De schadt-kiste der philosophen ende poeten(1621)–Jan Thieullier– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 180] [p. 180] Nievw liedeken op de wyse; Daer was een jonckman vroech opgestaen. FLora nu laet v trueren staen, Aurora brengter v bloemkens aen, Laet Phaëton nu wijcken, Apollo met sijn cracht Die heeft seer veel gevracht, Dat loof hy oock versacht, Comt nu wt strijcken. Diana vierich door den brant Met Phoebus den gulden wagen spant, Om d'aertrijck om te rijden, Dus en denckt op gheen verdriet, Pluto wijt van ons vliet, Den Mey ons nu bespiet In dese tijden. O Venus Goddin comt nu met spoet, Cupido oock me comen doet, Hier is vreucht te hanteren, VVant al de Nymphen schoon Met Minerua oock ten toon Die comen al van de troon, Liefd' sy begeren. Calisto is oock weder beurijt, Iuno leyt neer haer haet en nijt, T'is niet dan Melodijen, Die dierkens in het wout Hoort men op't groene hout, Sy bennen onbenout, Sy haer verblijen. Prince. Princelijcke minnaers coen Comt nu te veld' al in dat groen, Men hoort die dierkens quelen, Sy maecken groot geschal, En bennen sonder gal, Veel sijnse van ghetal, Compt haer verselen. Eer voor Kleer. Vorige Volgende