nen over de kap hing, maar indrukwekkend en plechtig rechtop werd door een der anderen de standaard vastgehouden, dat zilveren pronkstuk, zwaar en rinkelend van de vele gouden medailles en zilveren lauwerkransen, beladen als een flonkerende kerstboom, maar oneindig waardevoller, omdat ieder stuk, óók het kleinste, de kostbare vrucht van een muzikale triomph was in binnen- en buitenland. Met een variant zouden we hier een vers op willen schrijven, dat beginnen moest met de regel:
‘Zó rijdt de Koninklijke Staar......’
Voornaam en statievol, en méér dan ooit enig stadsbestuur was, de ware representanten van de stad, gezanten van het volk van Maastricht en van de ziel van dat volk. Breed van geest en ruim van hart, muzikaal in hart en nieren, volkomen gespeend van iedere standseparatie, de oer-echte Maastrichtenaar naast de Hollandse belasting-controleur, werkman naast bankdirecteur, rooie of blauwe, protestant naast katholiek......dát was steeds de ware Staar. De Staar heeft veel meer gedaan dan gezongen. Gewerkt en geploeterd is er geworden op de repetities, gebeiteld door Peter Gielen om de verdoken muzikaliteit van de Maastrichtse zangers er in volle glans en schoonheid uit te halen, maar dat zou nimmer gelukt zijn als daar niet tegelijk Thèj Meertens geweest was ‘l'organisateur de la victoire’, zonder wiens persoonlijke bezieling de knapste maarschalk misschien niets bereikt had, maar wat allemaal niet verhinderde dat ver na middernacht menige echtgenote in bed nog eens wakker gemaakt werd om de laatste ‘goeie’ te horen van Jos Smeets, van Jefke van Deursen of een relaas te krijgen van de streken die Giel van Alphen op de repetitie weer had uitgehaald.
De geschiedenis van De Staar kan geen musicoloog