De schadt-kiste der philosophen ende poeten(1621)–Jan Thieullier– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 232] [p. 232] Nievw liedeken op de wyse; Edel artisten coen. EDele gheesten vroet, Die redenrijck hanteren, v noot een blomken soet, VVilde ghy v verneren, VVilt rustich componeren, En weest nu alle verheucht, Set Momus in v deren, Toont v blomkens der vreucht. Neemt al tot vwer baet, Nymphen en oock Najaden, Pallas oock niet versmaet, Sy sal ten besten raden, En weest toch niet beladen, Doet als lief hebbers wijs, Flora van groene bladen, Vlicht eenen hoet propijs. Apollo met sijn spel, Sal v den gheest verlichten, De negen musen wel, Sullen v onder richten, Sijt toch Mercuri wichten, VVilt Zoylus achten niet, Al schiet hy met sijn schichten, Het is wel meer geschiet. Spreeckt toch al reden rijck, VVilt alle vreucht by bringen, Met edele musijck, VVilt toch lustich singen, Dat saters comen springen, Met hertten seer verblijt, Pan met sijn siringen, In desen nieuwen tijt. Prince. Prince den tijt is hier, Daer wy al naer verlangen, VVant in elck quartier, Is nu de vreucht ontfangen, Men siet de loouers hangen, Van bloemkens menich spruijt, Peoen bloemkens omvangen, Met alder hande kruijt. Timmert met Liefde. Knaep van de jonge Vreuchden Blomme binnen Bergen op den Zoom. Vorige Volgende