| |
| |
| |
XV.
Ja, ja, en zo is toen dat befaamde ‘ouderlijk huis’ aan z'n eind gekomen. Het zoveelste. De wereld is nu eenmaal geen museum. En stel u voor, dat er nièt telkens bij elk sterfgeval zo'n nuchter-zakelijke opruiming werd gehouden; waar moesten wij met al onze dierbare oue kollekties lelijkheden naar toe?
Bovendien is daar ook het ontspruiten van nieuw leven op elke puinhoop, en in die geest was het dan ook gezonde symboliek, toen het definitief tot verleden worden van mijn grootvader samenviel met de voorbereidings-beslommeringen, bij ons thuis, van Nel's aanstaand huwelijk. Ach, ik voor mij, had het al gevoeld toen ik Chris als hoge-hoed-man zag bij de begrafenis: die stond op de rand van het huwelijk.
En op ouejaarsavond bleek het, dat ik goed gevoeld had: toen kwam er een moment, dat mama, na in de loop van de feestviering alle narigheden op hun beurt herdacht te hebben, (o.a. dat opa d'r nou niet-meer bij was) Nel met tranen in de ogen vol verstandhouding toeknikte, en zei: - En 't is Nel d'r laatste ouejaarsavond thuis ook, hè. -
Chris protesteerde troostrijk: dat mocht mama niet zeggen, waarom zouden we andere jaren nog niet net zo bij elkaar zitten?
En Nel kuste mama op het voorhoofd - vermoedelijk omdat het dáár tenminste nog droog was - en zei vroom: Op ouejaarsavond zal ik altijd wel zorgen weer thuis te zijn.
Mama lachte zwakjes: - Och ja, maar ik bedoel, 't is je laatste ouejaarsavond als.... als nou ja, als.... -
- Denk nou maar om het kind - sprak papa, met een werke- | |
| |
lijk-ietwat ondeugend knipoogje naar Chris. Een knipoogje, dat mij zowaar weer eens geestelijk deed uitglijden, want ik sprak ineens:
- Ja, geen toespelingen asjeblieft, mama. -
Tjonge jonge, wat schrok me toen dat stel! Mama keek me sprakeloos aan, haar mond griezelig open. Chris veinsde uitvoerig, niets gehoord te hebben; papa sprak half ernstig-dreigend, half leuk-vermanend: - Nou-nou, nou-nou-nou -, en Nel zei, zwaarlijdend: - Dàt wordt tegenwoordig toch zo'n afschuwelijke jongen! -
Het werd even absoluut stil. Toen kwamen ze weer tot zichzelf. Mama het eerst - Och hij bedoelt natuurlijk.... Hij weet niet eens wat-ie eigenlijk zegt, 't kind. -
Chris lachte toestemmend, en zei tegen Nel: - Trek jij je nou warempel echt aan, wat zo'n snotneus.... Kóm nou toch! -
En papa was voortreffelijk; - Nee Nel, wat jij dènkt dat-ie bedoelt, dat bedoelt-ie niet! -
- Nou nóu! - vermaande nu mama. En ik zei grijnzend:
- Welnéé, dàt bedoelde ik niet. -
Bom, daar zaten ze wéér verslagen. - Zien jullie nou wel? - huilde Nel, en niemand van de andere deed een poging tot tegenspraak. M'n papa zat zelfs een buitengewoon-eigenaardige glimlach weg te werken: had een vleugje goeie-mop-waardering. Misschien - ik kan dat op zo'n afstand niet meer beoordelen - misschien voelde m'n familie 't vagelijk aan, dat ik wèl zo volwassen was als zij met z'n allen; ondergingen ze de beklemming, met een grijs kind te doen te hebben. Dan zal het als een verlossing gewerkt hebben, zoals Nel me weer neerhaalde tot ordinaire kleine jongen:
- En dat doet-ie allemaal uit nijdigheid, uit, uit.... -
- Kift - hielp Chris.
- Ja, uit giftigheid, omdat-ie zo'n schandelijk rapport heeft, zo'n wanhopend rapport. Laat-ie dáár maar 'es meer om denken. -
Ik moest gapen. Wat had ik nou toch weer aangehaald, nou
| |
| |
kreeg ik al dat onredelijke gezaag over wat ik ‘allemaal’ had gedaan; ze zou daar, onbekommerd doorzagende, wel weer een roman van gaan zitten maken, een vervolgingskampagne dag-in, dag-uit, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, van de argeloze zuster door die afschuwelijke broer....
Jawel, daar wàs het al:.... altijd zo vals onverwachts binnenkwam, als zij met Chris alleen in de kamer was, en dan maar lachen.... En allemaal, allemaal uit nijd, omdat hij het op die H.B.S. zo slecht maakte....
Ik gaapte. Ik was niet eens meer verwonderd over de nieuwe legende die daar om mijn persoontje heen gebreid werd. Waarom zouden ze ook altijd op dezèlf de manier nonsens over me verkopen?
Gelukkig greep mama in. Of.... gelukkig, waarom gelukkig; voor mijn part had ze 't gelaten! Maar ze greep dan in:
- 't Is ouejáár, laten we nou maar ophouden over narigheden, dat rapport van Henricus is al erg genoeg, maar wat geeft het of we er nou al ons ouejaar mee bederven? Schenk nog maar 'es in, Nel, en nemen jullie nog een soes, nee ik niet, maar nemen jullie d'r nog een. -
En terwijl ik een soes pakte, hoorde ik papa op zijn manier ‘Schwamm drüber’ spelen tegen Chris:
- Nou moeten we volgende week allereerst Wijnstroot afmaken, desnoods pikken we d'r een paar ávonden bij, want de week daarop komt er niet van, zit je met Verwulft in Arnhem, nietwaar. -
- Wijnstroot in een week zal anders ook niet meevallen - probeerde Chris zakelijk te doen. Maar 't lukte hem niet erg, want Nel vroeg zuchtend: - Blijf je lang daar in Arnhem? - en keek hem met haar nog vochtige ogen aan alsof ze zeggen wou: dat zou ik niet overleven.
- Nee hoor - stelde hij gerust, en hij maakte met z'n weer volgeschonken glas 't gebaar van klinken, en dronk.
En toen vierden we weer prettig onze ouejaarsavond verder.
* * *
| |
| |
De trouwerij van m'n zuster heeft, als ik het begin dan mag stellen op die oudejaarsavond, een dikke vier maanden geduurd. En naar matige schatting heeft ze honderd duels opgeleverd tussen mama en Nel. Duels die natuurlijk allemaal gewonnen zijn door m'n zuster, maar die toch ook voor mama's leven een hele vervulling zijn geweest.
Daar was ten eerste de grote vraag, die mama telkens langs allerlei omwegen aan de orde stelde: wat geeft de kant van Chris, wat doen de Stokmansen. Wij gaven de meubelen, papa had dat zonder enige terughouding beloofd, en mama stelde Nel gerust: papa zou niet op honderd gulden kijken. Maar wat deed nu Chris z'n kant? Chris z'n kant deed toch zeker óók wat?
En dan zat de arme Nel op de pijnbank. Natuurlijk, Chris z'n kant nam óók wat voor z'n rekening.
- Maar wàt dan. Het wordt tijd dat je 't weet, 't is kort-dag. Als ze bij voorbeeld de keuken nemen, dan kunnen ze niet de laatste dag d'r mee aankomen toch. -
- O maar de keuken dat vind ik te gek, de keuken is een ding dat we zelf doen, mèt wat deze en gene nog zo los geeft. De keuken? Zou gewoon bespòttelijk zijn. -
- Goed, wat dàn. Je moet toch langzamerhand weten hoe-of-wat. Laten we zeggen: 't zilver.... -
- Nou, zilver, u noemt nog al wat! En bent ù met zilver begónnen? Hoe kort is 't helemaal geleden, dat.... -
- Nou maar als jullie niet eens, in de tegenwoordige tijd.... enfin. Maar natuurlijk, als het van zijn kant niet kàn.... -
- Zèg ik niet. 'k Zeg alleen maar dat ik zèlf nog niet weet, of.... Er komt zovéél kijken. -
- Zeker kind, natuurlijk. Maar ze konden d'r met je over gespróken hebben. Verleden jaar met Stans Verwulft, toen hebben de schóónouders bij voorbeeld voor de stoffeerderij, gordijnen en vloer gezorgd, zo iets zou.... -
- Zilver heb ik anders bij Stans ook niet gezien! -
- Welles! D'r was toen een kompleet stel, dat had toen die oom gegeven, kom je weet wel, hoe heette-n-ie ook weer.... -
| |
| |
- O maar dat was geen zilver! -
- 't Zeggen was toch: het zilver had oom - gut hoe héétte-n-ie nou ook weer.... -
- Nou ja, zilver, zilver; zilver wordt dan wel gezegd, maar 't was van dat nou enfin, maar echt volslagen zilver in ieder geval niet. -
- Nou 'k heb nooit beter geweten hoor. Dat stond me daar op de receptie toen toch met een koue drukte in zo'n eiken doos met schuifladen, nou asjeblieft. Zo, is dat toen geen zilver geweest. A zó. -
En Nel was tenminste van de pijnbank af. Maar een volgende avond had mama d'r toch weer te pakken:
- Nog bij de oue mevrouw Stokmans ân geweest van middag? -
- Nee gunst hoe dat zo? -
- Nee 'k dàcht soms. Als ik jou was, ging ik 'es op een middag met d'r praten. Zonder Chris. Wat ze van plan zijn, waar jullie nou van hun kant.... -
- O dat komt wel. Dat moet ik eerst nog 'es met Chris overleggen. -
- Hebben jullie het dan nog nergens over gehad? Wat zei-d-ie toen je vertelde wat wij deden? Hield-ie zich toen onnozel, en vroeg jij ook maar niks? Ik moet je vertellen, ik zou gauw gezegd hebben: en waar kunnen we nou van jullie kant op rekenen. Je hoeft daar toch niet zo schuw over te zijn toch? -
- Nou ja, natuurlijk niet. Maar iets bepáálds daar is nog niet toe besloten, ziet u. -
- Dan wordt het toch tijd, zou ik denken. -
- Ja zou ù denken. Maar wij nou eenmaal niet, hè. -
- Hm. -
- Ja of u nou hum zegt.... -
- Ik zèg geen hum. 't Is alleen maar belangstelling van me. En 't is ook wel 'es vervelend. Mevrouw ten Braak vroeg laatst al, ik had dan verteld wat papa gezegd had, hè, vroeg laatst al: en van zijn kant, wat doen ze van zijn kant? Nou, en dan zit je. -
| |
| |
- Ik glimlachte: 'k had er toevallig - zwaar met m'n huiswerk bezig - bij gezeten, hoe mama aan mevrouw ten Braak het verhaal had gedaan van de Stokmansen, die hadden willen afspreken voor 't zilver te zorgen. Maar Nel had nog niet dadelijk toegehapt: zilver was heel aardig, maar je weet hoe overdreven royaal dan die oude mevrouw kan zijn, 't is ook trouwens d'r enige zoon hè, dus het mag ook wel - en als ze nou voor 't zelfde bedrag d'r hele stofféring in orde kan krijgen bij voorbeeld, dan heeft ze dàt liever. Maar ze hebben nog alle tijd, nietwaar.
Na drie maanden aktie heeft mama er bij Nel eindelijk de waarheid uit gekregen: dat de Stokmansen eenvoudig niet in stáát waren tot eenzelfde prestatie als wij; en toen is mama dadelijk haar maatregelen gaan nemen om dit te maskéren. Natuurlijk heeft ze 't van 't begin af geweten; heel haar pijnigen van Nel had alleen maar ten doel, deze de noodzakelijkheid te doen inzien van de maskeringsmaatregelen. Nou, en die hebben ze toen genomen: iedere belangstellende mevrouw kreeg, zo bij wijze van toespeling, halve aanduiding en strikt-vertrouwelijke mededeling op één puntje af en toe, het volgende verhaal te slikken:
De Stokmansen hadden oorspronkelijk de meubelen voor d'r rekening willen nemen, maar daar was papa zó op gesteld, dat had-ie zich nou al zo jarenlang al in z'n hoofd gezet, dat liet-ie zich nou niet afnemen. En toen was mevrouw Stokmans op een idee gekomen.... Een beetje vreemd had het eerst geleken, maar achteraf toch zó echt prakties, zo echt iets voor 'n moeder. Wil u wel geloven, dat ik tegen m'n man gezegd heb: nou, ik weet nog niet, of ik niet liever de meubelen aan hun had overgelaten, zoals zullie nu doen is nog wèl zo eigenaardig. Kijk 'es hier kind, heeft ze gezegd, o ze is gek met Nel, maar enfin. Kijk 'es hier, zegt ze, hoe gaat het met al die kennissen en die familie, de een doet dit, de ander dat, maar als goed en wel de dag van trouwen d'r is, dan merk je: hé, nou mankeert er nog dit, èn dat, èn zo voort. Nou, en dàt geef je dan maar aan ons op, en het komt er. De keuken nog niet kompleet - best, dan maken wij 'm kompleet. Badkamer
| |
| |
niemand natuurlijk aan gedacht, goed, badkamer voor ons. Geen matten, geef maar op, wáár, wij zorgen dat ze d'r komen.
En als dan de belangstellende toehoorster werkelijk niet meer in staat was, het geweldige praktiese denkbeeld van de oude mevrouw Stokmans in z'n volle omvang te overzien, dan glimlachte mama wijs en zei: - Het zal ze niet meevallen, hoe het oploopt als ze alles en alles bij elkaar rekenen. Maar och, 't is de enige zoon, en 't kan beter van een stad als van een dorp hè. -
En de toehoorster was duizelig, en 't zwakke punt van Nels goede huwelijk (het cadeau van de Stokmansen heeft bestaan in een etui hoornen dessertmesjes waarvan mama met grote felheid vaststelde, dat het uit de tweeguldensbazar was) - dat zwakke punt was een goed-begraven familie-geheim.
Een ander gewichtig ding in die vier maanden is geweest het vraagstuk van de piano. Nel had een piano. Of eigenlijk: we hadden bij ons thuis een piano, maar dat was in de loop der jaren Nel d'r piano geworden. U hebt misschien wel eens bij 't lezen van deze vertelling gedacht: wat die Henricus vertelt van zijn opvoeding is toch niet compleet: hij heeft absoluut de piano vergeten. En u heeft in zoverre gelijk: als het mij er om te doen was, van de hedendaagse opvoeding een ietwat kompleet tijdbeeld te geven, dan had de piano niet mogen ontbreken. Ik weet daar alles van: Nel d'r pianoles-periode heb ik nog voor het laatste stuk meegemaakt, en verder zou ik u nog een aandoenlijk verhaal kunnen doen van het piano-kunstenaarschap van Ferdinand Verwulft. Met die Ferdinand is het zó erg geweest, dat mama elke dag de jobstijding verwachtte dat-ie naar 't konservatorium zou gaan; ze heeft zich toen een zeer minachtende beschouwing aangeschaft over het onsoliede van een toekomst als muzikant, en was pas te vinden voor de erkenning dat voor sommige enkelingen een pianocarrière mogelijk was, toen de Verwulftse konservatorium-plannen in 't zand bleken gelopen. Maar ik persoonlijk ben door een samenloop van omstandigheden die ik graag als toevallig erken, bespaard gebleven voor het piano-wee. Op een of andere
| |
| |
manier was mama op 'n goeie dag tot de ontdekking gekomen, dat ik helemaal niet muzikaal was. Of liever: dat ik zeldzaam onmuzikaal was. Ze had namelijk eens zó erbarmelijk zitten liegen over de preciesheid, waarmee ik op mijn vader geleek, dat ze duidelijk het ongeloof op de gezichten harer vriendinnen las; en in haar felle begeerte om geloofd te worden, greep ze toen naar een bewijs, dat afdoende was: ze verklaarde in mij dezelfde absolute on-muzikaliteit ontdekt te hebben als die waarvoor mijn vader altijd zo rondweg uitkwam. Afdoende was dat bewijs, omdat niemand der mevrouwen zich kon voorstellen, dat je zó lichtzinnig al bij voorbaat afstand deed van muzikale glorie voor je kind. En toen is mama dat verzinsel over m'n on-muzikaliteit door allerlei omstandigheden blijven volhouden, ja koesteren. Ten eerste gaf het haar gelegenheid, mij door middel van de kontrastwerking voor te stellen als een erfelijk-belaste met verregaande wiskundigheid. Ten tweede was ik zeer muzikaal, en leed dus zichtbaar als Nel, met eigen begeleiding, de nieuwste ‘Tavenu’-mop zong; 't is nóg een mijner meest-nachtmerrieachtige herinneringen, die uitgedroogde zuster van me te horen kermen van: Ik draag zes potjes bier. In allebei mijn handen. Hoe 't verder was weet ik niet; er kwam in dat lied ook voor:
Laat ik mij nimmer kussen.
Laat andren die maar blussen.
En daarna miauwde ze een zogenaamd levenslustig refrein, en hengstte daarbij steeds hetzelfde akkoord. Enfin, bijna ieder van ons weet wel, met welk een ijver in de meeste onzer Hollandse huiskamers Alle cabaretmoppen worden verkracht, en bij óns was het héél hevig; laat ik me tot die mededeling bepalen.
In de derde plaats paarde ik dit gebrek aan waardering voor Nels muzikaligheden aan een eigendommelijke manier om zelf te zingen. En nu was wel geen van de huisgenoten in staat om eigenlijk te begrijpen, wat er aan dat zingen van mij mankeerde, maar
| |
| |
ze voelden allemaal, dat er iets niet in orde aan was. Ik zong namelijk mijn schoolliedjes - maar altijd wat ik er op school van geleerd had: de tweede stem, later de derde stem zelfs. Mezelf deerde het niet, of dit ietwat onvolledig klonk: ik hoorde in gedachte wel de andere stemmen, en was zeer voldaan over mijn prestatie. Maar voor alle hoorders moet het een onbegrijpelijk weemoedige klaagzang zijn geweest, waarmee ik maar één ding demonstreerde: dat ik op het gebied van de zang een volslagen idioot was. Met hoe hatelijker kommentaar dat zingen van me ontvangen werd, met zoveel te meer toewijding ging ik me toeleggen op een smetloos reproduceren van zo'n onheil-volle tweede stem, en weldra werd het zo dat zelfs papa iets abnormaals in mijn kinderzang hoorde. - Henricus heeft een goeie stem om cokes mee te kloppen - zo vatte hij eens geestig zijn bezwaren samen, juist toen ik bijna tranen in de ogen kreeg van de lekkere weemoed, waarmee ik de veldviolen in overweging gaf maar weg te schuilen. Heel lang volgehouden heb ik dat concerteren in de huiselijke kring niet - maar toch lang genoeg om mijn reputatie van ongeneeslijke onmuzikaliteit zo stevig te vestigen, dat mama, zij het ook zuchtend, besloot, me geen pianoles te laten geven. Dat was trouwens ook meer iets voor meisjes, piano-spelen....
Zo was onze piano dus Nel d'r piano geworden; en mama leidde op een goeie dag bij de visite het probleem in: hoe moet het met Nel d'r piano, als ze trouwen gaat. 'k Geloof niet, dat Nel zelf d'r maar één ogenblik over gedacht heeft, maar mama verzekerde:
- Ja, daar zit ik eigenlijk een beetje mee in. Zij vindt geloof ik dat het vanzelf spreekt, dat ze de piano meekrijgt, maar zo glad zal het niet gaan. -
- Henricus is er óók nog - verzekerde de visite met een knikje naar mijn kant.
- O nee dat niet. Henricus.... -
en dan volgde een korte schets van mijn verslaafdheid aan de wiskunde.
- Nou, maar dàn zou 'k ook zeggen - wou de visite verstandig zijn.
| |
| |
Maar mama viel in:
- Daar hèbt u 't nou juist. Maar dat zal m'n man nooit goed vinden: een huis zonder piano. Een huis zonder piano.... -
en dan volgde een lofzang op de piano-in-huis. Papa speelde zelf niet, was eigenlijk helemaal niet wat je noemt muzikaal; die daar (ik werkte mee, door iets als een wiskundig gezicht te trekken) lijkt wat dat betreft, sprekend op hem. Maar een huis zonder piano - hij heeft nooit eigenlijk een huis zonder piano mee gemaakt, hè. En ik moet u zeggen (een koesterende blik naar onze piano) ik kan me ook niet indenken, dat dáár.... -
De visite haastte zich, te troosten; maar vergeefs: mama greep al naar d'r zakdoek en zei: - 't Zal even goed al een hele leegte geven. Een dóchter het huis uit. -
En ik, toen ik 'n paar dagen later weer mama en Nel hoorde duelleren, begréép die ‘leegte’. Wat de afloop betreft met de piano - hij paste niet bij Nel d'r meubelen, dus Nel wóu 'm niet eens hebben; en Chris vertelde ons in vertrouwen, dàt dat Nels eerste verjaarscadeau zou zijn: een nieuwe eiken piano bij de meubelen - welk dierbaar geheim mama tegen de mevrouwen met wellust exploiteerde als zij nóg een bewijs wou geven van het goede huwelijk dat Nel deed.
Onze piano bleef thuis; en papa's zakelijke voorstel, om nou het ding niet meer gebruikt werd, de stemmer z'n congé te geven, werd door mama uitgekreten voor een van die plagerijen, die alleen een accountant wist te bedenken. Nou, papa's accountantsgeweten was al gerust, toen hij z'n voorstel had gedaan; de uitgave zelf liet 'em natuurlijk koud, en mama kon als één van haar gesprek-wendingen blijven gebruiken:
- Verbeeld u, gistermiddag komt me onverwachts de pianostemmer. Ik laat hem niet graag alleen in de kamer; m'n man zegt: je weet nooit.... Nou, en zodoende.... -
Het zou een onbegonnen werk zijn, een volledig verslag te geven van de moeilijkheden, problemen en konflikten die ons gezin ge- | |
| |
durende die vier maanden trouwerij te verwerken had; ik zie er dan ook van af, te meer omdat we nog het apotheosemoment: de receptie, de stáánde receptie, moeten hebben. Maar voor ik dáárvan vertel moet ik nog wijzen op één eigenaardig verschijnsel; Nels aanstaande positie van zelfstandige huisvrouw begon te spoken: ze ging zich even hoog voelen als mama, en nam in plaats van dochterlijke, zusterlijke allures aan. Mama had al lang de gewoonte, om na een erg vinnig duel erg zwijgzaam tegen Nel te zijn; en nu nam Nel de vrijheid daarop met gelijke zwijgzaamheid te reageren, en zo kreeg ik te genieten van een spiksplinternieuwe huis-sport: wedstrijd in het stommetje-spelen.
- Hm - had dan Nel het duel voor geëindigd verklaard.
- Ja hùm - had mama bitter geëchood.
En dan wist ik het: er volgden een paar dagen van onvergelijkelijke poppenkast. Mama wou niet tegen Nel spreken, en Nel niet tegen mama; toch moest het er op uitdraaien, dàt ze weer tegen elkaar spraken, en ik sloeg met buitengewone belangstelling het verzoenings-proces gade. Ze pasten allebei de volgende truc toe: Een van beiden zei iets, dat kón uitgelegd worden als te zijn gericht tot de ander, maar óók begrepen kon worden als tot een derde, bij voorbeeld het dienstmeisje of mij gericht. Vloog de ander er dan in, door te denken; o, zij heeft tegen mij gespróken, zij heeft dus toegegeven, zij is de minste geweest, dan gaf die ander antwoord; waarop met een onnozel gezicht.... maar ik geloof dat ik het beter kan uitleggen met een paar voorbeelden:
Er is weer zwijg-wedstrijd.
We zitten na den eten in de kamer: papa, mama, en ik. Nel komt binnen, en vraagt, op liefde-rijke toon: - Wilt u 't licht soms al op hebben? - Mama zegt: - Ja, da's goed, draai maar op. - Zij denkt, dat Nel maar besloten heeft, de moederlijke meerderheid te erkennen, en is onmiddellijk bereid, ook maar de zwijg-komedie te beëindigen. Maar ze is d'r ingetippeld, want Nel gaat plotseling zeer duidelijk tegen papa verder: - Of kan u zó de krant nog goed lezen? - Mama heeft bemerkt, dàt ze zich vergaloppeerde, maar hoopt dat het niet in de gaten gelopen is...
| |
| |
Maar jawel, Nel legt op geraffineerde manier het feit vast, dat mama tegen haar gesproken heeft: - O maar ù wou 't licht op hebben, hè? - en ze knipt het licht aan. Mama zwijgt wrokkend, maar Nel is een-en-al royaliteit, nu ze 't eenmaal gewonnen heeft, en zegt als gewillige dochter: - 'k Zal de gordijnen ook maar dicht doen, hè ma? - En daarmee is het stommetje-spelen weer afgelopen.
Een andere keer verliest Nel het:
In de kamer zitten mama en Nel en ik. Er wordt gezwegen tussen de beide vrouwen. Op eens zegt mama, geraffineerd-onduidelijk geadresseerd: - Heb je m'n lorgnet ook ergens zien liggen? -
- Voor, op de schoorsteen, meen ik - zegt Nel.
- O, 'k vroeg het Henricus eigenlijk - antwoordt mama met een lieftallig lachje, en ze stapt naar de voorkamer; maar vóór Nel, bits, kan zeggen: Niet waar, u had het tegen mij, komt mama met de lorgnet terug en zei: - Je had gelijk, hij làg d'r. - En Nel berust: ditmaal is zij de eerste geweest, die weer gesproken heeft.
Zulk een vrede-sluiterij door middel van een trucje, dat eigen eer redde, kwam echter nooit, dan nadat het stommetje-spelen minstens een dag of wat geduurd had, en ik had in zulke dagen óók mijn sport: het de twee partijen zo lastig mogelijk te maken. Ik begon dan een gesprek met mama èn Nel, en probeerde, ze zich te laten vergissen, ze zo in de war te maken, dat ze niet meer alleen tegen mij, maar ook tegen elkaar spraken. Ik informeerde, waar we van de zomer naar toe zouden gaan in de vakantie. Mama haalde de schouders op; Nel ook. - Ja, jij gaat niet meer mee, hè? - zei ik tegen Nel; en ik zag, hoe mama letterlijk snakte om daarover dramatiese beschouwingen te houden; maar zij hield zich goed. Maar ik was zonder genade: - Als Nel getrouwd is, hoort zij d'r toch niet meer bij als we naar buiten gaan, hè? - En dan kon mama het niet langer harden en sprak: - Als Nel met ons mee wil.... -
| |
| |
Ik wendde me tot Nel: - Ga je met Chris alleen of ga je met ons mee van de zomer? -
- Och jong, wie praat d'r nou al over van-de-zomer? - zei Nel.
- Mama - verzekerde ik, - mama vindt.... -
- Ik vind niks - riep mama nijdig; en Nel popelde om te konstateren van welles, maar hield zich in.
- Maar hoe moet het dan van-de-zomer? - zei ik in kinderlijke wanhoop, en ik omvatte zuster en moeder in één innige blik; vervolgens stampte ik humeurig op de grond en zei: - Lam, ze zijn hier altijd kwaad met elkaar! -
- D'r is hier niemand kwaad - sprak mama zalvend. En aan haar toon hoorde ik, dat ze haar zwakke moment alweer te boven was, en besloten had, het stommetje-spelen vol te houden, tenzij Nel toe gaf, en het éérst ‘sprak’. Maar Nel was op haar hoede, en zweeg.
- Ben jij óók niet kwaad? - vroeg ik dus met de vereiste onnozelheid, en Nel antwoordde grimmig:
- Ik ben héél gewoon. -
En zowaar, dan bleken ze de kunst te verstaan, een ogenblik ouderwets met elkaar te duelleren, en tóch niet regelrecht tegen elkaar te spreken; 't ging immers via mij. Ik genoot zeer.
- Merk je dan niet, dat Nel heel gewoon is? -
- Merk je niet dat ik net zo gewoon ben als mama? -
- Sommige mensen, zie je, zijn nou eenmaal altijd erg gezellig. -
- D'r zijn nou eenmaal humeuren op de wereld jong. -
Mama stond op, en liep naar de keuken. De kamerdeur trok ze met een slag achter zich dicht. Ik schoot in een lach.
- Ja lach jij je moeder maar uit, schandaal - zei Nel opvoedkundig.
- Ik lach jóu uit. -
- Aan mij is niks uit te lachen! -
- Dus aan mama wel? - konkludeerde ik slagvaardig.
- Denk jij maar om je mooie rapport - zei Nel. En ze had me
| |
| |
m'n overwinning niet duidelijker te kennen kunnen geven: als ze geen repliek meer wist, dan begon ze altijd over mijn rapport. Ik glimlachte dus rustig.
- Hoe laat is 't binnen op de klok? - kwam mama's stem uit de keuken.
Ik grijnsde, en zweeg.
Hoor je niet wat mama vraagt? -
- Hoor jij niet wat mama vraagt? -
- Mama vraagt het jou natuurlijk. -
- Zo, waarom mij? Ze bedoelt jou. -
Ik stapte naar de deur, opende die op een kier, en riep: - Mama, wie vraagt u 't nou, aan Nel of aan mij? Ziet u.... -
Met een eigenaardig, ietwat briesend, maar in ieder geval ongeartikuleerd geluidje kwam mama aangesneld, duwde me op zij, keek zèlf op de klok en was alweer weg. Ik grinnikte.
- O jongen wat word jij toch een monster - zei Nel.
- Had jij mama dan antwoord gegeven. -
Nel produceerde hetzelfde eigenaardige briesende geluidje als mama daareven.
En ik was grootmoedig, en dacht: Nou, voor vandáág zal ik ze verder maar met rust laten.
|
|