dat liegt er niet om.
Vol zorgen vertrek ik naar Den Haag. Ik weet dat een bikkelharde strijd nu onvermijdelijk zal zijn. Van Agt heeft bewezen op dat punt een die-hard te zijn die tot het uiterste kan gaan. Maar ik ben op dit punt ook geen gemakkelijk heerschap. Ook voor mij is het abortusvraagstuk een beginselzaak. Waar blijven wij met onze opvattingen over democratisering als de vrouw niet eens in staat wordt gesteld in vrijheid over haar eigen levensloop te beslissen? Waar staan wij met ons vertrouwen in de individuele verantwoordelijkheid van mensen als vrouwen niet in staat geacht worden zelf tot een gewetensvolle beslissing te komen? Over overheidsbetutteling gesproken, mijnheer Albedil? Wie betuttelt er eigenlijk in dit land? Vastberaden begeef ik mij naar Den Haag. ‘Hij zal een kwaaie aan mij krijgen,’ denk ik. ‘Ook voor ons is de abortuskwestie een crisis waard.’
Ik tref Joop aan in een uiterst sombere stemming. Het optreden van Dries heeft alle hoop op een snelle procedure de grond ingeboord.
Trouwens: alle andere punten blijken nu ook controversieel te zijn. Over de hele linie lijkt nu plotseling de oorlog te zijn uitgebroken.
Joop besluit om nu eerst maar te proberen de abortusknoop door te hakken. De andere onderwerpen moeten voorlopig maar in porte- | |
| |
feuille worden gehouden. Wat voor zin heeft het onszelf te pijnigen met de UCN als het misschien helemaal niet meer nodig is.
Ik besluit de pers te woord te staan. Nu het CDA de onderhandelingen onder de druk van de publiciteit heeft geplaatst, is enig weerwerk onvermijdelijk. Ik verklaar uitdrukkelijk dat ik alle respect heb voor het abortusstandpunt van het CDA, maar ook voor ons gaat het om een beginselstandpunt. Daarover kan niet worden gemarchandeerd. Gezien de meerderheidsopvatting in de kamer is geen andere oplossing denkbaar dan een procedure-afspraak. Het CDA mag in zo'n beginselzaak de parlementaire besluitvorming niet blokkeren. Als dat standpunt toch wordt doorgezet, maakt het CDA het land onregeerbaar.
De NRC publiceert een niet mis te verstaan commentaar. De uitschakeling van het parlementaire recht van initiatief, gekoppeld aan de begrenzing tot het eigen minderheidsstandpunt levert een ‘uit parlementair-democratisch oogpunt onaanvaardbare confessionele dwingelandij op’. Het CDA-standpunt ‘getuigt van een onverdraagzaamheid die zelfs - of eigenlijk juist - in principiële kwesties griezelige kanten vertoont.’
Een argumentatie die mij hardt in mijn strijdbare voornemens.
| |
Donderdag 18 augustus
Om twee uur treffen we elkaar op Algemene Zaken. De spanning is om te snijden. Ik pak mijn spullen uit en leg de Handelingen van het laatste abortusdebat op tafel met aangestreepte citaten van Hannie van Leeuwen, waarin ze op bekwame wijze uiteenzet waarom de huidige wet niet langer gehandhaafd mag worden. Dries grist het boekwerkje weg en begint te bladeren. ‘Ik krijg het moeilijk, zie ik,’ zegt hij. Samen nemen we de citaten alvast door. De nog aanwezige fotografen leggen dit gevoelige moment vast op de gevoelige plaat.
Als ze vertrokken zijn opent Joop grimmig de vergadering. ‘De standpunten staan diametraal tegenover elkaar,’ stelt hij vast. ‘Er is sprake van een algehele blokkade.’
Het heeft geen zin om naar een inhoudelijk vergelijk te streven. We moeten elkaars geloofwaardigheid niet op de proef stellen. Met zedelijke waarden mag niet worden gemarchandeerd.
De grote verschillen zitten hem niet in het voor of tegen abortus, maar in de waardering van de overheidstaak. Hij staat op het standpunt dat in dit soort persoonlijke keuzevraagstukken de overheid tot grote terughoudendheid verplicht is. Men moet de mensen de vrijheid laten om zelf verantwoordelijkheid te dragen. Waar hierover onvermijdelijk in het kabinet verschillend zal worden gedacht, kan slechts de par- | |
| |
lementaire weg uitkomst bieden.
Het zou onjuist zijn terug te grijpen op de bestaande wet. Er heeft zich een afwijkende praktijk ontwikkeld. Er is sprake van een grote rechtsonzekerheid, vanuit welk standpunt je de praktijk ook bekijkt. Daarom spreken alle programma's over de wenselijkheid van een nieuwe regeling. Als we dat nalaten plaatsen we de rechter in een onmogelijke positie. Sinds de indiening van het initiatiefontwerp Lamberts-Roethof heeft de rechter steeds een afwachtende houding aangenomen. Als nu zou worden afgesproken dat er geen wetswijziging komt, zal dit standpunt niet vol te houden zijn. De wet niet wijzigen betekent nog niet dat de status quo wordt gehandhaafd. Dat betekent nieuwe onzekerheden. Daar kan hij niet aan meewerken. Hij vraagt het CDA met klem om een ieder vrij te laten naar geweten te handelen en de parlementaire weg niet bij voorbaat af te snijden. Ik betoog dat ook voor de PvdA het abortusvraagstuk een beginselzaak is. We zijn niet bereid om inhoudelijke compromissen te sluiten. Er is geen andere weg mogelijk dan die van het parlementair initiatief.
Dries probeert ons gerust te stellen. De lijn Van Leeuwen-Gardeniers bevat al een rekbare formule die ruime marges laat voor verschillende interpretaties. Met het criterium van de geestelijke gezondheid van de vrouw kunnen de artsen best uit de voeten. Hij ontkent dat hier voor de overheid geen taak zou zijn weggelegd. Er is bij vrouwen toch een sfeer van gemakzucht ontstaan. De overheid heeft tot taak in de bres te springen voor de bescherming van het ongeboren leven.
Joop vraagt Dries van zijn hart geen moordkuil te maken. ‘Zeg nu eens echt hoe er in jullie kring over de bestaande praktijk wordt gedacht.’
Een sfeer van grote openhartigheid ontstaat. Zachtjes gaat Dries verder. ‘Voor ons is de wording van het leven gelijk aan het leven zelf. Er is geen principieel verschil tussen het doden van een kind in of buiten het moederlichaam. Abortus is dus kindermoord.’
Hij gaat verder: de normatieve grenzen verschuiven in razend tempo. Het bestaan van de Bloemenhovekliniek is een schrikbeeld. Abortus boven 12 à 13 weken is nu doodnormaal. ‘Hoe ligt die grens over enkelejaren?’ vraagt hij zich af. ‘De Achillespees in ons CDA-standpunt is dat wij machteloos staan om de bestaande praktijk nog terug te draaien. Het vervolgingsbeleid stuit af op het gesloten front van de artsenstand.
Met geen mogelijkheid kunnen wij echter meewerken aan een versoepeling van de norm. Noch politiek, noch staatsrechtelijk kunnen wij verantwoordelijkheid nemen voor een contraseign.’
Jan Terlouw neemt een hard standpunt in. ‘Het is als wetgevers onze
| |
| |
plicht om wet te geven, niet om dat na te laten,’ zegt hij. ‘Gezien de aard van ons politieke bestel mag het CDA de parlementaire weg niet afsnijden. Dat is in strijd met de werking van de parlementaire democratie.
De wetgever kan zijn verantwoordelijkheid niet delegeren. Praktijk en wetgeving moeten weer in overeenstemming worden gebracht.’
Den Uyl stelt vast dat er noch inhoudelijk, noch procedureel een vergelijk in zicht is. Hij nodigt de drie fracties uit zich te beraden op mogelijkheden om de blokkade te doorbreken. Zien Van Thijn en Terlouw mogelijkheden om voorwaarden te formuleren waaronder in de huidige situatie zou kunnen worden berust? Zo nee, kan Van Agt dan de voorwaarden noemen waaronder de weg van een initiatiefontwerp zou kunnen worden geaccepteerd?
Jan en ik hebben ons antwoord snel klaar. We zien niet in hoe wij in de huidige situatie zouden kunnen berusten. Dat zou onvermijdelijk tot grotere onzekerheid leiden en tot nieuwe maatschappelijke onrust.
Dries: ‘Beide vrienden zijn duidelijk, maar niet coöperatief.’ Hij is ontmoedigd. Hij is bereid naar zijn fractie te gaan met de mededeling dat er nu geen inhoudelijke overeenstemming is te verkrijgen. Misschien later, in een rustiger sfeer. Waarom zouden we niet een beraadsgroep op poten zetten van mensen die minder gefixeerd zijn dan wij? Er zijn beste nieuwe inzichten te verwachten. Hij wijst op een idee van de Nijmeegse hoogleraar Gerard Mulder: die wil de norm in de wet handhaven, maar daarin een vervolgingsuitsluitingsgrond opnemen.
Hij is bereid te bevorderen dat er rust komt op het abortusfront. Terwijl de beraadsgroep zich beraadt zal het vervolgingsbeleid niet worden gewijzigd. Niet omdat wij daarover een afspraak zouden kunnen maken, we kunnen volstaan met een verwachting uit te spreken. Het O.M. onderneemt toch niets op eigen houtje.
Ik huiver en spreek mijn verbazing uit over deze gedachte. ‘Blijkbaar ligt het abortusvraagstuk toch minder principieel dan ik dacht. Waarom dan wel zo'n principieel verzet tegen een initiatiefontwerp?’
Dries: ‘Omdat ik mij niet kan committeren aan een contraseign.’
‘Dat hoeft ook niet,’ zegt Joop. Niemand kan in geweten gebonden worden. Maar staatsrechtelijk maakt het enig verschil of je het kabinet verhindert te contrasigneren of als individuele bewindslieden bij zo'n besluit aftreden. Dat kan tot een crisis leiden, maar dat moet dan maar. Maar een minderheid kan zich niet veroorloven een meerderheidsbeslissing te blokkeren. De gewetensnood van bewindslieden mag niet de vrijheid van parlementaire besluitvorming in de weg staan.
| |
| |
Ik wijs erop dat het abortusvraagstuk juist zijn geladenheid ontleent aan de mededeling van de minister van Justitie in de verkiezingen dat hij de totstandkoming van de wet zou blokkeren. Nu kunnen we daar niet meer omheen. Er moeten garanties komen dat dit niet weer kan gebeuren.
Jan Terlouw sluit zich daarbij aan. Hij is niet bereid in te stappen op de beraadsgroep. ‘Dat is een te grote gok.’
Joop ziet daar ook niets in. ‘Me dunkt dat de politieke discussie nu wel gevoerd is, al tien jaar lang, te beginnen met de staatscommissie Kloosterman. We hebben pas uitstekende kamerdebatten gehad.’ Wel voelt hij iets voor een technische commissie, als door professor Muntendam voorgesteld, die in enkele maanden de meest recente ontwikkelingen op een rijtje zou kunnen zetten, ter informatie van het parlement.
Hij zal nog één poging doen nieuwe voorstellen te formuleren en nodigt ons uit daar morgenochtend kennis van te komen nemen.
Wij kunnen die dan morgenmiddag aan onze fracties voorleggen.
We gaan uiteen met de afspraak dat wij gezien de kritieke fase waarin de formatie verkeert, geen publiciteit zullen zoeken. Dat is ook niet nodig. Die avond verschijnt Wim Aantjes in Brandpunt om het CDA-standpunt nader toe te lichten. ‘Den Uyl heeft een grote fout gemaakt,’ zegt hij. Een formateur is verplicht om een uiterste poging te doen inhoudelijk tot een vergelijk te komen. Den Uyl kan gemakkelijk zeggen dat hij de beslissing aan het parlement wil overlaten. Hij weet dat de uitkomst is dat de PvdA dan zijn zin krijgt.
Het is ook nooit goed, denk ik. Als wij als minderheid voor onze mening vechten dan proberen wij op ondemocratische wijze onze wil door te drukken. Als wij vanuit een parlementaire meerderheidsopvatting opereren deugt het ook al van geen kanten. Hoe dan wel, broeders?
| |
Vrijdag 19 augustus
Een nieuwe dag in de formatie, wellicht met nieuwe perspectieven. Mijn bitterheid over Aantjes is weer verdwenen. Omzien is er niet bij, laat staan in wrok. Ik leef van dag tot dag, anders heb je geen leven meer. Met frisse moed stap ik Algemene Zaken weer binnen, benieuwd naar de nieuwe concept-conclusies die Joop, stellig weer in de kleine uurtjes, heeft gebrouwen.
‘Ik heb de methode-Albeda gevolgd,’ zegt Joop met een slimme blik. Voorop staan enkele uitgangspunten. We lezen gretig. Ik streep enkele sleutelzinnen aan. ‘Uit een oogpunt van bescherming van de rechtsorde is het niet aanvaardbaar, dat een bestaande wettelijke regeling en
| |
| |
een maatschappelijk aanvaarde praktijk gedurende een lange periode zo sterk van elkaar blijven afwijken.’
‘Voor alle betrokken groeperingen geldt dat ten aanzien van de essentiële inhoud van de te treffen regeling marchanderen uitgesloten is.’
‘Gelet op de noodzaak van een nieuwe regeling kan en mag dat niet anders betekenen dan dat het nieuwe kabinet het tot wet worden van een door beide Kamers aanvaard initiatief-ontwerp niet zal tegenhouden. Dat laat onverlet de vrijheid van bewindslieden individueel om zich niet vooraf te binden met de te nemen beslissing akkoord te gaan. De kabinetsbeslissing als zodanig mag daardoor echter niet ongedaan kunnen worden gemaakt.’
Het is niet de methode-Albeda. De uitgangspunten hebben het karakter van concrete conclusies. De conclusies zijn dan ook een samenvatting van de uitgangspunten.
1. | Het kabinet acht de totstandkoming van een nadere wettelijke regeling van abortus geboden. |
2. | Het nieuwe kabinet zal terzake van abortus een initiatief van de kamer afwachten. |
3. | De minister van Volksgezondheid zal zo spoedig mogelijk een commissie instellen, die tot taak krijgt binnen enkele maanden te rapporteren omtrent feiten en omstandigheden terzake van abortus ... Ze wordt samengesteld volgens de criteria, genoemd in wetsontwerp 13.909 (het PvdA/VVD ontwerp). |
4. | Mocht een initiatief-ontwerp een meerderheid in beide kamers verkrijgen, dan zal het kabinet het tot wet worden van dit ontwerp bevorderen, onverlet latende de vrijheid in geweten van individuele bewindslieden. |
5. | In afwachting van indiening en behandeling van een ontwerp terzake wordt ervan uitgegaan, dat geen wijziging wordt gebracht in de thans geldende praktijk, dat geen gerechtelijke stappen worden ondernomen resp. rechterlijke uitspraken uitgelokt, anders dan op ernstig vermoeden van kennelijke onzorgvuldigheid in de medische behandeling. |
Dries reageert kort maar krachtig: ‘Zo lukt het niet.’ Punt. Hij lanceert een tegenvoorstel:
1. | Een beraadsgroep die ruim de tijd krijgt; |
2. | Geen steun aan enig initiatief terwijl de beraadsgroep bezig is; |
3. | Volksgezondheid verscherpt het medisch toezicht, het Openbaar Ministerie zal zich terughoudend opstellen. |
Jan signaleert dat de kloof wel erg groot is. Hij wil op zijn minst nog de garantie dat individuele bewindslieden het kabinet niet verlaten
| |
| |
voordat de beslissing over het contraseign is gevallen.
Joop reageert mismoedig. ‘Dit kan betekenen dat ik wéér niet slaag met alle zwaarwegende gevolgen vandien.’ Hij vindt dat niet redelijk. Het CDA kan later een crisis maken en ontleent aan die mogelijkheid de nodige invloed. Meer wapens zijn nauwelijks denkbaar.
Een beraadsgroep betekent dat we weer van voren af aan beginnen met alle onzekerheid van dien. De fact-findingcommissie heeft een andere taak. Zij verschaft ons de nieuwste inzichten die het mogelijk maken respectvol met elkaar om te gaan, voorkomt overhaasting maar veroorzaakt geen eindeloos oponthoud.
Wat denkt het CDA te kunnen bereiken als het dit afwijst? Hoe denkt het een parlementaire meerderheid te kunnen verwerven om de bestaande praktijk terug te draaien?
Ik wijs erop dat de ingebouwde crisis geen fraaie oplossing is in een regeerakkoord, maar wel onvermijdelijk. Beide partijen vinden immers dat abortus een crisis waard moet zijn.
Het betekent in feite dat het CDA zich niet bij voorbaat behoeft te committeren. Iets anders zit er niet in, wil het CDA de vorming van een meerderheidskabinet, van welke samenstelling ook, niet volledig onmogelijk maken.
Dries vraagt waarom er over het contraseign eigenlijk iets afgesproken moet worden. Hoe het kabinet getalsmatig ook zal worden samengesteld, zelfs in de Andriessen-formule (8 CDA, 7 PvdA, 1 D'66) is het contraseign verzekerd. ‘Wij zullen zeker niet de plaat poetsen voordat er een beslissing is genomen. Dat zou malafide zijn. Trouwens: ook als we opstappen wordt er getekend, dus waarom zouden we?’ Hij stelt voor op zien komen te spelen. Jan wijst erop dat het CDA door op te stappen een contraseign kan voorkomen. Het kabinet is dan immers gevallen, voordat er een beslissing is genomen.
De vergadering wordt in een malaisesfeer opgebroken. De fracties zitten te wachten. We zwermen uit.
De PvdA-fractie komt bijeen op het ministerie van Financiën. Het kamergebouw is bezet door architecten die meedingen in de prijsvraag voor een nieuw kamergebouw. Wat zou er eerder zijn, vraag ik me af: een nieuwe abortuswet of een nieuw gebouw?
De vergaderaccomodatie op Financiën is ultramodern, zodat we vast de sfeer van het nieuwe kunnen proeven. Maar de fractie reageert als vanouds: boordevol kritiek. Grote bezwaren heeft men tegen de ingebouwde crisis. Wat een onzin om de gewetensruimte voor bewindslieden vast te leggen: dat spreekt óf vanzelf, óf het heeft politieke betekenis, maar dan geven we het CDA alle ruimte om onder het contraseign uit te kruipen. Dan hebben we geen kabinet en geen abortuswet.
| |
| |
Uiterst argwanend kijkt men aan tegen de commissie-Muntendam. Is het een ‘schaamlapje’ of bedoelt het een verkapte beraadsgroep te zijn?
Mijn mededeling dat nog is voorgesteld én de norm én de praktijk te handhaven veroorzaakt de nodige opschudding. Over gewetensnood gesproken. Dat komt ons echter te staan op een college Romeinse rechtsfilosofie van David Ooijen die priester is: ‘De ethische norm is alles, de praktijk is niets.’ Overigens heeft hij als ‘andersdenkende’ geen behoefte om zijn persoonlijke overtuiging via enigerlei wet aan de bevolking op te dringen. Ik roep de fractie op tot verdraagzaamheid. Wij vragen het CDA niet onverdraagzaam te zijn tegenover een parlementaire meerderheid. Laten wij dan niet onverdraagzaam zijn tegenover een minderheid. Het is teveel gevraagd van het CDA om zich medeverantwoordelijk te maken voor een wet die tegen hun opvattingen indruist. Wel mogen wij eisen dat zij zo'n wet niet tegenhouden. Dat is de essentie van deze conclusies. De fractie gaat unaniem met deze lijn akkoord.
Voordat ik mij naar het Catshuis begeef voor de afrondende bespreking, steek ik mijn licht nog op bij Burger, die eerder met het bijltje gehakt heeft. Die zegt toch wel onder de indruk te zijn van de argumentatie van Aantjes dat het kabinet primair een eigen verantwoordelijkheid heeft. Is er niet een tussenoplossing denkbaar die dat tot uitdrukking brengt? Ik zie die oplossing niet zo zitten, maar de gedachte blijft mij bezighouden.
Zuchtend scharen wij ons weer om de ministerstafel in het Catshuis. Voordat wij beginnen stormen er echter drie rechercheurs de kamer binnen: er is een bommelding. Ze trekken alle laden en kasten open en werpen een blik onder de tafel. Loos alarm, stellen we vast. Ze verdwijnen, maar de situatie blijft uiterst explosief.
‘Mijn fractie is unaniem akkoord,’ meld ik. ‘De mijne is unaniem tegen’, zegt Dries. Baas boven baas. Zijn voorstel om op zien komen te spelen heeft al tot grote emotionaliteit geleid. ‘We spelen geen kiekeboe,’ is er in zijn fractie geroepen. We kunnen ons indenken hoe slecht dan wel niet de voorstellen van Joop zijn gevallen. Hij doet een dringend beroep op ons in die beraadsgroep te stappen. Dat betekent dat het CDA in principe bereid is om haar uitgangspunten ter discussie te stellen en dat is niet niks. Voor drie fractieleden ging dat al te vér, één van hen stond al met een half been buiten het CDA. Dries verklaart zich bereid de beraadsgroep slechts twee jaar te geven. Wij wisten niet dat er ook aan langere termijnen werd gedacht.
Jan heeft zijn fractie met moeite achter deze conclusies gekregen, maar er is wel een mits: op Justitie moet iemand komen die er van
| |
| |
harte achter staat. Er valt een pijnlijke stilte.
Joop ziet het niet meer zitten. Hij heeft al een ontwerp-ontslagbrief geschreven. Wie komt er nu in hemelsnaam nog aandragen met een beraadsgroep? Acht jaar lang hebben samenleving en politiek zich beraden. Er zijn wel vijf wetsontwerpen geweest en wel honderd demonstraties. We hebben afschuwelijke incidenten gekend die de sfeer hebben vergiftigd, maar ook waardige kamerdebatten met magistrale betogen van Hannie van Leeuwen in de Tweede Kamer en Brongersma in de Eerste Kamer. Wat moet die beraadsgroep nu nog? De sfeer wordt verbeten.
Ik spreek Dries persoonlijk toe. Wat wil je nu bereiken? Als minister heb je het politieke klimaat met je principiële stellingname keer op keer op de proef gesteld. Jouw abortusstandpunt ging boven het belang van de politieke samenwerking en het voortbestaan van het kabinet. Anderzijds betrek je de beginselloze stelling dat de bestaande praktijk nog tijden gehandhaafd mag blijven mits maar niet getornd wordt aan de norm in de wet. Wat moeten we daar nou mee?
Deze keer klapt Dries niet dicht. Onze persoonlijke verstandhouding kan inmiddels wel een stootje velen.
‘Denk niet dat ik geen twijfels heb,’ zegt hij. ‘Mijn stellige overtuiging gaat voortdurend vergezeld van het besef van feilbaarheid van eigen denken. Ik mocht willen dat mijn vrienden zoveel zelfkritiek hadden.’ Schamper wijst hij erop dat in de zes jaar dat hij minister is er 14 klinieken tot stand zijn gekomen. Het is juist deze twijfel die ons bereid doet zijn onze a priori's los te laten. Waar blijft jullie bereidheid om dat te doen? Hij vraagt ons nu eindelijk eens serieus in te willen gaan op de gedachte van een beraadsgroep.
‘De beraadsgroep is het parlement,’ zeg ik.
Zo praten wij nog uren door in wisselende gemoedstoestanden. Soms verbeten, dan weer uiterst begripvol, meestal zakelijk, een enkele keer hoogst persoonlijk. ‘Wie polariseert er nu, Dries?’ We proberen de gevolgen van een eventuele mislukking onder ogen te zien.
‘Wat gaan jullie doen als het hierop afspringt?’ vraag ik. ‘Dan kan ik niet opnieuw een opdracht weigeren om met de VVD te gaan praten’, zegt Dries. ‘Die zullen heel wat inschikkelijker zijn.’ Ik vrees dat hij daarin gelijk heeft. Er komen nieuwe suggesties op tafel, bescheiden tekstwijzigingen. Het mag niet baten. ‘Het is monnikenwerk,’ verzucht Joop. Het is weer vér na middernacht, tijd voor de kaasblokjes.
‘Waarom zouden we niet gewoon neerschrijven hoe de vlag erbij staat,’ stel ik voor: ‘PvdA en D'66 vinden dat een wetsontwerp tot wet moet worden. Het CDA denkt daar anders over.’ Dries denkt na. ‘Zo is het ook weer niet,’ zegt Dries, ‘wij wensen ons op generlei wijze te
| |
| |
voren vast te leggen. Niet positief en niet negatief.’
Joop schrijft al: ‘PvdA en D'66 zijn van oordeel dat het kabinet een wetsontwerp dient te contrasigneren. Hun bewindslieden dienen zich dienovereenkomstig te gedragen. Het CDA acht het onjuist zich daarop bij voorbaat vast te leggen.’
Dries denkt weer na, tuurt op zijn aantekeningen, streept plotseling energiek iets door en zegt: ‘Akkoord’, dat wil ik proberen, mits de punten 1, 2 en 3 geschrapt worden. ‘De commissie ook,’ vraagt Joop verbaasd. ‘Die commissie kun je houden,’ zegt Dries.
Jan vliegt tegen het plafond. ‘Als je de noodzaak van een wettelijke regeling schrapt (punt 1) dan heeft 4 nauwelijks meer betekenis,’ roept hij wanhopig uit. Ik val hem bij: ‘Dat is essentieel.’
Opnieuw ontstaat er discussie over de vraag of CDA-ministers het contraseign zouden kunnen blokkeren. Dries herhaalt zijn mening een dergelijk gedrag malafide te vinden. ‘Je loopt niet weg omdat je een besluit vreest, maar omdat een besluit genomen is.’ Toch blijven er vragen.
Kan een demissionair kabinet zo'n besluit nog effectueren? Zal de kamer, als dit controversieel ligt, dat besluit nog in de weg staan?
Ik voel mij op glad ijs en neem mij voor een deskundige in de arm te nemen. We besluiten de zaak over het weekend heen te tillen.
| |
Zaterdag 20 augustus
Opland tekent vier heren in een donker kamertje, verhit discussiërend onder een miezerige schemerlamp. Nachtelijk beraad: Vier Heren Over De Rechten Van De Nederlandse Vrouw. ‘Sorry hoor,’ zeg ik tegen Hedy.
| |
Maandag 22 augustus
De geleerde heet professor Prakke. Hij heeft de hele ochtend voor me uitgetrokken en voor dit doel alles herlezen wat er te lezen viel. De handboeken heeft hij bij zich. Het college begint bij Oud: Constitutioneel Recht, deel I, blz. 394: de vrije kwestie. Ik neem ijverig dictaat op. Via Marchant in 1925 komen we bij Geertsema in 1971: de wet op de gewestvorming. Het toenmalige kabinet besloot het eindoordeel aan de kamer over te laten: amenderen staat vrij.
Een gedachte flitst door mij heen: zou het kabinet dan niet toch het voortouw kunnen nemen, onder het beding dat aan de kamer het eindoordeel wordt gelaten?
We praten door over het contraseign. De vragen van vrijdagnacht passeren de revue. Wat kan een demissionair kabinet nog doen? Prakke is in zijn element. Hij behandelt de ene casuspositie na de ander. Met
| |
| |
progressieve bewindslieden op Justitie en Volksgezondheid zijn de problemen te overzien. Met een CDA-er op één van beide posten wordt het ingewikkelder. Dan is een progressief rompkabinet onvermijdelijk. Maar welke garantie heb je dat zo'n kabinet bij een tussentijdse crisis kan optreden?
Formeel-juridisch is het niet waterdicht te maken. De gaten moeten door politieke afspraken worden gedicht.
Ik neem contact op met Joop. ‘Misschien is er toch een opening te maken via een kabinetsontwerp, als maar vaststaat dat aan de kamer de eindbeslissing wordt gelaten.’ Joop pakt de gedachte met beide handen aan. Voordat ik naar de vervolgbespreking ga, raadpleeg ik het fractieburo. Men reageert huiverig. Een kabinetsontwerp valt buiten het fractiemandaat, vindt men. Maar ik weet dat ik het punt al heb weggegeven. Ik kan niet tot in het absurde met Joop blijven onderhandelen. Het is ook mijn plicht te voorkomen dat hij opnieuw mislukt.
Als ik op Algemene Zaken kom liggen de nieuwe conclusies al klaar. Joop heeft mijn suggestie opgepakt.
‘Het kabinet kan terzake initiatieven nemen. Het is mogelijk, dat de ministers van Volksgezondheid en Justitie in overleg met de beide kamercommissies een wetsontwerp voorbereiden, onder het beding dat ze er geen kabinetskwestie van zullen maken als de kamers aan een andere oplossing de voorkeur zouden geven...
Het is ook denkbaar, dat initiatieven uit de kamer worden afgewacht. Het nieuwe kabinet zal zo spoedig mogelijk haar voorkeur aan de kamer meedelen...
Het nagestreefde parlementaire meerderheidskabinet is alleen te vormen indien de partners bereid zijn uiteindelijk abortus als een vrije kwestie te beschouwen, d.w.z. dat het parlement het laatste woord houdt.’
Joop licht de concessie toe. Het CDA maakt niet ten onrechte bezwaar tegen het automatisme van het PvdA/VVD-initiatief. Vandaar de mogelijkheid dat eerst binnen het kabinet geprobeerd wordt tot overeenstemming te komen, rekening houdend met de meerderheidsopvatting van de kamer.
Ik teken toch maar wat reserves aan.
Maar Dries ziet weinig nieuwe gezichtspunten. Naar de letter is het nieuw, naar de praktijk niet. We weten immers bij voorbaat hoe de kamermeerderheid er over denkt?
Jan kijkt zeer bedenkelijk. Zijn Partijraad heeft hem in het weekend op scherp gezet. Er is wel degelijk verschil met de vorige voorstellen, maar dat is geen verbetering. Nu wordt er binnen het kabinet toch in- | |
| |
houdelijk onderhandeld met alle gevaren van verder uitstel. Hij ziet er weinig in, maar wil Joop toch niet de pas afsnijden om het te proberen.
Joop verdedigt zijn nieuwe conclusies met de macht der wanhoop. Hij heeft een uiterste poging willen doen om toch de eigen verantwoordelijkheid van het kabinet tot gelding te brengen. Daar heeft het CDA toch zo op aangedrongen? Maar verder kan hij niet gaan. De kamer moet het eindoordeel gelaten worden. Dat moet toch in goed vertrouwen zijn af te spreken? Het CDA zit op twee sporen: enerzijds wil men medeverantwoordelijkheid, anderzijds wil men zich niet committeren aan de einduitkomst. ‘Wat moet ik daar nu mee?’
Ik glip er even tussen uit. Hedy is op de televisie in Achter het Nieuws. Het gaat over het abortusvraagstuk. Ik kijk stiekem bij de kamerbewaarder. Vraag: ‘U denkt dat die vier heren eigenlijk niks met elkaar kunnen afspreken?’
Hedy: ‘Ik geloof dat niet alleen, ik wil het natuurlijk ook niet, ik vind dat er alleen maar onheil van te verwachten is...’
‘Het betreft een ontzettend belangrijk punt dat toch het persoonlijke leven van de mensen heel direct aangrijpt en benadert. Ik geloof dus dat het wel de moeite waard is om daar voet bij stuk te houden en misschien van beide kanten...’
Eén van die heren ben ik. Ze voelt de situatie goed aan. Toch hebben we er samen praktisch niet over gesproken. Hoe gek het ook lijkt voor twee kamerleden, de politiek is niet ons favoriete gespreksthema thuis. Zelfs het abortusvraagstuk, dat ons beiden zo bezighoudt, geeft geen aanleiding tot gemeen overleg. Juist omdat het zo diep geworteld zit in onze levensovertuiging, hoeven we er weinig woorden aan vuil te maken. We weten dat we op één lijn zitten. Ik vind dat ze het prima doet.
Ik heb wel een binnenpretje als ik merk dat ze in mijn papieren heeft gegrabbeld en de conclusies van Joop aanhaalt, inclusief een correctie. Die correctie had ik aangebracht willen zien, maar dat is niet aanvaard. Het is niemand opgevallen. Ik ga weer terug naar de vergadering.
Joop is nog of weer aan het woord. Hij bestrijdt de beraadsgroep. Blijkbaar heeft Dries die weer opgeworpen. Ik heb weinig gemist. De argumenten herhalen zich. De nieuwe gedachte heeft niet tot de verwachte opening geleid.
Joop: ‘Of je het nu zus doet of zo, onder geen beding mag het CDA de totstandkoming van een wet blokkeren. Het gaat om de parlementaire democratie. Ik sta voor een eerlijke handel, voor respectabele democratische opvattingen, waarbij de meerderheid rekening houdt met de minderheid, maar waarbij de minderheid de meerderheidsopvatting
| |
| |
uiteindelijk niet mag tegenhouden.’
Joop is beginselvast. Er is in de partij veel wantrouwen dat hij op dit punt gemakkelijk door de wind zal gaan. ‘Jou vertrouwen we meer,’ heb ik herhaaldelijk te horen gekregen. Hoe komen ze erbij. Joop is bereid zijn formatie en zijn kabinet op het spel te zetten.
En die staan op het spel. Dries weigert de conclusies te aanvaarden. De ingebouwde crisis is geen uitweg. Als het CDA in deze procedure stapt, aanvaardt het van stonde af aan verantwoordelijkheid voor de einduitkomst. Van een non-commitment is geen sprake. Hij oppert nog één mogelijkheid: Het kabinet neemt twee jaar om tot een ontwerp te komen. In die tussentijd gebeurt er niets.
Ik loop rood aan. ‘Zou de formateur deze variant door het CPB willen laten doorrekenen,’ roep ik sarcastisch en verlaat woedend de vergaderzaal om even naar huis te bellen.
Als ik terugkom is de vergadering gesloten. De fracties moeten het maar zeggen.
Als we Algemene Zaken willen verlaten staat de uitgang zwart van de pers. We mompelen dat de situatie kritiek is en dat we geen commentaar kunnen geven. ‘Heeft Van Thijn commentaar op de uitspraken van het Eerste Kamerlid d'Ancona,’ vraagt Henk Enklaar met een veelzeggende grijns, terwijl hij een microfoon onder mijn neus duwt. Dat heb ik niet, althans niet tegen hem.
| |
Dinsdag 23 augustus
Ik ben erg gespannen als ik de fractievergadering open. Er staat veel op het spel. Joop mag niet weer mislukken. Er valt weinig meer aan de voorstellen te sleutelen. Maar ik heb ook geen zin in een verdeelde fractie. Nooit, maar nu zeker niet. Ik pas er voor om bij het abortusvraagstuk een minderheid te zien ontstaan die principiëler zegt te zijn dan ik zelf. Het is een schrikbeeld voor me om door wie dan ook straks afgeschilderd te kunnen worden als de man die het beslissingsrecht van de vrouw verkwanseld heeft. Ik zal net zo lang knokken tot ik het laatste fractielid over de streep heb.
Het lijkt een onmogelijke opgave te worden. De eerste spreker is al mordicus tegen. ‘De conclusies zijn aanmerkelijk verslechterd,’ vindt hij. ‘De garanties dat een wetsontwerp het Staatsblad haalt zijn onvoldoende. De weg via het kabinet zet de deur open voor gemarchandeer.’ We zijn te vér van huis geraakt. De éne spreker na de ander sluit zich daarbij aan. Men spreek van ‘Emmenthaler kaas’: het barst van de gaten. Zo'n drie uur lang zit ik te rijden op mijn stoel. Unanimiteit? Ik mag blij zijn als het nog een krappe meerderheid wordt. De felste opposant is, tot mijn stomme verbazing, Marcel van
| |
| |
Dam. Hij houdt een indrukwekkend betoog. ‘Ik zou, als ik tijdens het laatste kamerdebat in de fractie had gezeten, tot de minderheid Franssen-Van Ooijen hebben behoord,’ zegt hij. ‘Maar wat hier aan de gang is druist in tegen elk beginsel van rechtsorde en democratie. Het is onaanvaardbaar wanneer zedelijke normen via het strafrecht worden opgelegd aan de bevolking als geheel. Dat gebeurt als een minderheid in de gelegenheid blijft een wetswijziging te blokkeren.’ Hij is destijds niet ‘doorgebroken’ om nu een knieval te maken voor een politiek van ‘christen-democratische morele hoogmoed’.
Gelukkig zijn er ook een paar die het voor de conclusies opnemen. Onder hen Aad Kosto en Ineke Haas-Berger, beiden jurist, beiden feminist. Ik maak mij op voor een langdurig tegenbetoog, punt voor punt weerleggend aan de hand van inderhaast gemaakte krabbels in de kantlijn. Ik voel mij zeker van mijn zaak.
Puttend uit de vele bronnen die Prakke voor mij heeft aangeboord, ontzenuw ik de juridische bezwaren tot in de kleinste finesses. Ik toon aan dat in alle stadia het parlement het laatste woord heeft, zowel bij de kabinetsweg als bij die van het parlementair initiatief. Er kan een crisis van komen, maar de legalisatie van de abortus is dan een feit. Wat kan men nog meer verlangen? Het belang van de vrouw gaat boven dat van het kabinet. Hoe kun je nog duidelijker tot uitdrukking brengen dat dit vraagstuk voor ons de allerhoogste prioriteit heeft? We zijn bereid om terwille van de zaak tweemaal het kabinet-Den Uyl in te leveren. Nu, bij de totstandkoming en straks tijdens de rit. De afspraken sluiten een tussentijdse blokkade uit. Als men het in de boezem van het kabinet niet eens wordt zullen initiatieven uit de kamer worden afgewacht. Dan een crisis maken is woordbreuk. Kwade trouw is niet te regelen. Men moet het akkoord beoordelen op wat er te goeder trouw wordt afgesproken. Opnieuw vraag ik van de fractie om ook van onze kant verdraagzaamheid te betrachten. Je mag van het CDA verlangen dat ze een eindbeslissing niet zullen torpederen, je mag niet verlangen dat ze zich er bij voorbaat bij neerleggen.
Mijn betoog heeft indruk gemaakt. In de tweede ronde verklaart de ene opposant na de ander overtuigd te zijn. Sommigen verklaren niet geheel overtuigd te zijn, maar hun twijfel weegt niet op tegen het krediet dat zij bereid zijn mij te geven. Maar het is mij niet genoeg: enkelingen blijven tegenstribbelen. Ik rust niet eerder voordat ik ook hen binnenboord heb gehesen. Dat lukt met een laatste voorstel. Ik zal de formateur een schriftelijk jawoord sturen, waarin ik nog een aantal puntjes op de i zet. Ik stel voor te schrijven dat wij eenstemmig akkoord gaan met de voorstellen, ‘waarvan de essentie is dat in ieder stadium van de procedure de volksvertegenwoordiging de beslissende
| |
| |
stem zal hebben.’ Ik zal daaraan nog de volgende kanttekeningen toevoegen:
1. | Het feit dat niet wordt uitgesloten dat na de beslissing over het contraseign een crisis kan ontstaan, betekent dat in geen stadium dat aan dit besluit voorafgaat het abortusvraagstuk tot een crisis zou kunnen leiden. |
2. | Wij behouden een voorkeur voor de weg van een parlementair initiatief, maar zijn bereid de keuze van het kabinet terzake af te wachten. |
3. | Wij gaan ervan uit dat alle bewindslieden zullen meewerken aan een zodanige besluitvorming dat in geen enkel stadium onnodige vertraging zal kunnen ontstaan. Wij stellen voor bij het optreden van het kabinet een tijdschema af te spreken. |
4. | Aan de termijn die de fact finding-commissie krijgt moet strikt de hand worden gehouden. Er mag geen opening worden geboden tot enigerlei inhoudelijke discussie. |
Inderdaad gaat de fractie eenstemmig akkoord. Ik haal verlicht adem. Van alle kanten word ik gefeliciteerd. Wel voel ik mij uitgeput. De vergadering heeft zeven uur geduurd.
Er is geen tijd om even op adem te komen. De pers moet te woord worden gestaan. De publiciteitsslag begint. De pluriformiteit van pers en omroep is niet in alle opzichten een zegen. De persconferentie duurt lang.
Veel kritische vragen worden gesteld. Het lijkt wel een tweede fractievergadering, maar ik breng het niet op ten tweede male te vlammen. Daarna nog vijf radiogesprekken en tweemaal op de beeldbuis. Ik voel me als in een tredmolen. Mijn woorden draaien in een kringetje rond. Terwijl ik spreek vergeet ik wat ik gezegd heb.
Het is allemaal voor niets geweest. In de CDA-fractie blijken de zeeën hoog te zijn gegaan. Te hoog. Opnieuw dreigt Joop te stranden. Dries heeft gebeld om een brief aan te kondigen.
| |
Woensdag 24 augustus
Dries schrijft. Ik wacht in spanning af, hopend op een wonder. Het is een geschikt moment om de achterstallige post te beantwoorden. Als ik bijna door de stapel heen ben, wordt de brief bezorgd. Ik lees, lees en herlees. De bezwaren spitsen zich toe op de conclusie: ‘Aan het tot wet worden van het ontwerp dat door beide Kamers is aanvaard, zal medewerking worden gegeven.’ ‘Daarmee kunnen we niet instemmen,’ schrijft Dries. ‘Heeft die volzin niet eerder het karakter van een prognose dan van een verbindende afspraak?’ Ik vraag me af of dit misschien als een opening zou kunnen worden opgevat. Natuurlijk kan
| |
| |
het CDA hiermee niet instemmen, maar dat wordt ook niet van hen gevraagd. Zij krijgen immers de ruimte om zich niet te committeren? Voor PvdA en D'66 is het een bindende afspraak. Voor het CDA hooguit een prognose. Zouden ze dat bedoelen?
Ik voel mij in deze opvatting gesterkt door de slotpassage van de brief waarin Dries een dringend beroep doet op Joop het bijltje er niet bij neer te gooien. Hij acht de samenwerking tussen PvdA en CDA van grote betekenis. ‘Nog teveel wordt de opstelling van de partijen in dit formatieoverleg beheerst door gebrek aan wederzijds vertrouwen. PvdA en CDA achten zich beide tot behoedzaamheid jegens de ander gehouden. Het blijft een opgave een basis van vertrouwen te leggen.’
Ik bel Joop. Hij blijkt tot eenzelfde conclusie te zijn gekomen. Niet opgeven. Doorgaan. Ook zonder instemming van het CDA met de omstreden zin is het akkoord van betekenis. Maar dat moet wel schriftelijk worden vastgelegd. Hij zal zich op een nieuwe brief beraden. Ik spoed mij naar Amsterdam. Hajo speelt een avondwedstrijd op het terrein van DCG. Ik kan het nog net halen. Terwijl ik verstrooid mijn weg zoek door het doolhof van de uitgestrekte sportparken aan de periferie van Amsterdam hoor ik via de autoradio Dries. Zo kan het niet. ‘Wat wij wel vragen is, als wij geroepen worden om deel te nemen aan een coalitie-kabinet, dat dan de partners in dat kabinet er begrip voor hebben en ook eerbiedigen dat wij dan onze gedachtengang niet voor 100%, maar toch ten dele kunnen terugvinden in het regeerakkoord dat op zo'n aangelegen kwestie wordt gesloten.’
‘Kunt u zich voorstellen dat de mensen zo langzamerhand doodziek worden van het politieke bedrijf’, vraagt VARA's Jan Tromp.
Van Agt: ‘Ja, dat kan ik mij voorstellen.’
Vraag: ‘Wordt u het ook?’
Van Agt: ‘Een beetje.’
Vraag: ‘Kunt u zich voorstellen dat de mensen ook een beetje ziek worden van u?’
Van Agt: ‘Dat kan ik mij niet zo goed voorstellen, maar u mag dat niet zo verstaan dat ik zonder zelfkritiek zou zijn. Ik heb meer last van zelfkritiek dan vaak voor mijn gemoedsrust goed is.’
Ik ben er, parkeer mijn auto en ren naar het sportterrein. Ik ben laat, de wedstrijd moet al begonnen zijn. Ik wijk terug. Het is een hondenasyl.
| |
Donderdag 25 augustus
Hedy zet mij, nadat we Hajo en Hadassah naar school hebben gebracht, bij Joop af. Ik zou met hem meerijden om onderweg te overleggen over de brief. Het komt er erg op aan.
| |
| |
Om 11 uur is de fractie weer bijeengeroepen. Het duurt nog wel een uur voordat de brief er is. De stemming is geprikkeld. Waarom zijn we weer bijeen? Wat voert Joop in zijn schild? Gaat hij toch door de bocht? Het wantrouwen in zijn abortusstandpunt blijft diep ingevreten. Geheel ten onrechte. Ik wijs erop dat Joop in al die tijd geen krimp heeft gegeven, terwijl er toch zoveel op het spel staat. Als er al openingen zijn gemaakt dan komen die ten volle voor mijn verantwoordelijkheid.
De brief komt gelukkig. Een wachtende fractie is ook al geen pretje. ‘De bekommernis om het gestelde in de vijfde zin van punt 2 van mijn conclusies, begrijp ik. U stelt, dat uw fractie daar wezenlijk bezwaar tegen heeft. Ik had niet anders mogen verwachten dan dat u nadrukkelijk zou willen vastleggen, dat u daarmee niet instemt en daaraan niet gebonden bent. Voor de PvdA en D'66 heeft mijn vaststelling het karakter van een bindende afspraak, voor het CDA kan dit onderdeel van het regeerakkoord niet meer zijn dan een constatering van de formateur, een prognose.
De kernvraag is of ik niettegenstaande dit in mijn conclusies geconstateerde en door u nog eens onderstreepte geschil mijn formatiepoging kan voortzetten. Uit uw slotpassage meen ik te mogen afleiden, dat zulks niet in strijd met uw opvattingen behoeft te zijn.’
Ik open de vergadering. Opnieuw meldt zich een lange rij sprekers. Ik kan weer helemaal opnieuw beginnen. Het regent kritische vragen. Een enkeling spreekt over een ‘knappe move’. Ook Ien behoort tot de critici. Zij vindt dat de fractie de vorige keer al te ver is gegaan. Het Partijbestuur is voor vanavond in spoedvergadering bijeengeroepen.
Weer zet ik me schrap, deze keer meer geïrriteerd dan vlammend. Toch krijg ik de mensen over de streep. Alleen Hans Kombrink houdt bezwaar. Hij komt terug met een groot aantal feitelijke vragen. Voor het eerst verlies ik mijn geduld en barst uit in drift. ‘Dit is je reinste inquisitie. Ik zit hier niet om een kruisverhoor te ondergaan.’ Ik weiger zijn vragen te beantwoorden en sluit woedend de vergadering. Geschrokken fractieleden snellen op me toe. ‘Je hebt groot gelijk, hoor. We bewonderen je geduld en uithoudingsvermogen’, zeggen ze. Anderen vinden dat ik het niet kan maken zo uit te vallen. Ik sleep Hans weer mee naar mijn kamer. We praten het uit. Ik ben het snel vergeten.
Opnieuw blijkt het allemaal voor niets te zijn geweest. Het antwoord van Dries is binnen. Hij schenkt ‘klare wijn’. Dat een cruciale volzin in het akkoord tegelijkertijd twee wezenlijk verschillende betekenissen zou dragen, maakt het akkoord op dit punt ‘ondeugdelijk’. Hij houdt zich beschikbaar voor een gesprek.
| |
| |
Ik bel met Joop. Die houdt het wel voor gezien. Hij zal zijn opdracht teruggeven. Hij beraadt zich nog op de vraag of hij in dat gesprek zal stappen.
Ik wacht af. De druk van de pers wordt groter en groter. Wat is het standpunt van de PvdA? Ze willen de fractievoorzitter spreken. De tijd verstrijkt. Ik bel opnieuw met Joop. ‘Ik moet de pers te woord staan,’ zeg ik, ‘maar ik moet weten waar ik aan toe ben.’
Joop heeft besloten van een gesprek af te zien, maar ik kan tegenover de pers geen krimp geven over de eventuele gevolgen. Hij moet eerst naar het staatshoofd. Voordat hij daar geweest is kunnen er geen mededelingen worden gedaan.
Ik ga naar Nieuwspoort, en zet mijn inhoudelijk standpunt uiteen. Ik ga niet in op vragen over een eventueel teruggeven van de opdracht. Dick Kalk, die de persconferentie voorzit, duwt een briefje onder mijn neus. Vondeling wordt morgen om 10 uur op Paleis Huis ten Bosch verwacht. Ik weet hoe laat het is, maar blijf nadere vragen ontwijken. Plotseling komt er een journalist binnen met de mededeling dat de Rijksvoorlichtingsdienst zojuist heeft aangekondigd dat Den Uyl om half elf een persconferentie geeft. De pers weet genoeg. Ik laat mijn reserves varen en bevestig dat Joop op weg is naar het staatshoofd.
Om tien voor acht word ik gedropt bij het NOS-journaal. Ik tref daar Jaap van der Ploeg in grote verwarring. De Rijksvoorlichtingsdienst ontkent in alle standen dat Den Uyl naar de koningin is. Dick belt op mijn verzoek zelf en komt terug met hetzelfde bericht. Ik ben razend. ‘Ik ben er ingestonken. Nu heb ík het embargo verbroken.’ Dick rent weg om de pers weer bijeen te halen om één en ander recht te zetten. Het NOS-journaal begint.
Ik: ‘Een bare tegenvaller. Gisteren een poeslieve brief, een oproep, samen verder te gaan, vertrouwen. Den Uyl reageert daarop en maakt een opening ... en vandaag dus dit antwoord dat het CDA daar niets in ziet, niet op basis van het vertrouwen, waartoe ze gisteren opriep, maar op basis van puur wantrouwen tegen die meerderheid van dat toekomstig kabinet.’
Van der Ploeg: ‘Staan we nu vlak voor een breuk in de formatie?’
Ik: ‘Ik sluit dat niet uit. Ik zou eigenlijk niet weten hoe daaraan nog is te ontkomen.’
Ik rij met Hans Kombrink mee naar het Partijbestuur. We zijn te laat. De vergadering is al geruime tijd bezig. Het fractiebeleid heeft geen genade kunnen vinden. De Rooie Vrouwen zijn woedend. Er komt een Partijraad, aanstaande zaterdag.
Ik kom binnen en zeg dat het allemaal niet meer hoeft. Joop is ten tweede male mislukt. De discussie wordt gestaakt, maar ik vraag om
| |
| |
heropening. Ik heb behoefte om het fractiebeleid te verdedigen. Ik ben erg geëmotioneerd en doodmoe. ‘Belachelijk’, noem ik het dat men ons beleid heeft afgewezen. De Rooie Vrouwen zouden de vlag hebben moeten uitsteken. Nog nooit heeft het abortusvraagstuk zo'n hoge prioriteit gehad. We hebben er een kabinet voor op het spel gezet.
Er wordt niet getwijfeld aan onze inzet en goede bedoelingen. ‘Daar koop ik niets voor,’ raas ik verder. Er is op ons beleid niets aan te merken. Behalve dat de formatie nu weer gestrand is. Ik verzoek dringend de Partijraad een week uit te stellen. Nu de formatie gestrand is, wil ik even op adem komen. Het wordt mij gegund. Er wordt een tv-toestel aangerukt. Men wil de gebeurtenissen nu op de voet volgen. Brandpunt begint: Aantjes. Die doet een dringend beroep op de formateur om niet terug te geven. Even later Den Haag Vandaag. Ton Planken: Brandpunt is slecht geïnformeerd. Den Uyl is zojuist teruggekeerd van de koningin en aan zijn persconferentie begonnen. Hij heeft zijn opdracht teruggegeven. Even later: een extra uitzending van Brandpunt. Aantjes: Ik meende goed geïnformeerd te zijn. Hij had een vertrouweling van de formateur gesproken. Pijnlijk.
Den Haag Vandaag weer met flitsen van de persconferentie van Joop. Hij is magistraal. ‘Ik zie geen kans te middelen tussen de vrouw beslist en de vrouw beslist niet.’
Iemand van de aanwezigen begint te huilen. Aangeslagen ga ik naar huis.
|
|