staanbaar...... zo zal het schuimende Limburgs bier over de grenzen van ons gewest vlieden, onweerstaanbaar......
Vergeef mij Homeros, dat ik roof pleeg in Uw verzen. Hadden Uw Grieken dit bier gedronken, zij waren niet zo lang blijven mieren rond de muren van Troje, en de stad van Priamos zou tien jaar eerder gevallen zijn tot vreugd van onze jeugd.
De eerste Mei-dag zal ten eeuwigen dage in onze memorie als een schilderij blijven, om nimmer te vergeten. Op dit schilderij ziet U op de voorgrond de kabbelende Geul en daarachter de onvergelijkelijke luister van bloeiende appelweiden. Het groen der vlakke beemden is besprenkeld met boterbloemen, Meizoentjes, Pinksterbloemen en Wylderse kindertjes met de pinguins van een koppel nonnen, trouw als herdershonden. En dan is er nog dat manneke, dat met een lang gloeiend ijzer twee-en-vijftig kamers liet ontploffen, waarvan de knallen door de vallei sloegen, rolden tegen de coulissen der beboste heuvels, en alom verkondigden, dat een nieuw bier geboren was en ten doop gehouden werd.
Sneller dan met radio of televisie had het niet aan dal- en heuveldorpen kunnen overgebracht worden. Op dit sein haalden de mannen van St. Gertrude de fanfare-instrumenten uit de kast, lieten de L.T.M.-chauffeurs de bussen stoppen en hing professor Jansen in Wittem zijn jas om de schouders, zette het zwarte kalotje op en trok Wylréwaarts. De directeur van de Oranje Nassau-mijn te Heerlen sloot zijn lessenaar, zuchtte voldaan ‘ah’ en stuurde zijn auto naar de samenvloeiing van Geul en Gulp, waar Donderdagavond alles te samen gevloeid was wat prominent en lief, geleerd en verstandig, autoriteit en mijnwerker was, melkmeisje en gymnasiast, winkel-