Taal en schoolmeester
(1911)–Theo Thijssen– Auteursrecht onbekend
[pagina 97]
| |||||||||||||||
Proeve van schoolmeesters-stel- en stijloefeningen.Ga naar voetnoot1)
| |||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||
A. Opmerkingen, Oefeningen en Vragen.Aan het rijm merken we het volgende op: de rijmklanken van de eerste vier verzen kunnen we aanduiden met de letters: a-b-a-b; die van de volgende vier eveneens door a-b-a-b; die van de drie daaropvolgende door c-d-c en die van de drie slotverzen door d-c-d; zodat de Dichter zich in de eerste acht verzen van slechts twee, in de volgende zes eveneens van twee rijmklanken heeft bediend. Stellen we het aantal versregels voor door v, dan geldt dus voor het eerste achttal verzen de formule a (aantal rijmklanken) = ;en voor de volgende zes a = ⅓ v.
Toets het hier gevondene aan alle sonnetten van Verwey. Sonnet = klinkdicht, van son = klank. Wat beteekent de uitdrukking à son aise? Wie was Sonnius. Wat bedoelt men met zonlicht? Het achtervoegsel net ziet op het nauwkeurige, afgepaste, nette van het gedicht. | |||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||
1. Wie was J.W. Gerhard? Wie is A.H. Gerhard?
Noem vier synoniemen voor prentjes. Jes is de verkleiningsuitgang, welke kent gij nog meer?
Vergelijk: biedt - beet - biet. Is er nog onderscheid tusschen beetwortelsuiker en rietsuiker? Wat zou de schr. bedoelen met prikkie?
Gebruik prikkie in flinke zinnen. Wie was Abraham Prikkie? Is de vorm prikkie wel correct? Noem nog eenige gevallen, waarin de uitgang je verbasterd wordt tot ie.
Da's (3). Waarin verschillen deze zinnen: da's mijn broer. hier is mijn das. Was ist das? Das Feuer geht aus.
Rembrandt (3) ten onrechte met dt. Leg dit uit, en vergoelijk het (spelling-chaos!) | |||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||
Centjes (3) verkleinwoord van cent = honderd. Wat is: centenaar, centrum, zendeling, accent, sendtalen; Gebruik deze woorden in zéér flinke zinnen. Waarom schreef de dichter niet dubbeltjes? (rijm!).
o Rembrandt! (4) Aangesproken persoon. Welke naamval?
Ansichten (4) (Duitsch) = prentbriefkaart. Waarom zou de dichter hier juist ansichten noemen?
ten doop (4) Wat is dat? Vergelijk en verklaar:
doopjurk, doopvont, Wederdooper, doopmaal, kandeelmaal, doopceel. Wat is iemands doopceel lichten?
(daarom lei-draad, met één d.).
Gare ventjes (5) Noem een drietal gare ventjes op.
in eigen vet laten gaar smoren; | |||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||
in de wieg gesmoord, vergaarbak - vergadering, Wanneer noemt men aardappels gaar? Wanneer kool, wanneer visch? Is rauw vleesch eetbaar?
Op den loop (6). Hoe verklaart gij: op den loop gaan - op de (kippen)loop staan, aan den gang gaan - in de gang gaan aan den rol zijn en.... (vul in). wie is op den loop? Noem de vijf zinnen van den mensch. Welke mist de plant? Is dit zeker? Is er bij u een op den loop? Bij mij?
Patentjes. Verkleinwoord van....? Ga nu na: patentrecht - patentveer - pater - tent. Wat het verschil tusschen: patent en latent? Vergelijk: patent - patiënt. Hoe luidt de vreemde naam voor deelteeken?
Misdreven (9). Noem zes samenstellingen met mis. Wat is een mispunt? Wat een raakpunt? Wat een raaklijn?
| |||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||
Kent gij nog meer voorbeelden dat door inlassching van t de beteekenis sterk wijzigt? Misdreven, komt van....? Drijven - drift - drijver - drijfstang, op eigen wieken drijven, zinken en drijven.
den Haag (10) Officieële schrijfwijze.....?
Toon de verschillende beteekenissen aan van uit, op, in en door.
Welke van deze beteekenissen is hier de juiste, welke ergens anders, welke nergens? Wat bedoelt men met anthropophaag? Wat is een monument, wat een moment, wat een consument, wat een rudiment, een compliment, een serpent (zie ook: cent (3).) | |||||||||||||||
B. Stijl.Is dit gedicht ondeugend? Vul in: een gedicht is ondeugend als....
Verklaar de beeldspaak in: loopt met prentjes biedt ze te koop hieldt ten doop. | |||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||
Het tegengestelde van: (1) rare prentjes is.... (2) voor is.... (3) zonder centjes.... (5) ons vak.... (8) boekies schrijven....
Getuigt het gedicht - we noemden het reeds ondeugend - van veel waardeering? (En zoo ja, voor wie dan wel, zoo neen, voor wie dan niet).
Vul in (naar aanleiding van den tekst). Het is ons, als st.... wij op een marktpl.... Onder de vele venters i.... ook J.W.... Hij.... prentjes te k.... aan, die r.... zijn, en.... uit: ‘Dat is R.... voor.... m.... z.... centjes!’ Zou R.... deze pr.... br.... kaarten erkennen als zijn maaks....? Ja, er zijn in ons v.... g.... ventjes; dat zou men echter niet denken. Immers, soms lijkt h.... wel, dat de menschen, die veel b.... schrijven, een der v.... zinnen missen. Een van hen is K...., van beroep...., hetgeen ons doet verm...., dat hij al meer geschr.... heeft. Wat hij nu weer misdreven heeft, is kr.... En als R.... nog eens herl.... en dan inz.... wilde verkr.... in eigen k.... en l.... wij zouden hem aanraden, het b.... van K.... te.... |