Natuurlijk, het hoeft niets te betekenen, maar u bent...’ - Ik zweeg. Misschien werden ze wel boos wanneer ik hen kenschetste als oud...
‘Wát zegt u?’ zouden ze misschien uitroepen! ‘De rijpere jaren, zult u bedoelen, de kracht van ons leven!’ - Op dat moment legde een zware, bebrilde vrouw haar breiwerk in haar schoot en zei:
‘Wij zijn op weg naar Grensdorp.’
Ik schrok.
‘U allemaal?’
‘Wij allemaal.’ - Waarop de man met het gehoorapparaat luid zei:
‘Wat is er? Wat wil hij weten?’
De vrouw keek me streng aan.
‘Daar lijkt u nogal van te schrikken.’
‘O, het is niets’, antwoordde ik. ‘Ik ben namelijk ook op weg naar Grensdorp. Is dat geen merkwaardig toeval? Mijn moeder is ernstig ziek, misschien stervende. Ik kom daarvandaan, ik ben er geboren.’
‘Aha’, zei de vrouw kalm. ‘Dan bent u dus Jean, Jean Paul, de zoon van de onderwijzeres. Ik herkende je niet door die baard.’
De gezichten om mij heen begonnen te stralen. Ze knikten me toe. Mijn naam ging de coupé rond, hier gefluisterd, daar op luide toon.
‘Wat wil hij weten?’ zeurde de man met het gehoorapparaat.
‘Heeft je zuster je nu pas gewaarschuwd?’ informeer-