| |
| |
| |
| |
Vrijdag 15 juli
Het is 15 juli. De einddatum die Joop zich gesteld had is aangebroken. Maar zo heeft hij het niet bedoeld.
Ik word wakker met een enorme kater. Er doemt een dubbele leegte op. Ik ben geen fractievoorzitter meer. Joop zal nu verder de onderhandelingen moeten voeren. En Hedy is bezig met koffers pakken. Om 4 uur vertrekt de trein. Ik zal alleen achterblijven met de poezen.
Die dubbele leegte biedt toch nog een perspectief. Ik kan misschien snel nakomen, al is het maar voor een korte tijd. Een tweede voorzitter kan best even gemist worden. Zeker als Van Agt het nu eerst een poosje met de VVD gaat proberen. We klampen ons tijdens het koffers pakken aan die gedachte vast.
De telefoon gaat: Joop. Hij sluit niet uit dat er toch een informateur komt om te lijmen. Hij piekert er niet over om weer fractievoorzitter te zijn. ‘Jij hebt het goed gedaan. Ik neem liever even afstand.’ Ik protesteer. Dat zal de fractie niet pikken. Ik stel voor de fractievergadering van maandag af te wachten. Joop gaat akkoord maar vindt wel dat ik naar de koningin moet. Hij is tenslotte net geweest als ex-formateur. We breken het gesprek af. Opnieuw gaat de telefoon: Het kabinet van de koningin. Of ik vanmiddag al op Paleis Huis ten Bosch zou kunnen komen. Ik ben wanhopig. Als ik ja zeg kan ik Hedy niet eens naar de trein brengen. Dat is toch al te gek. Ik breng dit persoonlijk element in discussie en ontmoet daarvoor alle begrip. De traditionele volgorde zal worden doorbroken. Ik mag vanavond om half acht komen.
Intussen zijn de koffers gepakt. Het reisgezelschap doolt onrustig door het huis op zoek naar iets wat nog vergeten zou kunnen zijn. Ik smeer broodjes voor onderweg. Hajo komt met de verzamelde werken van Jan Terlouw aandragen. ‘Die moet je lezen. Hardstikke goed,’ zegt hij, bezorgd dat ik mij zal vervelen.
We vertrekken tijdig naar het Centraal Station en zoeken onze weg naar de gereserveerde plaatsen. Even later arriveert Mary Boom om haar zoontje Mark Anton, Hajo's vriendje dat meegaat, af te leveren.
| |
| |
Gelaten wachten we het uur van vertrek af. Pal voordat de trein zich in beweging zet informeert Hedy, min of meer als grap, of Mark Anton zijn pas bij zich heeft. Mary verstijft en begint te huilen. Hajo wordt krijtwit. Hedy is sprakeloos van schrik. De trein rijdt weg. Ik ren mee en roep, geruststellend, ‘Maak je maar geen zorgen, ik maak het direct voor elkaar. Ik regel het wel,’ bij god niet wetend hoe.
Als de trein is vertrokken, sleep ik Mary mee naar de auto. ‘Kom mee,’ zeg ik ‘we gaan onmiddellijk bellen.’ Ik straal groot zelfvertrouwen uit.
Op weg naar huis denk ik aan Buitenlandse Zaken. Misschien is er in Ventimiglia wel één of andere consul die bij aankomst iets kan regelen. Het is kort dag. Vrijdagmiddag half vijf, straks is er niemand meer te bereiken. Thuis tref ik Berend-Jan, mijn assistent nog aan, die meteen driftig begint te bellen. Het lukt zowaar om nog een ambtenaar te pakken te krijgen, maar die ziet niet zo één-twee-drie een oplossing. In mijn somberste gedachten zie ik de douane de trein al binnenkomen. ‘Wat, heeft deze jongen geen pas bij zich? Mag ik u vriendelijk verzoeken de trein te verlaten.’ Ik zie Hedy al staan, met drie kinderen, 's avonds, op een verlaten grensstation. Had ik dan toch maar niet beter in kunnen stappen en mee kunnen rijden? Plotseling krijg ik een idee. We vragen de ambtenaar of het mogelijk is de Nederlandse douane telefonisch te vragen om een identiteitskaart uit te schrijven en die in de trein te bestemder plaatse af te leveren. Toevallig weet ik het nummer van wagon en couchettes uit mijn hoofd. De ambtenaar belooft het te zullen proberen, maar veel kans geeft hij ons niet. Het is hoogst ongebruikelijk en het loopt bovendien tegen vijven. Nog voordat de trein Nederland verlaat heeft Mark Anton zijn identiteitskaart. Twee marechaussees komen, aanvankelijk tot Hedy's schrik, bij Venlo de coupé binnen, om hem te overhandigen. Even later verschijnt de Duitse douane. Uiteraard horen we dat pas vele uren later. Voor het moment wachten we met kloppend hart de gebeurtenissen af.
Ik rij naar Den Haag, naar Paleis Huis ten Bosch. Ik bezoek, ten tweede male, de koningin om advies uit te brengen. Mijn eerste keer was na de crisis over de grondpolitiek.
Mijn advies wijst maar in één richting: die van Van Agt.
‘Nu de heer Den Uyl heeft moeten constateren, dat zijn poging om een parlementair meerderheidskabinet van PvdA, CDA en D'66 te vormen thans geblokkeerd is, moge ik u adviseren de fractievoorzitter van het CDA opdracht te geven alternatieve mogelijkheden om tot een meerderheidskabinet te geraken, af te tasten.
Ondanks het feit, dat de verkiezingsuitslag onverminderd in de rich- | |
| |
ting wijst van een progressief kabinet en de ernst van de sociaal-economische situatie noodzaakt tot een snelle totstandkoming daarvan, maakt de aard van de gerezen conflicten voornoemd advies in dit stadium onontkoombaar. Doorslaggevend daarbij is, dat de ex-formateur, ter motivering van zijn conclusie, heeft moeten vaststellen, dat het door de fractievoorzitter van het CDA ingenomen standpunt ten aanzien van de vermogensaanwasdeling getuigt van onvoldoende bereidheid de noodzakelijke voorwaarden te scheppen voor de medewerking van de vakbeweging aan het te voeren sociaal-economisch beleid.
Onder die omstandigheden is het voor de PvdA onmogelijk daarvoor verantwoordelijkheid te nemen. Op de fractievoorzitter van het CDA rust, naar onze mening, thans de plicht de alternatieve mogelijkheden die hem kennelijk voor ogen staan om tot een meerderheidskabinet te komen, te onderzoeken op hun realiteitswaarde.’
Als ik dit advies uitbreng blijkt deze trein de grens al te zijn gepasseerd. Mijn ‘persoonlijk element’ is niet zonder politieke gevolgen. De door mij beoogde formateur is al geweest en zit zijn denkbeelden in TROS-Aktua te ontvouwen. ‘Ik heb niet gebroken en ik behoef dus ook niet te betalen,’ zo verklaart hij. ‘Ik heb altijd gezegd: wij hebben geen principiële bezwaren tegen de VVD - de VVD is een constructieve, grote, democratische partij, het is niet het punt dat we niet zouden willen onder geen omstandigheid - maar je moet gewoon nuchter constateren, dat CDA/VVD een heel kleine en dus wankele regeringsmeerderheid zou opleveren, derhalve geen stabiel kabinet.’
Onthutst keer ik terug naar Amsterdam. Thuis wachten de poezen me op.
| |
Zaterdag 16 juli
Een saai weekend begint. Ik slaap uit. Op bed lees ik de weekbladen en begin aan Oorlogswinter van Jan Terlouw. Die zit zelf op zijn boot op het IJsselmeer, lees ik later in de NRC in zijn ‘Hollands Dagboek’. Ook Dries is er tussenuit, naar de Tour de France. Hij is er getuige van hoe Joop Zoetemelk op indrukwekkende wijze een bergtijdrit op zijn naam schrijft. Maar niet op elke overwinning rust een zegen. Joop Zoetemelk wordt later op doping betrapt en de overwinning wordt hem ontnomen. Maar dan is Dries alweer terug.
Ikzelf heb behoorlijk de pest in. Eindelijk eens rustig thuis, is thuis er niet. Ik wacht met spanning op een telefoontje en begin aan mijn derde brief.
Als ik het NRC-scryptogram heb opgelost, gaat eindelijk de telefoon: Hedy. Behoudens enige vertraging is alles goed verlopen. Pas nu hoor
| |
| |
ik van de identiteitskaart. Iedereen is reuze trots dat ik dat voor elkaar heb gekregen. Morgen bellen we weer. De uren kruipen voorbij.
| |
Maandag 18 juli
De fractie komt bijeen. Het voorzitterschap staat weer ter discussie. ‘Ed moet blijven,’ vindt Joop. Ikzelf denk daar anders over. ‘Als Joop het weer doet is het toch maar tijdelijk,’ vinden de meesten. ‘Dat heen-en-weer is heel slecht,’ vindt Vondeling. Anderen zijn van mening dat de ‘duidelijkheid’ vereist dat Joop zijn plaats weer inneemt. Bij de stemming wordt Joop tot zijn genoegen met grote meerderheid verslagen. ‘Ik ga er een paar dagen tussenuit,’ fluistert hij me toe. Ik knik berustend. Het is hem gegund.
We beraden ons op de politieke situatie. Nu Dries niet wil, hangt ons een CDA-informateur boven het hoofd. Het zou geen prettig vooruitzicht zijn als die ook het sociaal-economisch beleid zou gaan doen, gesteld dat we al uit de VAD komen. Hopelijk wordt de schade beperkt tot een niet al te ruime opdracht.
Er hangt een vervelende nietes-welles-sfeer rond de beëindiging van de formatie-Den Uyl. Het CDA vindt dat Joop te snel heeft teruggegeven. De fractie vindt vrij algemeen dat in een informeel politiek overleg klaarheid geschapen moet worden over de feiten. Als het om een principiële breuk gaat, en dat is het geval, dan kunnen we toch maar niet zo in een lijmpoging stappen? Óf Van Agt gaat alsnog praten met de VVD, óf Joop moet weer zo snel mogelijk heroptreden als formateur. Kortom, we weten het niet. Trouwens, het advies is al uitgebracht.
De situatie wordt er niet overzichtelijker op als blijkt dat Dries een schriftelijke reactie heeft opgesteld op het eindverslag van Joop. Hij laat werkelijk geen feit heel. Hij ontkent op donderdag met een waslijst van verlangens te zijn gekomen. Ook het beslissende telefoongesprek is niet juist weergegeven. Hij begrijpt niet dat Joop heeft kunnen concluderen dat bij het CDA ‘een onvoldoende bereidheid aanwezig is de noodzakelijke voorwaarden te scheppen voor de medewerking van de vakbeweging aan het te voeren sociaal-economisch beleid.’ Een opeenhoping van misverstanden en nodeloos bovendien. De brief wordt nog niet gepubliceerd. Wél publiceert het Kabinet der Koningin dat het staatshoofd hedenmiddag de voorzitter van de CDA-fractie heeft ontvangen ‘en hem de opdracht heeft verstrekt een kabinet te vormen dat geacht mag worden op een meerderheid in het parlement te zullen steunen.
Mr. Van Agt heeft de Koningin verzocht deze opdracht niet te behoeven aanvaarden.’
| |
| |
Joop laat het er niet bij zitten. Ook hij klimt in de pen en zet de feiten nog eens op een rijtje. ‘Ik meen goed te doen deze brief niet openbaar te maken. Wel zend ik afschrift aan de fractievoorzitters van PvdA en D'66, in de misschien niet verwaarloosbare hoop, dat een nadere overweging van de preciese gang van zaken een sleutel zou kunnen leveren voor de opheffing van de blokkade, waarvan ik gewag heb gemaakt.’ Ik stel mij tot taak naar die sleutel op zoek te gaan. Het is afschuwelijk dat Joop in zo'n feitenstrijd wordt betrokken en min of meer voor leugenaar wordt gezet. ‘Ga jij er nu maar even tussenuit,’ raad ik hem aan. Ik bel met Hedy. Mijn komst zit er voorlopig niet in. De teleurstelling is groot.
| |
Dinsdag 19 juli
Ik moet opnieuw verschijnen op Paleis Huis ten Bosch. IJlings haal ik het fractieburo bij elkaar. Een CDA-informateur met een zeer beperkte opdracht lijkt ons onvermijdelijk, nu Van Agt geweigerd heeft met de VVD te gaan praten. Maar Joop moet zo snel mogelijk weer aan de slag kunnen. Met die boodschap ga ik op pad.
‘Nu de fractievoorzitter van het CDA in dit beslissende stadium van de formatie geweigerd heeft de opdracht te aanvaarden om een CDA/VVD-kabinet te vormen en daardoor is komen vast te staan dat een dergelijk meerderheidskabinet thans geen realiteitswaarde heeft, rest er geen andere mogelijkheid dan dat de heer Den Uyl in de gelegenheid wordt gesteld zijn afgebroken werkzaamheden als formateur weer op te vatten op het punt waar hij op onoverkomelijke moeilijkheden is gestuit.
Om dat mogelijk te maken is het noodzakelijk dat de politieke verschilpunten die zijn gerezen naar aanleiding van de eindvoorstellen inzake de vermogensaanwasdeling uit de weg worden geruimd.
Ik moge u adviseren een daartoe beperkte informatie-opdracht te verstrekken aan iemand uit de kring van het CDA, waarbij mijn gedachten uitgaan naar de vice-president van de Raad van State, de heer dr. Mr Ruppert’, aldus de woorden waarin ik mijn advies giet.
Tijdens de persconferentie na afloop kost het mij moeite om duidelijk te maken waarom het CDA de VVD als alternatief heeft afgezworen. Van Agt zou op dat punt heel wat minder uitgesproken zijn geweest. Toch overheerst het begrip. ‘Van Thijn zou er verstandig aan doen de weigering van Van Agt om een CDA/VVD-kabinet te vormen als positief uit te leggen,’ schrijft Frits van der Poel. Hij wordt op zijn wenken bediend.
Ik bel Dries op om te vragen of hij bereid is tot een informeel overleg om de feitenstrijd op te helderen, samen met Jan Terlouw. Hij gaat
| |
| |
graag akkoord, evenals Jan. We zullen elkaar morgen op de kamer van Dries ontmoeten.
| |
Woensdag 20 juli
Om half elf treffen we elkaar op Justitie. Zuchtend gaan we aan de slag. Voor ons liggen het eindrapport van Joop en de beide brieven. ‘Joop is een sympathieke schelm,’ zegt Dries als opening. Daarna zijn we het verrassend snel eens.
Ik noteer: de inhoudelijke weergave van de negen geschilpunten is grotendeels juist. Gezamenlijk vormen zij een substantieel politiek meningsverschil tussen PvdA en CDA. De ontstane discussie over de weergave van de feitelijke meningsverschillen in het eindrapport moet op misverstanden berusten. De formateur was zonder enige twijfel gerechtigd de avond van de 14de juli tot zijn eindoordeel te komen. Ook de twist over het befaamde telefoongesprek kan gekwalificeerd worden als ‘een nodeloos misverstand’. Dries verklaart dit nu als ‘geëcarteerd’ te beschouwen. Jan en ik lopen samen terug naar het Binnenhof. Ik vertel hem dat ik Oorlogswinter heb gelezen. Hij is aangenaam verrast. ‘De Koning van Katoren is interessanter,’ zegt hij. ‘Dan zal ik dat ook lezen,’ beloof ik.
Binnen een uur komt de eerste journalist informeren of er vanmorgen een informeel overleg is geweest. Men heeft ons het departement zien verlaten. Die middag al zouden we elkaar terugzien. Op Huis ten Bosch. We worden gedrieën bij de koningin ontboden. Een ongebruikelijke gebeurtenis in ons constitutioneel bestel.
's Avonds deelt het Kabinet der Koningin mee:
‘Hare Majesteit de Koningin heeft heden namiddag op Paleis Huis ten Bosch Prof. Dr. W. Albeda ontvangen en hem verzocht een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden om de tijdens de formatie Den Uyl gerezen meningsverschillen uit de weg te ruimen, opdat deze formatie hervat kan worden.’ ‘Een puike man,’ zegt Dries in het NOS-journaal. En een puike opdracht denk ik bij mezelf.
Ik maak een verslag van het informeel gesprek op Justitie.
| |
Donderdag 21 juli
Albeda informeert eerst zichzelf. Voor mij is het afwachten. Ik doe Hedy's moeder uitgeleide op Schiphol. Zij gaat naar Israël.
Ik laat het verslag bij Jan en Dries bezorgen en vraag per ommegaande reacties. Jan is akkoord. Dries vraagt uitstel.
's Avonds lees ik De Koning van Katoren. De onmogelijke opgaven die Stach moet volbrengen om koning te worden. En zijn eerste beslissing als hij tot koning is gekroond: ‘Stach laat de oude ministers bij
| |
| |
zich komen. “Minister kunt u niet blijven,” zegt hij. “Maar ontslaan uit 's Rijksdienst wil ik u ook niet. Ik zal u een andere taak geven”.’
‘Die Jan,’ denk ik.
De bel gaat. De chauffeur van Dries staat voor de deur met een enveloppe. Ik scheur hem open: mijn verslag met tal van correcties. Moedeloos probeer ik in slaap te vallen.
| |
Vrijdag 22 juli
Professor Albeda is de naam. Ik kom binnen voor een eerste ‘brainstorming’. Hij heeft zijn kampementen opgeslagen in de Eerste Kamer. Het verzet de zinnen. De bediening is prima. ‘Wat wilt u drinken, professor? Een kop koffie, professor? Natuurlijk, professor. Jeetje, kreetje, ik zal het onmiddellijk halen.’
Ik zou hem graag mijn verslag hebben aangeboden, maar ik heb Dries niet meer kunnen bereiken. Ik was het met verschillende correcties niet eens, maar heb toch geprobeerd een nieuwe tekst te maken die ik hem telefonisch had willen voorleggen. Maar hij bleek onbereikbaar. Niet op zijn departement, en thuis in het weekend niet te bellen.
Ik volsta nu met een vooraankondiging. ‘U kunt zich hoe dan ook ontslagen achten van de noodzaak een nader onderzoek in te stellen naar de feitelijke gang van zaken,’ zeg ik. ‘De meningsverschillen over de feiten zijn overbrugd. Het gaat nu alleen nog maar om de echte geschilpunten.’
‘Alleen nog maar?’ verzucht Albeda.
Ik had het hem niet eenvoudig gemaakt met mijn publieke mededeling dat ik ‘geen wisselgeld’ meer had. ‘Toch is dat zo,’ zeg ik. Wij waren immers uitonderhandeld toen Van Agt nog met zijn punten kwam? De PvdA heeft het achterste van de tong laten zien, wetend dat het stikken of slikken was. Het CDA vindt dat Den Uyl te vroeg heeft teruggegeven. ‘Nou, laten ze dat maar waarmaken.’ Ik haal per ongeluk De Tijd uit mijn tas. Daarin staat een interview met Boersma: ‘Hier is van twee kanten onvolwassen politiek bedreven.’ Albeda weet genoeg. Hij laat mij uit.
| |
Zaterdag 23 juli
Carla en Marion zijn van vakantie terug en het weekend bij mij. Het weekend. Ook voor hen heeft de formatie gevolgen. Een vakantie met mij doorbrengen is er niet bij.
De NRC brengt het ‘Hollands Dagboek’ van Jan Terlouw. Ik lees gretig. Hij is erg vriendelijk. Zijn gesprekspartners zijn, zonder enige uitzondering, ‘scherpzinnig’. ‘Dat maakt deze formatiegesprekken, ofschoon vermoeiend, tot een genoegen.’ Wel ben ik ‘de breedvoerig- | |
| |
ste van het gezelschap’. Daar staat tegenover dat het opvalt ‘hoe goed hij altijd is voorbereid’. Ik ben tevreden.
| |
Maandag 25 juli
We zijn gedrieën bij Albeda besteld. Voor het eerst zie ik Dries weer. Voordat de vergadering begint laat ik hem het bijgesteld verslag zien. Hij gaat joviaal akkoord. Ik deponeer het formeel bij de informateur, die het ongelezen in zijn dossier stopt. Hij heeft zijn conceptconclusies al klaar.
Hij begint met een viertal uitgangspunten. ‘Dat is geen franje,’ zegt hij. Ze tonen aan dat er geen sprake is van botsende maatschappijvisies. Ze worden snel aanvaard.
Het gaat nu weer over de VAD. ‘Ik wil een substantiële VAD, geen fopspeen,’ zeg ik. ‘Wat is dat,’ vraagt Dries. ‘Is de opbrengst nu zo laag, omdat de struktuur van de VAD niet deugt, of is-ie zo laag omdat het zo slecht gaat met 's lands economie? Ed hijst de stormbal, maar zet de zaken op de kop.’
Ik breng de opeenhoping van correcties weer ter tafel. Jan wijst erop dat, als aan al mijn verlangens is voldaan, dat ene tientje per werknemer twee tientjes wordt. ‘Dat is nog niks.’ Het is een ‘psychologisch’ instrument. Ik wijs erop dat het een psychologische fout van de eerste orde zou zijn wanneer we erin zouden berusten dat de ‘grote jongens’ er buiten vallen. Albeda is het met mij eens. Hij herinnert zich als commissaris van een grote bank hoe verbaasd hij was toen de president-directeur meedeelde dat zij er geen pijn aan zouden hebben. Ik sla toe. ‘Zie je wel.’ De tekst over de correcties wordt belangrijk aangescherpt.
Daarmee zijn de problemen nog niet de wereld uit. Er ontstaan heftige discussies over de eis van Dries dat het individuele deel omhoog moet en aftrekbaar wordt van de vennootschapsbelasting en mijn eis dat het percentage in de komende jaren oploopt tot 25%. Albeda vraagt of we de mening van de fracties zouden willen peilen.
| |
Dinsdag 26 juli
De fractie zit weer gretig klaar. Ik breng verslag uit. Met nieuw enthousiasme. Het onderhandelen met een CDA-informateur is mij goed bevallen. Bij Joop had ik toch steeds het gevoel met iets van een rollenspel bezig te zijn. Maar nu zit ik in de positie van één tegen allen. Nu kan ik all-out.
De fractie is achterdochtig. We dachten dat je geen wisselgeld meer had, maar als we je zo horen zit je toch wel in te leveren. Het maximum voor het individuele deel omhoog? Geen sprake van. De af- | |
| |
trekbaarheid daarvan? Dat had je gedacht. Er staat te weinig tegenover. Trouwens, als we ook maar enige concessie doen, bevestigen we alsnog de lezing dat Joop te vroeg heeft teruggegeven.
Ik vind dat ik te weinig ruimte krijg. Zo kan ik niet uit de voeten. Ik vraag mandaat op twee punten: een hoger maximum voor het individuele deel, van 2 naar 3% en de aftrekbaarheid daarvan. Ik bezweer de fractie dat ik zal zorgen dat het er dubbel-en-dwars uitkomt en dat ik pas in het uiterste geval deze kaarten zal laten zien. Het mag niet baten. Ik word kort gehouden. Met pijn en moeite ziet men de 3% door de vingers. De aftrekbaarheid wordt echter met een overweldigende meerderheid afgestemd.
Met een mandaat van niks verlaat ik de vergadering. Ik pieker me suf hoe ik me uit dit wespennest zal redden. Ik bel Albeda: zit er een exemplaar van het steekproefonderzoek van Financiën in het dossier? Hij zal kijken. Ik steek het Binnenhof over. Het duurt even voordat iedereen rond de tafel heeft plaats genomen. Eerst worden de bestellingen opgenomen. ‘Wat mag het wezen, professor? Een glas melk? Natuurlijk, professor. En u, excellentie? Jeetje, kreetje, zou u ook niet een glas melk nemen? Denk toch aan uw gezondheid, excellentie.’ De vergadering begint. Albeda zit, rechts van mij, aan het hoofd van de tafel. Links van mij Jan Terlouw. Tegenover ons Margé, de notulist en rechts van hem Dries van Agt.
Punt van orde. Het geheime steekproefonderzoek van Financiën is aanwezig. Ik vraag of wij het mogen inzien. Dat mag. Ik begin te lezen, maar word weinig wijzer. Het is een dik rapport met vrijwel uitsluitend tabellen, tabellen en nog eens tabellen. Die kan ik niet zo snel beoordelen. Albeda kijkt mee en is zo vriendelijk mij op een voetnoot te attenderen. ‘Dat betekent dat de banken, de verzekeringsmaatschappijen en de grote industriële ondernemingen niet VAD-plichtig zullen zijn,’ lees ik. ‘Kip ik heb je,’ denk ik. ‘Kijk nou eens,’ roep ik. ‘Er hoeft niets meer onderzocht te worden. Het is onderzocht. Dit kan toch niet, Dries.’ Dries reageert afhoudend. ‘Dit gaat me wat te rap,’ zegt hij. ‘Al die tabellen zeggen me niets.’ ‘Een voetnoot kan je toch wel lezen,’ zeg ik hatelijk. ‘Maar niet beoordelen,’ zegt Dries. ‘Ik kom er nog wel op terug,’ kondig ik aan.
Wij brengen nu eerst beurtelings verslag uit van onze fractievergaderingen. Ik schilder mijn mandaat af in de zwartste termen. Dries geeft een wat roziger beeld. Hij is bereid tot enkele tegemoetkomingen. Wat het CDA volstrekt afwijst is de benadering: de opbrengst moet × zijn, dus sjorren we links en rechts aan de uitgangspunten om dat te halen. Wel zijn we bereid enige bijstellingen op eigen merites te beoordelen. Het CDA ziet af van de eis de hele VAD aftrekbaar te maken, vol- | |
| |
staan wordt met het individuele deel. Het CDA ziet voorts af van een verhoging van het maximum tot 4%, mag 3% worden: ‘Ik kijk sip, volgende punt,’ zegt hij. Een minderheid van de fractie is bereid het fonds te aanvaarden. ‘Ik ben bereid die minderheidsopvatting tot de mijne te maken.’
Albeda noteert dat hier toch wel behoorlijk is uitgepakt. Het wachten is nu op Van Thijn. Een informateur heeft tot taak het evenwicht te bewaken. Het minste wat nu van de PvdA verwacht kan worden is instemming met de aftrekbaarheid. Ik voel me in de tang genomen. Ik proef dat Albeda zijn ziel en zaligheid op die aftrekbaarheid heeft gezet, maar het lijkt me ook niet iemand die graag wil mislukken. Als ik al akkoord ga met die aftrekbaarheid dan zal ik me daar duur voor laten betalen. Ik weiger om de aftrekbaarheid bij voorrang te behandelen en vraag de ontwerpconclusies nu punt voor punt te mogen doornemen. Dat mag.
We zijn weer terug bij de correcties op de waardering van het eigen vermogen. ‘Eerst moet vaststaan dat de VAD weer in overeenstemming wordt gebracht met zijn oorspronkelijke doelstelling,’ zeg ik. ‘De voetnoot spreekt boekdelen.’ Albeda valt me bij. Na enige discussie komen we uit op de volgende formulering: ‘De VAD-grondslag behoort te functioneren overeenkomstig de doelstelling van een evenwichtige en generale werking. Het wetsontwerp wordt vanuit dit gezichtspunt onderzocht op cumulatie van correcties op de waardering van het eigen vermogen. Eventuele dubbeltellingen worden gecorrigeerd.’
‘Dat is alvast binnen,’ denk ik. Deze formulering is een duidelijke verbetering ten opzichte van de conclusies van Den Uyl.
We komen toe aan de aftrekbaarheid. Ik wijs op de relatie met het volgende punt: het heffingspercentage. Dat moet in enkele jaren oplopen tot 25%. ‘Het is óf het één, óf het ander. Of het blijft gewoon 20%, maar dan kan ook van aftrekbaarheid geen sprake zijn. Of het loopt op tot 25% en dan wil ik over die aftrekbaarheid wel spreken.’ Albeda kijkt zorgelijk. Nu heb ik hém in de tang. Hij stelt voor eerst de andere punten te behandelen. Daar komen we in grote lijnen uit, behalve de 3% individueel. Dries komt terug op de aanvaarding van het fonds. Ik speel mijn mandaat uit: nu het CDA het fonds heeft aanvaard wil ik op de 3% wel een concessie doen. Het wordt genoteerd.
Er wordt een maaltijd opgediend. ‘Jeetje, kreetje, professor, u laat het toch niet koud worden?’ We leggen de papieren even opzij.
Als alles weer is afgeruimd blijft alleen nog de vork liggen: aftrekbaarheid individueel versus het oplopende percentage. ‘Daar moet uit te komen zijn,’ zegt Albeda. Hij suggereert het ene tussenvoorstel na
| |
| |
het ander. Ook Jan is bijzonder creatief: na twee jaar wordt een ophoging overwogen, gelet op 's lands economische situatie. Beurtelings knikken Dries en ik nee. Òm 9 uur wordt er geschorst. Dries heeft de behoefte aan beraad. Albeda had beloofd het staatshoofd te informeren. Ik zou om 9 uur Hedy in Fanghetto bellen. Er is in het plaatsje maar één telefoon. Daar zit ze nu te wachten. We besluiten om 10 uur weer terug te zijn. Ik ga eerst bellen. ‘Het ziet er naar uit dat ik komend weekend even aanwip,’ roep ik. Vreugde.
Vervolgens ga ik ook in beraad. De mensen die ik spreek, schrikken van de situatie. Hoe kon ik in hemelsnaam de aftrekbaarheid bespreekbaar maken? Daarmee ga ik buiten het mandaat. Dat pikt de fractie niet. Ook Joop vindt dat ik dat niet kan maken.
Voordat ik terugga bereikt mij een pikante informatie. Het CDA zou van plan zijn, als we er vanavond niet uitkomen, Albeda eerst Memo II te laten doen. Ik ben op mijn qui vive.
Om 10 uur gaan we verder. Er is geen verandering gekomen in de standpunten over en weer. Dries brengt de discussie op een hoger plan. ‘Deze VAD lusten we niet,’ zegt hij. ‘Als we hem pikken dan is dat terwille van een in vrede te voeren sociaal-economisch beleid.’ Hij stelt voor om óf ons eindoordeel op te schorten tot na de behandeling van Memo II, óf nu tot een akkoord te komen onder het voorbehoud dat ook over Memo II overeenstemming wordt bereikt.’
‘Aha,’ denk ik, ‘uitkijken, Van Thijn.’ ‘Met wie heb jij in de pauze gesproken?’ vraag ik. ‘Met Frans, maar alleen over de inhoud van Memo II,’ zegt Dries in een poging mij gerust te stellen.
Ik ga echter voluit. Dit is onaanvaardbaar. We zitten midden in een diskussie over de VAD. We kunnen niet zomaar de agenda omgooien. Dat pik ik niet. Als het voorstel van Dries wordt overgenomen, beschouw ik de informatie-Albeda als mislukt. Ik informeer of de voorzitter bereid is de vergadering gewoon voort te zetten.
Albeda knikt. Ik zeg dat ik dan uitsluitend over een akkoord wil spreken. Een voorwaardelijk akkoord is geen akkoord. Jan Terlouw valt mij bij. Ik vraag Albeda of hij, áls we een akkoord bereiken dan morgen eindrapport zal uitbrengen. Albeda bevestigt dit.
Ik stel voor dan maar gewoon door te gaan. Albeda vraagt of Dries daar ook toe bereid is. ‘Als de informateur zegt: doorgaan met de VAD, dan gaan we door met de VAD,’ zegt Dries. We gaan door met de VAD.
De vork ligt weer op tafel. Ik besluit mijn fractie te trotseren en in te stemmen met de aftrekbaarheid van het individuele deel, mits het heffingspercentage elk jaar met een punt wordt verhoogd.
Dries denkt na. Albeda wordt ongeduldig. ‘Toe nou, Dries,’ zegt hij.
| |
| |
Dries gaat akkoord.
We zetten ons aan de eindtekst. Dries wijst erop dat het niet nodig is het fonds als een apart
punt op te nemen. Conclusie 1 luidt immers: ‘De door het kabinet-Den Uyl ontwikkelde opzet van de VAD wordt aanvaard.’ Het is voor hem een kwestie van optiek. Ik wil niet de beroerdste zijn. Rond middernacht zijn we er uit. Ik neem afscheid van Albeda.
Beneden zit de pers te wachten. Ik mag ze als eerste te woord staan. ‘Ten opzichte van de conclusies van Den Uyl moet ik op vier verschillen wijzen,’ zeg ik: ‘Twee pluspunten en twee minpunten.’ Opgelucht vertrek ik naar Amsterdam.
| |
Woensdag 27 juli
De fractie zit mij ontstemd op te wachten. ‘Sorry mensen,’ zeg ik. ‘Ik ben buiten mijn mandaat gegaan. Maar ik vond dat het moest. Het is dubbel-en-dwars terugverdiend. Bovendien kan nu Den Uyl weer optreden.’ VAD-specialist Wierenga maakt de balans op: Het eindresultaat is beter dan bij Den Uyl. We moeten Ed maar niet te hard vallen. De stemming wordt milder. De discussie spitst zich nu toe op de vraag hoe herhaling in de toekomst kan worden voorkomen. Nood breekt wet, maar die nood mag niet opnieuw ontstaan. Een fractiemandaat kan alleen na hernieuwde raadpleging doorbroken worden. Ik beloof beterschap. Alleen Hans Kombrink laat het er niet bij zitten. Was er wel sprake van een noodsituatie? Hij stelt een hele serie feitelijke vragen en citeert uit zijn aantekeningen wat ik bij vorige gelegenheden heb meegedeeld. Hij konstateert spanning.
Ik interrumpeer fel, hevig geïrriteerd. Ik word al ellendig van die eeuwige feitenstrijd met Van Agt. Moet ik nu ook met Kombrink in de feitenslag? Hans is hevig gepikeerd. Hij wenst niet met Van Agt vergeleken te worden. Er komt een tweede ronde. De vergadering neemt uren in beslag. Uiteindelijk gaat iedereen akkoord. Hans en ik gaan naar mijn kamer om ons geschil bij te leggen. Het kost ons weinig moeite.
De pers is prima. ‘Akkoord over VAD-wetsontwerp blijkt veel gunstiger voor links,’ schrijft De Volkskrant. ‘Links kan tevredener zijn met compromis over VAD dan rechts,’ meent de NRC. Andriessen maakt zijn eerste voorbehoud. Ik ben in high spirits. In een persgesprek waarschuw ik het CDA voor de laatste maal. Een tweede mislukking van Den Uyl zal politiek zeer ernstige gevolgen hebben. Ik hijs ‘de stormbal’. Het woordgebruik van Dries begint mij te inspireren. Deze verklaart niet bang te zijn voor ‘sergeant-majoor’ Van Thijn. Ik heb promotie gemaakt.
|
|