Nievw liedeken op de wyse;
Hansken ons gheburmans soon hy heeft my lief.
COmt Cleo singht een soeten toon,
Met Hymenaeus dynnen zoon,
De mey wilt helpen cieren,, en vieren
Aenschoudt het woudt,, daer menigh voudt
Siet hoe de Blonde Phebo rijst,
En Ceres ons sijn gonst bewijst,
En Floras vrughten rijsen,, om prijsen,
Zephyrus mindt,, den Hiacint,
Noch dick door tijts bewijsen.
Diana met haer maeghdts gheley,
Adonis met sijn Iaghts gheschrey,
Met radt gheswinde voeten,, t'ontmoetẽ
Eer dat Apollos brandt,, het landt
Met stralen comt ontmoeten.
Aurora Suster vande Maen,
Die steedts v straelen heen doet gaen,
Na Iupiter met vreden,, om reden
Dat ghyt gheboudt,, saf'ranigh soudt
| |
Prince.
Ghy Princen die Rhetorica,
En Mercuristen spoeydt Vdra,
Als door de Const ghedreuen,, verheuen
Minerua wijs,, sal v den prijs,
Na dijn verdienste gheuen.
Gheen mensch Volmaecht.
I. Lieffs.
|
|