In Praag
In de trein van Dresden naar Praag troffen we onze Duitse vrienden, en zij lichtten ons in: met eten moesten we wachten tot we de grens over waren, en een Tsjechische Speisewagen hadden, die was voortreffelijk. Natuurlijk volgden we die raad. En de Speisewagen bleek voortreffelijk; niet alleen wat het diner betrof, maar ook wat de ruimte om te zitten aanging.
En daar was ook weer die eigenaardige bekoring van de ‘lage valuta’; deftige biljetten van tien kronen, die goed beschouwd maar drie kwartjes kosten. Het is onzinnig, maar je voelt je rijk - je ziet een biljet van honderd kronen tóch aan voor iets dat veel meer dan tien gulden betekent; dat het maar net zoveel is als drie rijksdaalders, realiseer je niet.
En dus ben je rijk, je smijt letterlijk met kronen, met dingen die op guldens lijken - en dat ze niet eens een dubbeltje waard zijn, vergeet je. Je krijgt bij alles het gevoel: nou ja, dat kan me de kop niet kosten! Derhalve informeer je in 't hotel niet naar de prijs van de kamer, die voor je gereserveerd is, ook al is het toch wel een zekere geruststelling, dat de portier aarzelend vraagt: of het kàn, een kamer zónder bad. Ja zeker, da's goed, hoor, zo nauw kun je 't in de vreemde niet nemen....
En als dan later de rekening komt, blijkt een onzer om onnaspeurlijke reden een kamer van 48 kronen te hebben, en de mijne kost 20 kronen meer. En Reitsma en z'n vrouw samen betalen nog minder dan ik alléén!
Even wil ik opvliegen: twintig kronen meer.... maar dan reken ik om: een daalder, daar maak je toch, achteraf, geen herrie over?
Tsjecho-Slowakije is het leer-land, heeft men me verteld; dus ga ik in een winkel informeren naar een hand-tasje, voor het aardigste meisje ter wereld, dat eerstdaags jarig is. Loop verontwaardigd de winkel uit: ja, 'k zal daar mal zijn, tegen de honderd gulden - nou ja, kronen, voor zo'n dingetje. Maar bedenk dan glimlachend, dat het een gulden of zeven is. En