| |
| |
| |
| |
Woensdag 25 mei
Het campagneburo komt bijeen. De mensen die wekenlang dag-in, dag-uit leiding hebben gegeven aan de verkiezingscampagne, treffen elkaar voor de laatste maal. Het is een volstrekt overbodige vergadering. Dat wisten we vantevoren, maar het breekt een lange, machteloze dag. Niemand weet raad met de plotselinge leegte. Een campagne van alles-op-alles abrupt afgebroken, pal voor het hoogtepunt. De machtige arm van het terrorisme heeft het raderwerk stil gezet. Er hangt een macabere sfeer in het land. Om twee uur verloopt het ultimatum. De lijsttrekker is onbereikbaar. Wij verliezen ons in een koortsachtige non-activiteit. Is alles op tijd afgebeld? Er gaat toch niets door per ongeluk? Ook ons stilvallen wordt tot in de puntjes gecoördineerd. Besloten wordt dat ik als enige naar de NOS-studio ga om de uitslagen van commentaar te voorzien. Op gepaste wijze. Zonder vreugde, ook al winnen we een handvol zetels. Over de uitslag zélf heerst een grote onrust. Niemand waagt zich meer aan een voorspelling. De zorgvuldig opgebouwde campagne eindigt in een chaotisch gevoel van machteloosheid. Er valt geen pijl op te trekken. Zullen de mensen niet massaal thuisblijven? Zal er geen ruk naar rechts optreden? Is dit geen ‘gefundenes Fressen’ voor Glimmerveen? Er hangt een onheilssfeer. Het dreigende ultimatum overschaduwt uiteindelijk de prognoselust.
Veel te vroeg sta ik weer buiten, ik ga naar huis. De radionieuwsdienst meldt een grote opkomst en weinig bijzonderheden uit school en trein. We zouden pas laat gaan stemmen om nog ergens naartoe te kunnen leven. Die stip is zo gauw gezet. Ik rommel rusteloos in mijn papieren. Met karrevrachten verdwijnen ze in de prullebak. Het ultimatum verstrijkt, godzijdank.
Ik begin Hedy op te jagen. Ben je zover? Ze protesteert. Tien minuten later staan we buiten, op weg naar het stemburo. Hajo (9) gaat mee en kontroleert of Hedy wel écht op een vrouw stemt. Gelukkig kan hij maar in één hokje tegelijk zijn. De leden van het stemburo bevestigen de berichten over een grote opkomst. Te snel alweer zijn we op de te- | |
| |
rugweg.
Bij huis gekomen horen we geschreeuw. Een bouwvakker, werkzaam aan een brug over de Keizersgracht, is getroffen door een zware balk en heeft zijn schouder ernstig verwond. Terwijl hij krimpt van de pijn, vervoeren twee collega's hem naar een auto. De man herkent mij en roept, in al zijn ellende: ‘Verdomme Van Thijn, nou kan ik niet stemmen.’ De auto is aan de kleine kant, het kost moeite om hem erin te krijgen. Ik bied mijn diensten aan. Mijn auto is groter. Even later bevind ik mij op weg naar het ziekenhuis, de man kreunend achterin. Hij moest eens weten. Het gebeuren heeft op mij een bevrijdende uitwerking. Eindelijk weer iets om handen. Even weer die roes van activiteit. Snel begeef ik me door het verkeer. Té snel: de man schreeuwt het uit bij een uitholling overdwars.
Terug uit het ziekenhuis begint een nieuw nietsdoen, maar niet voor lang. Een heftig geroep trekt me naar het raam. Brand. Boven de Amstel hangt een dichte, zwarte rookkolom waarin de vlammen een hartverwarmend dansspel opvoeren. De Amsterdammer in mij wordt wakker. Ik ren naar buiten, op de hielen gevolgd door Hajo. Het blijkt zich af te spelen in een zijstraat van het Waterlooplein. Als we buiten adem arriveren heeft de brandweer de brand al bedwongen. Temidden van de lichtelijk teleurgestelde menigte ontbranden zich rondom mijn persoon heftige politieke discussies. ‘Jullie maken er een rotzooi van,’ roept een vrouw. Anderen nemen het voor mij op: ‘Niks hoor, het is zo'n goser, ik heb op hem gestemd.’ Ik sta er wat verloren bij. Na enige tijd realiseer ik me dat Hajo was meegerend. Hij is nergens te bekennen. Ik schrik. Wanhopig baan ik mij een weg door de mensen. Geen Hajo te zien. Ik ren naar huis. Daar zit meneer, breeduit op de bank. Boos worden heeft geen zin.
De dag is praktisch om. De stembussen gaan dicht. Een record-op-komst, meldt de radionieuwsdienst. Ik word nerveus en bereid mij voor op mijn vertrek naar de studio. De eerste uitslagen druppelen binnen. Plumpumperaveen: winst voor de PvdA. Baalderdam idem dito. Kijk aan, de trend is er.
Tegen achten komt de eerste computervoorspelling: grote winst voor de PvdA, maar het CDA blijft met een neuslengte de grootste partij. Ik bel mijn assistent Berend-Jan: of hij een exemplaar van de resolutie wil meebrengen. Hij had hem al klaar liggen. Ik voorzie moeilijke vragen. Stel je voor, de PvdA als grote verkiezingsoverwinnaar maar toch in de oppositie. Winnen en toch verliezen. Er zal veel gevraagd worden van onze beginselvastheid.
Aangekomen in de studio is alles anders. De PvdA is het CDA voorbij en dat zal zo blijven. Een historische overwinning tekent zich af. Het
| |
| |
kabinet-Den Uyl II is gekozen, het hoeft nog slechts geformeerd te worden.
Ik kan mijn ogen niet geloven. De uitslagen dwarrelen op mij neer als vlokken sneeuw op mijn brilleglazen. Ik zie als in een waas: Helmond: 13% vooruit; 's-Hertogenbosch 12%; Kerkrade 17%; Enschede 13%; Amsterdam 11%; Rotterdam: de absolute meerderheid.
Het wil niet echt tot mij doordringen. Is het omdat ik geen vreugde mag tonen, dat ik ook geen vreugde voel?
Rondom de gekaapte trein doet zich een macaber incident voor, waarover slechts spaarzame berichten doorkomen. Drie in het wit geklede gijzelaars met een strop om de hals worden geruime tijd buiten de trein gezet. Een verklaring wordt niet gegeven.
Ik moet commentaar geven op de uitslagen. Ik prevel wat dingen die iedereen al bedacht had. Een lachje kan er niet af. Wel zeg ik met overtuiging dat alle betrokken politici met zo'n verkiezingsuitslag verplicht zijn tot een snelle formatie.
Vraag: ‘De kiezers zijn prima opgekomen, in grote getale, kunt u het ze aandoen om hen weer een formatie van een half jaar aan de broek te smeren?’
Ik: ‘Nee, dat vind ik niet.’
Vraag: ‘Hoe wilt u dat voorkomen?’
Ik: ‘Nou, door zo snel mogelijk te gaan onderhandelen en van alle kanten te proberen ertoe bij te dragen dat er zo snel mogelijk een kabinet uit de bus komt zoals dat door de kiezers is gewenst.’
Aarzelend ga ik weer zitten, napeinzend over het vraaggesprek. Tja, hoe voorkom je dat het lang gaat duren? Intussen is Wim Aantjes aan het woord. ‘Er moet vlug een nieuwe regering komen, en een goede natuurlijk.’ Hij heeft, zo op het oog, wat minder moeite met de vraag hoe dat moet: Als de PvdA met de grote winst die ze heeft geboekt maar de weg van de redelijkheid zal gaan.
Ik haal (buiten beeld) mijn schouders op. Wat is dat nou? Ik ken geen andere weg.
Frans Andriessen komt, ongenood, binnen. Het gezicht van Aantjes betrekt. ‘Wat moet die hier?’ zeggen zijn ogen. Omdat de beide lijsttrekkers zich noodgedwongen in het crisiscentrum bevinden, zijn uitsluitend hun plaatsvervangers voor commentaar uitgenodigd. Ik weet dat maar al te goed als ik Frans vraag of hij nu de leiding weer op zich gaat nemen. Hij maakt een breed, vragend armgebaar, voor een goed verstaander erg openhartig.
De afwezigheid van Den Uyl en Van Agt begint steeds meer te drukken. Er wordt een quasi-driegesprek in scène gezet tussen Wiegel, Aantjes en mij. Het gesprek heeft een schimmig verloop. Eén van de
| |
| |
thema's is: het VVD/CDA-alternatief. Bestaat dat wel bij 77 kamerzetels? Ik: ‘Nee. Zo'n coalitie is afhankelijk van één man en een halve paardekop. Dat is te weinig.’ Aantjes is minder uitgesproken: ‘Het antwoord op die vraag is voor een deel uit de verkiezingsuitslag af te lezen en voor een deel zal het in de onderhandelingen met de partijen eruit moeten komen.’ De fijne nuance is Wiegel niet ontgaan: ‘De kijkers in het land kunnen precies zien hoe de heer Aantjes opereert. Wat hij heeft gezegd. We weten dus dat er nogal een fikse discussie binnen het CDA zal gaan ontstaan over de vraag met wie het CDA wil gaan regeren ... Het is niet aan mij om in die pot te gaan zitten roeren.’
Er worden drie oude rotten in stelling gebracht. Burger, Geertsema en Tilanus. Zij spreken onomwonden, zoals alleen oud-politici dat kunnen. Formateur of informateur, is de vraag waarop zij worden losgelaten. Jaap Burger is weer op zijn best. ‘Een informateur moet je nemen als je geïnformeerd wil worden. Als je nu nog niet geïnformeerd bent, zoals die verkiezingsuitslag is, dan vraag ik me af wanneer je dan wel geïnformeerd bent. Het is heel duidelijk, dat de formateur Den Uyl moet zijn en er moet op de kortst mogelijke termijn een kabinet voor elkaar zijn.’
Er bekruipt mij een onbehaaglijk gevoel. Had ik dat niet moeten zeggen? Heb ik een scoringskans laten liggen? De argumentatie van Jaap klinkt zo vanzelfsprekend. Maar is het wel zo vanzelfsprekend? Ik voel toch enige twijfel opkomen. Een snelle formatie, ja maar Den Uyl meteen al formateur, is dat echt de snelste weg? Zelfs een gekozen formateur kan mislukken, en wat dan? Ik ben blij dat ik niet voor mijn beurt heb gesproken.
De beurt is nu aan Frans Andriessen. Hij kiest voor een informateur om eerst nog enige punten tot klaarheid te brengen. PvdA of VVD? ‘Ik denk dat er in het CDA vooral mensen zijn die willen proberen om onze eigen politieke inzichten zoveel mogelijk tot gelding te brengen.’
Inmiddels is de einduitslag binnen. De PvdA heeft echt tien zetels gewonnen. Het wachten is nu op de man die deze historische overwinning heeft mogelijk gemaakt.
Hij verschijnt in het beeld vanuit Studio Den Haag. Zijn commentaar betreft de situatie bij De Punt en Boven-Smilde. De toestand daar is ‘ongemeen ernstig’. ‘We zijn er voortdurend mee bezig: hoe kunnen we de kinderen en de gegijzelden in de trein bevrijden en ons zelfrespect bewaren.’
Hij verdwijnt weer uit het beeld. Ik heb tranen in mijn ogen. Dit is echt de minister-president. Gekozen omdat hij geploeterd had. Ploeterend terwijl hij herkozen werd. Geen woord over de verkiezingsuitslag.
| |
| |
Even later wordt de uitzending hervat. Den Uyl tóch over de verkiezingen. ‘Ik heb door de bekende omstandigheden eigenlijk nauwelijks uitslagen gezien, er tussendoor zo nu en dan flitsen.’ Niettemin volgt er een trefzekere analyse die alles wat er tot nu toe gezegd is, doet verbleken. Het meest verheugd is hij over de massale opkomst, juist in een situatie waarin onze rechtsorde zo beproefd wordt: ‘Een overwinning voor de democratie.’
Diep in de nacht gaan we nog even langs Buitenveldert om hem persoonlijk geluk te wensen. Buiten staat een politiewagen.
| |
Donderdag 26 mei
De aardverschuiving dringt pas goed tot mij door als ik de fractiekamer binnenkom. Onvoorstelbaar, wat een mensen. En zoveel nieuwe gezichten. Onder hen bevindt zich nog een aantal lotelingen, maar ook als het lot hen niet gunstig gezind is horen ze erbij. We gaan immers regeren? Vroeg of laat zullen de kandidaat-bewindslieden, en ook daar wemelt het van, hun kamerzetel weer beschikbaar stellen. Er heerst een uitgelaten stemming. Het huis is te klein. In allerijl worden er stoelen aangesleept om een tweede rij te formeren. Voor het eerst werken we met ‘backbenchers’. Joop den Uyl wordt met gejuich ontvangen, maar ik open de vergadering. Officieel is het de laatste vergadering van de oude fractie. De nieuwkomers zijn te gast. Ik vestig de aandacht op het rookverbod. Enkele démissionaire bewindslieden protesteren fel. Niet zonder enige wellust maak ik hen duidelijk dat zij zich aan genomen fractiebesluiten hebben te onderwerpen. Het vuur wordt sissend gedoofd.
Het gezelschap buigt zich over de vraag: formateur of informateur? Den Uyl leidt in. Voor hem is er geen twijfel mogelijk. Op deze uitslag past maar één advies: Den Uyl formateur. We moeten meteen hoog inzetten, het initiatief nemen. Een informateur is per definitie een veredelde scharrelaar. We moeten recht-toe-recht-aan afstevenen op een nieuw kabinet.
Slechts een enkeling, waaronder ikzelf, maant tot voorzichtigheid. De eersteling is welhaast tot mislukken genoemd. Daar mogen we Joop niet aan blootstellen. Bovendien: een informateur komt er dan toch, maar dan hebben we wel een paar weken verloren.
Maar de meesten willen er niet van horen. De eersteling mislukken? Dat is verleden tijd. Nog nooit heeft iemand zo'n grootse overwinning behaald. Den Uyl laten mislukken? Dat kan niemand zich veroorloven. Nu een informateur aanbevelen is een teken van zwakte.
Een besluit wordt niet genomen. Dat is de taak van de nieuwe fractie die op 31 mei voor het eerst bijeen zal komen. In die vergadering zal
| |
| |
ook een nieuw fractiebestuur worden gekozen. De oude fractie gaat definitief uiteen. Joop keert snel terug naar het crisiscentrum.
Intussen blijkt het in de naburige CDA-fractiekamer stormachtig te zijn toegegaan. Anders dan bij ons is men daar onmiddellijk begonnen met de formatie van een nieuwe fractieleiding. Van Agt wordt bij verstek tot het fractievoorzitterschap veroordeeld. Maar dan breekt de hel los. Frans Andriessen blijkt na het tellen van de briefjes bij meerderheid van stemmen te zijn gekozen tot tweede voorzitter. Nummer vier van de CDA-ranglijst blijkt nummer twee te hebben verslagen. Maar nummer twee, Wim Aantjes, weigert zich bij deze uitslag neer te leggen. De wedstrijd zal in een volgende vergadering worden overgespeeld.
Reeds één dag ná de verkiezingen blijkt dat het CDA niet écht bestaat. De aan de kiezers voorgehouden kandidatenlijst was slechts een momentopname. De interne competitie gaat gewoon door en zal nog tal van verschuivingen kunnen opleveren.
Natuurlijk kan ik een gevoel van leedvermaak niet onderdrukken, als ik van de CDA-perikelen hoor, maar toch overheerst een gevoel van bezorgdheid. Verdeeldheid lijkt leuk, maar leidt onvermijdelijk tot een verharding van de houding ten opzichte van ons. Een concurrentiestrijd binnen het CDA heeft al snel tot inzet: wie stelt zich het hardste op tegenover de socialisten? De man met de hardste kop wordt dan de beste bink. Zo simpel ligt dat. Ik maak mij geen illusies over onze vrienden. Juist die zullen zich door extreme hardnekkigheid moeten bewijzen. Het wordt een zware formatie.
Ik spoed mij naar Amsterdam, naar het Partijbestuur. Ook daar staat men op het standpunt, dat Joop den Uyl de gedoodverfde formateur is. Er speelt hier echter nog een extra motief, dat in de fractie niet aan de orde is geweest. De gang van zaken tijdens de formatie moet zorgvuldig getoetst kunnen worden aan de uitgangspunten die door de partij vóór de verkiezingen zijn geformuleerd. Een formateur moet daarop aangesproken kunnen worden. Dat kan alleen als onze lijstaanvoerder zélf die functie op zich neemt. Ik waarschuw voor een al te groot optimisme op dit punt. Als Joop tot het formateurschap geroepen wordt, zal een ander namens de partij de onderhandelingen moeten voeren. Die man is primair aanspreekbaar op partijstandpunten, niet de formateur. Die is immers per definitie geroepen verschillende partijstandpunten samen te kneden tot één toekomstig kabinetsstandpunt. De onderhandelaar heeft tot taak te zorgen dat dat kabinetsstandpunt voor ons herkenbaar blijft. Hij onderhandelt, ook met de formateur. Ligt het niet meer voor de hand dat de onderhandelingen in eerste instantie door de eerste man worden gevoerd?
| |
| |
Maar ook het Partijbestuur is niet te vermurwen.
Ik kom thuis met een drukkend gevoel. Ik voorzie dat we zwaar weer krijgen. Een onbezorgd Pinksterweekend zit er niet in. Maar erg lang kan het toch niet duren. Ik stel Hedy, die zich zorgen maakt over de zomervakantie in Fanghetto, op overtuigende wijze gerust.
| |
Vrijdag 27 mei
De dag begint met goed nieuws. De schoolkinderen, ziek geworden, zijn vrij. ‘De natuur heeft ons een handje geholpen,’ hoor ik Van Agt voor de radio zeggen. Niettemin blijven de gijzelingen de gemoederen flink bezighouden. Het einde is nog niet in zicht.
Ook Den Uyl blijft onafgebroken in touw. Gelegenheid voor rustig overleg is er niet. De formatie kan nog niet echt op gang komen. In de media nemen de nabeschouwingen over de verkiezingen en de voorbeschouwingen over de formatie alweer snel een ondergeschikte plaats in. Ik maak van de gelegenheid gebruik om wat persoonlijke zaken te regelen, zoals de verlenging van mijn pas. De vakantie is immers niet ver meer weg.
Aan het eind van de middag bevind ik me telefonisch in het VPRO-programma Welingelichte Kringen. Ik versta de vragen nauwelijks, hopelijk zij de antwoorden niet. Wie is er op dit moment eigenlijk welingelicht? Ik in ieder geval niet.
Met tegenzin ga ik 's avonds naar Haagsche Kringen. Iets nieuws heb ik niet te melden. Natuurlijk loop ik prompt weer op tegen de hamvraag: formateur of informateur? Ditmaal is Philip Freriks de blijde boodschapper. Ik zeil er quasi-handig omheen en sta versteld van de verlegenheidsargumenten die me te binnen schieten. ‘Normaal gesproken, als je naar de verkiezingsuitslag kijkt, dan zeg je, er is geen vuiltje aan de lucht. Laat Den Uyl maar beginnen en in de kortste keren heb je een kabinet. Maar ik geloof dat je in dit land helaas naar twee dingen moet kijken: in de eerste plaats de verkiezingsuitslag en in de tweede plaats hoe interpreteert een partij als het CDA die verkiezingsuitslag. En dat is nog een hele klus om daar achter te komen.’ Struikelend over de kabels verdwijn ik weer uit het beeld.
Na afloop, als het échte Haagse programma aanvangt in het restaurant ‘de Bistroquet’, heb ik een heftige woordenwisseling met Harry van Wijnen. ‘Joop heeft de verkiezingen gewonnen ondanks de meerderheidsstrategie. De partijstrategen mogen wel een toontje lager zingen,’ aldus Harry. Ik bestrijd de tegenstelling. ‘Wij hebben Joop tot inzet gemaakt van de machtsvraag. De kiezers hebben geweten dat Joop alleen terugkomt als de PvdA groter zou worden dan het CDA. Dat is een riskante bezigheid geweest, maar het heeft gewerkt. De nek- | |
| |
aan-nek-race met het CDA heeft de opkomst sterk bevorderd. Trouwens, je moet over de verkiezingen heen kijken. Zie jij Joop functioneren als gevangene van een kabinet zonder progressieve meerderheid?’
Het antwoord lees ik enkele dagen later in Het Parool. Den Uyl heeft nog steeds gewonnen ondanks de ‘catechismus van de strategie-wiskundigen.’
| |
Maandag 30 mei
Al vroeg, althans voor een Pinksterdag, gaan wij en famille op weg naar het Catshuis. Op de koffie. Hajo en Hadassah gaan onder protest mee. Ik had de vorige dag geprobeerd het te verkopen als een ‘uitje’. Een zondag is er immers om iets leuks te doen. En wat daaronder wordt verstaan is doorgaans het resultaat van een groepsgesprek waarbij de kinderen een doorslaggevende stem hebben. Maar het Catshuis viel, wat ik ook betoogde, niet te rangschikken onder de categorie ‘leuks’. Vooral Hajo had grote bezwaren. ‘Het is daar erg mooi. Er is ook een prachtig grasveld waar je kunt voetballen. Er zijn misschien nog meer kinderen.’ Het mocht niet baten. Voor Hajo was het ‘op bezoek’ en dat was per definitie niet iets leuks. Ik speculeerde op zijn politieke belangstelling. Hij had erg meegeleefd met de verkiezingsstrijd en op school stickers met Joop uitgedeeld. ‘Nu ontmoet je hem in levende lijve,’ probeerde ik met de stem van een zoete vogelaar. Maar nee hoor, op bezoek bij Joop was en bleef primair ‘op bezoek’ en dús niet iets leuks.
Ditmaal moesten andere stemmen dan die van de kinderen de doorslag geven. Ik had immers onze komst aangekondigd. Het was nog zo'n beetje de enige gelegenheid om voor de beslissende fractie van de volgende dag de horloges, die duidelijk uiteen liepen, gelijk te zetten. Als we eenmaal in de auto zitten, vindt Hajo het toch wel spannend. Hij heeft de cartoons die hij zelf gemaakt heeft van Van Agt (met pukkel) meegenomen voor Joop. Op het Catshuis hangt een sinistere sfeer.
Joop en Liesbeth brengen er tegen heug en meug de Pinksterdagen door. Om dicht bij het crisiscentrum te zijn. Maar ook vanwege de extra-beveiliging die noodzakelijk wordt bevonden en die in Buitenveldert niet op deze wijze is te perfectioneren. Ariane, de jongste dochter, zit verveeld in een hoekje met een boek dat haar niet écht boeit.
Joop is geheel vervuld van de gijzelingen en vertelt ons een aantal wrange bijzonderheden. Na enige tijd zonderen wij ons af en beginnen aan een lange mars over het majestueuze gazon, alles en iedereen in onze omgeving vergetend. Joop heeft nog eens over mijn bezwaren nagedacht, maar zijn besluit staat vast. Hij wil zo spoedig mogelijk
| |
| |
aan de slag als formateur. Er moet tempo gemaakt worden. In zes weken moeten we er uit zijn. Ik zwicht voor zoveel dadendrang. We praten door. De onderhandelingen zijn begonnen. Alle stadia passeren de revue. De vier hervormingsvoorstellen. De abortus. Het sociaal-economisch beleid. De getalsverhoudingen. De zetelverdeling. Maar het accent valt toch op de personele bezetting. Stuk voor stuk lopen we de departementen door. Reeksen van kandidaten marcheren af en aan. Joop informeert naar mijn persoonlijke belangstelling. Ik zeg hem een lichte voorkeur te hebben voor Binnenlandse Zaken boven het fractievoorzitterschap, als zich die keuzemogelijkheid ooit zou voordoen. Maar Binnenlandse Zaken behoort op onze voorkeurlijst ondergeschikt te worden gemaakt aan Justitie. Na alles wat daar is voorgevallen zullen we hoe dan ook dit departement moeten opeisen. Als onderhandelaar zal ik dan ook in geen enkel stadium van mijn persoonlijke voorkeur doen blijken. ‘Dit is het laatste wat je er van mij over zult horen,’ zeg ik. Joop vertelt dat hij, na een persoonlijk gesprek met Van Agt, goede hoop heeft dat deze voor het fractievoorzitterschap zal kiezen. We keren terug naar het gezelschap en nuttigen de door ons meegebrachte ijstaarten. Daarna vertrekken we snel, om toch nog iets ‘leuks’ te doen.
| |
Dinsdag 31 mei
‘Nu omtrent het politieke karakter van het tot stand te brengen kabinet geen twijfel kan bestaan, de ernst van de vraagstukken een snelle kabinetsvorming geboden maakt en de Partij van de Arbeid een brede steun van de kiezers verkreeg, moge ik u adviseren de lijstaanvoerder van de Partij van de Arbeid te belasten met de vorming van een kabinet, dat geacht mag worden het vertrouwen van het parlement te genieten.’ Zo luidt het advies dat Den Uyl in de loop van de dag aan de koningin uitbrengt.
Daar is een niet al te moeilijke fractievergadering aan vooraf gegaan. Het is de eerste vergadering van de nieuwe fractie dus moet er eerst orde op zaken worden gesteld. Joop wordt bij acclamatie tot fractievoorzitter gekozen. Hij probeert mij op de zelfde vlotte wijze in het genot te stellen van het tweede voorzitterschap. Als een aantal handen zich al tot klappen zetten, vraagt één fractielid om een schriftelijke stemming. De briefjes worden rondgedeeld. Alhoewel ik het mezelf nauwelijks wil toegeven, klopt mijn hart toch iets sneller dan gewoonlijk. De uitslag lucht op: één onthouding, één stem op Wierenga. Dick Dolman wordt derde voorzitter. Stan Poppe en Aad Kosto eerste en tweede secretaris. Wim Meijer wordt als enige bewindsman in het fractieburo (fractiebestuur) gekozen. Fractieleden kiezen voor fractie- | |
| |
leden. Uit de bus komen verder Joop Voogd, Meinie Epema, Ineke Haas, Ko Wierenga en Joop Worrell. Het echte vergaderen kan beginnen. Ik mag de hamer hanteren. Jan Schaefer steekt een sigaret op. Ik wijs hem vriendelijk op het rookverbod. Terecht wijst hij erop dat dit een gebruik was van de oude fractie. Ik stel de nieuwe fractie voor dit gebruik over te nemen. Opnieuw protesteren nieuwkomers als Schaefer, Van Dam en ook Den Uyl heftig. Ik breng mijn voorstel in stemming. Joop vraagt de hamer terug. Een overgrote meerderheid kiest, stilletjes tot mijn verdriet, voor de kwaliteit van ons bestaan. Ten laatste male zetten wij ons aan de formateur-of-informateur-vraag. Het pleit is snel beslecht. Joop staat in de startblokken. ‘Ik heb daartoe het mandaat gekregen van de kiezers. Ed moet als onderhandelaar optreden. Met Van Agt en Terlouw vormt hij een prima trio’. Ik incasseer het compliment zonder precies te weten of het een compliment is. Joop gaat, objectiverend, verder. ‘In onze staatkundige verhoudingen is een formateur wél partijdig in de zin dat hij zich inzet voor de vorming van een progressief kabinet, maar hij is geen partijman. Hij komt niet in de fractie, noch in het Partijbestuur en legt geen verantwoording af op de Partijraad’. Kortom, Joop vertrekt. De partijman ben ik. Ik stel de fractie een nota in het vooruitzicht.
| |
Woensdag 1 juni
Joop is formateur. De opdracht lijkt simpel: een kabinet dat geacht mag worden het vertrouwen van het parlement te genieten. Dat moet te doen zijn. Binnenskamers circuleert 15 juli als uiterste datum. In de CDA-fractie hebben Aantjes en Andriessen weer stuivertje gewisseld.
Ik zet mij aan het schrijven van de beloofde nota. Wat te doen met tien zetels winst? wordt de titel.
| |
Donderdag 2 juni
De nota begint vorm te krijgen. Het centrale thema is ‘beeldbevestiging’. Binnen 10 maanden zijn er statenverkiezingen, het eerste examen voor Den Uyl II. Een terugslag volgend voorjaar zal onze tegenstanders onvermijdelijk in de verleiding brengen door middel van vervroegde verkiezingen de nu verworven machtspositie weer terug te dringen.
De aanhang die we nu verworven hebben - ten dele op incidentele basis (‘Wij stemmen deze keer PvdA’) - kan alleen voor de PvdA behouden blijven via een herkenbaar, bevestigend, aansprekend beleid in de komende tien maanden. Onze winst is niet alleen te verklaren uit het opslokken van CPN, PPR en PSP - al heeft links Nederland na lange aarzeling bewust gekozen voor de macht. Dat wil zeggen: voor de
| |
| |
PvdA met haar gematigde, zelfbewuste koers, gericht op voortgezette regeringsverantwoordelijkheid, verpersoonlijkt door Den Uyl. De winst is vooral afkomstig van jonge kiezers en mensen die voor het eerst in grote getale zijn opgekomen. De tot apathie geneigde groepen in de oude buurten van de grote steden, gebieden met grote werkeloosheid, de laagstbetaalden, de niet-actieven en de ongeschoolden.
De PvdA is, meer dan ooit tevoren, het verzamelpunt geworden van de werknemers. De totstandkoming van de FNV, de verwijdering tussen KVP en NKV, de naweeën van de stakingsgolf en de verkapte anti-vakbondskoers van CPN en KVP hebben daarvoor gezorgd.
Voor al deze groepen geldt dat de angst voor een rechts kabinet een grote rol heeft gespeeld. Alles overheersend in de campagne was het vraagstuk van de bestaanszekerheid, de angst dat een rechts kabinet zou tornen aan de sociale zekerheid en onvoldoende perspectief zou kunnen bieden op het punt van de werkgelegenheid.
Wij zijn erin geslaagd ons te presenteren als een partij die dat perspectief wel kan bieden, die garant staat voor de bestaanszekerheid van de gewone mensen. Dat moet zo blijven.
De grote opgave bij de statenverkiezingen zal zijn: de opkomst. Van nature ligt de opkomst bij dat soort verkiezingen beduidend lager. Een terugval in de opkomst betekent een zekere nederlaag. Vanuit het beleid zullen wij de mensen moeten blijven motiveren, vertrouwen wekken, het opgeroepen beeld waarmaken.
Het is daarom niet bij voorbaat verwerpelijk wanneer de verhouding tussen de PvdA en CDA ook in de toekomst gekenmerkt blijft door een zekere spanningsrelatie. Het zou ook teveel gevraagd zijn als het nieuwe kabinet plotseling in het teken zou staan van rozegeur en maneschijn. Laten we ons geen illusies maken. Voor ons is de coalitie met het CDA een gelegenheidscombinatie, voor het CDA een verlegenheidscombinatie. Dat is de werkelijkheid. Wij zijn tot elkaar veroordeeld, al blijft het CDA/VVD - alternatief een permanente bedreiging.
Ik leg de fractie een aantal uitgangspunten voor:
- | Een meerderheidspositie in het nieuwe kabinet voor de PvdA is terwille van de herkenbaarheid noodzakelijk. Een wippositie voor D'66 is niet aanvaardbaar. Te denken valt aan de formules 8-7-1 of 7-6-1, afhankelijk van een nader uit te brengen advies over de departementale indeling. |
- | Wij zullen moeten proberen onze positie in de sociaal-economische sector te versterken. Voorts dienen wij meer greep te krijgen op de wijze waarop en het tempo waarin hervormende maatregelen tot stand gebracht kunnen worden. Daartoe zullen wij het wetgevend departe- |
| |
| |
| ment van Justitie in handen moeten zien te krijgen. |
- | Programmatisch dient eerst overeenstemming te worden bereikt over de vier hervormingsvoorstellen. Het CDA kan er breukpunten van maken, maar ook ijsbrekers. Bij het sociaal-economisch beleid is een stormloop van het CDA te verwachten tegen het zgn. 1%-beleid. We zullen deze ‘linkse norm’ met hand en tand moeten verdedigen. |
- | Andere punten die geregeld moeten worden zijn o.a. het regionaal beleid, de inkomenspolitiek, het (kern)energiebeleid, de emancipatie van de vrouw en het abortusvraagstuk. Bij dat laatste teken ik nog aan dat gestreefd moet worden naar een procedure-afspraak, uitmondend in een echte garantie dat een door beide Kamers aanvaard wetsontwerp op ondertekening zal kunnen rekenen. In elk geval kunnen we geen minister van Justitie accepteren die zich tot taak stelt een dergelijk wetsontwerp tegen te houden. |
Het zou de laatste nota zijn die ik aan de fractie voorleg. Enkele dagen later al staat hij in De Volkskrant. Gelekt. Onze strategie ligt op straat.
Intussen blijkt ook een ander schriftuur van mij de aandacht te hebben getrokken. Maar dat was de bedoeling. Onder de kop ‘De PvdA en Binnenlandse Zaken’ bespreekt Harry van Wijnen een recent artikel in Socialisme en Democratie over de democratisering van het bestuur. ‘Wij zullen,’ zo blijk ik geschreven te hebben, ‘in de komende jaren de hoogste prioriteit moeten toekennen aan het bijslijpen van ons denken over de democratisering van ons bestuur.’ Van Wijnen vindt het onbegrijpelijk dat Binnenlandse Zaken altijd de reputatie heeft gehad van een departement ‘waar niks gebeurt’. ‘De kabinetsformatie zal leren of de PvdA de achterstand die zij heeft opgelopen in ervaring met en kennis van het bestuurlijk apparaat van de staat bereid is in te halen.’
Begeerte raakt mij aan. Ik kan de nota voor de fractie nog bijstellen. Een fascinerende uitdaging: de democratisering van het staatsapparaat, de bestuurlijke reorganisatie, het overheidspersoneelsbeleid, tolerantie en veiligheid, mensenrechten en minderheidsgroepen en, niet te vergeten, staatkundige vernieuwing. De bezeten democraat in mij wordt onrustig. Ik wijzig de nota toch maar niet.
's Avonds vervul ik een spreekbeurt voor het gewest Amsterdam. ‘We zullen Justitie moeten claimen,’ hoor ik mijzelf zeggen.
| |
Vrijdag 3 juni
Ik leg de laatste hand aan de nota. Opgelucht ga ik aan het eind van de middag naar mijn basketballclubje, voor het eerst weer sinds lange tijd. Fanatiek werp ik de zorgen van mij af. Het is jammer genoeg de
| |
| |
laatste keer. Het seizoen is voorbij. Na afloop is er een gezellig etentje. De formatie zélf wil maar niet op gang komen. Joop zit weer dag en nacht in het crisiscentrum. De gijzelingszaak werkt verlammend. Een vliegende start kunnen we wel vergeten.
| |
Zaterdag 4 juni
De Partijraad is bijeen in Arnhem. Joop is al aan het woord als ik binnenkom. Hij bedankt de mensen voor hun trouw en hun inzet. ‘Van een met de vinger nagewezen, van een weggeduwde, van een miskende, van een achtergestelde groep, geworden tot een partij met een eerste verantwoordelijkheid voor dit land,’ zo schildert hij de ontwikkeling die zich op 25 mei heeft voltrokken. Hij waarschuwt tegen een al te grote euforie. ‘Laten we beseffen dat het grootste gevaar dat ons bedreigt is de idee dat we het gemaakt hebben ... Nu al moeten we ons bewust zijn dat bij de tegenstander op wraak en revanche wordt gedacht en geloerd.’ Profetische woorden.
De Partijraad is hiervoor niet ongevoelig. Men aanvaardt een gematigde resolutie waarin de strijd tegen de werkeloosheid en de inflatie, de omzetting van winst in werk en het veilig stellen van de sociale zekerheid centraal staan. Wel wordt gevraagd dat eerst zekerheid wordt verschaft over het aanvaarden van de vier hervormingsvoorstellen, aangevuld met de verbeteringen die de kamerfractie nog in petto had. Ook wordt duidelijkheid verlangd over een procedure-afspraak die de legalisering van de abortus garandeert.
Men legt mij het vuur aan de schenen over de getalsverhoudingen en de zeteltoedeling in het nieuwe kabinet. Wat het laatste betreft komt elke spreker met een eigen prioriteit. Dat stelt mij in de gelegenheid te verzuchten dat wij niet alle portefeuilles kunnen opeisen en dat een nadere keuze noodzakelijk is. Ik zeg toe in elk geval te zullen ijveren voor een versterking in de sociaal-economische sector, desnoods via de staatssecretarissen. Ik vraag begrip voor het feit dat ik mij als onderhandelaar niet spijkerhard kan uitlaten over de getalsverhoudingen. Met een paar omtrekkende bewegingen: ‘We hebben recht op tenminste de helft’ en ‘geen wippositie voor D'66’ wordt het toch duidelijk waar ik op aan koers. Het gevraagde begrip wordt mij met gulle hand toebedeeld. Ien van den Heuvel sluit af met een ode aan de succesvolle meerderheidsstrategie. Als ik buiten kom regent het.
| |
Zondag 5 juni
Zoals gebruikelijk wordt de zondagsrust weer verstoord door allerhande radiocommentaren van christen-democratische voormannen. Van Agt reageert mild op de Partijraad. Hij constateert met
| |
| |
vreugde dat de PvdA niet meer werkt met zogenaamde voorwaarden vooraf. ‘Dat hebben wij nooit aanvaard en zouden we ook nu niet aanvaarden.’ Wel stelt hij zweetdruppels in het vooruitzicht als we ons gaan zetten aan de grondpolitiek. ‘Uw vraag: zal dat nu gemakkelijker te regelen zijn dan voor de verkiezingen? Antwoord: nee. De moeilijkheden zijn dezelfde gebleven en de opvattingen aan beide zijden evenzo.’ De aardverschuiving lijkt de grond onberoerd te hebben gelaten. Woedend draai ik de knop om. Ik zet de politiek van me af. Carla en Marion (12 en 9) zijn er. We gaan met z'n allen wat leuks doen.
| |
Maandag 6 juni
Het is zover. De formateur ontvangt. Ik maak mijn opwachting. Een horde fotografen legt onze kennismaking vast. ‘Dag Joop,’ zeg ik. ‘Dag meneer Van Thijn,’ zegt Joop. Als de fotografen weg zijn laat ik hem mijn nota lezen. Hij valt over de 1%-norm, die ik met ‘hand en tand’ wil verdedigen. ‘Er zijn nieuwe prognoses’, zegt hij. ‘De groei zal niet 3¾ maar 3½ bedragen’. Mijn oren tuiten. Sinds wanneer kunnen economen niet meer over verkiezingen heenkijken? Hij vertelt dat er een (ambtelijk) rapport op komst is van de Centraal-Economische Commissie. Eerst lezen, denk ik, en dan nog niet geloven.
We bespreken de te volgen procedure. Hij wil eerst tot conclusies zien te komen over de vier hervormingswetten ‘mede vanwege hun samenhang met de centrale doelstellingen van het sociaal-economisch beleid’. Ik maak hiertegen geen bezwaar.
Van Agt wel. Tijdens zijn eerste bezoek aan de formateur maakt hij drie voorbehouden. Ze hebben betrekking op het karakter van het te vormen kabinet, de deelneming daaraan van D'66 en de beoogde procedure. Meer niet. Een goed begin is het halve werk. De tent gaat voor drie dagen dicht.
In het Partijbestuur dat 's avonds bijeenkomt leeft enige argwaan over de samenhang tussen de vier hervormingswetten en de sociaal-economische problematiek. Ik probeer ze gerust te stellen. Wij hebben toch steeds zelf over een onverbrekelijke samenhang gesproken? Trouwens, ik moest toch zo nodig van jullie onderhandelen? Dat laatste argument doet het. Hoe lang nog, vraag ik me af.
| |
Dinsdag 7 juni
De fractie bespreekt mijn nota. Duisenberg neemt als eerste het woord. Ook hij waarschuwt tegen de 1%-passage in het licht van de nieuwste gegevens. De fractie reageert stomverbaasd. Met pijn en moeite hebben we ons in de 1%-operatie geschikt, is het weer niet goed. Maar de andere bewindslieden reageren het felst. Voordat ik het weet ont- | |
| |
spint zich een compleet begrotingsdebat. Ik waan mij plaatsvervangend voorzitter van de ministerraad. Vooral Van Kemenade pakt uit. Als de 1%-operatie zo snel al weer achterhaald is, dan moeten we hem niet uitbreiden, maar integendeel, de achterliggende filosofie herzien, zegt hij. Waar zijn we eigenlijk mee bezig? Zolang in de particuliere sector de winst-werk-formule niet werkt, moeten wij in de publieke sector meer arbeidsplaatsen scheppen en dus niet het voorzieningenpeil verder omlaag drukken. De andere onderdelen van de nota lokken minder discussie uit en verkrijgen ieders instemming. Piet Stoffelen deelt mee elk ogenblik te kunnen bevallen van een advies over de departementale organisatie. Een uitgebreid geboortebericht bereikt de fractie enkele dagen later via de pers. Ook nu weer is De Volkskrant de gelukkige.
Na afloop heb ik een gesprek met Jaap Burger, die enkele interessante nabeschouwingen ten beste geeft over de formatie van '56. Waarom zou Joop mislukken? Dat Drees toen mislukt is lag niet aan Romme, maar aan Drees zelf. Toen Romme zich enkele kritische opmerkingen veroorloofde, constateerde Drees al dat de politieke wil bij hem ontbrak en gaf zijn opdracht terug. Burger is vooral geïnteresseerd in de personele bezetting. ‘Aan één conservatief zal je niet ontkomen, Ed,’ zegt hij waarschuwend. De spijkerharde program-afspraken hoeven van hem niet. ‘Afspraken met de confessionelen, dat zijn scheten in een netje,’ zegt hij, puttend uit een rijke ervaring.
| |
Woensdag 8 juni
De nieuwe kamer wordt beëdigd. Een opwindend schouwspel. De uitgedijde PvdA-fractie bestrijkt nu alle rijen ter linkerzijde. Ik schuif een plaatsje op voor Joop. Geen gezicht. Den Uyl in een kamerbankje. Het lijkt wel een oppositieleider. De fotografen kunnen er maar niet genoeg van krijgen. Op het achterbankje van het CDA zitten Van Agt, Aantjes en Kruisinga in broederschap bijeen. Andriessen is van zijn plaats verjaagd. Jacob Vellenga treedt op als voorzitter van de commissie voor de geloofsbrieven. Hij maakt er een prachtige act van. Er blijkt van alles te zijn misgegaan in tal van stemburo's. Ergens heeft zelfs een baby gestemd. Tot vijfmaal toe struikelt hij over het woord ‘legimitatiekaart’. De kamer ligt dubbel. De eden of beloften worden afgenomen. Met argusogen volgt men in de CDA-banken wie er bij ons de vingers opsteekt en wie niet. Ze krijgen drie kansen. Erica Terpstra heeft de eerste keer wat moeite met de formule. De derde keer gaat het al een stuk beter.
‘Ze maakt steeds betere tijden’, fluistert Joop mij toe.
De pret kan niet op. 's Avonds nemen we afscheid van de vertrekken- | |
| |
de fractieleden en een aantal (reeds vertrokken) medewerkers. Onder hen bevinden zich o.a. mijn oud-medewerker Tom Pauka en oud-secretaresse Wanda Strang. Het is mijn gewoonte van zo'n afscheid nogal wat werk te maken. Iedereen krijgt een persoonlijke plaagstoot mee. De meeste moeite heb ik met de mensen die ik het beste ken. Tegen Tom zeg ik tenslotte: ‘Tegen jou moet ik wel een slecht verhaal afsteken, want als het goed is denkt iedereen dat jij het gemaakt hebt,’ aldus een gemeenschappelijke frustratie wegslikkend.
Ik ben meer dan een half uur aan het woord. Toch zijn ze er niet allemaal. Huub Franssen ontbreekt. Hij houdt niet van toespraken en zeker niet bij zijn afscheid. Jan Masman is er ook niet. Hij is burgemeester van Assen geworden en bevindt zich in het crisiscentrum aldaar. We beseffen met schrik hoezeer je gewend dreigt te raken aan zo'n slepende gijzelingsaffaire. Joop gaat weer snel terug naar het Haagse crisiscentrum.
Intussen heeft Van Agt een brief geschreven. Hij tekent protest aan tegen de term ‘progressief’ kabinet, verzet zich niet langer tegen het meedoen van D'66, maar legt wel vast dat dit niet op verzoek van het CDA gebeurt. De beslissingen over drie van de vier hervormingswetten moeten ‘gelijktijdig’ met die over het sociaal-economisch beleid worden genomen. Hij wil wel met de grondpolitiek beginnen. Het spits kan dus afgebeten worden.
| |
Donderdag 9 juni
Den Uyl reageert onderkoeld. ‘Laten we maar beginnen,’ schrijft hij terug. ‘Ik zal u zo snel mogelijk een aantal suggesties doen toekomen.’ Progressief mag ook gelezen worden in de zin van ‘vooruitstrevend’. De formatie is eindelijk op gang.
| |
Vrijdag 10 juni
Nou ja, op gang. De schoolkaping in Boven-Smilde en de treinkaping bij De Punt duren onverminderd voort. Die dag is de spanning te snijden. Alhoewel ik geen contact met Joop heb, voel ik aan alles dat er iets broeit. Het geeft mij een rusteloos, maar vooral machteloos gevoel. Ik ben blijkbaar niet de enige. Voor het eerst krijg ik enkele telefoontjes van bezorgde mensen die goedbedoelde, min of meer technische adviezen geven hoe je de kapers kunt overmeesteren zonder dat er doden vallen onder de gegijzelden.
's Avonds neem ik deel aan een afscheidsdiner ter ere van Kidron, de Israëlische ambassadeur, die overgeplaatst is naar Londen. Het gebeuren vindt plaats op het Muiderslot. Als ik na middernacht naar huis rijd meldt de radio dat het stil is rond de school en de trein.
| |
| |
| |
Zaterdag 11 juni
's Nachts kan ik de slaap niet vatten. Ik weet het zeker, er gaat wat gebeuren. Als ik voor dag en dauw de radio aan zet, blijk ik gelijk te hebben. De acties zijn zojuist begonnen, precieze mededelingen ontbreken nog. Het zijn angstaanjagende momenten. Mijn gedachten zijn sterk bij Joop. Wat een verantwoordelijkheid. Ik weet dat hij door diepe dalen gaat. Hij had dit zo graag willen voorkomen. Maar hij zat voor het blok. Het kon niet anders. De berichten komen bij flarden binnen. Er zijn doden gevallen. Onder de treinkapers, maar ook twee van de gegijzelden zijn omgekomen. De rest is bevrijd en onderweg naar het ziekenhuis. De stem van Joop klinkt. Een mengeling van treurnis en opluchting. Hij verantwoordt zich. ‘Ik ervaar dit als een nederlaag’, zegt hij. De telefoon gaat. Of ik commentaar wil geven. Ik betreur dat geweld nodig was, maar er was geen andere weg. Ik prijs de bewindslieden voor hun geduld en koelbloedigheid. Als ik de telefoon ophang heb ik een misselijk gevoel. Wat gemakkelijk. Commentaar achteraf. Het kamerlid levert op afroep enkele fraaie volzinnen. Hoe zou ik mijzelf gedragen hebben als ik echte verantwoordelijkheid had moeten dragen?
De radio drijft me naar de televisie. Ik zie de straaljagers overvliegen. De mensen komen uit de trein. Even later de persconferentie. Twee oververmoeide mannen, samen verantwoordelijk.
| |
Maandag 13 juni
De dagelijkse besturen van de PvdA en PPR ontmoeten elkaar voor het eerst na de verkiezingen. Het is een initiatief van de PPR. De PPR mag dan voor de verkiezingen hebben afgehaakt, er ligt nog altijd een gezamenlijk regeerakkoord. Wij hebben ons voorgenomen dat mee te nemen naar de onderhandelingen met CDA en D'66. Wat wil de PPR nu precies? Inspraak? Medezeggenschap? Medeverantwoordelijkheid? Al spoedig blijkt dat ze daar nog geen begin van een gedachte over hebben. De PPR is in verwarring, in afwachting van een rapport van Wijze Mannen. Op een vraag van mij of ze tijdens de onderhandelingen tussentijds formeel of informeel geraadpleegd willen worden ontstaat een onderling dispuut. Ze besluiten zich daarover nader te zullen beraden. Even flitst er een rekensom door me heen: 53 + 3 = 56 = 8 - 7 - 1. Maar enige politieke gemakzucht is ook mij niet vreemd. 53 is genoeg. Meer dan genoeg als ik bedenk hoe moeilijk het zal zijn om die tijdens de komende weken bijeen te houden.
Rekensommen zijn ook aan de orde als ik, later op de dag, vergader met de economenclub uit de fractie over de nieuwe prognoses van het Centraal Planbureau. Ik voel telkens een drift in mij opkomen als ik
| |
| |
weer hoor dat er nieuwe cijfers zijn. Wat hebben prognoses tot 1981 voor waarde als ze elke maand moeten worden bijgesteld? Al besluit de politicus nog zo snel, de econoom die achterhaalt hem wel. Waren de marges van de democratie maar smal. Maar de opeenvolging van majeure mee- en tegenvallers is zo groot dat van enige planmatige greep op het economisch beleid van de overheid nauwelijks meer gesproken kan worden.
Deze keer bakt het CPB ze wel erg bruin. In plaats van de voorziene 150.000 werklozen in 1980, moet nu gerekend worden met 275.000 in 1981. Bij nadere beschouwing blijkt dit cijfer het resultaat te zijn van drie volstrekt uiteenlopende wijzigingen. Het CPB heeft zich een nieuw model aangemeten, heeft daarbij nieuwe uitgangspunten geïntroduceerd en bovendien nieuwe beleidsvarianten toegepast. Op slag stort de economie in elkaar. Eén van de nieuwe uitgangspunten is de grotere deelneming van gehuwde vrouwen aan het arbeidsproces: zo'n 5000 meer per jaar dan voorzien. Ja voorzien door wie? Door het CPB. Maar mijn eigen deelnemende Hedy heeft al jaren geleden op grond van onderzoek aan het licht gebracht dat tenminste 325.000 gehuwde vrouwen ten onrechte niet in de cijfers voorkomen. Terwijl de politici op verkiezingspad zijn, leest een prognosticus een boek en prompt is de wereld veranderd. De relativiteit van deze cijferkunde dringt pas goed tot je door als je de ‘nieuwe’ vrouwen op hun levenswandel door de tabellen goed volgt. Het feit dat ze meegerekend worden betekent nog niet dat er met hen rekening wordt gehouden. Ze worden domweg opgeteld bij het bestaande werklozenleger.
Het tekort aan arbeidsplaatsen neemt toe, dus stijgen de sociale lasten, dus zit het bedrijfsleven op hogere kosten, dus neemt de werkloosheid weer met een veelvoud toe. Zonder dat er ook maar één vrouw aan werk is geholpen, staan er alweer drie mannen op straat, volgens deze redenering. Maar daar blijft het niet bij. Deze ontwikkeling moet opgevangen worden met aanvullend beleid, hetgeen in termen van het CPB betekent dat er extra bezuinigd moet worden. Dat betekent minder kleuterleidsters, verpleegsters, gezinsverzorgsters, sociale raadsvrouwen in dienst. Vrouw, ga heen en vermenigvuldig u. Emancipatie is geen werk.
Het is duidelijk dat wij met de modellenbouwers van het CPB niet goed raad weten. Ons grootste probleem is echter dat, wélk model je ook neemt, het slechts een globaal beeld geeft van de ontwikkeling van de economie. Het gedifferentieerde, gerichte beleid dat wij voorstaan, rekening houdend met de bijzondere aspekten van bedrijfstakken en regio's kan moeilijk in zo'n model worden verwerkt. Het is als een zwart-witreportage van een voetbalwedstrijd waarin de verschillende
| |
| |
elftallen niet van elkaar zijn te onderscheiden. Achter de globale cijferreeksen over produktiviteitsgroei, winstontwikkeling en investeringsvolume gaat de grillige realiteit schuil van de noodlijdende scheepsbouw en het florerend verzekeringswezen, van de inkrimpende kruidenier en de uitdijende multinational. Wij vechten met blote handen tegen de computers van de economische deskundigen. Ons onberekenbare ja tegenover het berekende nee van het CDA, dat staat ons in de formatiestrijd te wachten.
De effecten van winst omzetten in werk, het toepassen van arbeids-plaatsencriteria, het ontwikkelen van publieke investeringsplannen lijken niet te becijferen. Toch besluiten wij onze huid duur te verkopen. Onze rekenmeesters verenigen zich en raadplegen adviseurs van buiten. We hebben nog een paar nadere vragen te stellen.
| |
Dinsdag 14 juni
De fractie bespreekt de doorwrochte nota van Piet Stoffelen over de departementale organisatie. Ook hierbij ontbreekt het niet aan enig rekenwerk. Piet komt uit op een totaal van 15 ministers en daar is geen 8-7-1 van te bakken. De discussie speelt zich uiteraard af op bestuurlijk nivo. Waarom moet zo nodig de minister voor het Wetenschapsbeleid het veld ruimen? Als hij al plaats moet maken, dan behoort hij vervangen te worden door een minister voor Technologie op Economische Zaken. Anderen, waaronder ikzelf, pleiten voor een minister voor Emancipatiezaken. Piet neemt op zich met een nadere nota te zullen komen over de geloofsbrieven van de zestiende minister. Ook bij dit onderwerp gaan de bewindslieden met elkaar in de slag. De grijpgrage handen van Volkshuisvesting strekken zich uit naar Monumentenzorg. Die van Onderwijs naar Volwasseneneducatie. CRM staat met de rug tegen de muur. De fractie valt uiteen in departementale belangengroepen.
Een hoogtepunt is echter het onderbrengen van de staatssecretarissen. Geen specialist die niet zijn pakkie-an een bewindsman waard vindt. Op Economische Zaken tel ik er tenslotte wel vijf.
Na afloop belt Joop. Van Agt is weer langs geweest. De boel zit muurvast. Het CDA wil nu eerst hom of kuit over de getalsverhoudingen. Zij eisen 7-7-1. Een voorwaarde vooraf dus. Het kan verkeren. Joop heeft hem gevraagd één en ander schriftelijk te bevestigen.
| |
Woensdag 15 juni
De brief is binnen. Van Agt wijst op het risico dat de formateur loopt als nu eerst met de programbesprekingen wordt begonnen. Stel je voor dat als ‘alle horden zijn genomen en alle obstakels verwijderd’ de zaak
| |
| |
alsnog afspringt op de zetelverdeling. ‘In dat geval zou al het dan reeds gedane werk vergeefs zijn geweest.’
Daarom meldt Van Agt het volgende aan: ‘Deze formatie zal niet kunnen slagen wanneer de uitkomst ervan zal zijn dat minder zetels in het kabinet worden toegewezen aan personen uit de kring van het CDA dan aan personen uit de kring van de PvdA.’
Van Agt zal dit standpunt ‘in geen stadium van de formatie verlaten’. De deur wordt vergrendeld. Het is 7-7-x of het wordt niks. Aan Joop de beslissing of hij dit risico wil nemen.
Ik roep het fractieburo bijeen. Algemene opinie: nu eerst de program-besprekingen. Wel verschilt men van mening over de vraag of wij nu ook de 8-7-1-claim op tafel moeten leggen. In meerderheid besluiten we dat niet te doen. Eerst moet programmatisch worden afgetast of er een vertrouwensbasis kan zijn. Pas dan kunnen we praten over de samenstelling van het kabinet. Dat is de meest logische werkwijze, waarop we nu zelf geen inbreuk moeten maken. In een later stadium hebben we ook meer inzicht in de plaatsbepaling van D'66. Joop schrijft terug dat hij het risico neemt en nu eerst over het program wil praten. ‘Eerst wanneer daarover in hoofdlijnen overeenstemming wordt bereikt met alle drie bij de formatie betrokken fracties, kan met enige vrucht over de zetelverdeling worden gesproken. Dat daaromtrent bij de deelnemende partijen verschillende en soms uiteenlopende verlangens bestaan is niet ongebruikelijk. Het zal ongetwijfeld over en weer de nodige zin voor verantwoordelijkheid vragen om tot een oplossing te komen.’ Betekent dit nu een ingebouwde mislukking, vraagt Den Haag Vandaag aan Van Agt. ‘Nou, dat hoeft niet hè,’ antwoordt deze: ‘Het is een tovenaar, een kunstenaar in de politiek. Hij heeft bovendien in zijn eigen partij een ongelofelijk sterke positie. Hij is de voorman van de 53 zetels, van de grote verkiezingswinst. Hij kan een potje breken in zijn eigen partij. Nou, die invloed zal hij in de komende weken nog eens gebruiken, ja, wil er wat van terecht komen.’ O, ironie. Joop moet zich losmaken van zijn partij om in het kabinet dubbel en dwars als partijman te kunnen worden meegeteld. Ik ben benieuwd welk potje er gebroken wordt.
| |
Donderdag 16 juni
Ik zet de grondbeginselen van het democratisch-socialisme uiteen op de Marinestafschool waar de fractievoorzitters jaarlijks voor een spreekbeurt worden uitgenodigd. Deze keer spitst de discussie zich toe op het al of niet voortbestaan van het korps Mariniers, een moeilijk onderwerp zo kort na Boven-Smilde en De Punt. Erg beginselvast is mijn antwoord niet, geloof ik.
| |
| |
Later op de dag heb ik mijn wekelijkse gesprek met de minister-president over een aantal lopende zaken. Er moet een aantal benoemingen doorgaan, waaronder Enschede. Halverwege het gesprek zet hij een andere pet op. Hij neemt zich voor met een memorandum te komen over de vier hervormingswetten. Hij zoekt zijn kracht in de verbreding. Na de onteigeningswet en het voorkeursrecht wil hij ook voorstellen doen over een wet overdracht landbouwgronden en een vermogenswinstbelasting. De nieuwe ondernemingsraden zullen vergezeld worden van suggesties voor een nieuwe structuurwet. Bij elk van de vier voorstellen zal ook rekening worden gehouden met de verbeteringen die de PvdA-fractie in het achterhoofd heeft. Het klinkt hoopvol.
| |
Vrijdag 17 juni
Ik schrijf een column voor de Roos in de Vuist over de brief van Van Agt onder de titel ‘Beestje, Boompje, Huisje,’ tot uitdrukking brengend dat het CDA de wereld op zijn kop zet. Het is een voorwaarde vooraf achteraf. Of achteraf vooraf? Ik kom er niet uit. Schrappen dus maar die zin. ‘We moesten maar bij het begin beginnen’, zo eindig ik.
| |
Zaterdag 18 juni
Ik zou met Hedy naar Nantes gaan, naar het congres van de Franse Socialistische Partij. Als student was ik erg geïnteresseerd in de Franse politiek. Ik heb een tijdje in Parijs gestudeerd en studie gemaakt van de relatie tussen socialisten en communisten. Het is al bijna 20 jaar geleden. De Nederlandse politiek slorpt nu al mijn aandacht op. Ik zeg de reis af. Ik kan niet weg, blijf bij de telefoon, Joop kan in het weekend bevallen van Memo I. Maar voorlopig wordt er niet gebeld.
Ik ben nu wel in de gelegenheid om De Rooie Haan te beluisteren. Ik hoor Jan Terlouw Van Agt wraken als minister van Justitie, of zoiets. Helemaal verstaan doe ik het niet. Ik lees de passage later na in Beleid Beschouwd dat de integrale teksten bevat van belangwekkende radio- en tv-uitzendingen.
Jan Terlouw: ‘Dat één Nederlander wil tegenhouden wat de volksvertegenwoordiging in meerderheid wil, dat vind ik een reden om te zeggen: nee, meneer Van Agt, u kunt op Justitie... (rest onverstaanbaar door applaus).’ Waar zullen die mensen nu voor geklapt hebben?
| |
Zondag 19 juni
's Middags gaan we naar een reünie van alle campagnemedewerkers ten huize van Kees Bode, de campagneleider, in Venhuizen. Carla en Marion gaan mee. Het is een vrolijke bedoening. Er is een grote over- | |
| |
winning te vieren. Joop is er ook. ‘Schiet je op?’ vraag ik. ‘Ik moet nog beginnen,’ antwoordt hij. Ik vloek in het Frans.
| |
Maandag 20 juni
Het Partijbestuur bespreekt de formatie. Men wil inspraak in de programbesprekingen en beschikt graag over de fractiestukken. Ik wijs erop dat er nog nauwelijks stukken zijn. De stukken die er waren stonden in De Volkskrant. Veel zal er dus niet bij komen. Ien wijst erop dat de primaire verantwoordelijkheid bij de fractie ligt. Maar het Partijbestuur moet mee kunnen denken. Tenslotte moet er een advies uitgebracht worden aan de Partijraad die de eindbeslissing zal nemen.
Uiteraard komt ook de brief van Van Agt aan de orde. Men brengt begrip op voor het feit dat de fractie niet heeft gereageerd in dit stadium, maar blijft onverkort op het standpunt staan dat in alle stadia 8-7-1 het minimum blijft.
| |
Dinsdag 21 juni
De fractie bereidt zich voor op het gijzelingsdebat. Molleman is de aangewezen woordvoerder. Er is meer kritiek op het optreden van de regering dan ik had verwacht. Ik erger mij een beetje over het gemak waarmee sommigen achteraf de situatie beoordelen. Een oordeel op 21 juni is licht anders dan op de elfde. Wij besluiten het kabinetsbeleid te steunen. Wel zullen er kritische noten gekraakt worden over het achterwege blijven van beleid tussen Wijster en De Punt.
's Middags ontmoet ik tijdens een ontvangst Wim Aantjes. Het gesprek spitst zich toe, hoe kan het anders, op de toekomstige bezetting van Justitie. We hebben altijd een uitstekende verstandhouding gehad, maar het Menten-debat heeft daar een beetje de klad ingebracht. Ik heb nooit begrepen waarom juist Wim Aantjes deze kwestie zo heeft gepolitiseerd en keer op keer twijfel heeft gezaaid aan de oprechtheid van onze motieven. Ook nu betrekt hij weer een hard standpunt, Dries moet naar Justitie. Dat kan niet anders na het Menten-debat, tenzij hij fractievoorzitter blijft. Dat hoop ik dan maar.
De formatie vordert. Memo I wordt mij ter hand gesteld. Daarin wordt gepleit voor een ondogmatische benadering van de sociaal-economische problematiek. ‘Het is wenselijk, dat er samenhangende afspraken worden gemaakt over de reële groei van de overheidsuitgaven en de belastingdruk, de uitgaven voor sociale zekerheid en de premiedruk, de omvang van het financieringstekort, de reële groei van de particuliere inkomens, de verbetering van de winstmogelijkheden van ondernemingen en de vertaling van winst in werk.’ ‘Te maken afspraken zullen van jaar tot jaar bijstelbaar moeten zijn, ook om de schijn
| |
| |
van een technocratische benadering te vermijden.’ De economische inleiding maakt ook melding van de behoefte aan een ‘gericht consumptiebeleid’, een benadering van de hardnekkige werkeloosheid ‘vanuit de arbeidsmarkt’, de introductie van ‘nieuwe instrumenten’ met name waar het gaat om de ‘beheersing van de inkomensontwikkeling’.
Voor een nadere uitwerking van deze algemene uitgangspunten wordt verwezen naar een vervolgstuk dat midden volgende week gereed zal komen, ‘mede gelet op de uitkomsten van de besprekingen over dit eerste memorandum’.
Eerst moet er zekerheid komen over de grondpolitiek, de ondernemingsraden, de vermogensaanwasdeling en de investeringsrekening, waartoe in dit stuk nadere voorstellen worden gedaan. Joop nodigt de fractievoorzitters uit voor een bespreking op vrijdag 24 juni. Ik tref daartoe alle organisatorische voorbereidingen.
| |
Woensdag 22 juni
Het is puur toeval dat ik Wim Kok 's morgens het eerste exemplaar van Memo I kan overhandigen. De afspraak was al geruime tijd eerder gemaakt. Hoe het ook zij, de beoogde ‘medewerking van de werknemersvakbeweging’ waar het stuk bol van staat is nu ook technisch binnen bereik gebracht.
In Den Haag gekomen, hoor ik dat Van Agt om uitstel heeft gevraagd. Gezien het kamerdebat over de gijzelingen op donderdag a.s. zal hij voor het komend weekend niet aan het overleg met de formateur deelnemen. ‘Het ware anders wanneer het memorandum minder doornen en netels zou bevatten.’
Niettemin gaan onze voorbereidingen normaal door. 's Avonds vergadert de fractie. Het stuk is goed gevallen. De ‘ondogmatische’ benadering van het sociaal-economisch beleid belooft veel goeds. Ook de vier hervormingswetten zijn goed uit de verf gekomen.
Alleen Duisenberg is minder te spreken. Hij voelt weinig voor afspraken die elk jaar bijgesteld kunnen worden. Er is behoefte aan continuïteit.
Ik krijg een ruim mandaat om op basis van Memo I tot resultaat te komen.
| |
Donderdag 23 juni
De formatie staat stil. De kamer debatteert over de gijzelingen. In de pauze ontmoet ik Frans Andriessen. Als oud-collega's nemen we afscheid. Politieke strijdposities behoeven een goede persoonlijke verstandhouding niet uit te sluiten. Hij vertelt mij openhartig hoe hij zijn
| |
| |
persoonlijke teleurstellingen in het afgelopen half jaar heeft ervaren. Maar hij beschouwt zich nog als volop in de strijd. Hij is voorzitter van de programcommissie geworden en werkt keihard aan de voorbereiding van de onderhandelingsstandpunten. Hij is wel benieuwd wat er uiteindelijk van terug te vinden zal zijn. Uiteraard vermijden wij zorgvuldig een voorschot op de onderhandelingen te nemen. We zijn oud-collega's.
| |
Vrijdag 24 juni
Er is bijna een maand verstreken sinds de verkiezingen. De eerste ontmoeting tussen formateur en fractievoorzitters is een feit. Joop heeft, ondanks de doornen en netels, toch doorgezet. ‘Je kunt niet weigeren te komen,’ heeft hij Van Agt laten weten. Toch zal het niet meer kunnen zijn dan een proceduregesprek.
Van Agt komt. Hij is een kwartier over tijd. Hij komt lachend binnen, gevolgd door een lange stoet fotografen en cameramensen. ‘Onder Professoren’, zegt hij, als hij zich verontschuldigt voor de vertraging. ‘Wat let je’, flapt Joop eruit, schrikkend van zijn eigen woorden. We bescheuren het van het lachen. De voorpagina's zijn bediend. Het zal voorlopig de laatste lachfoto worden.
Van Agt bestelt een whisky, ik een spa, de anderen een pils. Joop begint. Hij wil tempo maken. Er is al teveel tijd verloren. Er ontstaan moeilijkheden over de procedure. Van Agt wil best beginnen met de grondpolitiek, maar voor de andere drie onderwerpen geldt: in samenhang en gelijktijdig. Dan gaat hij volgens ‘Frans met de krulletjes’ toch al te ver. Ik bepleit een pragmatische aanpak. Er is sprake van een oplopende samenhang met de sociaal-economische problemen. Als we maandag de grondpolitiek rond krijgen, ligt midden volgende week Memo II op tafel. Dan kunnen we praktisch rond zijn met de ondernemingsraden en de VAD. Aan het eind van de week ronden we de WIR af. Op die manier grijpt alles in elkaar. Echt gelijktijdig kan tóch niet. We moeten ook nog ademhalen. Jan Terlouw vindt dit een praktische benadering.
We bestellen een tweede rondje. Whisky voor Van Agt. Ik sluit me aan bij de pilsdrinkers.
Joop houdt voet bij stuk. Bij de opstelling van Memo II moet hij weten waar hij met Memo I aan toe is. Hij aanvaardt geen voorwaarden vooraf, ook niet procedureel. We hebben haast. Half juli trekt hij een streep.
Van Agt wil best volgende week beginnen, maar Memo II moet er dan wel woensdag liggen. We spreken af voor maandag op het Catshuis met een etentje. Joop vraagt toch een eerste reactie op Memo I.
| |
| |
Hij is verschrikkelijk benieuwd. Jan en ik steken van wal. We zijn geruime tijd aan het woord. Het wordt later en later. Van Agt weigert op de zaken vooruit te lopen. Niet ten onrechte, want hij heeft tevoren een proceduregesprek bedongen. Het gevolg is wel dat de pers meer dan anderhalf uur op hem moet wachten. Hij zou zo weer buiten staan, had hij aangekondigd.
Op weg naar huis hoor ik hoe hij dat heeft opgelost. De premier had een fles whisky van een goed merk laten aanrukken. ‘Het was heel gezellig, de zomerzon scheen door de ramen, wij keken dromerig uit over de vijver. En het was goed van eten en drinken.’
| |
Zaterdag 25 juni
De Partijraad vergadert over huishoudelijke zaken. Er wordt nog een staartje formatie aangebreid, maar er is weinig nieuws te vermelden. Als ik vertel dat ik tijdens het eerste gesprek spa-citron heb gedronken is hoongelach mijn deel. Ik heb, zo merk ik, de eerste publiciteitsslag met Van Agt verloren.
| |
Zondag 26 juni
Hans van Mierlo kwam op bezoek. We hebben heel wat uit te wisselen. De politiek komt slechts zijdelings aan de orde. Hans waarschuwt voor een al te groot optimisme. ‘Dit wordt een lange formatie,’ zegt hij. Hedy schrikt. ‘15 juli heb je steeds gezegd.’ ‘Dat heeft Joop steeds gezegd,’ zeg ik, zwakjes. ‘Ik zit vast aan de schoolvakantie. Ik vertrek hoe dan ook op 15 juli naar Fanghetto. Morgen ga ik de trein reserveren’, zegt ze gedecideerd. Ik vind dat ze gelijk heeft. Ik kom desnoods wel na. Maar rot vind ik het wel. Onze tweede vakantie samen en nu al in de soep. En ik had me zo heilig voorgenomen dat ik mijn privéleven nu eindelijk eens tegen die penetrante politiek zou afschermen. Tot nu toe was ons dat aardig gelukt.
De telefoon gaat. Joop. ‘Ik schiet lekker op met Memo II,’ zegt hij blijmoedig. ‘Ik heb vandaag een goed gesprek gehad met Wim Duisenberg.’
| |
Maandag 27 juni
De echte onderhandelingen beginnen. Om 5 uur worden we verwacht op Algemene Zaken, daarna op het Catshuis. Ik verheug me erop. Ik heb me goed voorbereid. Voor elk onderwerp een mapje. Met Ko Wierenga heb ik nog eens zorgvuldig de grondpolitiek doorgenomen. Ik zit boordevol zelfvertrouwen. Uit mijn Amsterdamse tijd weet ik dat onderhandelen niet mijn slechtste kant is. Ik heb tweemaal een college moeten formeren. Ze zullen nog versteld staan. Ik begeef mij
| |
| |
door een erehaag van fotografen naar de vergadering.
We zitten in de blauwe zaal. Aan de wand de portretten van alle naoorlogse minister-presidenten. Ik zal nog vaak naar die portretten kijken. Het is soms net of sommigen, als het kritiek wordt, de oren spitsen. Zijlstra, De Jong, Biesheuvel. Er zijn, achter mij, nog een paar plaatsjes vrij. Eens zal Joop daar hangen. Voorlopig nog niet, denk ik.
Als Dries (weer iets te laat) binnenkomt, zetten we ons rond de tafel in een setting die later niet meer voor wijziging vatbaar zal blijken te zijn. Uiterst curieus hoe wat dat betreft de formatie zich langs geijkte paden beweegt. We zullen nog vaak van vergaderplaats wisselen: Algemene Zaken, Catshuis, Eerste Kamer, Raad van State. Elke vergaderplaats schept zijn eigen tafelschikking. Maar eenmaal gezeten blijft gezeten. Overal vaste plaatsen. Stoelen slijten uit tot loopgraven.
Natuurlijk realiseren we ons dat niet als we plaats nemen. Ik tegenover Joop, in het midden met mijn rug naar het raam. Rechts van mij Van Agt. Links van mij Jan Terlouw. Joop met uitzicht op de blauwe lucht, onderbroken door een stuk lege wand, wachtend op zijn portret. Rechts van hem de notulist, Herman Tjeenk Willink.
Joop opent met een procedure-voorstel. Eén ronde fractievoorzitters, dan hij. Vervolgens een tweede ronde voorzitters. Dan hij weer, maar met afrondende conclusies. A prendre ou à laisser. Klaar, volgende punt. Er moet tempo gemaakt worden.
Iedereen gaat akkoord.
We beginnen met de grondpolitiek. Jan en ik hebben in de vorige vergadering al een globale reactie gegeven. Het is nu de beurt aan Van Agt. De klokt draait vier maanden terug. Van Agt bespreekt de wijziging van de onteigeningswet: de vervanging van de verkeerswaarde door de gebruikswaarde. Is dat nu wel nodig? zo vraagt hij zich af. Was het amendement-De Bekker dat de bedoeling had ons uitgangspunt te blijven kiezen in de verkeerswaarde nu echt zo verwerpelijk? De materie is wel erg geritualiseerd. We zouden ons dan ook al die heisa over de negatieve planschade kunnen besparen. Die is immers opgeroepen door de introductie van de gebruikswaarde. Als boeren het voordeel van planwijzigingen niet meer mogen opstrijken, moeten ze ook aanspraak krijgen op compensatie van de nadelen. Vandaar de negatieve planschade, die geen gevolg hoeft te hebben voor de uitzonderingen die gemaakt zijn op de gebruikswaarde. Van een opeenstapeling van compensaties is geen sprake. Bij de gebruikswaarde (art. 40) gaat het om vermogensschade, bij de planschade (art. 40a) gaat het om inkomensschade. Daartussen bestaat geen samenhang, dus ook geen cumulatie.
| |
| |
Onze gezichten betrekken. We bevinden ons weer in maart, toen het CDA met het amendement-De Bekker een dikke streep haalde door het eerste van de vier hervormingswetten. Déjà vu. Alsof er geen crisis is geweest.
Alsof er geen verkiezingen zijn gehouden. Terug naar Af, u ontvangt geen ƒ200,-.
Van Agt stapt over op de wet vervreemding landbouwgronden, onzaliger nagedachtenis. Dat was toen een onwerkbare zaak, dat zal nu niet anders zijn. Hij wil volstaan met een landbouwkundige toetsing: boerenland in boerenhand. Daarvan zal voldoende prijsmatiging uitgaan, omdat niet-boeren afvallen. Een taak die de bestaande grondkamers, waarin de boerenorganisaties zélf een belangrijke stem hebben, op het lijf is geschreven. Van grondbanken, die onder overheidstoezicht staan, moet hij niets hebben. Aan een nieuwe ‘onpersoon’ bestaat geen behoefte.
Ook het voorstel om de handel in huurhuizen aan banden te leggen vindt geen genade. Waarom is dat nu weer nodig? Als huiseigenaren teveel verdienen moet dat fiscaal worden aangepakt. Uit een oogpunt van huurbescherming is hieraan ook geen behoefte. Die is nu inmiddels wel geperfectioneerd. Om nu niet de indruk te wekken dat hij op alles nee zegt is hij bereid de voorstellen inzake het voorkeursrecht in grote trekken te aanvaarden, inclusief de koppeling van de onteigeningswet. Het CDA doet daarmee een belangwekkende concessie, vindt hij.
We are not impressed. Die koppeling heeft alleen betekenis bij de gebruikswaarde en daar is het CDA nu juist tegen. Met een moedeloos gebaar schorst Joop de besprekingen. We verhuizen naar het Catshuis om gezamenlijk te eten en daarna door te gaan. Ik vraag aan Van Agt of ik met hem kan meerijden. Dat kan. We begeven ons naar de auto's. Ik wil instappen, maar er is een complicatie: twee rechercheurs. Van Agt wordt bewaakt. Van Agt vraagt de beide mannen op eigen gelegenheid naar het Catshuis te gaan. Dat weigeren ze. Veiligheid gaat boven ongerief. We proppen ons achterin, schouder-aan-schouder. De toenadering is een feit. De auto raast naar het Catshuis.
De maaltijd voltrekt zich in een ontspannen sfeer. We duiken diep in de vaderlandse geschiedenis. De tijden van Romme en Drees herleven. Ik begin Van Agt aardig te vinden. ‘We moeten de formatie wat Belgischer aanpakken,’ zegt hij. Na een korte wandeling over het gazon wordt de vergadering hervat.
Er ontstaat in de veel te grote vergaderzaal, waar normaal de ministerraad bijeenkomt, een nieuwe tafelschikking. Joop zit aan het uiterste puntje van de tafel met de rug naar de tuin. Links van hem zit ik,
| |
| |
naast mij Tjeenk Willink. Rechts van hem Dries van Agt, naast hem Jan Terlouw.
Joop begint te antwoorden. Zijn voorstellen beogen een samenhangend antwoord te geven op de onverantwoorde stijging van de prijzen van onroerend goed over de hele linie. Grond is in ons land een schaars goed. Gegeven de ruimtelijke ontwikkeling die zich heeft voltrokken en door zal gaan is beheersing van de prijzen een onontkoombaar gegeven. Hij verdedigt met klem de door hem gedane voorstellen. Geen samenhang tussen gebruikswaarde en negatieve planschade? Juridisch heeft Dries gelijk, maar de werkelijkheid is anders. De uitzonderingen op de gebruikswaarde berusten stuk voor stuk op ficties die met het reële gebruik niets van doen hebben. Ze hebben de bedoeling alsnog een royale vergoeding mogelijk te maken, ook in de inkomenssfeer, los van de vraag of een bedrijf feitelijk achteruitgepieterd is. Bij de toevoeging van de planschade is er wel degelijk sprake van dubbel-op.
Maar ook ik moet het ontgelden. Mijn verbeteringsvoorstellen worden stuk voor stuk bestreden. De planschade binden aan een termijn? Nergens voor nodig. Het is aan de rechter om bij de vaststelling van de vergoeding een zekere mate van redelijkheid te betrachten.
Hij houdt stevig vast aan de prijsbeheersing van landbouwgrond. Toetsing alleen zet geen zoden aan de dijk. Prijsbeheersing kan alleen als de relatie tussen koper en verkoper wordt doorgesneden. Anders ontstaat er een handel onder de toonbank. Daarom is iets als een grondbank onmisbaar. Er volgt een tweede ronde. Ik trek fel van leer. De prijsexplosie in onroerend goed heeft in de afgelopen jaren een gigantische vermogensverschuiving teweeggebracht ten gunste van een aantal willekeurige eigenaren. Het gaat om miljarden. Het succesvolle beleid van het kabinet-Den Uyl op het punt van de verkleining van inkomensverschillen verdwijnt als sneeuw onder de zon als je kijkt hoe in dezelfde periode de vermogensverschillen zijn toegenomen. Daaraan moet nu paal en perk worden gesteld. Als je de voorgestelde uitzonderingsbepalingen op de gebruikswaarde goed tot je laat doordringen rijzen de haren je te berge. Dat men een schadevergoeding kan claimen op basis van een fictief gebruik is al tamelijk dubieus. Maar dat dit zelfs kan wanneer het fictief gebruik regelrecht in strijd is met de wet is toch te gek om los te lopen. Beseft Dries wel dat we hier spreken over gemeenschapsgeld? Voor wie komen we eigenlijk op?
Met klem vraag ik de prijsbeheersing van landbouwgronden te willen aanvaarden. De cijfers wijzen toch duidelijk uit dat in Nederland geen ruimtelijk beleid te voeren is met handhaving van het marktmechanisme. De prijzen van landbouwgronden zijn tweemaal zo sterk gestegen
| |
| |
als de inflatie. Dat kan toch niet zo doorgaan? Met landbouwkundige toetsing kun je misschien de prijsexplosie wat afremmen, maar daar gaat het niet om. Het prijsnivo moet weer omlaag gedrukt worden, stukje bij beetje. Dat kan alleen bij een volledige prijsbeheersing.
Dries blijft bij het standpunt dat hij in eerste termijn heeft ingenomen. Jan Terlouw vraagt hem of hij minder bezwaar heeft tegen schrapping van de correcties op de gebruikswaarde als de negatieve planschade zou worden uitgebreid tot vermogensschade. ‘Dan ligt het anders,’ zegt Dries. ‘Maar dat is De Haan II,’ roept Joop verschrikt, doelend op het laatste bod van de PvdA-fractie tijdens de crisisdagen in maart. Een voorstel waar hij nooit warm voor is gelopen, bevreesd als hij is dat dan het hek van de dam is. Als oud-wethouder van Amsterdam weet hij maar al te goed wat voor claims je kunt verwachten als bedrijven in de gelegenheid worden gesteld de rekening te komen presenteren voor vermeende vermogensschade ten gevolge van planologische beslissingen.
Ik til daar iets minder zwaar aan als het maar ‘redelijkerwijs’ gebeurt. Met zo'n clausulering zal de rechter het niet te bont maken. Den Uyl II is mij best een De Haan II waard. Ik stel voor de planschade uit te breiden tot de vermogensschade.
‘De fractievoorzitter van de PvdA heeft een grote concessie gedaan’, gromt Joop. Hij zwijgt, peinzend. Dan schiet hij plotseling uit zijn rol. ‘Het gaat mij eigenlijk te vér.’ Ik word nijdig. ‘Wie onderhandelt er eigenlijk,’ bijt ik hem toe. ‘Dit is het standpunt van de PvdA-fractie. We denken hierover nu eenmaal verschillend.’ Dries wil even telefoneren. Ik maak van de gelegenheid gebruik om Ko Wierenga te bellen, me toch even onzeker voelend. Maar Ko is het met me eens, mits ik maar vasthoud aan de clausulering.
De vergadering wordt hervat. ‘Ik heb het toch goed begrepen’, zeg ik, ‘uitbreiding van de planschade tot de vermogenssfeer sluit cumulatie uit? Men kan nu niet tegelijkertijd een beroep doen op zowel de correcties op de gebruikswaarde als op de negatieve planschade?’ Dries beaamt dat. Ik verzoek dit uitdrukkelijk vast te leggen in een of-of-bepaling. Geen bezwaar. Een akkoord lijkt binnen bereik.
We gaan door met de andere onderwerpen, maar Dries houdt het wel voor gezien. ‘Ik kan niet akkoord gaan met enigerlei vorm van prijsbeheersing. Dat laat mijn mandaat niet toe.’
Het is middernacht. Joop concludeert. Er is over een aantal punten een beginselovereenstemming. Over de uitwerking bestaan nog meningsverschillen.
We zijn het eens over de onteigeningswet: cumulatie van correcties wordt uitgesloten. De letterlijke teksten zijn nog omstreden. Hij komt
| |
| |
met nadere voorstellen. De vergadering is gesloten.
Rijksvoorlichter Van der Wiel wordt binnengeroepen. ‘Het ziet buiten zwart van de pers,’ vertelt hij. Ik wil opstappen. ‘Nee, nog één drankje,’ roept Joop en drukt op de bel. Ik ben afhankelijk van Dries voor wat het vervoer betreft en ga dus maar weer zitten. We praten nog wat na. Ik ben echter gespannen als een veer. Die pers daar buiten bij het hek benauwt me. Je kunt die mensen toch niet onnodig laten wachten?
Het is één uur in de nacht als wij buitenkomen. Achter het hek is het inderdaad een gekrioel van jewelste. Dries en ik stappen uit en verzamelen elk een plukje om ons heen. Jan Terlouw draait enkele meters verder al op volle toeren.
We zijn niet al te uitgesproken in onze mededelingen, maar de pers snuift op dat de onteigeningswet op een oor na gevild is.
‘Eerlijk gezegd begrijp ik er niets van,’ zegt VARA's Jan Tromp tegen Van Agt. ‘Wekenlang mieren en zeuren over de grondpolitiek, tenslotte daar een kabinetscrisis over laten uitbreken. En dan vervolgens de zaak in één avond zo goed als regelen.’
Van Agt: ‘Kijk, wat ook een punt is, beide partijen hebben inmiddels een zekere afstand kunnen nemen van het probleem ... Dat geeft wat meer mogelijkheden om van fixaties los te komen.’
Als ik 's nachts naar huis rij realiseer ik me dat zo'n snel akkoord met terugwerkende kracht de lezing bevestigt dat de crisis van 22 maart slechts een ‘bedrijfsongeval’ is geweest. Ik berust er maar in. Als de rest ook zo vlot gaat hebben we snel een kabinet.
| |
Dinsdag 28 juni
Om half elf ben ik weer in Den Haag. Er is fractie, in de Schepelzaal. Onze fractiekamer wordt verbouwd overeenkomstig de wil van de kiezers. Ik breng verslag uit. Men is niet ontevreden. De of-of-bepaling valt goed. Het laatste crisisbod van de fractie wordt op die manier toch gehonoreerd. Wel vindt men dat ik de termijnstelling bij de planschade niet te snel moet loslaten.
De specialisten raken slaags over de meest gewenste vorm van beperking van huizenhandel. Ik vraag ze dat in commissieverband te willen uitvechten en mij van een gezamenlijke notitie te willen voorzien. Later op de dag krijg ik er drie.
Ook de vermogensbelasting leidt tot meningsverschillen. De schade blijft hier beperkt tot één notitie met twee varianten.
Na de fractievergadering, die toch weer enkele uren in beslag neemt, spreek ik met onze voorlichter Dick Kalk, over de pers. Ik vind dat gehang en gedrang bij de hekken van het Catshuis een mensonwaardige zaak. Het werkt bovendien op mijn zenuwen. Ik kan niet rustig verga- | |
| |
deren, laat staan nog wat napraten, als ik weet dat buiten tientallen mensen staan te blauwbekken. Dick zal kontakt opnemen met zijn collega's van CDA en D'66 over een wachtgelegenheid elders. Dat kan echter alleen als wij willen garanderen dat wij daar na afloop ook werkelijk zullen verschijnen.
Met Stan Poppe neem ik het volgende mapje door: de ondernemingsraden. Hier wacht mij een heksentoer. Over dit onderwerp was praktisch overeenstemming bereikt. Toen de crisis uitbrak was de behandeling van het wetsontwerp gevorderd tot aan de stemmingen. Nu moet ik proberen nog zo'n 30 amendementen binnen te smokkelen die anders zeker zouden zijn verworpen. Niet zo'n sterke onderhandelingskaart.
Er wordt gebeld. De vergadering is op verzoek van Dries verschoven van twee uur naar half vier. Als ik op dat uur Algemene Zaken binnenkom tref ik uitsluitend Jan Terlouw, net als ik een man van de klok. We zetten de televisie aan: Betty Stöve speelt haar Wimbledonfinale. Joop voegt zich bij ons. Even later komt Dries binnen. We besluiten de tweede set uit te kijken. Plotseling vliegt de deur open. Een fotograaf komt, flitsend, binnen. Joop werpt zich op het toestel en draait de knop om. Te laat om het voorpaginanieuws nog tegen te houden. We zetten het toestel maar weer aan. De partij neemt een verkeerde wending. Betty verliest de tweede set. Er is een derde nodig. ‘Vergaderen, jongens,’ zeg ik, ‘we hebben haast’. Ik denk aan de vakantie.
Joop deelt mee dat Memo II deze week niet meer klaar komt. Dries protesteert. Dan ook geen vergadering over de VAD. Ik val hem bij. ‘Je had het toegezegd’, zeg ik. ‘Dan regeer je maar wat minder, het nieuwe kabinet is belangrijker dan het oude.’
We starten met de ondernemingsraden. Ik lanceer de vele verbeteringsvoorstellen, de politieke portée ervan zoveel mogelijk bagetelliserend.
Wat ik al vreesde gebeurt. ‘Als Ed zoveel wijzigingsvoorstellen heeft heb ik er ook nog wel een paar’, zegt Dries. Om te beginnen wil hij de opschortende werking bij beroep alsnog verwijderen. Vervolgens opent hij de aanval op het beroepsrecht van de ondernemingsraad tegen benoeming en ontslag van een directeur. ‘Die Trip-bepaling kunnen we, nu de PPR niet meedoet, wel missen’. Mijn wijzigingsvoorstellen zijn té technisch om thans besproken te worden. Jan Terlouw valt me bij. ‘De voorstellen van Dries tasten het toen bereikte compromis in het hart aan. De voorstellen van Ed doen dat niet. Als Dries het compromis openbreekt heb ik nog wel verderstrekkende voorstellen te doen.’
Joop verdedigt zijn voorstellen. Hij wenst onverkort vast te houden
| |
| |
aan het bereikte compromis, tenzij wij in pais en vree overeenstemming zouden kunnen verkrijgen over de zozeer begeerde vereenvoudiging. Mijn verbeteringsvoorstellen verdienen overwogen te worden. Hij stelt nadere suggesties in het vooruitzicht.
Dries protesteert. Die voorstellen van Ed zouden bij stemming in de kamer stuk voor stuk verworpen zijn. Hij bepleit overeenstemming over het wetsontwerp zoals het er nu ligt, zonder enige wijziging. Ik word furieus. ‘Dat is nu juist wat het politieke klimaat zo bedorven heeft. Wij kunnen in de kamer nooit iets klaarmaken, omdat jullie bij elk voorstel van ons terugvallen op de VVD. Het moet voor ons altijd van het kabinet komen. Begrijp je nu waarom wij zo hangen aan een meerderheid in het kabinet?’
Dries knikt begrijpend. De vergadering wordt gesloten. Jan Terlouw heeft een afspraak en knijpt er snel tussenuit.
Buiten staat de pers weer te wachten. Dries neemt de journalisten mee naar Nieuwspoort voor een spontane persconferentie. Ik ga maar mee. Even later zitten we samen achter de tafel. ‘We zijn het over de hoofdlijnen eens’, zeg ik. Dries spreekt me niet tegen. ‘De formatie verloopt vlot’, noteert de pers.
| |
Woensdag 29 juni
Er wordt vandaag niet vergaderd. Joop is in Londen. Er is Europees topberaad. Hij wordt benijd vanwege zijn grote verkiezingsoverwinning. Ik maak van deze luwte gebruik om mijn licht nog eens op te steken bij Burger. We filosoferen wat over onderhandelingsmethodes. Ik word weer enkele ‘wisecracks’ wijzer. ‘Van oudsher hebben de confessionelen geheel eigen opvattingen over wat onderhandelen is’, zegt hij. ‘Degeen die het meest dwarsligt noemen ze daar de beste onderhandelaar, maar dat is iets heel anders.’
| |
Donderdag 30 juni
Joop is nog steeds in Londen. Ik neem met Ko Wierenga en Kees Stapper (fractiemedewerker) het derde mapje door: de vermogensaanwasdeling.
| |
Vrijdag 1 juli
De kamer is op reces. Diverse fractieleden komen vragen of ze wel met vakantie kunnen gaan. Anderen zijn al vertrokken. Het fractieburo bespreekt de vraag of er een richtlijn moet uitgaan. Mijn mening is dat dit niet moet gebeuren. Vanzelfsprekend zullen de fractievergaderingen gewoon doorgaan tijdens de formatie. De vraag of men daaraan wil deelnemen moet elk afzonderlijk lid maar voor zichzelf beant- | |
| |
woorden. Alleen zijzelf kunnen de afweging maken tussen hun persoonlijke verplichtingen en hun politieke (on)misbaarheid. Ik zal niemand er een verwijt van maken als zij het persoonlijke laten prevaleren boven de politiek. Politici mogen geen onpersonen worden. Maar ik verwacht wel dat men voor zijn of haar keuze staat. Het werk gaat door. De fractievergaderingen blijven besluitvormend. Wie met vakantie gaat verspeelt zijn recht. Het fractieburo onderschrijft mijn standpunt.
Om drie uur worden de formatiebesprekingen hervat op Algemene Zaken. Joop heeft zijn conclusies over de grondpolitiek gereed. We beginnen met een leespauze. Ik ben niet ontevreden als ik er kennis van neem, maar begin toch ijverig bezwaren te noteren. Ik krijg straks als eerste het woord. Als ik mij kritiekloos achter het stuk zou scharen ontneem ik Joop het genoegen om als formateur te kunnen middelen. En mijzelf ontneem ik de gelegenheid om de conclusies er puntgaaf doorheen te slepen. Iets van een rollenspel is in dit soort situaties onvermijdelijk.
Ik krijg het woord en spreek mijn teleurstelling uit over het feit dat de uitzonderingen op de gebruikswaarde onvoldoende zijn uitgewied. Bovendien is het nieuwe artikel over de negatieve planschade erg royaal uitgevallen: ik mis node een termijnstelling. Ook de andere onderwerpen krijgen een kritische beurt.
Ook Dries is teleurgesteld maar dan vanuit het spiegelbeeld. Er is teveel gesleuteld aan de correcties op de gebruikswaarde, terwijl de negatieve planschade wel erg krenterig is uitgewerkt. ‘Daar kan ik zo niet mee thuiskomen.’
Jan Terlouw voelt zich wel aardig bediend.
Het middelen begint. Joop stelt vast dat zijn conclusies politiek gezien het ‘enig haalbare’ zijn. Dries en ik volharden in onze teleurstelling. Ook de wet overdracht landbouwgronden leidt tot blokkades over en weer.
Joop wordt grimmig. Maandag moet ik het weten, zegt hij. De tijd dringt. We gaan onverrichterzake uiteen. ‘Hoewel vorderingen zijn gemaakt konden de besprekingen nog niet worden afgerond’, zo heet het in het communiqué dat in goed overleg wordt opgesteld.
‘De formatie gaat lang duren,’ kondigt Frans Andriessen aan in Accent. Andriessen: ‘Ja, het is duidelijk dat je leert van je ervaringen. In de formatie '72, '73 werden de onderhandelingen voor het CDA door drie man gevoerd. Het is Burger (formateur) toen gelukt daar een wig in te drijven. Ik heb op mijn manier geprobeerd er wat uit te halen, maar wat er daarna gebeurde ging natuurlijk tegen alle politieke logica in. Dat kan ook niet meer. Onze afbrokkeling is tot staan gebracht.
| |
| |
We hoeven nu de etiketten van Den Uyl niet meer te nemen. Nee, er komt nooit meer een kabinet met een rand (de witte rand, werden de Christen-Democraten bij de vorige formatie genoemd).’
| |
Zaterdag 2 juli
Mijn vaders verjaardag. Met Hedy en de kinderen bezoek ik zijn graf op de Joodse begraafplaats in Naarden. Hij is overleden in de week van de Maagdenhuisbezetting. De politiek liet toen maar weinig tijd en ruimte voor persoonlijke emoties. Mijn vader was op en top een zakenman die het jammer vond dat ik niet in zijn voetsporen wou treden. Na enkele formatiebesprekingen voel ik mij echter verwanter dan ooit.
De zwart-marmeren grafsteen is helemaal groen uitgeslagen. Met stukjes papier en wat schaars water proberen we het zwart weer zichtbaar te maken. Hadassah (6) poetst ijverig mee. Als we toch enige eer van ons werk zien, zegt ze troostend: ‘Het gaat nu een stuk beter met je vader.’
| |
Zondag 3 juli
Zondagavond zit ik bij Joop. Hij werkt aan Memo II. Eenvoudig is het niet. Wim Duisenberg heeft hem een brief geschreven. Officieel. Van de minister van Financiën aan de formateur. Er moet naar zijn mening meer bezuinigd worden dan aanvankelijk werd gedacht. De 1%-operatie vraagt nog om een nadere invulling van 4 miljard. Handhaving van het beoogde financieringstekort van 5% in 1981 vraagt nog zo'n 3 miljard extra. Daarmee zijn we er echter niet. Uitvoering van dit bezuinigingsprogram heeft tot resultaat dat er in 1981 nog altijd 200.000 werklozen zijn. De doelstelling is echter 150.000. Aanvullend beleid is onvermijdelijk, hetgeen betekent dat er nog zo'n 2 à 3 miljard aan bezuinigingen bij komt.
Ik protesteer tegen deze benadering. Als de 1%-filosofie niet toereikend blijkt te zijn moet de filosofie op de helling. Ik geloof niet meer in een tot in de puntjes uitgestippeld beleid tot 1981. Het kost al moeite genoeg om de ontwikkeling in 1978 enigermate te voorzien. De effecten van een ‘nieuw’ beleid op basis van de winst-werkformule zijn nog in het geheel niet in de beschouwingen, laat staan in de berekeningen, betrokken. Joop zegt aan te willen koersen op een nullijnbeleid. De omvang van de bezuinigingen moet van het welslagen daarvan afhankelijk worden gemaakt. Ik vertrek, Joop met de stukken achterlatend.
| |
| |
| |
Maandag 4 juli
De fractie is bijeengeroepen om alvast een standpunt te bepalen over de defensieparagraaf in het regeerakkoord. Er mag tenslotte geen tijd verloren gaan. De fractiecommissie heeft een nota voorbereid. Ik ontkom echter niet aan een tussentijds verslag over de grondpolitiek. Er ontstaat een groot onbehagen over de ‘slakkengang’ die dreigt op te treden. Joop zou toch met conclusies komen die ‘à prendre ou à laisser’ waren? Wat betekent dat nu eigenlijk precies? ‘Take it or leave it’, antwoord ik. De defensienota van Dankert c.s. vindt geen genade. Ten onrechte, zo vindt men, wordt op voorhand het verkiezingsprogram losgelaten, terwijl het eerste onderhandelingswoord nog moet worden gesproken. De fractiecommissie belooft beterschap. Er komt een nieuwe nota.
's Middags spreek ik met Wim Duisenberg over zijn drietrapsbezuinigingsbrief. We stellen vast dat we het niet eens zijn. Intussen legt Joop de laatste hand aan Memo II.
Om half negen worden de fractievoorzitters op het Catshuis verwacht. De knopen over de grondpolitiek moeten worden doorgehakt. Het belooft een latertje te worden. Voor de pers is een zaaltje gereserveerd in het nabijgelegen Hotel Bel-Air.
We arriveren rond het afgesproken tijdstip in de inmiddels traditioneel geworden volgorde en zetten ons in de al even traditionele schikking rondom de ministerstafel. We duiken weer in de onteigeningswet. De argumenten over en weer herhalen zich tot in den treure. Er vallen stiltes. Het wordt later en later. Ik informeer of er een schaakklok in huis is.
Joop dringt aan. Dries denkt na. Ik laat mijn bezwaren stuk voor stuk vallen. Jan doet tussenvoorstellen. Joop zet niet door, bang als hij is dat bij Dries de stoppen doorslaan. Vier-en-half jaar ervaring zijn hem niet in de kouwe kleren gaan zitten. Maar ook bij Dries staat alles op scherp. Op grond van zijn ervaring lijkt hij vastbesloten zich niet plat te laten praten. Hoe laat het ook wordt.
Joop boven de tafel is een ander dan Joop eronder. Ik kan dat vanuit mijn positie haarscherp waarnemen. Boven de tafel geduldig, vriendelijk, geen moment gehaast. Onder de tafel gebalde vuisten, samengeknepen voeten, één en al driftig ongeduld.
Dries gaat bellen. Het is al vér in de kleine uurtjes. De achtergeblevenen proberen te raden wie er uit zijn slaap wordt gehaald. Andriessen? Aantjes? Een hoge ambtenaar van Justitie?
Dries komt terug. ‘Die slaapdronken telefoontjes brengen me niet verder. Makkers, ik gok het er maar op.’ Hij gaat akkoord met de uitdunning van de gebruikswaardecorrecties mits de negatieve planscha- | |
| |
de solide wordt geformuleerd. De ‘redelijkerwijs’-bepaling moet eruit. Dat laatste vindt bij ons geen genade. Opnieuw enige stiltes. Het loopt tegen zessen als de overeenstemming een feit is.
Verheugd begeven wij ons naar het Bel-Airhotel. Het zaaltje, waar de pers ons opwacht, vertoont de aanblik van een verlopen feest. De tafels zijn bezaaid met lege flessen. We nemen gedrieën plaats achter de voor ons vrijgehouden tafel. Ik kan mijn aantekeningen in de gauwigheid niet meer vinden. Uit het hoofd probeer ik zo objectief mogelijk het bereikte akkoord toe te lichten. Dries en Jan hebben niets toe te voegen en complimenteren mij voor de helderheid op dit vroege uur. De journalisten vragen ons niettemin het hemd van het lijf. Het is zeven uur in de ochtend voordat ik achter het stuur kruip, op weg naar Amsterdam. Onder geen beding blijf ik in Den Haag. Ik moet thuis geweest zijn, al is het maar voor een uur. Ik blijf vechten tegen het alles-opslorpende monster dat politiek heet.
De ‘malle maandag’ noemt het Algemeen Dagblad deze formatiedag. ‘Een blik op de werkdag van de vier betrokken heren toont aan dat zij blijkbaar alle gevoel voor redelijkheid hebben verloren.’ Het is nog maar het begin. Ik kom bij daglicht thuis. Het verbaast me dat ik me nog zo fris voel.
| |
Dinsdag 5 juli
Tegen elven ben ik in de fractie. Er hangt een sfeer van meeleven. Ik breng verslag uit. Hans Kombrink neemt als eerste het woord. Hij zwaait mij uitbundig lof toe, hetgeen vele interrupties uitlokt. Het zou de laatste maal zijn. Ko Wierenga, woordvoerder over de onteigeningswet, wijst erop dat dit nu precies de ‘gecastreerde diepvrieshaan’ is waarover Van Agt aan de vooravond van de kabinetscrisis het onaanvaardbaar had uitgesproken. Ik waarschuw tegen een al te groot triomfalisme. De onderhandelingen gaan voort. Het is onverstandig tussentijds je winst breed te gaan uitmeten. Daar moet je later weer voor betalen.
Memo II is uit. De fractieleden beginnen te lezen. Ik sluit de vergadering en ren naar mijn kamer. Ik sla bij voorrang de bezuinigingsparagraaf op. De drietrapsbenadering staat er wel degelijk in. Ik lees: ‘Het is nodig, dat de afgesproken omvang van de beleidsombuigingen in het kader van het zg. 1%-beleid ... alsnog wordt gerealiseerd. Dit betekent, dat er nog aanvullende beleidsmaatregelen moeten worden getroffen, die leiden tot een ombuiging van rond 4 miljard in 1981.
Het is daarnaast, zoals voorlopige becijferingen laten zien, wellicht nodig nog een ombuiging toe te passen om het toelaatbare financieringstekort van 5% in 1981 te bereiken.
| |
| |
Ook dan blijft de vraag of in de sfeer van particuliere inkomens en de collectieve uitgaven een verdere bijdrage kan worden geleverd om tot een terugdringing van de werkeloosheid tot 150.000 te geraken.’
Uitgelezen fractieleden komen, de één na de ander, mijn kamer binnen en spreken hun verontrusting uit. ‘Hoe kan dat nou?’ roepen ze. ‘Wellicht’, roep ik terug. ‘Hier, lees dan: wellicht.’ Ik vlucht naar de overkant, naar Algemene Zaken, waar de formatiebesprekingen om 3 uur worden hervat. Deze keer ben ik wel erg vroeg. Zelfs Jan Terlouw moet nog komen. Ik wip even bij Joop binnen om hem van de eerste reacties op de hoogte te stellen. Joop reageert teleurgesteld, ja kwaad zelfs. ‘Wat willen ze dan? Het CDA pikt dit toch nooit?’ roept hij vertwijfeld uit.
Ik loop vooruit naar de blauwe zaal. Even later zit iedereen weer in de vertrouwde slagorde. Aan de orde is: de Wet Overdracht Landbouwgronden.‘Een geweldig geschilpunt,’ aldus Dries, ‘daar worden we het nooit over eens.’ Hij blijft bij zijn landbouwkundige toetsing. Prijsbeheersing is alleen denkbaar als je een instantie tussenschuift à la de grondbank. Anders krijg je een ‘zwart circuit’. Maar dan zit je midden in de burokratie, de nationalisatie van de grond. Dat moet tot elke prijs vermeden worden.
Jan ziet die onverbrekelijke samenhang niet zo. Het grondprijsnivo moet omlaag gedrukt worden tot de reële agrarische gebruikswaarde. Dat maakt iets als een prijsbeheersing noodzakelijk, maar dat hoeft toch niet gepaard te gaan met een volledige doorsnijding van de relatie koper-verkoper? Daar zou hij tegen zijn.
Ik probeer er langs mijn neus weg op te wijzen dat het voorstel van de formateur haaks staat op het verkiezingsprogram van de PvdA. Dat pleit voor grond in gemeenschapsbanden. Dat is andere koek dan een bescheiden aanzet tot prijsbeheersing.
Joop pakt dit argument bekwaam op. ‘Mijn voorstel sluit goed aan bij het CDA-program.’ Ook in CDA-kring is er grote behoefte aan regulering van de grondprijs. Zijn voorstel gaat ervan uit dat de grond wordt doorverkocht. De grondbank is slechts tussenschakel. De PvdA bepleit een nationaal erfpachtstelsel. Daar gaat hij compleet aan voorbij. Maar dit is wel het uiterste minimum.
De vergadering wordt geschorst tot acht uur.
Na de hervatting stelt Joop de vermogenswinstbelasting aan de orde. Na de gebruikelijke rondes concludeert hij dat er overeenstemming bestaat over de snelle invoering van zo'n belasting, te beginnen met onroerend goed en effecten.
Een discussie ontstaat over het verlangen van Dries dat invoering alleen dan plaatsvindt als de opbrengst hoger zal zijn dan de perceptie- | |
| |
kosten.
Wij vinden dat niet onredelijk. Den Uyl dicteert een ontwerpconclusie.
‘Het kabinet zal met spoed een wetsontwerp indienen dat strekt tot een belasting op gerealiseerde vermogenswinsten, indien en voorzover vast komt te staan dat de opbrengst de perceptiekosten aanzienlijk zal overtreffen.’ Ik maak bezwaar. ‘Aanzienlijk’ is wel erg overdreven. Trouwens: wat is dat. Met zo'n term ontlok je weer allerlei conflicten binnen het kabinet over de vraag of het door moet gaan of niet.
De anderen knikken. Den Uyl begint opnieuw. ‘Het kabinet zal met spoed ... enz.’ Deze keer ontbreekt het woord ‘aanzienlijk’. We gaan akkoord. Het is toch weer nacht geworden.
Opnieuw begeven we ons gedrieën naar Bel-Air. Deze keer doet Dries het woord. Hij leest de overeengekomen tekst van de slotconclusie voor. Tot mijn schrik handhaaft hij het woord ‘aanzienlijk’. Ik corrigeer hem niet. De vorige nacht hebben ze het ook volledig aan mij overgelaten. De journalisten openen een spervuur van vragen. ‘Wat betekent dat nu: aanzienlijk? Dan gaat het toch helemaal niet door? Zeker in het begin zullen de perceptiekosten de opbrengst overtreffen.’ Ik verklaar een stuk optimistischer te zijn. Trouwens, als de opbrengst tegenvalt dan is dat een teken dat de speculatie terugloopt. Uiteindelijk draait het daar toch maar om. We zijn geen dogmatici. We introduceren geen maatregelen vanwege de maatregelen maar vanwege het beoogde effect.
Na afloop neem ik Dries even apart en laat hem mijn aantekeningen zien. ‘Op mijn verzoek is “aanzienlijk” geschrapt,’ zeg ik. ‘Als jij dat zegt is het zo,’ zegt hij. ‘Het is mij ontgaan.’ Het officiële communiqué wordt binnengebracht. ‘T.a.v. het in te dienen wetsontwerp vermogenswinstbelasting moet vaststaan dat de opbrengst de perceptiekosten zal overtreffen.’ Opnieuw openen de journalisten het vuur. De verwarring is compleet. Ik druip af. Het loopt alweer tegen drieën. Deze keer voel ik de vermoeidheid.
| |
Woensdag 6 juli
Ik raas door het verkeer naar het FNV-gebouw. Om 10 uur begint het periodiek gesprek van een fractiedelegatie met het Dagelijks Bestuur van de FNV. Ik ben zeven minuten te laat. De vergadering is al begonnen. Ik ben razend. Ik heb een tijdcomplex. Verschrikkelijk vind ik het om ergens te laat te arriveren. Maar erg kinderachtig om me die paar minuten zo in te peperen. Ze weten toch dat ik mijn tijd niet zit te verlummelen.
De aanwezige fractieleden kijken me verontschuldigend aan. Er is een
| |
| |
plaats voor me opengehouden, die van de voorzitter.
Wim Kok bespreekt Memo II. De mate van exactheid waarmee het arbeidsvoorwaardenbeleid voor de komende jaren wordt uitgestippeld staat in schrille tegenstelling tot de vaagheid op andere beleidsterreinen, zegt hij schamper. Het stuk is veel te optimistisch over de post ‘incidenteel’. Op deze manier maken we een forse duikeling onder de nullijn. Daar zijn we niet voor in. Als het de nullijn wordt, dan exclusief incidenteel.
De stemming blijft geprikkeld. Ik zie ook geen kans meer om me boven het frustrerend begin uit te werken.
's Avonds om 8 uur bevind ik mij weer op het Catshuis. Dries blijkt weer wat verlaat te zijn. Al wachtend zetten we het NOS-journaal aan. En ja hoor, Dries verschijnt in het beeld, sprekend over het agendapunt van die avond: ‘Wij hebben gezegd, de prijzen van landbouwgrond zijn te hoog. Doe er wat aan, introduceer een zogenaamde landbouwkundige toetsing. Dat betekent een systeem dat je alleen mag verkopen aan mensen die de grond in de landbouw houden. Het gevolg daarvan moet zijn dat je een geweldige prijsdrukking krijgt, een matiging van de prijzen. Bekijk nu eens eerst of dat niet voldoende is, waarschijnlijk wel.’
Vraag: ‘Maar de PvdA vindt het onvoldoende, die wil verder.’
Van Agt: ‘Ja, die zegt dat is onvoldoende, zonder dat ze dat weten.’
Vraag: ‘Is er een compromis mogelijk, volgens u?’
Van Agt: ‘Ik denk alleen in die zin dat we zeggen: als nu zou blijken dat die landbouwkundige toetsing te weinig prijsmatigende invloed heeft, dan valt er met ons alsnog over een directe prijsbeheersing te praten. Dat vind ik een volkomen redelijke opstelling.’
Zo, dat weten we dan. We briesen. Dat is geen manier. Wij maar wachten en meneer onderhandelen via de televisie.
Even later komt Dries binnen. ‘Sorry jongens, ik ben even opgehouden.’ We zeggen woedend dat we het gezien hebben. Hij maakt een verontschuldigend gebaar. ‘Jullie hebben gelijk.’ De woede zakt snel weg. De vergadering begint.
Aan de orde is, inderdaad, de Wet Overdracht Landbouwgronden. De standpunten zijn nog weinig opgeschoven. Dries komt met zijn laatste bod. Het is zijn tv-verhaal. Nu de toetsing invoeren en dan proefondervindelijk bezien of prijsbeheersing nodig is.
Jan blijft bezwaar houden tegen de volledige doorsnijding van de band tussen koper en verkoper. Hij bepleit wel prijsbeheersing, geen toedeling. De verkoper moet een recht van voordracht houden. Liever het risico van een zwart circuit dan een overmaat aan betutteling.
Joop voelt daar niets voor. Natuurlijk moet er bij toedeling sprake
| |
| |
zijn van objectieve kriteria, waarop uitzonderingen mogelijk zijn. Maar in beginsel gaat elke prijsbeheersing de soep in als er niet iets als een grondbank tussen koper en verkoper wordt geschoven.
Er treedt een herhaling van zetten op.
Weer wordt het laat. Tegen middernacht lanceert Jan Terlouw een compromisvoorstel. ‘Laten we beginnen met de landbouwkundige toetsing,’ zegt hij. ‘Als dan binnen één jaar de prijzen niet met 10% zijn gedaald, stappen we automatisch over op prijsbeheersing.’ Het spreekt me erg aan. Als het waar is dat de landbouwkundige toetsing niet werkt is de prijsbeheersing zeker een feit. Mocht het wel werken dan krijgt het CDA gelijk; maar de prijzen zijn dan omlaag en daar ging het toch om.
Dries vraagt om een korte schorsing. Ik werp me op de telefoon en bel Arend Voortman uit zijn bed. Die heeft er wel oren naar, vooral als hij hoort dat de grondbank ‘nieuwe stijl’ zich ermee gaat belasten. Dat eist toch enige tijd van voorbereiding.
Joop wacht me voor de vergaderzaal op. ‘Wat doe je als Dries het niet pikt,’ vraag ik. ‘Doorgaan,’ zegt Joop. ‘Je kunt toch moeilijk van een nieuw punt een breukpunt maken. Het staat in geen enkel program. Het behoort niet tot één van onze hervormingsvoorstellen.’
De vergadering wordt hervat. Dries heeft ook gebeld. Het voorstel van Jan lokt hem wel aan, maar één jaar is te kort. Op dat punt ben ik onverbiddelijk. Binnen deze kabinetsperiode moet de prijsbeheersing een feit kunnen zijn. We verenigen ons op ‘tenminste één jaar’.
Joop dicteert weer een slotconclusie: ‘Door het nieuwe kabinet zal een Wet Overdracht Landbouwgronden worden voorbereid. In deze nieuwe wet wordt de kring van degenen, die in aanmerking komen voor het verkrijgen van landbouwgronden beperkt tot hen die voldoen aan toetsingsnormen van landbouwkundige aard. Daarmee wordt mede beoogd een matiging van prijzen van landbouwgronden te bewerkstellingen. De wet regelt tevens de bevoegdheid tot het stellen van maximumprijzen voor landbouwgronden. Deze bevoegdheid zal niet eerder worden toegepast, dan nadat tenminste één jaar na inwerkingtreding van de wet gebleken is dat een beduidende ombuiging van de prijsontwikkeling achterwege is gebleven. Wanneer maximumprijzen van kracht zijn, kan overdracht van landbouwgronden alleen plaatsvinden via een nieuw orgaan, waarin de Stichting Beheer Landbouwgronden (de grondbank) en de bestaande grondkamers zullen opgaan.’
Ik maak bezwaar tegen het woord ‘beduidend’. Weer zoiets vaags. Het voorstel van Jan ging uit van 10%. Joop antwoordt dat die 10%-maatstaf toch iets te simpel is. 10% ten opzichte van wat? Wanneer
| |
| |
zijn die gegevens beschikbaar? We spreken af dat de maatstaf in de loop van de formatie nog nader afgesproken zal worden, gehoord enkele deskundigen.
In het holst van de nacht begeven we ons naar Nieuwspoort. Hotel Bel-Air heeft zijn poorten voor de wachtende pers gesloten. De gasten kregen hinder van het nachtelijke geruis. Deze keer doet Jan Terlouw het woord. Opnieuw ontstaat er een ‘misverstand’. De pers werpt zich als één man op de term ‘beduidende ombuiging’. Ik deel mee dat we daar later in de formatie op terug zullen komen. Dries bestrijdt dat. Jan herinnert het zich niet precies maar is geneigd Dries gelijk te geven. De nachten beginnen zich te wreken. De notulen zullen de volgende dag uitkomst moeten brengen.
Een onvermoeibare Jaap van der Ploeg sleept ons voor de camera:
Vraag: ‘U heeft nu opnieuw vanavond 8 uur zitten praten, het is weer 6 uur in de ochtend geworden, moet u eigenlijk toch niet de conclusie trekken ... dat de formatie wat moeizaam verloopt?’
Van Agt: ‘Ik vind dat je de conclusie moet trekken dat wij heel hard werken, dat wij ons best doen, om al die moeilijke problemen, die voor ons opgestapeld liggen, de een na de ander op te lossen en het is ook een feit dat we er elke dag minstens één oplossen, al zijn die dagen soms erg lang.’
Ik: ‘Er zijn nog een stuk of 20 problemen op te lossen, dus over 21 nachten zijn we er uit.’
Op weg naar Amsterdam onderhandel ik met een opkomende slaap.
| |
Donderdag 7 juli
De volgende ochtend, op weg naar Den Haag, nog steeds die slaap. Ik zet de autoradio nog harder aan dan anders en sper mijn ogen wagenwijd open. De zon schijnt fel. Ik knipper. Plotseling even niets. Ik schrik wakker. Ik voel een siddering door mijn hart. Het moet een fractie van een seconde geweest zijn dat ik geslapen heb. Ik kan de middenberm nog gemakkelijk ontwijken. Ik breng de auto tot stilstand op de rechter vluchtstrook, niet vér voor de afrit Oegstgeest en sluit mijn ogen. Echt slapen doe ik niet meer, maar het helpt wel. Na een minuut of vijf rij ik, klaar wakker, weer op volle snelheid. Ik ben aan de late kant.
De fractie zit al in de startblokken. Van enig meeleven is weinig meer te bespeuren. De gewenning is nu al ingetreden. De stemming is voelbaar gespannen. Memo II heeft voor het nodige onbehagen gezorgd.
Ik begin weer met een verslag van het voorafgaande en geef vervolgens Arend Voortman als de geraadpleegde deskundige het woord, niet zonder hoop dat hij als trendsetter zal optreden. Arend heeft tegen het
| |
| |
compromis zitten aanhikken. Hij ziet wel een paar zwakke punten, maar al met al is het bereikte akkoord alleszins acceptabel.
Vervolgens komen de niet geraadpleegde deskundigen aan het woord.
Zij hebben er geen goed woord voor over. Er komt in deze regeringsperiode geen bliksem van terecht. De voorbereiding van de toetsing neemt al jaren. Het prijseffect daarvan is niet binnen een jaar vast te stellen. Bovendien zal ontduiking niet tegen te gaan zijn. Kortom: kommer, ellende en smart. Ik ben buiten mijn boekje gegaan. ‘Een niet te verteren zaak,’ roept Hans Kombrink met een gezicht alsof hij de komplimenten van de vorige keer ook nog ongedaan zou willen maken.
Ik schrijf, zoals gebruikelijk, elk woord op maar inwendig kook ik van woede. Ik kan de kritiek eigenlijk niet goed hebben en plaats af en toe een geprikkelde interruptie. Volgende keer telefoneer ik ze allemaal 's nachts uit hun bed om ze te raadplegen, denk ik cynisch. Als ik door de laatste spreker heen ben, brand ik los. Hoe heb ik het nu? Wie van de teleurgestelden had twee weken geleden durven hopen dat er over prijsbeheersing van landbouwgronden zou worden gesproken? Wie heeft dat punt opgevoerd? Precies: Den Uyl. Als eerste. In Memo I. Het is volstrekt onredelijk om nu daarop de formatie te laten afspringen. Trouwens: waarom zouden we. Ik houd staande dat het akkoord alleszins aanvaardbaar is. Als jullie er zo zeker van zijn dat toetsing geen moer voorstelt dan is voor jullie de prijsbeheersing daarmee toch een feit? En nog in deze kabinetsperiode. Tel maar na: 1978 voorbereiding, 1979 toetsing, 1980 prijsbeheersing, 1981 verkiezingen. Een tweede ronde is onvermijdelijk. Ze komen terug. De voorbereiding duurt wel twee jaar. Dus: 1980 toetsing, 1981 verkiezingen, 1982 geen prijsbeheersing. Het oordeel blijft negatief. Een aantal rekkelijken mengt zich in de discussie. Men overdrijft, vinden zij. Het is een vernuftig compromis. Ook Voortman komt nog een keer terug. Hij vindt de kritiek in hoge mate onbillijk. Hij heeft nu vier jaar met dit bijltje gehakt en had niet durven dromen dat dit er uit zou komen. Het is maar een beginnetje, maar dat is dan ook gemaakt. We gaan stemmen: een overgrote meerderheid gaat akkoord. Zuchtend leg ik het mapje grondpolitiek weg. Maar er komt nog een derde ronde. De tegenstemmers grommen na in de pers.
Ook de fractievergadering heeft een vervolg. Memo II staat nog op de agenda. De stemming wordt er niet beter op. Opnieuw is het Van Kemenade die de toon zet. ‘Meer van hetzelfde,’ zo vat hij zijn kritiek samen, ‘terwijl hetzelfde een doodlopende weg is’. Ondanks een veelbelovend Memo I staat Memo II tóch in het teken van een dogmatische aanpak.
| |
| |
Praktisch alle volgende sprekers volgen hem daarin. Het stuk gaat hoofdzakelijk over de matiging van arbeidskosten en collectieve uitgaven. Te weinig is terug te vinden van een nieuw arbeidsmarktbeleid, een nieuwe struktuurpolitiek. Niets wordt meer vernomen over de socialisatie van de vraag. Weinig is er nog terug te vinden van het briljante college dat Joop in Eindhoven heeft gegeven aan de vooravond van de verkiezingen.
Ook Duisenberg is niet erg te spreken, maar zijn kritiek is wat anders getint. Wat hem betreft had het woordje ‘wellicht’ ongeschreven kunnen blijven. Voor hem staat het vast dat er voor 10 miljard bezuinigd zal moeten worden. De fractie is naar zijn mening wel erg luchthartig. Hij begrijpt het cynisme over de nieuwste gegevens van het CPB, maar wie heeft er betere?
De fractie trekt echter een andere lijn. 4 Miljard, daar ligt voor ons de grens. Voor het overige is flexibiliteit het wachtwoord. Van jaar tot jaar moet in het licht van de nieuwste gegevens beslist worden of er meer of minder bezuinigd moet worden. ‘Plan Den Uyl verdeelt PvdA’, meldt De Volkskrant later, niet zonder wellust.
Om 3 uur spoed ik mij weer naar Algemene Zaken. Vier vermoeide onderhandelaars zetten zich weer om de tafel. Ik vraag opheldering over de maatstaf bij de wet overdracht landbouwgronden. De notulen wijzen uit dat dit inderdaad nog in de loop van de formatie nader geregeld zou worden. De afspraak wordt herbevestigd.
Ik stel een huishoudelijk punt aan de orde: ons vervoer. Bij al die nachtvergaderingen wordt het wat problematisch om ook nog als ‘eigenrijder’ op te treden. Ik vertel van mijn ochtenddutje, op weg naar Den Haag. Er blijkt een formatiepotje te zijn. Bij avondvergaderingen zal voortaan voor vervoer gezorgd worden. Voor vandaag zullen we het niet te laat maken.
We beginnen aan de officiële agenda. Er liggen nieuwe ontwerp-conclusies over de ondernemingsraden. Ik begin weer een aantal kritische kanttekeningen te plaatsen. Maar ook Dries zit boordevol bezwaren. Met name het gerichte SER-advies over de Raad van Commissarissen levert de nodige discussiestof op. Niet zozeer de paritaire samenstelling: de PvdA pleit voor 50-50, het CDA voor ⅓, ⅓, ⅓. Beide formules zullen als gelijkwaardig aan de SER worden voorgelegd. Wel de door ons bepleite afzonderlijke verantwoording van de commissarissen aan de organen die hen gekozen hebben: de ondernemingsraad enerzijds, de aandeelhoudersvergadering anderzijds. Dries heeft daartegen bezwaren die een ‘ietsiepietsie’ principieel zijn. Hij is tegen fractievorming in het bestuur van de onderneming.
Daarmee is de kous niet af. Hij handhaaft zijn bezwaren tegen de op- | |
| |
schortende werking bij beroep. Ook keert hij zich tegen de uitbreiding van de bevoegdheid om ook over investeringsbeslissingen advies uit te brengen.
De sfeer versombert. Ons optimisme dat dit onderwerp een fluitje van een cent zou zijn, blijkt misplaatst te zijn geweest. Joop windt zich op. Hoe is het mogelijk dat er nog bezwaar wordt gemaakt tegen een advies over investeringsplannen? De stakingen van het voorjaar zijn uitgemond in een Haags Akkoord waarin is afgesproken dat de werknemers mee mogen praten over de omzetting van de winst in werk. Maar Dries is niet te vermurwen. Hij is tegen ‘twee kapiteins op één schip’.
Zoals afgesproken wordt de bijeenkomst tegen zessen gesloten. Er is geen akkoord. De pers reageert stomverbaasd. Het ritme van één knoop per dag is doorbroken. 's Avonds komen de Kombrinken op bezoek. We maken er een gezellige avond van. Het onderwerp ‘politiek’ is taboe dankzij de waakzaamheid van Hedy en Lida. Nieuwsgierige fractiegenoten, die van het bezoek hebben gehoord, geloven daar niets van.
| |
Vrijdag 8 juli
Een verslaggever van De Nieuwe Revu maakt een reportage over de BVD. Een gesprek met de voorzitter van de kamercommissie blijkt een ‘must’ te zijn. Wekenlang heb ik het afgehouden. Vanochtend is het dan zover. Ik kombineer het interview met twee uurtjes zon. De verslaggever registreert feilloos elke aarzeling in mijn antwoorden op zijn indringende vragen. ‘Ook de BVD-commissie heeft zitten slapen in de Molukse zaak,’ zeg ik openhartig. Na de treinkaping bij Wijster hebben we dit onderwerp niet meer aangesneden. De commissie bestaat uit overbelaste fractievoorzitters die ambtshalve achter de feiten aanhollen. Ook achter deze feiten. Voordat de vergadering op Algemene Zaken 's middags wordt hervat neem ik de stof nog eens grondig door met Stan Poppe. Bedolven onder de verbeteringsvoorstellen steek ik het Binnenhof weer over.
De bijeenkomst start in een nerveuze sfeer. Dries moet uiterlijk om vijf uur op het vliegveld zijn. Daar staat een regerings-Friendship klaar om hem naar Oostenrijk te brengen. Zijn vrouw is jarig.
De bekende argumenten worden weer tot in den treure herhaald. Ik vecht als een bezetene voor onze verbeteringsvoorstellen. Stuk voor stuk worden ze tenslotte aanvaard, maar de bezwaren van Dries tegen de opschortende werking vinden geen genade. Dries verliest zijn geduld. ‘Wat verdien ik eigenlijk?’ vraagt hij vertwijfeld. Hij loopt naar de deur. ‘Dan maar geen akkoord. Ik moet mijn vliegtuig halen.’ Ik verstijf van schrik. Weer met lege handen naar de pers? Daar zie ik als
| |
| |
een berg tegen op. Bovendien: de vakantie kunnen we dan wel definitief afschrijven. Behalve naar de pers moet ik ook nog naar huis. ‘Nog even, Dries,’ roep ik. De vergadering wordt staande voortgezet. Dries formuleert nog een compromis. Hij is bereid akkoord te gaan met een recht van beroep van de ondernemingsraad tegen de benoeming van een directeur, mits wordt overeengekomen dat bij de invoering van de nieuwe struktuurwet dat punt wordt heroverwogen. Joop begint een eindconclusie te dicteren. Dries blijft, bedachtzaam luisterend, staan. Ik tril van spanning. Mijn tijdcomplex vecht tegen mijn wil om er nu uit te komen. Maar het is net of ik dat vliegtuig moet halen. Met de deurknop in de hand vecht Dries nog enkele formuleringen van Joop aan. Na enkele kleine aanpassingen gaat hij akkoord. Jan en ik mogen de pers te woord staan.
Enthousiast bel ik Stan Poppe. ‘Al jouw punten staan er in,’ roep ik. Stan is tevreden. Tegenover de pers laat ik mij minder triomfantelijk uit. Mijn uitgangspunt, dat het tijdens onderhandelingen onverstandig is je winst breed uit te meten, hou ik vol. Bovendien spreek ik mede namens Dries. Ik volsta met een droge opsomming van de onderdelen van het bereikte akkoord.
Ik ga naar Amsterdam. Er zijn vrienden van Hedy op bezoek. Het wordt laat. Liggend op de grond val ik in slaap. Als ik wakker schrik, is het bezoek vertrokken. Beschaamd ga ik naar bed.
| |
Zaterdag 9 juli
Voor het eerst na lange tijd kan ik uitslapen. Monter sta ik op om het ontbijt te verzorgen. Mijn goede humeur slaat om in woede als ik De Volkskrant opensla. ‘Slechts in schijn akkoord over ondernemingsraden,’ lees ik. ‘Dat is volstrekt onredelijk,’ schreeuw ik. Hoe had ik er meer uit kunnen slepen dan ik heb gedaan? Alle punten en komma's die ik heb meegekregen staan er in. Ik ben diep teleurgesteld, kokend van woede.
Hedy en ik vertrekken naar Dedemsvaart om het weekend door te brengen bij vrienden op hun boerderij. Hajo en Hadassah zijn er al. De vakantie is immers al begonnen. Er is geen land met me te bezeilen onderweg. Voor het eerst tijdens de formatie slaag ik er niet in de politiek van me af te zetten.
Pas als we aankomen en gaan zwemmen in een nabijgelegen meertje, koel ik af.
| |
Maandag 11 juli
Een nieuwe week begint. De fractie komt bijeen om het akkoord over de ondernemingsraden te beoordelen. Geen centje pijn. Nadat Stan
| |
| |
Poppe gesproken heeft vraagt niemand meer het woord.
De bespreking van Memo II wordt voortgezet. Deze keer melden zich meer sprekers met een wat milder oordeel dan de vorige keer. De kritiek blijft echter overheersen. Dick Dolman heeft beslispunten voorbereid.
1. | Het beleid dat een tragere groei van de collectieve sector dan t/m 1975 ten doel heeft, moet worden voortgezet en wellicht versterkt. (Hij vermijdt niet toevallig de term 1%-beleid). |
2. | Dosering en fasering in de komende jaren zijn afhankelijk van het effect van de getroffen maatregelen (werkgelegenheidsontwikkeling, inkomensbeleid, enz). |
De discussie spitst zich toe op de woorden ‘wellicht’ en ‘dosering’. Voor sommigen staat het wel vast dat het beleid versterkt moet worden. Voor anderen staat het nu al vast dat dit niet moet gebeuren. Het ‘doseren’ kan ook betrekking hebben op minder bezuinigingen dan in de 1%-operatie is voorzien.
Ik middel, zodat uiteindelijk de beslispunten ongewijzigd worden aanvaard.
Ien van den Heuvel, die alle fractievergaderingen bijwoont, deelt nog mee dat het Partijbestuur een brief op poten aan de formateur heeft geschreven waarin teleurstelling wordt uitgesproken over Memo II.
Om half acht 's avonds betreed ik weer het Catshuis. Dries is er nog niet. Ik wandel met Joop over het grasveld. De konijnen zoeken een goed heenkomen. Joop is in alle staten. Hij heeft zojuist de nieuwste becijferingen van Financiën gekregen over de te verwachten opbrengst van de VAD. Het is nog erger dan hij dacht. Het dreigt een lachertje te worden. Op die manier heeft het geen zin. Ik vind dat dit reden te meer is om keihard te vechten voor een verdere optuiging van het ontmantelde wetsontwerp. Dries komt binnen, regelrecht van het vliegveld. Hij ziet er zowaar uitgerust uit.
Wij nemen plaats. Ik steek van wal. Het wetsontwerp moet sterk verbeterd worden. Ten onrechte is het in de afgelopen jaren van kwaad tot erger gegaan. Er is een opeenstapeling van aftrekposten ingebouwd op de waardering van het eigen vermogen. Bedrijven die over een groot eigen vermogen beschikken vallen er buiten. Dubbeltellingen zullen ongedaan moeten worden gemaakt. Eenmaal corrigeren, rekening houden met inflatie is redelijk, maar drie- tot viermaal is onredelijk. De vertraging die inmiddels is opgetreden wettigt een beduidende ophoging van het percentage: 25% in plaats van 15%.
Dries opent een frontale aanval. Een VAD is mooi maar niet deze VAD. Waarom een VAD voor de werknemers alleen? In beginsel dienen alle Nederlanders in aanmerking te komen. Het CDA beziet de
| |
| |
VAD trouwens meer vanuit de bezitsvormingsgedachte. Het individuele deel (de aanspraken van de werknemers binnen de onderneming) moet drastisch worden opgevoerd. Er moet een verrekening komen met de bestaande winstdelingsregelingen. De VAD-afdrachten moeten aftrekbaar zijn voor de vennootschapsbelasting.
We barsten uit in een schaterlach. Den Uyl roept dat zijn verkiezingswinst dan ook maar afgetrokken moet worden.
Dries gaat onverstoorbaar verder. Van verbeteringen kan geen sprake zijn. Hij ontkent dat er van een opeenhoping van correcties sprake is. Hij heeft een notitie meegekregen voor deze bespreking waarin met grote letters staat: ‘Dries, bewaak de correcties’. Hij steekt het papier omhoog.
Jan Terlouw heeft niet meegelachen. Ook hij heeft grote bezwaren tegen de voorstellen van Joop. Met name het collectieve fonds stuit bij hem op onoverkomelijke weerstanden. Zo'n fonds dat beheerd wordt door vakbeweging en overheid werkt een nieuwe concentratie van macht in de hand. Ook hij ziet niet in waarom de opbrengsten uitsluitend aan werknemers ten goede zouden moeten komen. Als er al sprake van een opbrengst is komt die voornamelijk van het aardgas. Welnu, dat is van ons allemaal. Alle Nederlanders moeten hiervan kunnen profiteren.
Joop begint geladen te antwoorden. De VAD is gebaseerd op een oude belofte van het vorige kabinet aan de vakbeweging. Geen VAD betekent een vertrouwensbreuk. Dat brengt de uitvoering van Memo II in ernstig gevaar. Hij zal geen verantwoordelijkheid nemen voor een regeerakkoord zonder VAD. Waarom zijn de verbeteringen nodig? Omdat gebleken is dat door het overvloedig aantal uitzonderingsbepalingen nog slechts een handjevol ondernemingen er onder valt. De opbrengst, die aanvankelijk geraamd was op 500 miljoen, wordt nu nog maar op enkele tientallen miljoenen geschat. Dat is een lachertje: nog geen tientje per jaar per werknemer. Daarom wil hij een lagere drempel, uitbreiding tot andere rechtsvormen, uitdunning van de correcties en een hoger heffingspercentage.
Waarover spreken we? Het nationaal vermogen bedraagt zo'n 6 à 700 miljard. Werknemers hebben daar part noch deel aan. Uitvoering van Memo II betekent dat mede dankzij loonmatiging, daaraan nog eens jaarlijks enkele miljarden in de produktieve sfeer worden toegevoegd. Mogen de werknemers geen aanspraak hebben op een piezeltje daarvan?
Een collectief fonds zou een concentratie van macht betekenen? Belachelijk. Er zijn nu 8 à 9 beleggingsmaatschappijen met een vermogen dat een veelvoud is van wat het VAD-fonds op afzienbare termijn
| |
| |
zal verwerven. De grote banken beschikken nu al elk over deposito's van tientallen miljarden. Er zijn diverse pensioenfondsen die over miljarden beschikken. Waarom al die stannes? Als men van de werknemers een gezamenlijke inspanning wil vragen kan dat alleen als ze een stukje produktiviteitsontwikkeling in de onderneming laten zitten. Het gaat om een beleid voor jaren. De jaren van grote groei komen niet meer terug. De samenleving wordt onbestuurbaar als de werknemers slechts offers mogen brengen zonder medeverantwoordelijkheid te mogen dragen.
Dat kan niet via winstdelingsregelingen. Dat is handje contantje, terwijl het nu juist de bedoeling is het vrij besteedbaar inkomen terug te dringen en het geld in de onderneming te houden.
Hij acht het niet uitgesloten dat op den duur ook de ambtenaren zullen meeprofiteren.
Niet nu. Zij beschikken over een welvaartsvast pensioen. Dat is een voorsprong ten opzichte van de andere werknemers. Het is onlogisch om de zelfstandigen erbij te betrekken. Dat zijn in feite ondernemers die meebeschikken over het produktief vermogen. Voorzover hier sprake is van bijzondere noden zijn daarvoor aparte voorzieningen getroffen die honderden miljoenen kosten. Joop wijst op de fiscale oudedagreserve en de studie-Hofstra over een nieuw fiscaal winstbegrip waarvoor grote bedragen op de plank zijn gelegd.
Nee, de VAD moet. Het is bittere ernst, een scharnierpunt in het akkoord. Hij stopt en begint verontschuldigend te lachen. Hij is wel een uur aan het woord geweest. Met grote gedrevenheid. Gesticulerend. Een enkele keer zijn stem verheffend. Joop op zijn best. Alle aanwezigen zijn onder de indruk.
Op zulke momenten denk ik terug aan mijn eerste schreden in de politiek, als beginneling bij de Wiardi Beckman Stichting. De stafvergaderingen onder Joop die telkens weer uitgroeiden tot werkcolleges waarbij je tot de toppen van je denkvermogens moest gaan. Joop als inspirator, onuitputtelijk, steeds nieuwe dimensies aanborend. Ik had mij geen betere leerschool kunnen denken.
Er valt een stilte. Joop belt voor een drankje. Er worden wat kaasblokjes op tafel gezet.
Ik krijg het woord voor een eerste reactie. Ik heb niet zoveel meer toe te voegen aan wat Joop gezegd heeft. Dries haalt een artikel van Albeda in ‘Maatschappij en Onderneming’ tevoorschijn. Deze zou hebben betoogd dat zonder loonmatiging een ongekend groot aantal bedrijven op de fles gaan. Hoe dan ook is dus matiging nodig, ook als er geen VAD zou komen. Het is een eigenbelang van de werknemers.
Hij doet een voorstel: Nu geen VAD maar een commissie van deskun- | |
| |
digen. Er is herbezinning nodig. De samenleving moet inspraak hebben.
‘Dat heb ik eerder gehoord,’ zegt Joop. ‘Geen sprake van.’
Dries heeft behoefte aan ruggespraak. We gaan akkoord. Morgen verder.
We switchen over naar Memo II. Helpers weg, eerste ronde.
Gewoontegetrouw bijt ik het spits af. Ik pak flink uit. Twee jaar economenstrijd in de PvdA wordt door een niet-econoom over de aanwezigen uitgestort. Centraal staat voor mij de vraag die ik bij achtereenvolgende Algemene Beschouwingen aan de orde heb gesteld en die steeds onbeantwoord is gebleven: Als er tussen nu en 1981 enkele honderdduizenden nieuwe arbeidsplaatsen geschapen moeten worden omdat wij vast blijven houden aan een politiek van volledige en volwaardige werkgelegenheid, waar moeten die arbeidsplaatsen dan komen en met welke middelen? In de industriële sector lijkt de uitstoot van arbeid een onafwendbaar proces. De verwachting is dat daar in de komende vier jaar, met welk beleid dan ook, 200.000 arbeidsplaatsen verloren zullen gaan. Winst of verlies maakt weinig verschil. Ook de grootste groeiers met de beste rendementen krimpen hun personeelsbestand stapje voor stapje in. Dit verlies van 200.000 arbeidsplaatsen zou wellicht gecompenseerd kunnen worden in de dienstensector. Ook daar echter doen zich uitstootverschijnselen voor, juist bij de sterkste bedrijfstakken die het snelste automatiseren (banken, verzekeringsbedrijven). Maar ook als dat streefcijfer gehaald wordt is het eindresultaat nul komma nul. De arbeidsplaatsenbalans in 1981 vertoont dan nog altijd een negatief saldo van 200.000. Waar moeten dàn die 200.000 nieuwe arbeidsplaatsen vandaan komen? Waar anders dan in de collectieve sector? Maar juist daar wordt het mes ingezet. Ik trek van leer tegen de globale becijferingen, de totaalpercentages, de quasistreefcijfers. Het gaat om arbeidsplaatsen, waar, wanneer en met welke instrumenten? Het gaat ook om eerlijk delen van de beschikbare arbeid. Die benadering, aangekondigd in Memo I hebben wij gemist in Memo II. Ik formuleer een serie konkrete kritiekpunten. Bij de ombuigingen trek ik een streep bij 4 miljard. Ombuigingen naar beneden en naar boven zijn telkenjare denkbaar, afhankelijk van de nieuwste gegevens. Ook de WIR moet hieraan dienstbaar worden gemaakt. Telkenjare moet worden beslist of niet een deel van de beschikbare middelen overgeheveld moet worden van de particuliere naar de publieke sector om arbeidsplaatsenplannen mogelijk te maken. Deze keer ben ík een uur aan het woord geweest. Ik vind het jammer dat mijn spreekbeurt zich afspeelt voor zo'n klein gehoor.
Dries is aan de beurt; Hij kijkt mij bewonderend aan. ‘Tsjonge, tsjon- | |
| |
ge,’ zegt hij, ‘wat moet ik nou.’ Ik ben vertederd.
Hij begint met een aantal vragen die in zijn kring leven. 3½% groei is als uitgangspunt te optimistisch. Het financieringstekort in 1981 zou niet 5 maar 4% moeten zijn. Dat betekent dat hoe dan ook het startpunt 7 miljard zou moeten zijn en niet 4, maar extra-bezuinigingen blijven dan nog onvermijdelijk.
Wat te doen als de voorziene loonmatiging niet lukt? Trouwens: hoe staat de vlag erbij als de twee jaar nullijn voorbij zijn?
De drukstijging is volgens hem te hoog ingeschat.
Op de invulling van de bezuinigingsoperatie wil hij niet nader ingaan. Slechts één opmerking: ‘Het kan niet alleen uit de kinderbijslag komen.’ Jan is het met mij eens dat het beleid niet exact voor vier jaar is uit te stippelen. Daarvoor zijn de prognoses te ondeugdelijk geworden. De nieuwe economie is niet meer in een econometrisch model te vangen. We willen de winsten bevorderen en die winsten tegelijk omzetten in werk? Hoe doe je dat? Niet door een beleid van ‘meer van hetzelfde’. We zullen het moeten hebben van een gerichte technologische vernieuwing. Hoe verbeteren we onze concurrentiepositie ten opzichte van vergelijkbare landen. Door beter management, door meer research, door betere marketing. De Wet op de Investeringsrekening zal daarvoor primair moeten worden gebruikt. Het heeft geen zin het keynesiaanse beleid voort te zetten. De WIR moet modern worden toegepast. Naast de arbeidsplaatsentoeslag, de sectorgewijze benadering, de regionale premiëring, moet vooral ook gedacht worden aan het facettenbeleid en de kleinschaligheid.
Er zal ook een effectiever beleid gevoerd moeten worden tot arbeidstijdverkorting. Ook hij mist een nadere uitwerking van de ‘socialisatie van de vraag’.
Joop zal morgen antwoorden. Wel verblijdt hij ons vast met de mededeling dat Memo II door het CPB is doorberekend. De uitkomsten zijn verrassend gunstig. De werkloosheid daalt tot 110.000 in 1981.
Voordat de vergadering gesloten wordt vraagt Dries of hij bij dit onderwerp geen deskundige zou mogen meenemen. ‘Jullie weten er zoveel meer van dan ik,’ zegt hij op een ontwapenende wijze. ‘En jullie kennen me, hoe minder ik ervan weet, hoe harder ik op mijn standpunt blijf staan.’ Ik voel een aandrift opkomen om hem bij te vallen, maar Joop ziet problemen. ‘Het is een gevaarlijk precedent,’ zegt hij. ‘Voordat we het weten zitten we met horden specialisten om de tafel. Er komen nog zoveel onderwerpen: onderwijs, defensie.’ Ik zwijg. Joop ziet nog wel tussenvormen, zoals afzonderlijke gesprekken. Hij zal erover nadenken. Buiten wacht voor het eerst een auto met chauffeur. Ik maak kennis met mijnheer Rademakers.
| |
| |
| |
Dinsdag 12 juli
De ochtend is voor mezelf. Ik ga wat boodschappen doen in de Utrechtsestraat. Sinds ik aan de Amstel woon vind ik boodschappen doen leuk. De Utrechtsestraat is een unieke winkelstraat. Enerzijds een échte centrumstraat in het hartje van de stad. Anderzijds heeft het alles van een dorpsstraat, omdat iedereen iedereen kent. Alhoewel ik mijn hele leven in Amsterdam heb gewoond, voel ik me voor het eerst buurtbewoner, opgenomen in een kleinschalige gemeenschap. Er zijn uitsluitend kleine winkelzaken in een grote variëteit, alles onder handbereik. De Utrechtsestraat heeft een reputatie van onveiligheid. Wat daarvan waar is, moet betrekking hebben op het gebeuren in de kleine uurtjes. Overdag heerst er een rustieke vredigheid. Ik kan geen winkel binnenstappen of ik stuit op welgemeend medeleven. ‘Dagje vrij? Dat gun ik u! Mensenlief, hoe houdt u het vol?’ is de standaardreactie. Bij ‘Mouwes’ ben ik het langste bezig. De familie verdringt zich om mij te helpen. Intussen vliegen de witzen me om de oren. De heer Mouwes geeft me een pondje vers gebrande pinda's mee. ‘Laat die Van Agt maar eens lekker nasjen,’ zegt hij.
Als ik thuis kom staat de auto al voor. Ook mijnheer Rademakers is een man van de klok. Om twee uur zit ik weer op Algemene Zaken. De pinda's heb ik vergeten. Joop antwoordt op onze kritiek op Memo II. Hij begint met de Wet op de Investeringsrekening. Hij maakt bezwaar tegen mijn voorstel de voeding hiervan te betrekken bij de telkenjare te nemen beslissing of er, afhankelijk van het welslagen van het stimuleringsbeleid, compenserende investeringsplannen in de publieke sector moeten worden ontwikkeld. De premiëring in de marktsector wordt mogelijk gemaakt door oprekking van het financieringstekort. Het is niet verantwoord om datzelfde te doen voor programma's in de collectieve sector. Dan vaar je blind op de bankbiljettenpers.
Mijn blik dwaalt af naar het portret van Zijlstra.
Hij protesteert tegen de aanduiding van Memo II als ‘meer van het zelfde’. Het voorgenomen beleid is afgestemd op een totaal nieuw instrument: de WIR, waarvan Keynes niet had durven dromen.
Memo II is gebaseerd op een fundamentele dubbelkeuze:
1. | Zijn de mensen bereid tot een drastische inkomensmatiging? |
2. | Is de politiek bereid de vrijkomende ruimte gericht aan te wenden om nieuwe arbeidsplaatsen te scheppen? |
Als we bereid zijn deze dubbelkeuze voor onze verantwoording te nemen maken we een reële kans om de werkeloosheid terug te dringen. Hij deelt de aangekondigde becijferingen van het CPB uit: inderdaad daalt de werkeloosheid tot beneden de 110.000.
Dat beleid kan alleen van de grond komen als voldaan wordt aan een
| |
| |
aantal ‘institutionele vereisten’. De hervormingsvoorstellen zijn onmisbaar. De lasten zullen rechtvaardig verdeeld moeten worden. Dat vraagt om een inkomensbeleid dat nu vooral gericht is op de aftopping van de bovenkant.
Hij is niet bereid in te gaan op de vraag van Dries wat er moet gebeuren als de inkomensmatiging niet slaagt. Het beleid is gebaseerd op vertrouwen, niet op dwang. Vertrouwen schep je niet met dreigementen.
De betekenis die Jan toekent aan de technologische vernieuwing wil hij wel onderschrijven.
Ik ben niet tevreden met het antwoord. Ik onderschrijf volledig de dubbelkeuze, maar juist daarom is het nodig om over meer sturingsmiddelen te beschikken. Die arbeidsplaatsen moeten er komen. Als het niet lukt in de marktsector dan moet het gat gevuld worden met publieke investeringsplannen. Het stringente onderscheid tussen de particuliere en de publieke sector doet mij té dogmatisch aan. De overheid is de grootste werkgever, maar ook de belangrijkste opdrachtgever aan het bedrijfsleven.
Ook Dries mort. Het gaat niet aan om geen rekening te houden met een eventueel mislukken van de inkomensmatiging. Als het niet lukt, moeten we een passend beleid gereed hebben. Zo kan hij niet werken. Hij kan toch moeilijk naar huis met de boodschap ‘Jongens, ssst, koppen dicht, Joop fietst het wel voor elkaar.’
Jan Terlouw vraagt zich af of de aardgasopbrengst niet struktureel kan worden aangewend, bijv. om arbeidstijdverkorting financieel mogelijk te maken.
Joop blijft het op Memo II houden. De WIR blijft de WIR. De nullijn de nullijn. Het aardgas het aardgas.
We gaan naar het Catshuis. Daar staat weer een etentje koud te worden. Dries is er niet bij. Hij geeft er de voorkeur aan nog wat overleg te kunnen plegen. En hij verschijnt weer in het NOS-journaal. ‘We zitten nu op de moeilijkste col. Of we over het topje daarvan heenkomen? Ik hoop het wel. We doen er ook allemaal ons best voor, maar ik zie het topje nog niet.’ Nederland leeft in de ban van de Tour de France.
Als we weer rond de tafel zitten liggen de ontwerpconclusies over de VAD op ons te wachten. Margé, de tweede notulist, heeft hard gewerkt. Dries laat er geen spaan van heel. De ruggespraak heeft niet tot nieuwe inzichten geleid. Stuk voor stuk herhaalt hij zijn eerder genoemde bezwaren. Ik word tamelijk wanhopig. Ik leg nog eens omstandig uit wat een dwaasheid het is om de opeenhoping van correcties te handhaven. De VAD is geboren vanuit de gedachte dat ook in een
| |
| |
twee-sporeneconomie een gecoördineerd loonbeleid een wenselijke zaak is. De vakbeweging kan dan niet anders dan met haar arbeidsvoorwaarden rekening houden met de zwakste bedrijfstakken. Dat betekent dat in de sterkste bedrijven geld blijft zitten dat eigenlijk aan de werknemers toebehoort. Met deze VAD, zeker als die nog verder wordt ontmanteld, gaan juist die ondernemingen vrijuit om wie het begonnen is. ‘Voor wie komt het CDA nu eigenlijk op? Voor welke belangen vecht je in hemelsnaam, Dries,’ vraag ik getergd. Dries negeert mijn vraag. Voor het eerst werp ik de verkiezingsuitslag in de strijd. ‘Je kunt van ons met deze uitslag toch geen stap terug verwachten?’ roep ik. Dat is duidelijk de verkeerde toon. Dries slaat dicht. Jan probeert olie op de golven te gooien door een onderscheid te maken tussen oud, al aanvaard beleid en nieuw beleid. Aan het eerste acht hij zich gebonden. Dries niet: ‘Ik ben fractievoorzitter van een groepering die met het vorige kabinet slechts een extra-parlementaire binding had,’ zegt hij.
We bespreken de samenstelling van het fondsbestuur. ‘Waarom niet een bestaand fonds, zoals het Fonds Voorheffing Kinderbijslag?’ vraagt Dries. ‘Dan mogen van mijn part de werknemers de meerderheid hebben, maar dan zitten tenminste de werkgevers er ook bij.’ Nu ontploft Joop. ‘Ja, ja, als de werkgevers er maar bijzitten. Moeten de werknemers zich nog keurig in het pak steken ook? Nou, van mij mag het als de werknemers ook in alle andere beleggingsfondsen het mee voor het zeggen krijgen. Maar dat mag niet van de “ruling classes”.’
Dries houdt het wel voor gezien. ‘Als ik het totale beeld overzie dan is er geen enkele CDA-wens ingewilligd. Hoe vertel ik het mijn kinderen?’ Het is weer drie uur in de nacht. We besluiten de zitting op te heffen. Ik vraag wat er met de pers moet gebeuren. Die zit al uren te wachten in een zaaltje van het Congresgebouw. Gewoon niets, vinden Dries en Jan. ‘Dat kan niet,’ zeg ik. Ik voel me verantwoordelijk voor de getroffen regeling. ‘Als we niet gaan, staan ze vanaf morgen weer voor het hek.’ Nee, dat kan niet, vinden ook de anderen. Joop stelt voor dat ik ga. ‘Op zijn minst kan ik gaan vertellen waarom we niet komen,’ opper ik. Dries vindt dat een weinig benijdenswaardige klus, maar vertrouwt mij die volledig toe. Aldus besloten.
Ik begeef me naar het Congresgebouw. Enigszins verwilderd stap ik binnen, maar deins terug als ik zie wat een menigte zich daar heeft samengepakt. Ik schat het aantal journalisten op 50. Drie tv-ploegen staan gereed om de verwachte verklaring rechtstreeks op te nemen. Op de tafel waarachter ik geacht word plaats te nemen, staat een boeket van microfoons.
Ik ga zitten. Er ontstaat een nerveuze stilte. Ik leg een geïmproviseerde
| |
| |
verklaring af, waarin ik namens de drie meedeel dat ik gekomen ben om te zeggen dat wij niets te zeggen hebben. De situatie is kritiek. Het is puur uit hoffelijkheid dat ik gekomen ben.
Men barst uit in stekelige vragen. Waarom is het kritiek? Wat zijn de konfliktpunten? Wie maakt de moeilijkheden? Ik omzeil alles even beleefd als beslist. Helemaal lukken doet het niet. ‘Is er geschorst voor nader beraad?’ Antwoord: ja. ‘Heeft u om dat beraad gevraagd?’ Antwoord: nee. ‘Jan Terlouw?’ Antwoord: nee. ‘Van Agt dus?’ Ik lach ietwat hulpeloos. ‘Bent u buiten uw mandaat getreden?’ Antwoord: nee. ‘Komt de formateur met nieuwe voorstellen?’ Antwoord: nee. Men pakt de spullen in. Er zijn geen vragen meer. Blijkbaar is het beeld duidelijk genoeg. Ik verontschuldig me nog voor het feit dat ik niet meer kon zeggen dan ik gedaan heb. Mijn excuses worden weggewoven. Er klinkt zelfs iets van een applaus. Ik stap in de auto en zak onderuit. Ter hoogte van Wassenaar ben ik al vertrokken.
| |
Woensdag 13 juli
Opnieuw de fractie. Het gezelschap is door de vakantie behoorlijk uitgedund, maar de sprekerslijst neemt niettemin grootse vormen aan als ik mijn tussentijds verslag over de VAD heb uitgebracht. Aan goede raadgevingen geen gebrek. Niemand die op het idee komt een concessie aan te dragen. Integendeel. Elk punt is even belangrijk. Men onderhandelt met de onderhandelaar.
Ook Memo II komt weer aan de orde. Aan de vooravond van de beslissende onderhandelingen wil ik een poging doen de meningsverschillen met Duisenberg te overbruggen. Geen fractievoorzitter vindt het leuk als zijn fractie verdeeld is. Ook ik niet. Uitgangspunt voor de discussie is een voorstel van de financiële commissie om de 4 miljard als uitgangspunt te kiezen en voor het overige te volstaan met tussentijdse bijstellingen, afhankelijk van de dan bekende gegevens. Duisenberg maakt het mij niet eenvoudig. Hij noemt een bijstelling van jaar tot jaar een vlucht naar voren, plansocialisten onwaardig. Wij zijn het immers geweest die de stoot hebben gegeven tot het instrument van de meerjarenramingen. Liever een vervelende visie dan geen visie. Men kan zijn ogen niet sluiten voor de komende jaren, ook al zijn er tal van onzekerheden. Beslissingen van vandaag hebben repercussies voor morgen. Als minister van Financiën kan hij hierin niet meegaan. Als fractielid heeft hij alle begrip voor onze taktische positie in een delicate onderhandelingssituatie.
Het is de eerste keer dat ik onder de indruk kom van zijn argumentatie. Zijn appèl op ons plansocialistisch geweten treft mij in het hart. Het brengt mij aan het twijfelen. Tóch veroorloof ik mij de opmer- | |
| |
king dat een lange termijnvisie en meerjarige cijferreeksen geen synoniemen behoeven te zijn en dat een planmatige aanpak flexibiliteit en stuurmanskunst niet uit behoeft te sluiten. Integendeel: het één kan niet zonder het ander, getuige ook de snelheid waarmee de 1%-operatie alweer achterhaald lijkt te zijn. Maar ik doe een uiterste poging om een brug te slaan. Ik heb ook goede nota genomen van datgene wat Duisenberg als fractielid heeft gezegd en het begrip dat hij opbrengt voor onze onderhandelingspositie. Omgekeerd vraag ik de fractie begrip op te brengen voor Duisenberg in zijn positie van minister van Financiën. Ik stel vast dat ik voortaan namens de gehele fractie kan opereren op basis van de al eerder vastgestelde uitgangspunten. Duisenberg beaamt dit onder het beding dat hij ‘later kan zeggen dat hij gezegd heeft wat hij gezegd heeft’. Wij gaan in harmonie uiteen.
Om 3 uur worden de formatiebesprekingen voortgezet. Plaats van samenkomst: Algemene Zaken. Joop heeft de ontwerp-conclusies over het sociaal-economisch beleid gereed maar besluit te elfder ure deze nog in portefeuille te houden. Eerst moet de VAD worden ‘afgeconcludeerd’, zoals dit in het afschuwelijke formatiejargon is gaan heten. Maar dat valt knap tegen. Opnieuw heeft de tijd geen raad gebracht. Dries blijft van mening dat het wetsontwerp ondeugdelijk is. Herbezinning is onvermijdelijk. Er zou aan een overgangsregeling kunnen worden gedacht: een verplichte winstdelingsregeling of ‘iets’ met de vennootschapsbelasting. Jan is daar wel voor in. Is het niet mogelijk 1 of 2 punten van de vennootschapsbelasting te storten in een collectief fonds dat dezelfde doelen dient?
Joop wijst elke gedachte aan een overgangsregeling van de hand. ‘Een gepasseerd station.’ Dries en Jan houden echter voet bij stuk. Er wordt geschorst voor nader beraad. Ik bel, nadat ik Wierenga niet heb kunnen bereiken, met Dolman. Dick twijfelt geen seconde: ‘Geen sprake van. De vennootschapsbelasting hanteren betekent dat niet de bedrijven maar de overheid voor de VAD opdraait. Dat is volstrekt in strijd met de bedoeling.’ Joop heropent de vergadering. Zijn stem krijgt iets plechtigs. ‘Ik vraag u als formateur of u kunt instemmen met mijn conclusies.’ Ook Dries praat nu op een andere toonhoogte. Nu de formateur de deur naar een alternatieve oplossing heeft afgegrendeld is de tijd gekomen om ‘harde politieke taal’ te spreken. Het wetsontwerp zoals het er nu ligt zou door het CDA niet zijn aanvaard. Het zou op zijn minst ingrijpend zijn geamendeerd. Als hij het totaalbeeld overziet bevatten de conclusies ten opzichte van het wetsontwerp vier pluspunten (het wél voldoen aan de socialistische verlangens) en vier minpunten (het niet voldoen aan de CDA-verlangens). Ons scheiden dus 8 verschilpunten. Hij kan de conclusies dus onmogelijk aan- | |
| |
vaarden.
De formateur: ‘Ik zal de drie fractievoorzitters morgen elk afzonderlijk ontvangen. Wanneer één van hen de conclusies niet aanvaardt zal ik mij op mijn positie moeten beraden.’
Een goede procedure, denk ik. Niet overhaast, maar wel gedecideerd. En die tweegesprekken zijn een vondst. Dat maakt de terugweg veel eenvoudiger. Ik heb daar graag een half uur voor over.
| |
Donderdag 14 juli
Om half twaalf ontvang ik een delegatie van de werkgeversorganisaties onder leiding van de heer Van Veen. De ontvangst is op mijn kamer, die veel te klein is voor het gezelschap waarin alle schakeringen van het bedrijfsleven vertegenwoordigd zijn. We proppen ons op de beschikbare en aangerukte zetels en laten de struikelende fotografen hun werk doen. Het is een pikant moment voor zo'n gesprek, zo pal voor een dreigende VAD-crisis. Dat onderwerp wordt echter zorgvuldig vermeden. Het gaat over het sociaal-economisch beleid. Van Veen neemt het woord: de situatie is de laatste maanden nog aanzienlijk verslechterd. Er is dringend behoefte aan een ombuiging van het beleid. De voorziene bezuinigingsoperatie is bij lange na niet toereikend. Hij heeft een beter plan op zak, waarvan de effecten reeds zijn doorberekend door het CPB.
Snel werk, denk ik, als ik mijn achterdochtige blik langs de zoveelste tabel laat glijden.
Andere delegatieleden vullen aan. Hun visie is weinig vrolijker. Ik ga in debat. Confronteer ze met mijn kijk op de situatie. Verdedig de dubbelkeuze van Memo II. Van Veen komt terug. Hij is niet voor één gat te vangen. Eerlijk gezegd waardeer ik hem wel. Ik ken hem nog van jaren terug toen hij staatssecretaris was onder Beernink en wij meermalen de degens kruisten over de bestuurlijke reorganisatie. Toen al ontpopte hij zich als iemand die veel meer in zijn mars heeft dan men op het eerste gezicht geneigd is aan te nemen. De werkgevers hebben met hem een goede greep gedaan. Ik heb dat ook aan den lijve moeten ervaren toen ik het in een tv-Frontaaldebat over de omzetting van winst in werk tegen hem heb moeten afleggen. Deze keer verloopt de discussie beter, maar ik ben dan ook het enige jurylid dat aanwezig is. We nemen afscheid, afsprekend dat we dit soort confrontaties vaker moeten hebben.
Om half twee word ik bij Den Uyl verwacht. Ik moet mij een weg banen door een dichte mensenzee. De formatie blijkt een toeristische trekpleister te zijn geworden. De korste weg is volledig versperd. Als ik met een boog mijn doel probeer te bereiken maak ik bijna, onder
| |
| |
het oog van de camera's een doodsmak over een laaghangende parkeerketting. Hoe ik uiteindelijk binnenkom, weet ik niet, maar op het afgesproken tijdstip zit ik oog in oog met Joop. Mijn ja is gauw gegeven, alhoewel ik best nog wat op de conclusies aan te merken heb. We bespreken het uit te brengen advies voor het geval dat het mis gaat: Van Agt formateur. Laat hij het maar met de VVD proberen.
Als ik buiten kom staat Dries al te wachten. We schudden elkaar hartelijk de hand. Spanning verbroedert.
Ik ga naar mijn kamer en schrijf een brief aan Hedy. De volgende dag vertrekt ze naar Fanghetto. Ik wil haar verrassen met een schriftelijk welkom. Al schrijvend mis ik haar al nog voor ze vertrokken is. De brief zal haar weken later bereiken.
Dick Kalk stormt binnen. Dries staat alweer buiten en is aan zijn verkiezingscampagne begonnen. Hij staat temidden van een grote menigte ijsjes uit te delen aan dorstige kinderen. Hij is in een opperste beste stemming.
Ik heb het fractieburo bijeen geroepen, maar voordat we goed en wel op gang zijn gaat de telefoon: Joop. Dries heeft geen ja en geen nee willen zeggen, maar is met een waslijst van wijzigingsvoorstellen gekomen, negen punten in totaal. Ik schrijf ze stuk voor stuk op. Joop wil op drie van de negen punten nog een concessie doen. Ik maak bezwaar: het was stikken of slikken. ‘Waar blijft je geloofwaardigheid als je nu door onderhandelt? Trouwens dan heb ik ook nog wel wat.’ Maar ik beloof hem de drie punten in het fractieburo te zullen bespreken en hem zo snel mogelijk terug te bellen. Jan Terlouw blijkt inmiddels schoorvoetend akkoord te zijn gegaan, ook met de drie wijzigingen.
Het fractieburo staat op zijn achterste benen. Wat is dat nu voor een procedure? Is het niet al mooi genoeg geweest? Maar als ik met klem vraag om in hemelsnaam maar ja te zeggen, gaat men toch akkoord. Ik bel Joop. Joop belt Dries. Joop belt mij: Dries vraagt nader beraad. ‘Ik heb hem tot acht uur de tijd gegeven.’ Het grote wachten begint. Ik ga naar Berloth, het restaurant waar de progressieve bewindslieden en de fractievoorzitters al vier-en-half jaar op donderdagavond gezamenlijk eten. Er hangt een nerveuze sfeer. Er worden druk gissingen en vergissingen gemaakt. Om kwart voor acht keer ik terug naar de kamer. Klokslag acht gaat de telefoon: Joop. Dries heeft gebeld. Als hij het nu moet zeggen is het nee, maar als hij het nu niet hoeft te zeggen is er morgen nog gelegenheid om met zijn fractie te overleggen. ‘Hij vroeg me of ik dat als formateur op prijs zou stellen.’ Dries heeft er echter geen twijfel over laten bestaan dat hij de voorstellen niet in de fractie zal verdedigen. Ik vind dat Joop toch moeilijk om
| |
| |
een fractievergadering van het CDA kan verzoeken.
Joop hangt op. Even later is hij weer aan de lijn. ‘Ik heb hem gezegd er geen bezwaar tegen te hebben als hij zijn fractie nog zou willen raadplegen, maar het wel bezwaarlijk te vinden daar uitdrukkelijk om te vragen. Dries heeft toen zijn definitieve eindoordeel gegeven. Het is nee.’ Hij maakt een aangeslagen indruk. Ik weet hoe moeilijk dit moment voor hem is, terugdenkend aan onze discussies pál na de verkiezingen over de vraag formateur of informateur. Maar er zit niets anders op. Hij moet naar Soestdijk.
Ik vraag hem of ik de pers te woord kan staan. Er ligt ook een verzoek van Brandpunt. Hij ontraadt mij dat ten stelligste. ‘Dat kan helemaal niet. Ik moet eerst het staatshoofd inlichten. Daar kan niet op vooruitgelopen worden. Ik kan wel teruggestuurd worden. Dat is Biesheuvel ook een keer overkomen.’
Geen pers dus en geen Brandpunt. Dick Kalk is maar matig tevreden. ‘De pers staat te trappelen. Ze willen wat weten.’ Mijn nee is nee. Even later komt Dick opgewonden binnen stormen. ‘Dries geeft wel een persconferentie. De pers is om half tien bijeen geroepen.’ Het is kwart over negen. Opnieuw bel ik met Joop. ‘Dat kan niet,’ roept hij vertwijfeld, ‘dat is tegen elk staatsrechtelijk gebruik in. Ik bel onmiddellijk met Dries.’ De persconferentie gaat door. Wij besluiten nu ook alle remmen los te laten. Het is tien over half tien als wij onze komst naar Brandpunt aankondigen. De uitzending begint vijf minuten later vanuit het kamergebouw. Klokslag kwart voor tien loop ik verdwaasd en geheel onvoorbereid de uitzending binnen. ‘Het nee van het CDA is voor ons een doffe dreun,’ hoor ik mijzelf zeggen. Het is nu een heksenketel. Vanuit Brandpunt word ik regelrecht naar Nieuwspoort gesleept, waar de schrijvende pers nét zit te bekomen van de mededelingen van Dries. Voor velen van hen dringt de tijd. Het sluitingsuur voor de ochtendbladen is nabij. Ik geef mijn visie op de ontstane crisissituatie en ontwijk zorgvuldig de vragen over de eventuele gevolgen. Joop zit nog bij het staatshoofd. Mijn visie blijkt op nogal wat punten af te wijken van die van Dries. Met grote weerzin begeef ik mij in de nietes-welles-strijd. IJlings vertrek ik weer naar het kamergebouw voor een extra-uitzending van Den Haag Vandaag. Ik moet wachten, want Dries is nog bezig. De misverstanden zijn niet van de lucht. Terwijl ik wacht deelt Ton Planken miljoenen kijkers hatelijk mee dat de heer Van Thijn niet kan komen, omdat hij druk bezig is de schrijvende pers te woord te staan. Het is tegen middernacht als ik ‘toch’ in het beeld verschijn. Vraag: ‘We hebben Van Agt straks horen zeggen dat hij eigenlijk nog wel een dagje respijt had willen hebben. De formateur zag er geen brood in. U zelf misschien wel?’
| |
| |
Het ‘bedrijfsongeval’ ligt weer op tafel. Evenals bij de kabinetscrisis in maart probeert Dries een politieke breuk te bagatelliseren tot een misverstand. Ik begin moeizaam aan de weerlegging. ‘Er botsen twee maatschappijvisies.’ Ik vraag me af of de kijkers me nog zien zitten.
|
|