Liefst waren wij na de Gloria al uit de kerk gerend, want nu waren de eieren er al, maar we durfden het voorschrift om de hele mis bij te wonen niet ontduiken, want dat kon wel eens verkeerde gevolgen hebben. Evenmin als Sinterklaas geen kinderen wakker wil vinden, zo wilden de klokken geen kinderen buiten de mis van Paaszaterdag houden. Wij bleven daarom popelend in de kerk, luisterden naar 't driemaal telkens hoger gezongen Alleluja van de pastoor, en vreesden als de hele parochie ieder jaar, dat het met 't laatste alleluja mis zou gaan omdat 't eerste te hoog was ingezet.
Wij hadden geen tuin, alleen maar ‘'ne steiweeg’, maar de klokken waren daar niet minder kwistig, want behalve op de steiweeg zelf lagen op alle vensterrichels eieren en in de grot van Lourdes, die daar van kraaien en cement gemetseld was. Zelfs hingen wel eens eieren tegen de muur aan de spijkers van de wilde wingerd, en een enkel dat van de vensterrichel was gerold, lag te pletter op de stenen, en leverde het stellige bewijs dat ze wel degelijk van hoog uit de lucht uit de bronzen klokmantels gestrooid waren.
Ook in onze jeugd waren er al hoogst zonderlinge mensen waar de klokken pas op Paas-Zondag de eieren brachten. Daar begrepen we niets van, want we wisten toch wel héél goed, dat onder de Gloria van Paas-Zaterdag de klokken terug kwamen. Trouwens je wenst elkaar toch ook Zalig Pasen op Paas-Zaterdag, hoogstens doe je het 's Zondags nog een keer, voor de aardigheid. De Paas-Zondag was maar een gewone Zondag, behalve de kwelling van een paar nieuwe schoenen of andere lastig zittende nieuwe kledingstukken.