ik gooide het maar gauw over 'n andere boeg, en vroeg, hoe de klas nou met rekenen stond.
‘O man, ze rekenen, tegen de klippen op hoor,’ antwoordde Reinier, ‘wat dat aangaat, kwam het nogal goed uit dat jij zo'n beetje in dezelfde geest had gewerkt als ik op m'n buitenschooltje 't ook gewend was: geen flauwe kul van redeneren en uitvinden, maar cijferen nummer één.’
‘Heb je nog af en toe grote getallen gedikteerd en laten uitspreken?’ vroeg ik, ‘dat deed ik minstens éen keer in de week.’
‘Man schei uit, dat kreeg ik de tweede week al op m'n boterham, dat ik dàt nooit deed! Geloof maar, ze hebben me op 't goeie pad gehouden, hoor. En in 't eerst kon ik het ze niet erg naar de zin maken. Maar tegenwoordig geloof ik dat ik óók in de gunst sta. Och natuurlik, zo'n klas moet eerst aan je wennen, nietwaar.’
En toen begon-ie zo langzamerhand de rollen om te keren, en mij vragen te stellen. Hoe Joost de Haas bij mij was met taal, en of Marcus Meyer bij mij óók al de gewoonte had, Zaterdags te komen. Hoe ik die voornamen vond van Rogge: Jean Baptiste, of dat ik daar nooit op had gelet. En toen duurde het niet lang meer, of hij gaf een uitvoerig verslag van Frieda Dekker d'r verjaardag, Frieda Dekker, dat kleine magere meisje met die blonde haren, ze zat op de tweede bank aan de raamkant....
‘Ja, ik ken toch Frieda Dekker wel,’ zei ik 'n beetje kriegel.
‘Ja natuurlik, da's waar,’ zei hij met een lachje, maar dadelik ging hij toch door met z'n idylle. Want een idylle wàs het, zoals hij het vertelde, van die verjaardag, en m'n vrouw smulde er van; ze had tranen in d'r ogen....
Toen Reinier wegging, was-ie buitengewoon hartelik. Ik moest vooral niet te vlug willen terugkomen, over m'n klas hoefde ik me niet ongerust te maken - dat liep wel, nietwaar. ‘Maar wat je misschien wel 'es kan doen, als het weer zo mooi blijft: 'es een uurtje komen kijken. Dat zouden ze allemachtig leuk vinden, zeg.’ En ik heb geantwoord van ‘Ja, dat zou wel