| |
| |
| |
III.
Ik ben dan acht jaar, bijna negen zelfs, en zit in het vierde leerjaar der lagere school. Die lagere school is er een voor de betergesitueerden, want mijn vader is accountant, lid der firma Verwulft en Van der Stadt. Hij is v.d. Stadt. Mijn zuster Nel is drie-en-twintig jaar en geëngageerd. Natuurlijk met de vijf-en-twintigjarige assistent der firma. Mijn moeder leeft ook nog, tenminste in d'r eigen oog. We zijn een dood-fatsoenlijke familie, en we wonen in Amsterdam, op de Nassaukade, als, laat ons dan maar zeggen het derde hoofdstuk begint. Het firmakantoor is op de Leliegracht, schuin tegenover het oude huis van Potgieter. De rest komt u allemaal van zelf te weten. De naam van het grijze kind, uw vertellende dienaar, is Henricus. Ik herinner me niet, ooit ergens aan iemand mijn naam te hebben opgegeven, of 'k moest er bij zeggen: ‘Henricus zónder d, en v.d. Stadt met dt; ja meneer, van dèr Stadt, met een r ja.’
Zo waren er meer ongemakken. Bij voorbeeld het beroep van mijn vader. 't Is merkwaardig, zo vaak men een kind naar het beroep van z'n vader vraagt. Nadat ik een paar keer ondervonden had, dat ongeveer niemand ter wereld wist wat 'n accountant was (ik spreek hier van een jaar of vijftien geleden) en ikzelf ook niet in staat was, uit te leggen wàt nu eigenlijk m'n vader uitvoerde, vergenoegde ik me altijd maar met de vage mededeling, dat pa op kantoor was. Totdat ik op een goeie dag van m'n moeder daarvoor een standje kreeg; kantoor, op kantoor was iedereen, maar pa had een eigen kantoor, en dan nog niet eens een gewoon kantoor, maar een accountants-kantoor. Nou ja, zei ik, maar 't kan- | |
| |
toor hoort toch niet van pa alleen; meneer Verwulft heeft toch zeker ook de helft. En wat is nou een accountantskantoor? - Och moe, zei Nel, dat kind snapt er toch niks van. - Hier Nel d'r aanstaande, Christiaan, die is op kantoor kan je zeggen, doceerde moeder verder, en Nel viel dadelijk in: Op 'n accountantskantoor dan toch zeker? En toen had je de poppen aan 't dansen:
- Ik bedoel dat-ie in ieder geval bediende is. -
- Hoeft u niet altijd te zeggen. -
- 'k Bedoel er toch niks mee, kind. -
- U zegt zelf: ik bedoel. -
- Je vader is in ieder geval zelfstandig. -
- Maar Chris doet het wèrk. -
- Natuurlijk, daar is-t-ie toch voor. -
- En Chris heeft exámen gedaan, en wacht u maar.... -
- Wat wacht u maar? -
- Dat-ie z'n tweede doet. -
- Nou 'k mag het lijen, des te beter voor jou, meid. -
- Dan is de bediende accountant, en de twee bazen.... -
- Hebben de klanten, en de klanten weten wel dat een snotneus een snotneus is. -
- U denkt geloof ik, dat Chris z'n ogen in z'n zak heeft. -
- Denk om het kind hè. -
Het kind dacht: ze zijn weer aan de gang, maar wist ondertussen nog steeds niet, wàt z'n vader eigenlijk was. Wel begreep-ie dat het een min-of-meer hachelijk bestaan opleverde, zo-iets bij de gratie van Chris.
Elk gesprek tussen zijn moeder en Nel draaide op zo'n eigenaardig woorden-duel uit, en heel vaak was het einde, dat Nel ‘ergens om denken moest’. Om het kind, of om de meid, of om pa; één keer liep het zelfs zo hoog, dat Nel om de buren moest denken.
Alleen als het over het kroost van meneer Verwulft ging, dan werd het géén ruzie. Meneer Verwulft z'n dochter, 'n jaar of wat jonger dan Nel, en tienmaal zo fris om te zien, had er dan altijd ‘bespottelijk uitgezien’. En over z'n zoontje Ferdinand,
| |
| |
'n jongetje van mijn leeftijd, maakten ze zich allebei ongerust:
- 'k Geloof nooit, dat-ie normaal is. -
- Beslist achterlijk in elk geval. -
- Nee erger, gewoon krank.... -
- Denk een beetje om 't kind zeg. -
- Heeft u wel 'es op die oogopslag gelet? -
- Meid schei uit, vreselijk. -
- En z'n mond! Dat hele wezenloze. -
- Ja denk nou maar om 't kind. -
- En daar zijn ze dan trots op! -
- Och het is toch wel zielig ook. Daarom is-ie ook op die school. -
- Oh, ik dacht dat die school meer.... -
- Ja natuurlijk, voor de gegoede stand zogenaamd, maar meteen met ekstra-hulp zoals het dan heet. -
- Dus feitelijk meer een inrichting? -
- Nou, inrichting, inrichting, 't heet in ieder geval nog 'n schóól. -
- Maar geen-één is d'r goed snik, hè. -
- Stil nou maar voor 't kind. Die zou d'r op een dag wat uitflappen. -
Ja, voor zo onnozel zagen ze me aan. Dat ik aan Ferdinand zou oververtellen, dat ze hem bij me thuis voor half-gaar versleten. Of ik al niet misselijk genoeg was van al dat over-en-weer geklets! Die Ferdinand mankeerde net zo min wat, als ik. Of laat ik dat maar zachtjes zeggen: hij loopt nog rond en ik zit al opgesloten.... Maar enfin, ik kwam wel eens bij hem thuis spelen. Als mevrouw Verwulft en mijn moeder zich eens érg compagnonsvrouwen hadden gevoeld, en hadden afgesproken dat ‘de kinderen’ toch eigenlijk mekaars aangewezen vriendjes moesten zijn.
Dan bleef ik eten, en maakte het tafelgesprek tussen meneer en mevrouw mee: (de dochter was niet meer in huis).
- Knap toetje wel, hè? -
| |
| |
- Wie. -
- Nou hier, enfin. -
- O, zo. Ja. -
- Héél verschil met de zuster. -
- Ja, enfin, denk er een beetje om. -
- Waar die Stokmans.... -
(dat was Nel d'r Christiaan).
- Ja nou enfin. -
- Waar die zin in heeft, snap ik niet. Zit ook zeker niet veel bij, hè? -
- Hoe, veel bij? -
- Voor de zaak. -
- Och. -
- Nou maar daar schijnen ze op te rekenen. Dat hebben ze daar al voor elkaar. Desnoods draaien ze jou d'r uit. -
- Onzin. -
- Maar ik zie het áánkomen. -
Meneer ging ons erg druk bedienen met appelmoes, maar z'n vrouw hield d'r mond nòg niet, hoor.
- Ik heb je al méér gewaarschuwd tegen die familieregering. -
Meneer smeet de zilveren lepel nijdig neer; Ferdinand was enkel aandacht voor z'n reuze-portie appelmoes en ik deed-alsof.
- Wàt nou toch familieregering? - zei meneer wanhopend.
Mevrouw hikte met welgevallen.
- Die Stokmans heeft z'n plannen, dáárom heeft-ie de dochter van z'n patroon.... -
- Had-ie net zo goed Stans kunnen nemen. -
- Tja, maar Stans zit niet te wachten, kan er aan elke vinger.... -
- Nou enfin, zwàm d'r over. Hè, jongens, smaakt het? -
Mevrouw keek verongelijkt, en zweeg. Ik kon het niet nalaten: terwijl ik gretig m'n appelmoes lepelde, moest ik haar aankijken.
| |
| |
En voor de zoveelste keer zag ik de gedaante-verwisseling van de geest, die volwassenen volbrengen als ze tegenover 'n kind staan:
Mevrouws groen-glinsterende ogen sloten zich één sekonde, en toen ze weer open gingen, omstraalden ze Ferdinand en mij met één moederlijke mildheid. Ik kreeg het gevoel, in een zalf te zwemmen; ze knikte, en haar onderkin had drie vette plooien; en ze zei: Goed voor de buikjes hè mannetjes?
Nou, wat moet je in zo'n geval als negenjarige jongeling doen?
Ik voor mij, ik dacht: deze lievigheid is ongezond voor u; kankeren, klagen, standjes geven gaat u veel beter af; ik zal je wel eventjes werk geven, dat je mondt:
En ik slurpte lichtelijk; precies genoeg om Ferdinand te verleiden, óók dat komieke slurp-geluidje te maken; toen slurpte ik bij 't volgende hapje iets sterker, en Ferdinand natuurlijk weer iets sterker, en weldra zaten we allebei onze appelmoes naar binnen te werken met een afgrijselijke serie bij-geluiden.... Het soep-eten van m'n grootvader, Zondags om de veertien dagen, was er niets bij.
'k Heb zelden een vrouw zo plotseling gelukkig gezien als toen mevrouw Verwulft. Met heerlijke hartstocht wierp zij zich op onze opvoeding:
- Maar jongens! Wat is daàt nu? Eten zó nette jongeheren? Zo eet Betje in de keuken, diè kan je soms hier helemaal horen. Maar jongeheren.... -
Enfin, ze zwelgde in d'r opvoederigheid, en haar sukses was volkomen, want wij lepelden verder met onberispelijke geruisloosheid. Maar meneer, die een sigaar had opgestoken, keek ons, meende ik, ietwat wantrouwig aan, scheen iets van onze sport te begrijpen....
Het gebeurde overigens niet dikwijls, dat onze moeders voor ons zulk een Woensdagmiddag van vriendjes-moeten-worden organiseerden. De mijne scheen er eindeloze gevaarlijkheden van te vrezen, en als ik wegging naar de Verwulfts kreeg ik in ver- | |
| |
schillende vormen deze grote waarschuwing mee: me niet uit te laten horen. Als ze je iets vragen over hier, dan zeg je maar dat je 't niet weet. Trouwens, je weet ook niks, maar 't-is-maar, dat je niet allerlei malle onzin d'r uitgooit over hier het huishouden. Als ze je vragen of Chris hier elke Zondag komt eten, dan zeg je: nee om de veertien dagen, want dat moest ook eigenlijk.
Wip, dan vloog Nel d'r op in, en ze duelleerden weer:
- Moest ook eigenlijk? Moest ook eigenlijk? Niks moet. -
- Nou ja, ik bedoel als regel.... -
- Maar wij doen waar wij zin in hebben. -
- Maar toevallig hebben jullie geen-één Zondag zin om bij hèm te eten. -
- Dat zijn omstàndigheden. -
- Goed, omstàndigheden, best; ja, mij kan 't niet schelen hoor. -
- Mij nog minder. -
- Denk nou maar om 't kind. -
Nel dàcht om me:
- 'k Zou 'em vanmiddag z'n andere schoenen maar aantrekken. -
- Hèb ik hem al gezegd. -
Dat loog m'n moeder, maar ze bedoelde het ook niet precies zo: ze bedoelde alleen maar, Nel gelijk te geven, doch haar de eer te onthouden van dit schoenen-initiatief. Maar Nel was het juist om dergelijke eer te doen, of liever, ze wou in 't algemeen moeder als zorgvuldig opvoedster in gebreke stellen, en dus zei ze:
- En met dat boordje kan-ie helemaal niet, wat lijkt-ie wel. -
- En toen duelleerden ze dàt weer uit:
- 'k Doe het 'em net schoon om. -
- 'k Heb het niet over schoon. 'k Heb het over 't bespottelijke model. -
- Verleden week dweepte je met dat model. -
- Ik? -
- Ja jij. -
- Wéér wat nieuws. -
| |
| |
- Ja, jij bent de ene dag vergeten wat je de andere gezegd heb. -
Maar ondertussen rukte moeder mij met tamelijk-woedende bewegingen het boordje af, en strikte mijn das onmiddellijk op mijn bloesje zelf. Ik dacht: prachtig, dat ontslaat me van de moeite, het boordje in m'n zak mee te dragen. Want ik was niet zo onnozel als andere jongens, die probeerden strijd te voeren over de boordjes die men hen liet dragen. Ik wist dat je zo'n strijd altijd verloor, en had dus al-lang de gewoonte aangenomen, om gelaten èlke soort halsverfraaiing te aksepteren, maar ze voor dagelijks gebruik, buitenshuis, in m'n zak te stoppen. Och, dat was op zichzelf ook al weer een verfijnd genoegen, zo'n moeder of grote zuster te horen jammeren: - Wat heb je nou weer uitgevoerd met je boord, 't lijkt wel of je 'm in je broekzak gestopt hebt in plaats van hem om je hals te dragen. - En dan was deze, als onmogelijk toppunt van jongens-slordigheid voorgedragen veronderstelling de naakte werkelijkheid geweest....
Enfin, ik stond dan in m'n andere schoenen en met onbeklemde nek gereed om af te trekken. Maar dan begon een nieuwe diskussie. Of ze me niet voor Ferdinand een plak chocolaad moesten meegeven, en over de afmetingen, die bedoelde plak moest hebben uit een oogpunt van fatsoen. Het mocht niet iets uitbundigs van royaliteit zijn - alsof we gezocht hadden naar een dankbaarheidsuiting voor het enorme voorrecht, bij Ferdinand een dagje te mogen doorbrengen. 't Moest meer een hartelijk aardigheidje zijn; maar toch ook al weer niet zó miniem, dat twijfel kon rijzen aan onze gegoedheid. M'n moeder en Nel ruilden in termen die bewezen dat ze probeerden ‘om het kind’ te denken, allerlei psychologiese overwegingen uit, die hier op neer kwamen: wàt zal mevrouw Verwulft er van denken?
Ze wisten niet, hoe Ferdinand en ik radikaal al dat diplomatengedoe uitschakelden: ik gaf eenvoudig de chocolaad niet officiëel bij m'n entree, doch later, als ik met Ferdinand onder vier ogen was. Dat had voor hem het voordeel, dat er niet gerantsoeneerd
| |
| |
werd; we sloegen eenvoudig de tablet in tweeën, en aten ieder onze helft op, zonder ons te bekommeren over de afmetingen. Ja, dat is dan wel eens heerlijk geweest van humor, als we moeite hadden ons niet te verslikken bij het ongemerkt verwerken van flinke dikke moppen chocolaad, en mevrouw bracht ons serieus een vlies-dun wafeltje met een flauw chocolade-geurtje er aan...
* * *
Helemaal het idee van me afzetten, dat die school van Ferdinand een soort idioten-inrichting was, kon ik toch niet. Dat kwam ook door twee eigenaardigheden, die haar nóg maller maakten - in mijn oog - dan m'n eigen school. Ferdinand kreeg er nooit gymnastiek, en d'r was geen juffrouw aan die school.
U meent dat te begrijpen; u denkt dat ik zó gewend was aan een school waar ook gymnastiek gedaan werd, en waar in de laagste klassen juffrouwen waren, dat een van dit type afwijkende school me abnormaal voorkwam. Doch het zat bij mij, 't grijze kind, dieper. Ik wist precies het grote verschil tussen een schooljuffrouw en een schoolmeester, en ik had mijn ideeën omtrent de verhouding van lichamelijke en geestelijke opvoeding.
Om met het laatste te beginnen: altijd weer moest ik me er over verbazen, hoe de tegenwoordige beschaving die verhouding helemaal op z'n kop had gezet in haar scholen. Het armelijke éne uurtje ‘gymnastiek’, bij wijze van nieuwigheid, en dan nog zonder veel welwillendheid, toegelaten tussen de dertig ‘andere’ uren, dat was in mijn oog het aller-eerste begin van een herstel; de eerste stap naar een school die het er niet op aan zou leggen, zoveel mogelijk kinderen te vermoorden of voor hun verdere leven invalide te maken. En u begrijpt dus, hoe ik denken moest over 'n school die zelfs die eerste stap nog niet deed, en aldus ronduit erkende, z'n leerlingen naar het leven te staan.
Wat betreft het grote verschil tussen een schooljuffrouw en een schoolmeester, dat zit hierin, dat de juffrouwen in het algemeen
| |
| |
nog niet zó diep verdorven zijn als haar mannelijke kollega's. Er hangt in de lagere klassen van de school nog iets van de gezinssfeer; men heeft er nog de tijd, om de zaken zo pedagogies mogelijk te doen. De kinderen reageren nog zo stevig en regelrecht, en de juffrouw is daardoor gedwongen tot rekening houden met de kindernatuur. Bovendien is datgene, wat in die laagste klassen onderwezen moet worden, het lezen, weldra (ik zeg niet: van de eerste schooldag af) in overeenstemming met de behoeften van het kind, zodat het een met het ander genomen daar het onderwijs niet zozeer het karakter van een verkrachtingsproces heeft. Maar daarna komt de meester, en met hem wordt de school pas ‘menens’. Dit móét geleerd worden, dat móét er in; zo erg nauw met de pedagogiek kan het in die hogere klassen niet genomen worden, de kinderen moeten afgericht worden voor zeker denkbeeldig, maar daardoor nog te gevaarlijker, eind-examen-lagere-school, waarbij de krankzinnigste dingen schijnen te worden gevraagd. De kinderen verzetten zich niet erg meer; ze zijn echte schoolkinderen geworden, en onthouden door hun lijdzaamheid de onderwijzer de kostbare aanwijzingen, die hem anders nog wel tot de pedagogiek der natuur zouden kunnen drijven. En wat er nog aan verzet vertoond wordt, dat brengt men onder een af zonderlijk hoofdstuk, dat met onderwijzen geen verband meer houdt, doch handelt over een geheel aparte kunst: het ‘orde-houden’.
Het onderwijzerskorps is als 't ware een eeuw lang te verdelen geweest in twee grote afdelingen: de afdeling die in de lagere klassen werkte, en nog de kinderen zag, en de afdeling die in de hogere klassen werkte, en slechts de ‘leerstof’ zag. En daar de eerste afdeling voornamelijk de juffrouwen omvatte en de tweede de meesters, is in de loop der jaren de onderwijzer een veel afgrijselijker wezen geworden dan de onderwijzeres. Met het geslacht heeft dit onderscheid niets te maken; de onderwijzeres die lange tijd in de hogere klassen werkt, verwordt even hard; daarvan zou mijn zuster Nel, die op een ‘meisjesschool’ geweest is, sterke staaltjes kunnen vertellen, als ze zelf sinds haar schooljaren niet het hele leven zo raar was gaan aankijken.
| |
| |
Welnu, een school zonder juffrouw, met in de eerste klas al een meester, een man, een ‘leerstof’-d'r-in-brenger, dat was in mijn oog iets als een ‘maatregel’. Daar werden de kinderen op gestopt, waarmee zelfs in de lagere klassen geen tijd verloren mocht worden. En met mijn verstand van grijze kind kwam het me volstrekt niet onwaarschijnlijk voor, dat zulk een school uitgevonden zou zijn voor de zwakkeren-van-geest.
't Is me later gebleken, dat ik dat mis had. Die school van Ferdinand was er eenvoudig een voor de mensen, die nóg meer schoolgeld wilden betalen dan op mijn school, en de onderstelling dat het een idioten-inrichting zou zijn, was louter kwaad-aardigheid van mijn lieve, maar eeuwig-jaloerse familie.
|
|