De schadt-kiste der philosophen ende poeten(1621)–Jan Thieullier– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 123] [p. 123] Nievw liedeken op de wyse; Schoon jonckvrou ick moet u claeghen. S'Morghens schijnt de sonne sachtich Inden dageraet, Maer haer straelen branden crachtich, Hoe sy hooger gaet, Soo wast mijn oprechte minne Tot v schoone maeght, Sy was soet in het beginne, Die mijn hert nu knaeght. Nacht en dach ben ick in truere Vol van droefenis, Hierom thoont vrouwen-natuere, Die genadich is, Al en ben ick v niet werdich, Door v deuchtsaemheyt Siet hoe mijn liefde volherdich Van v noyt en scheyt. Ghetrou heb ick my gedraghen, Altijt euen seer, Lijf en leuen sou ick waghen, Vroom al voor v eer, Altoos ben ick met verlanghen T'uwen dienst bereyt, Hoopende loon te ontfanghen Voor mijnen aerbeyt. Ick en soeck niet voor mijn loone Eenich gelt noch goet, Maer in eeren v persoone, VVt reyn liefde soet, Redelijck is mijn begeren, En weest niet gestoort, Oft om v sullen falgeren Mijn vijf sinnen voort. Prince. Edel schoon Princes der vrouwen Die in't herte staet, In v schoonheyt te aenschouwen Ben ick noyt versaet, Sonder v is alle vreuchde Voor my smert en pijn, VVant de blomme uwer jeuchde Troost het herte mijn. In Viericheyt Groeyende. Met Reden Verwint. Vorige Volgende