Dat ik vandaag weer aan het tikken ben gegaan, ofschoon mijn verhaal al af was, komt doordat vannacht dat fameuze koor, dat me al meer trachtte te hinderen, maar dan ònder het tikken, - doordat vannacht dat fameuze koor weer zo aan 't kwebbelen is geweest. Nou hadden ze wat gevonden, hoor: het kon onmogelijk, dat mijn mama zó had zitten liegen over me als ik gisteren vertelde; want, hoe zou ik dat hebben kunnen weten?
En dat geachte koor moet ik toch nog even beantwoorden:
Beste mensen, ik heb er herhaalde malen zelf bij gezeten, bij dat schone verhaal, hoe ik op mijn knieën lag te smeken, en hoe ik plotseling zo'n kantoorcoryfee bleek. Dat was juist het kolossale, èn voor de kennissen het overtuigende: de kalmte waarmee mama zulke dingen vertelde waar ik bij zat. Sterker nog: het is wel gebeurd, dat ze me brutaal-weg d'r in haalde, met een onweerstaanbaar-moederlijk: - Hè, Henricus? Ja 't is een nare tijd geweest voor je, maar nou begrijpen we elkaar, hè? -
Een gewone jongen van mijn leeftijd zou roet in 't eten hebben gegooid. Maar ik was het grijze kind, en dacht: waarvoor zou nou die flauwiteit dienen, om mama in de steek te laten en haar weerloos over te leveren aan dat giftige stelletje kennissen? De waarheid, de echte waarheid is tòch te onbegrijpelijk voor deze mensen - wat zal ik me dan uitsloven om ze een àndere leugen aan te smeren dan de leugen van mama?
Ik bleef dus in vredesnaam maar solidair, zij 't ook om een andere reden dan die waarop mama muurvast vertrouwde. Zij had het nog nooit anders meegemaakt, of de allereerste natuurlijke familie-plicht was: een gezamenlijk leugen- en komedie-front tegenover de buitenwacht.
Eerlijk gezegd, ik zou wel 'es willen weten, welke verhalen mijn familie tegenwoordig bij elkaar liegt over wat dan ze dan onder elkaar noemen de historie van mijn langzamerhand gekworden. Misschien als ik die verhalen hoorde, dat ik het dàn wel 'es aardig vond, m'n geschiedenis verder te vertellen. Maar ik mis die gegevens. Wel heb ik enige aanwijzingen, die me doen vermoeden dat ze met hun allen tegenwoordig maller doen dan de