‘Vak-J, ja. Maar anders niet, ik kom pas van de kweekschool.’
‘Nou, daar motte toch zulke bollebozen vandaan komen? Heb ik altijd horen zèggen, hoor. Kweekschool-opleiding dus. Amsterdam of Haarlem? Want dat maakt ook nog weer verschil bij 'em. - Zo, Haarlem. Haar lemse-kweek-school. 'k Geloof, dat de halve Haarlemse kweekschool op Amsterdam af komt tegenwoordig... Heb ik nu klles van u?’
Hij was hoe langer hoe stroever geworden in z'n hele manier van spreken en me aankijken; en ik stond met verbazing z'n metamorfose aan te kijken. ‘M'n adres weet u nog niet. Als u me misschien wil oproepen of zo...’
‘O ja, uw adres, geeft u dat ook nog maar even, voor 't geval, dat ik u een briefkaartje moet schrijven. Als er tenminste niet door overplaatsing in voorzien wordt. - Singel zegt u? Singel? Hé, wat een komiek adres! Singel, twee honderd vijf? Is dat, 'k zammaar zeggen, op de appelemarkt? O, naast die bakkerij? Neemaar, dan zou ik u het huis bijna uit kunnen tekenen, met dat stoepie, nietwaar, u kijkt zó tegen de hoge brug, hè?’
Hij was waarachtig wéér veranderd! Hij had z'n boekje dichtgeslagen, en keek me aan als een glimlachend vadertje.
‘Woont u daar bij familie?’ Het was nu zeer duidelik: het interesseerde hem, dat een sollicitant dáár woonde, op 't Singel!
‘Ja, bij m'n familie,’ zei ik geheimzinnig.
Ik zag een vraag op zijn lipjes branden, en besloot, niet onbarmhartig te zijn: ‘Bij m'n ouders,’ zei ik verklarend. 'k Zag hem genieten van dàt nieuws, en ik had spijt, dat ik hem nog niet méér konfidenties van dat genre kon doen; wat zou-ie dan helemaal opkikkeren!
‘Dus uw ouders wonen daar ook, op 't Singel,’ zo sprak hij samenvattend; en terwijl hij doorpraatte met afwezige stem: dat-ie warempel het huis wel zou kunnen uittekenen, met dat stoepie, - zag ik z'n oogjes staren in de verte, als om dàt mysterie te doorgronden: hoe ik daar nu op het Singel kon wonen, met m'n ouders... Het werd pijnlik.
‘Dus dan hoor ik het wel van u, als...’ sprak ik, m'n hoed opzettend.
‘O, gaat u al weg,’ zei hij met idiote hoffelikheid, - ‘nou het beste met u, enne... mijn groeten aan de familie-onbekend. Eh, eh... ik sta al te zoeken, te zoeken... Ik wou u dat kaartje weer teruggeven, dat kan nog 'es te pas komen, nietwaar? Maar waar of ik