praatje nóg maar steeds over ons rond in 't buitenland, dat wij in volledig Adamscostuum zwemmen?
Je hoort je Duitse vrienden nog 'es anders van de Duitse ellende vertellen dan officieel op het congres, en je voelt plotseling hoe zwaar het voor hen geweest is, met hun geduldige glimlach toch nog ‘van de partij’ te zijn geweest....
Er is een Noor. Een griezelig-zwijgende Noor, die je telkens doet denken aan Snowden z'n portret. Je hebt al die dagen geen woord nog met 'em gewisseld, maar aan boord klamp je hem toch aan.
En één gevoel wordt overheersend: wat lijken wij, mensen, toch allemaal sprekend op elkaar, als we zó-maar-'es aan de praat raken....
En hoe groot is ons aller menselijke zwakte: wat hebben we een merkwaardige dorst, Schwachtgen, de Luxemburger en ik.... Wat vinden we dit een rare boot, een boot zonder buffet. Ja, zegt Schwachtgen, dat is een Germaanse dorst, die wij hebben; let eens op, hoe sober de Fransen zijn - geen-één heeft d'r dorst, die lui kunnen een hele dag vergaderen aan één stuk door, en dan is er in de zaal één karaf water voor de voorzitter - maar die voorzitter raakt dat water nog niet eens aan.
Ik onderneem een enquête: interpelleer onze Franse vrienden. Of ze óók zo'n dorst hebben. Ze glimlachen: geen kwestie van dorst. 'k Interpelleer de Duitsers. Hé, zeggen ze, heb jij dat óók? Wij vergáán van de dorst: komt zeker van al dat water om ons heen....
Is het een speciale Germaanse mànnenkwaal? Neen, want daar is mevrouw Reitsma. Opgetogen over de heerlijke vaart; prachtig, prachtig - maar wat zàl ik blij zijn, als we straks een koppie thee krijgen....
Thé in Restaurant Vaxholm, staat er op ons programma. En ik informeer voorzichtig bij een Zweed: dat.... restaurant Vaxholm.... Want ik denk: stel je voor, dat dat in Stockholm staat, dan zal mevrouw Reitsma op d'r koppie thee moeten wachten tot de boottocht afgelopen is....