Proloog.
Vele mensen schijnen Kees Bakels niet eens te hebben gekend, en dat is eigenlik niet goed te begrijpen. Is hij niet zowat de belangrijkste jongen geweest, die er ooit bestaan heeft? Alleen door wat ongelukkige toevalligheden is hij geen beroemd man geworden, maar dat kon hij toch niet helpen? In ieder geval, het is geen reden, om maar te doen, alsof hij helemáál niet bestaan heeft.
Bovendien, al is Kees zelf dan niet beroemd geworden, hij heeft een zoon: en diè heeft toch nog alle kans op een leven vol roem. En als iemand nu eens later het leven van die beroemde zoon moest beschrijven, zou hij dan geen spijt gevoelen, niet bijtijds de vader, zo'n beetje tenminste, erkend te hebben als iemand, die óók-niet-iedereen was?
En daar komt nog dit bij: als Kees z'n zoon een groot man wordt - en me dunkt, dàt is toch wel bijna zeker - dan zal-ie dat toch ook wel voor een deel aan zijn vader te danken hebben, niet waar?
Daarom: niemand schijnt over Kees te willen schrijven, dan zal ik het doen. Ik ben wel blij, dat ik hem gekend heb: want ik weet het maar al te goed: als alles een beetje anders gelopen was, dan zou iederéén trots zijn op z'n bekendheid met Kees, de belangrijke jongen. Laat ìk dan maar de enige zijn, die er nù al trots op is, hem goed gekend te hebben.