‘Nou ja, dà's wat anders,’ zei ik luchtig, alsof ik daar ook wel aan gedacht had, (maar in werkelikheid, hoe kan een mens zo stom zijn, had ik er nog helemaal niet aan gedacht, dat die ziekte van mij onze financiën in de war kon hebben gestuurd) - ‘dit zaakje van 't spaargeld valt toch mee, tenminste mij, hoor.’
Ze lachte me 'n beetje moederlik toe, terwijl ze zwijgend het spaarbankboekje weer opborg in het trommeltje.
‘En in de vakantie gaan we weer goedkoop uit naar de ouelui,’ zei ik, ‘dan breien we weer alles recht. Of....’ en ik zweeg, want opeens viel het me in, dat ik eigenlik d'r geen flauw benul van had, hoeveel we dan toch achter waren! 't Zou toch niet erger zijn dan andere jaren?
M'n vrouw haalde d'r schouders op. ‘'k Weet niet, de doktersrekening moet nog komen, nou enfin, zanik jij nou niet, word jij nou maar nooit meer ziek....’ En ze lachte erg overdreven in eens....
Ja, da's óók gek, dat je dáár niet toe komt, om 'es ernstig met mekaar d'r over te praten dat je zo prachtig aan de beroerdigheid ontsnapt bent! Dat besef overvalt me nu in-eens: ik had al lang dood en begraven kunnen zijn, als 't een beetje anders was gelopen! Heb ik geen ogenblik aan gedacht, toen ik op school weer begon. Heeft ook niemand op gezinspeeld. Behalve Kraak, dat wordt me nu ineens duidelik; die is toen 's morgens even binnengekomen na 't gaan van de bel, en heeft gezegd, dat ik gelijk had gehad met nog wat jaartjes in te huren; dat is toen een soort toast geweest, maar de bedoeling is mij werkelik ontgaan.