November, Woensdagavond.
Zaterdagochtend hing er tussen de klas en mij nóg de verheugenis over de schoolwandeling. Bij 't binnenkomen tikten sommigen mij, zo in 't voorbijgaan, op m'n hand, en zeiden: ‘Gistermiddag, hè, meester,’ of ‘Gisteren, hè?’ En na de bel ben ik dadelik aan 't speechen gegaan: het was mij óók goed bevallen, we gingen nog wel 'es - en andere jaar zomer dan konden we eigenlik al wel met het spoor, naar Bussum of naar Zandvoort....
Onmiddellijk kwam er strijd: ze wilden alvast kiezen tussen Bussum en Zandvoort, maar ik bezwoer deze voorbarigheid door met nadruk te verklaren dat het geld kostte, en geen klein beetje ook....
‘Opsparen, doen ze bij m'n broertje ook,’ riep er dadelik een, en ik zei: ‘Juist.’ Toen rekende ik ze voor, als we andere jaar Julie gingen, dan hadden we nog zowat dertig weken om te sparen. Nou, en de reis zou zowat zestig centen kosten, als we dus ieder elke week twee centen....
Er ging een kreet van minachting op. Twéé centen.... ze vonden het bespottelik. ‘Kan best drie,’ meende Marietje de Boer. Maar ze werd ook uitgelachen, en Joost de Haas, die nog wat brutaalheid van de vorige dag over had, riep: ‘Vijf spie natuurlik!’ Nog een paar probeerden ook dàt getal af te keuren, door over een dubbeltje te beginnen, maar dàt sloeg niet in. ‘Vijf centen’ bleek vrijwel de algemene opinie te zijn.
Nu kèn ik dat dat wel zo'n beetje, en daarom zei ik tot besluit: ‘Als niemand vijf te veel vindt, dan vindt zeker iedereen twee niet te veel, dus we spreken af: twee centen in de week. Vraag het aan je vader en je moeder, of je mee mag doen, en wie dan mag, brengt Maandagochtend twee cent mee.’
Ze deden nog een kleine poging, om er ‘drie’ van te maken. Koba Hellendoorn zei zelfs met 'n akelige uithaal: ‘Hè, wat is nou twéé centen?’.... maar toen werd ik even vinnig, en zei, háár alleen aankijkend: ‘Twee centen is zó