[Boekbeoordelingen, 1906]
(1906)–Theo Thijssen– Auteursrecht onbekend
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerhard voor de jeugd.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zie zoo. Ik heb ze genummerd voor 't gemak, en vraag in de eerste plaats: is citaat 32 en 33 niet schunnig? Dan dit: aan den toon van bijna alle citaten merkt men, dat G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
kras durft oordeelen. Ik heb geteld; hij noemt ruim 500 boeken met titel enz. en beoordeelt ze. De (door mij) gecursiveerde gedeelten in citaat 26 en 29 dienen om den indruk te geven, dat G. alle boeken waar hij over spreekt, werkelijk gelezen heeft. Er bij gerekend alle boeken die in één adem worden beoordeeld (citaat 18, 19 en 20) zijn dat er zoowat 1500 (vijftienhonderd).
Laat G. nu vijf boeken per week hebben gelezen, dan is-ie nog 6 jaar aan 't werk geweest.
Ik geloof dat niet; ik voel óveral, dat G. praat, zonder de boeken zelf gelezen te hebben; maar al was het nou eens géén opschepperij van em - waarom zwijgt deze blinde toch niet over de kleuren?
Ach, een gewoon mensch speelt niet straffeloos voor genie; en ik zal de eenige niet zijn, die het uit-gier over dat botte oordeel over een Top Naeff, over dat schermen met onbegrepen termen als karakter-ontwikkeling, innerlijk zieleleven, vaderlandsche letterkundigen ... Het laatste deel van Dik Trom is mislukt ... Hoe komt de man er aan? Zie, Gerhard, ik heb over een menigte zaken nog gezwegen. Bijvoorbeeld over de zwijnderij uit ‘Aladdin’. En ik heb ook niet gevraagd, waarom Nellie's ‘Volks-Kinderbibliotheek’, 40 nummers meneer, niet behoorlijk behandeld zijn; ik heb nog niet eens verteld, hoe ik gelachen heb, omdat je die malle antieke dingen van Spyri zoo mooi vond ...
Maar ik zal toch maar m'n conclusie geven: Gerhard is voor de jeugd niet veel soeps.
A'dam. Th. J. Thijssen. |
|