| |
| |
| |
8 Van der Grinten informateur
| |
Zaterdag 5 november
Het Buitengewoon Congres begint om elf uur in het Congresgebouw in Den Haag. Ik arriveer op het nippertje. Tot het laatste moment heb ik gewerkt aan een verantwoordingsspeech. Bij binnenkomst merk ik al dat er weinig te verantwoorden valt. Er zit een ander congres dan anders. En zeker een ander congres dan gevreesd. Tijdens het ordedebat komt er een motie om het terugblikken op het verleden maar geheel achterwege te laten. Dat vind ik al te dol. Na alles wat er is voorgevallen heb ik wel behoefte om mijn beleid te verdedigen. Gelukkig wordt de motie verworpen.
Ik loop naar het spreekgestoelte om mijn verhaal af te steken. Het applaus barst los. Ik weet dat het goed zit, maar ik merk dat ik toch een beetje immuun geworden ben voor geklap. Ik begin snel. Het is mijn eigen schuld dat niet dat warme contact ontstaat met de zaal als op het vorige Congres. Er is goodwill genoeg, maar ik zoek geen effect. Ik weet dat de formatie een vreugdeloos dieptepunt heeft bereikt. Ik wil mij slechts verantwoorden. Ik lees ook voor. Dit keer geen improvisatie.
‘Ik sta hier, met weeffout en toch geen kabinet ... Ik had u zo graag willen toeroepen: sorry mensen, het is minder mooi dan we dachten, het is ook niet redelijk, het doet ons tekort, maar het kabinet-Den Uyl is er en het werd de hoogste tijd.’
‘Maar het kon toch nog anders. Zelfs met de grootst mogelijke inschikkelijkheid, met het voorbijzetten van recht en redelijkheid, met het bruskeren van wat de partij zich ervan had voorgesteld, zelfs met een ruimhartig gebaar: sta ik hier zonder kabinet. Het was boter aan de galg. Mijn tegemoetkomendheid is onbeantwoord gebleven. Integendeel. Mocht ik op 24 oktober nog verwachten dat de personele slotfase een peuleschil zou zijn, het is een bananeschil geworden...
Deze week is aan het licht getreden wat wij al vermoedden maar niet voor mogelijk hielden. Het CDA bestaat niet. De formatie is de dupe geworden van de strijd tussen KVP, CHU en ARP...’
Ik leg uit waarom de fractie gemeend heeft om de Partijraad heen te
| |
| |
moeten.
‘Dat moet toch mogelijk zijn? Daarmee zet men de interne partijdemocratie toch niet buitenspel? Laten we daarover duidelijk zijn. Niemand in de partij heeft ooit betwist dat de kamerfractie een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de wijze waarop de formatiebesprekingen worden gevoerd. Op het laatste Congres werd dit nog eens nadrukkelijk onderstreept. Niemand in de fractie heeft ooit betwist dat de partij, Partijraad óf Congres, beslist of gezien de onderhandelingsresultaten partijgenoten toestemming krijgen aan de regering deel te nemen. Zo was het in 1913 en zo is het in 1977.’
Maar ik sta hier met lege handen. Regeren of Oppositie, het wordt niet meer door ons beslist. We zijn aan het nakaarten.
De fractie heeft gisteren unaniem beslist: ‘We zijn uitgepraat met het CDA.’
‘Wij blijven ten volle bereid regeringsverantwoordelijkheid te dragen, maar volgens de spelregels van de democratie dient eerst te worden nagegaan of er andere mogelijkheden zijn om tot een parlementair meerderheidskabinet te komen.
Zo nee, dat staan wij in de startblokken voor een progressief minderheidskabinet.’
Opnieuw klinkt het applaus op, maar het is alsof er een zekere aarzeling te beluisteren valt. Zou er weer sprake zijn van een emotionele achterstand? De afgevaardigden waren gekomen om een kabinet-Den Uyl mogelijk te maken. Nu worden ze geconfronteerd met het feit dat we uitgepraat zijn. Er is toch nog een twintigtal sprekers. Slechts een enkeling komt mij de wacht aanzeggen. ‘Vader heeft de kinderen bevoogd.’ De meesten komen het beleid van de fractie goedkeuren. Het zijn voor het merendeel afgevaardigden die ik nog niet eerder op Congressen heb gezien. Het meest opmerkelijk vond ik het korte speechje van partijgenoot Gritter, een hoge ambtenaar van Binnenlandse Zaken, belast met de Grondwetsherziening en nu dan afgevaardigde. ‘We hebben teveel gekeken naar de 10 zetels winst, te weinig naar de 77 van CDA en VVD, te weinig ook naar het feit dat dit de eerste keer is dat het CDA aan een formatie deelneemt.’
Er is geen sprake van dat moties die het beleid van fractie en formateur afkeuren kans van slagen hebben. Integendeel, er worden moties van goedkeuring aangenomen. Een zeldzaam verschijnsel op de congressen van de laatste jaren. Maar ook het beleid van Partijbestuur en Partijraad wordt goedgekeurd. Dit Congres wil geen problemen maken.
's Middags komen Ien en Joop aan het woord. Ien heeft opnieuw een goed verhaal dat ook enthousiasme wekt. Wel is ze minder zachtzinnig
| |
| |
tegen het CDA dan op het vorige congres, maar Steenkamp is er niet. Kruisinga trouwens ook niet. Namens het CDA is Jan Nico Scholten aanwezig.
Joop brengt de zaal in vervoering. Ook hij hekelt het CDA voor de slechte afloop. Om de zin barst het applaus los. Op een gegeven moment klapt het Congres dolzinnig voor Ruud Lubbers. Ik ook, maar ik stop. Dit is toch wat overdreven. De man die het kabinet op het spel zette voor de levering van reactorvaten aan Zuid-Afrika. Die met deuren geslagen heeft omdat er iets aan het minimumloon moest gebeuren, die de Vermogensaanwasdeling niet wou ondertekenen. Het zij hem allemaal vergeven, ik heb mij ook voor hém ingezet, maar om hem nu te bejubelen, dat gaat me toch iets te ver.
Maar als Joop is uitgesproken en het Congres als één man verrijst heb ik weer tranen in de ogen. Ik zie nog net dat Piet Reckman als eerste opstaat.
Bij de behandeling van de moties dreigen er nog allerlei gaten te worden geslagen in de Partijbestuursmotie om de weg naar het CDA nog te vergemakkelijken. Die weg was niet afgesneden. We zouden geen bijdrage meer leveren. Dat sluit doorgaan daar waar we gebleven zijn niet uit. Maar er komen amendementen om dat nog iets zichtbaarder te maken: met een woord als ‘vooralsnog’. Op onze aandrang wordt de Partijbestuursmotie echter niet gewijzigd. Een anti-CDA-motie maakt geen schijn van kans en wordt met grote meerderheid verworpen.
Jan Nagel komt met een motie op blauw papier die geraffineerd in elkaar zit. Hij pleit voor een heronderhandeling op basis van de toelichting en interpretatie die ik op het vorige congres aan de aangenomen motie heb gegeven. Het is een verkapte poging toch nog het gelijk van de Partijraad aanvaard te krijgen. Ien en ik bestrijden de motie: te vaag, ‘ins Blaue hinein’. Hij wordt verworpen.
Het Congres is afgelopen. De algemene indruk van de aanwezige journalisten is dat het Congres de deur naar het CDA alsnog heeft opengezet. En die deur is niet van glas.
Ik moet advies uitbrengen aan het staatshoofd. Ze ontvangt op het Paleis Lange Voorhout. Omdat ik toch moeilijk met een motie kan aankomen ga ik met Dick Kalk mee naar huis om een keurige brief op te stellen. ‘De fractie van de PvdA heeft met grote teleurstelling moeten vaststellen dat, na meer dan vijf maanden onderhandelen om te komen tot een parlementair meerderheidskabinet van PvdA, CDA en D'66, de politieke wil daartoe uiteindelijk bij het CDA niet bleek te bestaan, getuige de verwerping van het eindvoorstel van de formateur. Voor de PvdA hebben verdere onderhandelingen op deze basis hun
| |
| |
zin verloren. Het lijkt ons thans onvermijdelijk dat de resterende mogelijkheid om tot een parlementair meerderheidskabinet te geraken wordt beproefd. Het ware wenselijk dat de fractievoorzitter van het CDA met een formatieopdracht in deze zin wordt belast.
Het spreekt vanzelf dat de PvdA ten volle bereid blijft regeringsverantwoordelijkheid te dragen, ook nu de mogelijkheid daartoe in het kader van een parlementair meerderheidskabinet is afgesneden.’ Ondanks het betoog van partijgenoot Gritter op het Congres heb ik toch nog steeds de overtuiging dat de ‘resterende mogelijkheid’ snel van de baan kan zijn. Had Van Agt niet geadviseerd een eventuele opdracht te begrenzen tot ‘het begrip parlementair meerderheidskabinet?’ ‘Zo'n coalitie is afhankelijk van één man en een halve paardekop,’ had ik op de avond van 25 mei gezegd. En waar haal je die nog tegenwoordig? Als ik thuis kom zijn de winkels al lang dicht.
| |
Dinsdag 8 november
Het duurt wat langer dan gewoonlijk. Van Agt wordt nog eens extra op het koninklijke matje geroepen. Hij moet man en paard noemen. Of liever: man of paard. Van Agt moet kiezen. Het wordt prof. mr. W.C.L. van der Grinten, ook uit Nijmegen. Dat kan nooit langer dan vier dagen duren, denk ik, als ik van de benoeming hoor. Hij moet de mogelijkheden onderzoeken om op de kortste termijn te geraken tot de vorming van een kabinet dat mag vertrouwen in voldoende mate steun in de volksvertegenwoordiging te ondervinden.
Het ziet er naar uit dat ik weer spoedig zal moeten opdraven. Voor het eerst heb ik een paar rustige dagen gehad die ik echter rusteloos heb doorgebracht. Ik ben aan een boek begonnen. Dat wil ik graag afmaken.
| |
Woensdag 9 november
Het stuk speelt in de Eerste Kamer, zo langzamerhand bekend terrein. Professor Van der Grinten ontvangt mij met uitgestoken hand. Hij schudt de mijne twee keer. Eén keer voor de fotografen en nog een keer voor de fotografen. Het is een schrale man. Niet gewend aan publiciteit, wel aan invloed. Meer een regisseur dan een acteur. Ik ben het eerste bedrijf. Hij heeft dat zojuist op een persconferentie uiteen gezet. Het zal een stuk worden van zonodig vier bedrijven. Het eerste gaat over PvdA, CDA, D'66. Het tweede over PvdA, VVD en D'66. Het derde over CDA en VVD en het vierde over wat dies meer zij. Ik ben benieuwd wanneer de pauze valt.
Het is een gesprek onder vier ogen. Notulisten zijn er niet bij. We nemen ook maar weinig plaats in, samen, in die ruime kamer waar al
| |
| |
zoveel stappen en misstappen gezet zijn. Maar hij heeft een nieuwe opstelling bedacht, de sporen van voorgangers zoveel mogelijk uitwissend. We zitten in een hoek aan een laag tafeltje, de knieën hoog uitstekend boven de sigaren.
Hij heeft begrepen dat de PvdA uitgepraat is. Ik kan het niet ontkennen. Hij betreurt dat. Een kabinet met de socialisten zou onder de gegeven omstandigheden toch zijn voorkeur hebben gehad.
‘Valt er ook niet meer te praten over een voorstel van mij?’ vraagt hij. ‘Dat hangt van dat voorstel af,’ zeg ik. ‘Als het een goed voorstel is wil ik het best aan mijn fractie voorleggen, maar onderhandelen is er niet meer bij.’ ‘Wat is een goed voorstel?’ vraagt hij. ‘Het laatste bod van Den Uyl of iets beters,’ zeg ik.
We komen te spreken over wat ‘iets beters’ zou kunnen zijn. Hij maakt plotseling een zeer coöperatieve indruk. We bespreken de personele problematiek die is ontstaan. ‘Wat hebben jullie toch tegen Van Agt op Justitie?’ vraagt hij. Ik zeg dat die vraag na het conclaaf van 24 oktober toch niet meer opportuun is. Hij ontkent dat niet, maar vraagt toch door, begripvol. Ik krijg de indruk dat hij de moeilijkheden goed in de gaten heeft. Toch aarzel ik. Moet ik weer het verhaal vertellen? En dat tegen een Nijmeegse confrère? Je gaat toch ook niet met de heer Vroom over de heer Dreesmann praten? ‘Ik ken u niet,’ zeg ik. ‘Het kon toch wel eens belangrijk zijn om de gedachten in uw kring beter te begrijpen.’ Ik laat mijn reserves vallen en zet omstandig uiteen hoe in mijn kring tegen het functioneren van de heer Van Agt op sleutelposities wordt aangekeken. Wat voor weerstanden hij heeft opgeroepen. Hoe onberekenbaar zijn optreden ook is geweest. Wat voor een hypotheek hij heeft gelegd op het politieke klimaat. Hoe alles zo langzamerhand lijkt te draaien om zijn persoon. Ik zeg erbij hem best aardig te vinden en persoonlijk ook geen problemen meer met hem te hebben, nu ik hem beter heb leren kennen. Maar als politicus vind ik het toch wel problematisch.
Van der Grinten heeft belangstellend geluisterd. Hij zegt Van Agt wel een bekwaam jurist te vinden. Maar verder weet hij nu wel genoeg. Morgenochtend krijg ik een voorstel. Hij laat mij uit tot op de gang. Ik ga snel naar huis, verder werken aan het boek. 's Avonds zie ik Van der Grinten terug op de televisie. Eén ding valt mij op. In Den Haag Vandaag wordt hem gevraagd of hij niet gepolst is als minister van Economische Zaken voor het eerste kabinet-Den Uyl. ‘Hoe ging dat?’ Van der Grinten: ‘Dan krijg je een telefoontje. Dat gaat heel gezellig. Of je bij meneer Burger wil komen. Die was toen kabinetsformateur.’ Hij vertelt verder waarom hij nee heeft gezegd. In elk geval niet om politieke redenen.
| |
| |
Ik ben verbaasd. Ik ben toen nogal bij de gang van zaken betrokken geweest, maar dit is nieuw voor mij.
Ik bel Jaap Burger. ‘Jij kent hem dus?’ ‘Uit '56,’ zegt hij. ‘Niet uit '73?’ vraag ik. ‘Geen sprake van,’ zegt Jaap. Het scheelt maar zeventien jaar.
| |
Donderdag 10 november
Om half elf ben ik present om het voorstel in ontvangst te nemen. Ik krijg eerst een sigaar. Als ik het voorstel zie, val ik van mijn stoel van verbazing. Het is het laatste bod van Joop, maar dan met Van Agt op Justitie. ‘Hoe kunt u dat nou doen?’ vraag ik. ‘U weet dat ik dit niet kan aanvaarden.’ Van der Grinten wil een schriftelijke reactie. Ik ben erg benieuwd naar een publieke motivering. ‘Maar we zoeken toch een oplossing?’ vraag ik. ‘U kunt toch ook ja zeggen,’ zegt hij. Ik ga teleurgesteld weg. De pers buiten begrijpt dat ik niet erg optimistisch ben.
Ik heb het fractieburo bijeengehaald. De fractie kan op een termijn van drie uur samengeroepen worden, maar dat lijkt mij over dit voorstel niet nodig. Het buro deelt die mening.
Met tegenzin zet ik mij aan de brief. Ik hou er niet van om nee te moeten zeggen, maar hier is me ook geen enkele ruimte geboden. De journalisten vinden het ook een lachertje, wordt mij van alle kanten meegedeeld.
Ik schrijf: ‘Na u meegedeeld te hebben dat van onze kant in de afgelopen weken alle kaarten op tafel zijn gelegd en van ons geen nieuwe inzichten meer te verwachten zijn, heb ik mij gisteren op uw dringend verzoek bereid verklaard een oordeel uit te spreken over een nader door u te formuleren voorstel.
Met verwondering en teleurstelling moet ik nu konstateren dat het voorstel dat u mij hedenochtend hebt overhandigd geen aspekten bevat die niet al in een eerder stadium door ons omstandig onder ogen zijn gezien en verworpen.
Door met name terug te komen op de bezetting van het departement van Justitie breekt u in feite het in de nacht van 24 oktober zo moeizaam bereikte akkoord weer open, daarmee de klok weer enige weken terugzettend.
Bovendien moet het u bekend zijn dat uw voorstel grote gelijkenis vertoont met althans één van de CDA-varianten die in de vroege ochtend van 4 november jl. aan uw voorganger zijn voorgelegd en hem tot de conclusie hebben genoopt zijn formatieopdracht terug te geven. Het kan u derhalve niet verbazen dat wij ons, tot onze spijt, genoodzaakt zien dit voorstel af te wijzen.’ Ik ga niet in op de motivatie die de for- | |
| |
mateur bij het voorstel heeft gevoegd. Daar neem ik pas kennis van uren nadat mijn brief is verzonden.
Daarmee was de teleurstelling van vandaag nog niet compleet. D'66 zorgt op haar beurt voor een verrassing.
Zij komt met een alternatief, op basis van 7-7-1, na eerst met het voorstel van Van der Grinten te hebben ingestemd. ‘Over de personele bezetting van de verschillende posten hebben wij nooit enige uitspraak gedaan,’ is daarvoor het niet geheel juiste motief.
Maar 7-7-1: D'66 is bereid, zonder enige vooraankondiging de tweede zetel, waar zo hard voor geknokt moest worden en waar ik zoveel mee te stellen heb gekregen, zonder slag of stoot prijs te geven. Ik voel mij wel een tikkeltje genomen. Ik bel Jan Terlouw. Hij verklaart wel twintig minuten te hebben geijsbeerd of hij de telefoon zou grijpen en mij op de hoogte zou stellen. Hij heeft het niet gedaan: ‘Ik wou je niet committeren.’ Even later: ‘Eerlijk gezegd, ik zag er tegen op. Ik was in mijn fractie de enige tegenstemmer.’ Mijn woede is weer over. We hebben nu de feiten onder ogen te zien. Dit bod van D'66 zal goed vallen, zo'n offerbereidheid ter wille van een kabinet-Den Uyl. Als Van der Grinten dat oppikt kunnen we geen nee zeggen.
Ik ga naar Berloth. Daar heerst grote opwinding. Henk Zeevalking, die als enige D'66 vertegenwoordigt, krijgt van alle kanten de wind van voren. ‘Dan maar 8-8 +,’ wordt er geroepen. Ook ik pak hem flink aan. Aanvankelijk verdedigt hij zich zwak. Pas in derde instantie zegt hij: ‘D'66 speelt deze rot-rol om het kabinet-Den Uyl nog voor de poorten van de hel weg te slepen. Is dat solidair of niet?’ We komen weer bij zinnen. Hoe anders is dat kabinet nog te maken.
Jan Terlouw is er niet. Hij spreekt via Den Haag Vandaag de kijkers toe: ‘Ik vind dat wij het recht hebben en misschien zelfs de plicht hebben om, als er een offer gebracht moet worden, dat dan maar te brengen in de vorm van die tweede minister voor D'66. Dat doe ik helemaal niet graag. Maar ja, als we op het punt staan om het voor de hand liggend kabinet waar zoveel maanden over onderhandeld is, daar definitief adieu tegen te zeggen, dan vinden we dat we dit laatste bod toch maar moeten doen.’ Als ik thuis kom is Hedy vol lof voor het optreden van Jan Terlouw. Ze is de enige niet.
| |
Vrijdag 11 november
‘Het is de elfde van de elfde,’ zegt Dries bij aankomst op het Binnenhof tegen journalisten.
Om tien uur zit ik weer bij Van der Grinten. We bevinden ons nog steeds in het eerste bedrijf. Het is zijn plicht om na te gaan wat ik van het D'66-voorstel vind. Het is mijn plicht om hem te zeggen dat het
| |
| |
bespreekbaar is, gezien de ernst van de situatie. Als hij het tot zijn voorstel maakt ben ik bereid mijn fractie bijeen te roepen. Ik zet wel uiteen dat wij niet erg gelukkig met de gang van zaken zijn en dat het een moeilijke opgave wordt om de fractie er achter te verenigen. Het zou beter zijn als u nog tot een enkele verbetering zou kunnen komen. Ik suggereer de ruil Ontwikkelingssamenwerking/Defensie.
Hij vraagt bedenktijd. ‘Moet ik mijn fractie al waarschuwen,’ vraag ik. ‘Er staat drie uur voor.’ Nee, ik krijg bericht nadat hij met Van Agt heeft kunnen spreken.
Om half één komt het groene licht. De fractie wordt gemobiliseerd om half vier. Ik spreek intussen met Jan Terlouw en vertel hem dat er in onze kring toch twijfel is ontstaan over onze lotsverbondenheid in crisissituaties. ‘Daar is geen wijziging in gekomen,’ zegt Jan. ‘Integendeel, dit is een uiterste poging om het kabinet te redden.’ De tijd verstrijkt. Er is nog geen voorstel van Van der Grinten binnen. Ik bel nog maar eens. ‘Het is bijna klaar,’ zegt hij. ‘Heeft u nog aan die verbetering gedacht?’ vraag ik, ‘het ligt bij ons erg moeilijk.’ ‘Ik heb aan alles gedacht,’ zegt Van der Grinten.
Om kwart over drie komt het voorstel. ‘Het voorstel is er, het kabinet niet,’ zegt Dick Kalk die de brief binnenbrengt. Ik scheur hem open, lees en raas. ‘Volkshuisvesting eruit. Hoe bestaat het,’ precies het tegendeel van wat ik heb gevraagd, zonder een krimp te geven. Opnieuw een voorstel waarvan hij op zijn vingers kan natellen dat we hier geen ja tegen kunnen zeggen. Hij wil eenvoudig niet dat we ja zeggen.’
Ik ga de fractiekamer binnen. Het voorstel wordt uitgedeeld. De verbijstering is algemeen. Ik stel de fractie voor nu snel te handelen. We kunnen uren vergaderen. We kunnen ook meteen nee zeggen en mij in de gelegenheid stellen onmiddellijk naar de informateur toe te gaan met het verzoek deze wijziging ongedaan te maken zodat de CDA-fractie nog tijdig daarvan op de hoogte is. Maar dat betekent wel dat de fractie hangt als hij akkoord gaat. Na enig gemor kiezen we voor de snelle weg. Eerst vraag ik wie er tegen dit voorstel nu ja zou willen zeggen? Slechts één lid steekt de hand op: Hein Roethof.
Vervolgens vraag ik wie akkoord gaat met mijn missie: de overgrote meerderheid stuurt mij op pad.
Ik kondig mijn komst telefonisch aan, en stuit op een onvoorziene omstandigheid. De informateur is weggegaan en niemand weet waarheen. Men zal ijlings op onderzoek uitgaan. Intussen ga ik vast naar de Eerste Kamer. Ik neem de binnenweg. Zonder door de overal rondlopende journalisten gezien te worden bereik ik de Raad van State. Als ik de lange gang heb afgelegd stuit ik op een probleem. De tussendeur naar de Eerste Kamer is dicht. Dan toch maar buitenom. De pers
| |
| |
wordt minder waakzaam. Onopgemerkt bereik ik mijn doel. Maar tevergeefs. Van der Grinten is nog steeds spoorloos. Men blijft zoeken. Ik ga maar terug tot nader orde. Inmiddels is de tussendeur geopend.
De fractie is verbaasd over mijn snelle ommekomst. Als ik verslag van het grote niets heb uitgebracht besluiten we opnieuw te schorsen. Wel raadt men aan de fracties van CDA en D'66 in te lichten. Dat gebeurt. Ik bel zelf met Jan Terlouw. Hij is in alle staten van verontwaardiging. ‘Dit kan niet. Daarvoor hebben we het niet gedaan.’ Zijn fractie heeft al nee gezegd.
Om kwart voor zes krijg ik een signaal. De informateur is opgedoken. Hij kan elk ogenblik terug zijn. Ik ren weer binnendoor en zit al klaar als Van der Grinten binnen komt. Ik leg hem mijn verlangen voor: alsnog de ruil Volkshuisvesting en Verkeer en Waterstaat ongedaan maken. Hij antwoordt dat niet te kunnen doen als de andere fractievoorzitters daar niet mee instemmen. Hij vraagt of ik bereid ben tot een gezamenlijk overleg, zo snel mogelijk. Hij zal Van Agt en Terlouw onmiddellijk uitnodigen. Hij streeft naar zeven uur.
Ik ga terug naar de fractie die instemt met deze gang van zaken. Wel besluiten we bijeen te blijven in het kamergebouw voor het geval dat zich nieuwe varianten aandienen. De vergadering wordt geschorst, niet gesloten.
Ik ga eten in de koffiekamer. Het is druk. Ook de CDA-fractie is geëindigd. Zij hebben de vergadering gesloten, niet geschorst. Van alle kanten word ik gewaarschuwd dat de zaak op scherp staat. Joop ontmoet Andriessen. Ze spreken elkaar hartelijk toe. ‘Het gesprek’ vindt toch plaats.
Ik word even weggeroepen. Wim Meijer belt vanuit Tchekiang. ‘Als CRM in het geding komt, moet je je van mij niets aantrekken,’ zegt hij. ‘Dat zien we dan wel in de fractie,’ zeg ik. Mijn eten wordt opgediend. Ik schrok het naar binnen, het loopt tegen zevenen. Dries, die elders in de koffiekamer zit te eten, komt naar mij toe. ‘Doe maar rustig aan Ed. Ik bel wel even dat we wat later komen. Het komt niet op een minuutje aan.’ De fractieleden om mij heen kijken verbaasd. ‘Nou, nou, jullie hebben samen wel iets moois opgebouwd,’ zegt iemand. Dries komt terug. ‘We hebben respijt tot half acht.’
Om half acht precies arriveren we gedrieën tegelijk op de plaats van samenkomst. Van der Grinten heet ons welkom en informeert naar de fractiestandpunten. Dries zegt dat zijn fractie met zeer veel moeite akkoord is gegaan met dit voorstel. Ik meld dat wij akkoord gaan mits de ruil Volkshuisvesting/Verkeer en Waterstaat ongedaan wordt gemaakt. Terlouw zegt teleurgesteld te zijn over de ingreep van de informateur in zijn bemiddelingsvoorstel. Zoals het er nu ligt heeft het zijn
| |
| |
zin verloren.
Ik vraag of het CDA kan instemmen met het oorspronkelijke voorstel. Dries deelt mee dat dit niet het geval kan zijn.
Ik zeg dat een onredelijk standpunt te vinden.
Jan licht nog eens toe dat hij met zijn voorstel ten nauwste aansluiting heeft gezocht bij het oorspronkelijke voorstel dat Dries zelf op 21 oktober heeft gedaan. ‘Dries zal zich herinneren dat hij toen een finaal bod deed waarop Ed ja heeft gezegd: Volkshuisvesting alsnog naar de PvdA in ruil voor CRM.’ Hij vraagt of dat nog bespreekbaar is. Dries zegt ‘nee’. Hij heeft er twee bewogen fractievergaderingen op zitten. Gisteren heeft het CDA drie belangrijke besluiten genomen:
1. | Er moet nog een nadere lijmpoging worden gedaan; |
2. | Het CDA kan onmogelijk de drie personele veto's slikken; |
3. | Er kan geen concessie van enig belang meer worden gedaan. |
Vanmiddag is het voorstel van de informateur als volgt besproken. Op grond van besluit nr. 1 kan het niet worden weggewimpeld. Gelet op de besluiten 2. en 3. kan het niet worden aanvaard. Op vijf punten wordt aan de verlangens van de PvdA tegemoet gekomen: niet alleen worden de drie veto's gehonoreerd, ook wordt de bemoeienis met Boersma en Lubbers gerespecteerd. Het ergste is dat aan het CDA alsnog Justitie wordt ontnomen: de grootst mogelijke concessie. Daarvoor in de plaats krijgen we Verkeer en Waterstaat wat niemand op prijs stelt.
Niettemin heeft de fractie tóch besloten om niet nee te zeggen, maar dan wel in de stellige verwachting dat er geen verzwakking meer zal worden geaccepteerd.
Hij erkent dat Terlouws voorstel dicht aan zit tegen zijn eigen bod van 21 oktober. Maar dat is een gepasseerd station. Er is sindsdien heel wat gebeurd tussen toen en nu. Er zijn additionele veto's gekomen ‘en met welk een vehementie’. Dat is een ‘majeure politieke minus’. Ik protesteer heftig tegen het woord additioneel. Na 21 oktober is 24 oktober gekomen. Het conclaaf. De afspraak waar ik voor zou staan, dwars tegen alle stormen in. Is dit het antwoord van het CDA? Ik kan het niet geloven.
Jan raakt nu ook geëmotioneerd. ‘Maar Dries, zie je dan niet dat Ed Volkshuisvesting niet kan afstaan?’ Hij ontkent dat het CDA vernederd wordt met zijn voorstel. De formule waar ze zolang voor gevochten heeft wordt aanvaard. Waarom dan nog een extra-compensatie gevraagd? De uitkomst van het conclaaf is allerwege, ook door het CDA zelf, uitgelegd als een overwinning. In deze allerlaatste minuut van de onderhandelingen moet er nog enige ruimte bij het CDA zitten. Dries: ‘Er zit geen millimeter ruimte.’
| |
| |
Jan: ‘Maar als Ed Volkshuisvesting weggeeft dan kost hem dat de partij.’ Dries: ‘Mijn fractie heeft dat onder ogen gezien. Zij heeft mij niettemin op pad gestuurd met de boodschap die ik verwoordde.’
Jan: ‘Ed heeft in de afgelopen dagen getoond op beslissende momenten zelf verantwoordelijkheid te durven nemen. Hij is bijna gelyncht, maar heeft voet bij stuk gehouden. Nu is het jouw beurt om leiderschap te tonen.’
Dries: ‘Ik heb geen millimeter ruimte.’
Ik aarzel of ik toch nog tussenvoorstellen zal doen. Ik vraag of het zin heeft. ‘Een ander dan Lubbers op Economische Zaken? Peijnenburg bijvoorbeeld?’ suggereer ik.
‘Het heeft geen zin, Ed,’ zegt Dries.
Van der Grinten stelt vast dat het niet mogelijk is gebleken om het PvdA/CDA/D'66-kabinet tot stand te brengen. Wij knikken bevestigend. Ik heb een verstikte stem. Ik ben diep onder de indruk van dit moment. Vijf-en-een halve maand zwoegen en dan dit: een fiasco. Dries vraag het woord. ‘Voor de notulen. Onze kandidaat voor Ontwikkelingssamenwerking zou Albeda geweest zijn.’
Ik sta op om te vertrekken. Het eerste bedrijf is afgelopen.
Van der Grinten maant mij nog even te gaan zitten. ‘Ik wil u allen nog hartelijk danken voor uw komst. Ik heb plezierig met u mogen samenwerken,’ zegt hij. ‘De heren Van Thijn en Terlouw zullen vanavond nog een uitnodiging ontvangen voor de volgende fase: een kabinet PvdA/D'66/VVD.’ ‘U kunt zich de moeite besparen,’ zeg ik. ‘Wij plegen geen kiezersbedrog.’ ‘Ik wil toch de formele weg bewandelen,’ zegt Van der Grinten. ‘Ik zeg nu formeel nee,’ zeg ik. ‘Ik wil de formatie niet ophouden. Ook als ik niet meedoe vind ik dat elke minuut telt.’
We nemen afscheid. Diep teleurgesteld ga ik naar het kamergebouw en roep de fractie bijeen. ‘Het is gebeurd,’ zeg ik. De schok komt hard aan. We gaan uiteen.
Ik ga naar het NOS-journaal. ‘Hoe voelt u zich,’ vraagt Jaap van der Ploeg. ‘Allerbelazerdst,’ zeg ik. ‘Je hebt vijf-en-halve maand gewerkt om de verkiezingsuitslag te vertalen in een kabinet. Het mocht niet getalsmatig. Het mocht niet qua zetelverdeling. Ik ben tot het uiterste gegaan. Nu is het afgelopen. Nu dreigt er een kabinet dat de mensen niet hebben gewild.’
Vraag: ‘CDA/VVD?’
Ik: ‘CDA/VVD. Als dat tot stand komt is dat pure diefstal van de verkiezingsuitslag.’
Ik loop langs de televisiekamer, op weg naar Nieuwspoort om de schrijvende pers te woord te staan. ‘Prima Ed,’ roepen de aanwezige
| |
| |
fractieleden die gekeken hebben.
De persconferentie speelt zich af in mineur. Een aantal journalisten, die de gang van zaken al die maanden onafgebroken hebben gevolgd ‘zit stuk’. Hoe dit nu kan? Er wordt uitgebreid geïnformeerd naar mijn mening over de rol van de informateur. ‘Heeft de informateur geblunderd?’ wordt mij gevraagd. Ik denk na. ‘Ik hou er niet van informateurs die van buiten komen af te branden,’ zeg ik. ‘Uiteindelijk zijn wij politici verantwoordelijk. Geen miskleun dus. Daarvoor is deze informateur te bekwaam. Ik houd het op voorbedachte rade.’ Dick Kalk sleept me snel weg. ‘Voorbedachte rade is veel erger,’ zegt hij. Dat realiseer ik me nu ook, maar het laat me koud.
Ik bel Hedy. Er is bezoek. Haar Franse familie is over. ‘Het is stuk,’ zeg ik. ‘Ik ga nog even langs Joop.’ Als ik de koffiekamer passeer hoor ik een heftig geschreeuw: ruziënde stemmen. Fractieleden van PvdA en CDA zijn met elkaar in de clinch geraakt. Ik loop snel door. Voor mij zit het er op. Ik ga naar Algemene Zaken. Daar hebben zich een aantal mensen rondom Joop verzameld: Wim Duisenberg, Jos van Kemenade, Wim Meijer, Marcel van Dam. ‘Kennen jullie het verhaal van die Australiër die een nieuwe boemerang wil kopen?’ vraagt Marcel. We kennen het niet. ‘Hij is al vier jaar bezig om de vorige weg te gooien,’ zegt Marcel. Om elf uur staat Joop op. Hij moet een tv-commentaar geven. Ik ga naar Amsterdam. De auto staat voor. Mijnheer Van den Akker rijdt mij naar huis, voor de laatste maal. Hij heeft het allemaal op de beeldbuis gevolgd. ‘Als ik vragen mag, meneer Van Thijn,’ zegt hij, ‘waar woont meneer Wiegel eigenlijk?’
|
|