Hoe ik dàt nu weer zo weet?
Wél, ik heb er toch bijgezeten dat het jonge veelbelovende mevrouwtje met onbeschaamde nadruk die stelling verdedigde?
Ja je zou d'r zó op d'r gele gezicht hebben getimmerd....
En zo-iets helemaal in je eentje tot moeder te hebben?
Nee doodgaan, nù al, het is voor mij net zo iets, als wat jullie levensgevaarlijk noemen. Ik pas er voor.
* * *
En nu straks Bart eventjes overbluffen, de knecht met het paarsgestreepte jasje:
- Hier Bart; de laatste velletjes. Je weet het: in tweeën snijden, draadje d'r door, enfin, hier zijn ze. - Dan zal hij (voor de zoveelste maal) denken: Je hèbt er toch onder, die nog gaarder zijn dan gewone mensen.
En als dan vannacht het koor weer komt (want ze zùllen wel weer wat hebben) dan zal ik zeggen:
Beste mensen, 't spijt me, maar de boel is net opgeruimd. 't Papier hangt in de W.C. van de derde klas patiënten, 't verhaal-zelf zweeft in de ruimte. Ik heb er niks meer mee te maken.
Als nu het arme schrijvertje, dat het over te vertellen krijgt, maar niet te aantrekkelijk is van zenuwgestel. Want het is me de wereld-wèl tegenwoordig voor auteurs. Men eist van die mensen, dat ze optekenen wat ze horen - en als dat dan eens een enkele keer een tikkie anders is dan wat men graag heeft, dan maakt men kabaal, en zegt tegen zo'n arm schrijvertje: Foei, wat bent u een vréselijk slecht individu, dat uw oren zùlke dingen hoorden.
Tja, moge mijn schrijvertje, wanneer hem dit overkomt, de kracht hebben om te zeggen, - tja, ik ben persoonlijk ten volle bereid me dood te schamen, maar wat schiet u dáár mee op? Het verháál, dat ik opving, zou er toch niet door veranderen?