De schadt-kiste der philosophen ende poeten(1621)–Jan Thieullier– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina **5v] [p. **5v] Mey liedeken Gesonghen Tot eenen VVil-com van allen de Redenrijcke Blommen, tot de welcke de Peoene te vooren haer Caerten hade wt gesonden. WAnt nu den soeten Mey is voortcomen raeyn Die van Maya heeft sijnen name De Moeder van Mercuri t'poetlijck greyn En der Goden bode bequame Sijn Siluanus velden soo groene verfraeyt Met Floras schoon bloeysel rondtomme besaeyt Daer herse haren dauwe laet op dalen En Apollo verwermt met sijnen stralen. Onder alle dit Bloeysel dat Rhea voeyt Ben ick ondtploken als Peoene Die al dese Blommekens seer schoon ghegroeyt Heb ghenoeyt wt reyn liefde coene Tot dese mijnder feesten van Reden-rijck Dus heet ick v welcomen alle ghelijck Want naer dees comst had ick sulcken verlanghen Dat my mijn hert ondtsprinckt om v t'ondtfanghen. Al dijn Edel voeghden met ons oock verblijdt Princen Hooftliens Dekens Facteuren Philosophen en Poeten wie ghy sijdt Constenaren die dicht bespeuren Sijt al willecome in s'Mechels landow Ghy roose van Louen mette reyn kersow Den boeck van Bruxel diemen kent alomme Het Mari-cransken met de Corenblomme. Willecom ghy Landt-Iuweelsche Violier Goudt-blom en tackxen van Olijuen Ghy Moijses bosch metten Ionghen Lauwerier Catrinisten die const bedrijuen Den groeyenden boom binnen Liere vermaert Met oock het Iennetteken vol soeter aert Viluorts Goudt-blomken me te deser vren Weest willecome met al ons gheburen. [pagina **6r] [p. **6r] Willecom Christus ooghen in ons beuanck Oock Leli Broeders al te male Arschots terwen bloeysel metten wijngaert ranck Van Leew d'leliken wtten dale Willecom Corenblomken van Thienen me Olijftack van Sint Truijen hout hier oock Ste Mol, Gheel, Helmont, en ghy Hasselsche roose Verheught v nu met ons een corte poose. Willecom vreugden Blom van Berghen op Soom Cauwoord van Herenthals vol seghen Bredaels bercken rijs metten oraeygni-boom En al die in Brabant gheleghen, Willecomme gheesten, oock wt Vlaender-lant Hollant, en Seelant, die door der liefden brant Ons Feest hebt willen comen vereeren Sijt al willecome k'napen en heeren. Prince. En belght u niet ghy Prinslijcke Heeren fier Al versuijm ick veel camers namen En al noem icker vele in mijn pampier Die t'onser feesten niet en quamen Onkennis dede my dese foute slaen Dus laetse onghemerckt willigh henen gaen Om dat ons vrindtschap mach wassen en rijpen Rechte minnaers sullen selden begrijpen. Selden Rvst. Vorige Volgende