Augustus. Vrijdagavond.
Morgen over een week, om twaalf uur, direkt na schooltijd, zullen we de schoolvergadering houden. 't Schijnt, dat Koning Kraak bepraat heeft, tenminste toen ik er gisteren over begon, was Kraak dadelik bereid. Alleen, hij vroeg wat ik dan voor gewichtigs had, om over te vergaderen. Ik vertelde, van die leesboeken. Hij krabde zich eens achter 't oor, en zei: ‘Jóng, dat wordt een dure historie, dat hakt d'r kolossaal in, en zóveel geld is er niet beschikbaar. Maar in principe heb je gelijk, het is met de leesboekjes hier armoe.’
‘De toestand is onhoudbaar,’ zei ik met nadruk.
‘Roeien met de riemen die je hebt, hè,’ antwoordde Kraak wijsgerig.
Nou, 't is me de roeierij wèl! Ik heb werkelik het leesboekje, waar ik na de vakantie aan begonnen ben, wat je noemt: uitgemolken; en als ik naar mijn gemoed te werk ging, dan greep ik morgenochtend al naar 't volgende boekje! In m'n wanhoop ben ik van de week de versjes óók al gaan lezen. Dat 's allemaal kleppermans-poëzie:
‘De treeplank trapt hij op en neder
En 't wiel gaat licht gelijk een veder.’
Of er wel ‘treeplank’ stond, weet ik niet meer; dat heb ik dan niet eens in de gaten gehad, dat het een raar soort