het niet langer, mama, toe...
Ik liep weer naar de gang, de voorgenomen glimlach al op mijn gezicht.
‘Mathilde, zusje, waar blijf je?’ riep ik gedempt, onder aan de trap. Geen reactie. Ik ging naar boven en klopte zacht op haar deur.
‘Wat is er?’ - Haar stem was zo zacht dat ik het nauwelijks verstond.
‘Ik vroeg me af waar je bleef...’
‘Ik kom. Ga naar beneden.’
Ik wachtte even, opende toen de deur. Het was donker binnen.
‘Ik zocht een scheermes’, zei ik. ‘Ik ben het natuurlijk weer vergeten in te pakken.’
‘Het hoeft niet. Waarom zou je hem afscheren?’
‘Nee, nee’, zei ik. ‘Een baard is niets voor mij.’ Ik sloot de deur achter me. Duisternis. Ook hier had ze de luiken laten zakken. Omdat ik niet meer wist waar zich obstakels bevonden, bleef ik staan.
‘Zo'n kleintje’, zei ze. ‘Om je benen te scheren.’
‘O prima. Dat is goed...’ Ik deed een wankele stap in de richting van haar stem.
‘Je moet het me niet kwalijk nemen, Matti...’
‘Laat maar. Ze moet dood, Jean. Waarom help je me niet? Moet ik dan nog een paar weken bij dat bed staan, de neiging onderdrukkend om een vuilniszak te halen?’
Nu verlangde ik ernaar dat ze woorden als carcinoom