vingers onder de kin. De huid verschoof, maar de kaak bewoog niet. Zo koud als ze was...
‘Het gaat niet, Matti’, zei ik hulpeloos. ‘Ik zou er aan moeten gaan sjorren.’
‘In godsnaam dan maar’, zei ze. Ik schoof het kussen onder het hoofd weg, knielde op het bed, vouwde mijn handen onder haar kin. Ik was bang dat ik als ik te hard trok het hoofd van dat vergane lichaam zou scheiden. Ik zette kracht. De kaak bewoog niet.
‘Sorry Matti’, zei ik. ‘Het lukt niet. We hebben te lang gewacht.’ Ze keek naar me, zoals ik daar zat met het hoofd tussen mijn benen. Haar blik was gefascineerd. ‘Hoe heb je het gedaan, Jean?’ vroeg ze.
‘Hoe bedoel je?’
‘Hoe heb je het gedaan, daarstraks?’
Ik schoof van het bed. Ik legde de dekens netjes over moeders lichaam. Ik nam de bril uit Matti's hand en zette hem op haar gezicht.
‘Je vergist je, Matti’. ‘Ik heb niet iets gedaan.’ - Ze knikte heftig met haar hoofd:
‘Natuurlijk, je hebt gelijk. Het is maar beter dat ik het niet weet. Maar Jean...’ Ze keek me recht in mijn ogen.
‘... Misschien stelt het je gerust als ik zeg dat we allebei schuldig zijn. Ook al heb ik niet actief meegewerkt.’
‘Maar Matti, ik heb niet... - Ze onderbrak me:
‘Je hoeft niets meer te zeggen, Jean. Het is goed zo.’