kamer niet meer binnen. Dat gold dus nog steeds. ‘Ik wilde eigenlijk gaan slapen, zusje.’
‘Met moeder besproken!’ zei ze schamper. ‘Nog steeds dezelfde fantast, baardmens! Schreeuwen op de steenberg! Kom hier.’
Ze kwam de kamer binnen, greep me bij mijn schouder. En opeens was hij er, de hoofdpijn. Ze duwde me naar buiten. Haar greep was krachtig. Ze liet me pas los toen we in de sterfkamer stonden.
‘Bespreek het nog eens met haar. Ik wil het graag horen.’
‘Blijf je van me af, ja?’ zei ik wat laat. ‘Ik hoef het niet opnieuw te bespreken. Zij wil het niet, dat is voldoende. Zonder haar toestemming zou het zoiets als een misdaad zijn. Bovendien ben ik een naaste verwant. Ik heb er ook een stem in.’
Ze ging op de stoel zitten, sloeg haar benen over elkaar, en zei:
‘Ik wacht.’
Het gezicht op het kussen bleef onbeweeglijk. Ik was bang dat ik begreep wat ze bedoelde.
‘Je zou minstens dat haar van het kussen kunnen vegen’, zei ik schaapachtig. ‘Het is niet nodig haar te verwaarlozen.’
‘Mama’, riep Matti in de richting van het bed.
Het gezicht reageerde niet.
‘Mama!’
Ze stond op en bracht haar mond dicht bij moeders