In het rode Düdelingen
(1932)
Düdelingen oftewel, in het Frans, Dudelange, 't vierde stadje van 't Groothertogdom Luxemburg, was door onze gastheren verklaard tot een der bezienswaardigheden van het land, die we niet mochten verzuimen te aanschouwen.
Om even over tweeën suisden we in twee grote auto-cars naar 't Zuiden: Dudelange ligt vlak bij de Franse grens.
Het gezelschap was buitengewoon gemêleerd, en in een uitstekende stemming. De twee Engelsen en de Schot, op het congres-zelf toonbeelden van decorum-bewaarders, waren nu uitbundig, en zetten allerlei refrein-liedjes in. En wij anderen, zodra we maar even de wijs herkenden - Tipperary bijvoorbeeld was er ook bij, en enige kampvuur-songs, die ónze padvinders ook graag kwelen - wij anderen brulden lustig mee. En de ene houten pijp na de ander kwam voor de dag, en wij probeerden elkaars tabak.
Naast mij zat een Luxemburger, en vroeg galant, in welke taal 't mij conveniëerde te converseren, en ik zei grootmoedig: wat jou 't gemakkelijkst is. En hij begon voor de mop in 't Luxemburgs - maar ik antwoordde unverfroren in 't Hollands, en waarachtig, dat bleek óók te gaan!
‘De Majoreteet vun Didelengs gemengerôt ass sociaaldemokraat.
Zo, dus Düdelingen wordt rood bestuurd?
Ja, d'Arbechterpartei huut 't Verantwortung vun de Gemengegeschäften; de Burgemeschter ass sociaal, àn de twei Scheffene....’
Heus, ik heb in ons eigen land wel boeren ontmoet, waarmee lastiger te praten was....
't Lijkt af en toe geweldig op Hollands, dat Luxemburgs: in de loop van die middag is het me gebeurd, dat een deel van 't gezelschap in de autocar klaar zat om te vertrekken - en de burgemeester stond uit te kijken, waar de anderen waren; en op 'n gegeven moment riep-ie: ‘Nou komme ze d'r an!’