Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)
(1955)–C. Thewissen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
HEBT u dat nooit ervaren dat de dag voor een hoge feestdag nog feestelijker kan zijn dan het hoogtij zelf? Het is trouwens helemaal volgens de kerkelijke liturgie, waar de vespers de avond te voren de plechtigheden inzetten. Maar ook minder kerkelijke personen maken van de Zaterdag al een halve Zondag. Hoeveel zie je niet in de namiddag al op z'n Zondags naar de coiffeur stappen en tegen vijf uur de café'kes binnen trekken? Bij ons thuis was het Tina, die elke feestdag inzette met de dag te voren héél héél vroeg op te staan, zogenaamd om de draai te krijgen, in werkelijkheid om tegen drie uur in de middag al kant en klaar te zijn, naar boven te trekken om ‘zich aan te doen’ en de Zondag van de volgende dag al vast te beginnen. Zo had Tina de Zondag naar Zaterdag en de Zaterdag naar Vrijdag willen verplaatsen. Viel zo'n hoge feestdag bijvoorbeeld op Woensdag, dan kon Tina in haar planmatige werkverdeling 's Zondagsavonds Ma er aan rappeleren, dat het vandaag eigenlijk al Donderdag geweest was. Met al dat vooruit werken kwamen wij in ieder geval bijtijds in de stemming, en ......'t werk werd pront gedaan. De keuken was nooit zo krakend proper als op zo'n dag van te voren, wanneer we de middagkoffie dronken rond de met mergel geschuurde houten tafel. Toch dreigde ieder jaar op de Vigiliedag van het vredesfeest bij excellentie de huiselijke vrede regelmatig verstoord te worden, omdat dan in de pas geschrobd en geboende huiskamer het kribbetje werd opgezet. | |
[pagina 28]
| |
Nu moet u weten dat het kribbetje opzetten bij ons geen kleinigheid was. Dat kribbetje was niet het gebruikehjke houten stalletje met strooien dak, dat je maar van de zolder hoeft te halen, af te stoffen en zijn plaats te geven. Help neen! Onze krib - of liever de krib van Pa - vroeg een complete verhuizing en verbouwing. Pa had een artistieke en historische knobbel. Hij vond het niet juist dat wij hier van de stal van Bethlehem een soort Vlaamse of Limburgse boerenstal maakten. Neen, hij moest dat secuur hebben. Die stal, dat was eigenlijk een grot geweest in een berg, en daarom was onze krib óók een berg, die met hulp van stapels lege sigarenkistjes, eigengemaakt rotspapier - tegenwoordig is dat ook in de handel, maar ik geloof dat Pa de promotor er van geweest is - en zeker wel twee gros punaisen werd opgebouwd op 't marmeren blad van de hoge oude secretaire. Daarvoor moesten dan eerst de Crucifix-onder-de-stolp en de twee Japanse vazen - waarvan één een groot gat had aan de achterkant - voorzichtig naar de slaapkamer gebracht worden. Ook een oude gravure, voorstellende een Italiaanse haven met een middeleeuws fort en hoge schepen en masten, moest van de muur genomen worden met de nodige andere schilderijtjes en prulletjes, zodat werkelijk het terrein grondig geprepareerd was, want die berg van Bethelhem reikte met alles wat er bij hoorde wel tot aan het plafond. Dan werd de grote vierkante roodgeschilderde kist van de zolder gehaald, waarin het rotspapier, de beelden en de schapen zaten, want Pa vond 't flauwe kul om bij een kribbe drie herders en twee schapen te zetten. Dat was natuurlijk een hele kudde geweest! En daarom werden bij onze krib de schapen met tientallen over de ganse berg verspreid. Met veel | |
[pagina 29]
| |
fantasie en verdienstelijke regie klauterden de lammeren tot op de hoogste rotspunten op zoek naar plukjes mos van Nijst-Penders. Het was omdat het aardrijkskiuidig niet klopte, anders hadden we vast op de hoogste toppen nog eeuwige sneeuw er bij gemaakt. U begrijpt dat wij de rooie kist, waar dat allemaal uit te voorschijn kwam, het hele jaar door met respect behandelden. Op zolder, waar we
overigens niets met rust lieten als we onze eigen initiatieven botvierden, van af het vastenavondsgoed tot en met ouwe paraplu's en nachtstellinkjes, lieten we de rooie kist met vrede. Daar bleven we van af. Een diep respect was ons daarvoor ingeprent. Die kist had iets plechtigs, dat uitsluitend bij Kerstmis hoorde en in ieder ander seizoen zou vloeken en ongepast zijn als Paaseieren met Sint Gielis. En diezelfde rooie kist had op Tina elk jaar de dag voor Kerstmis het effect van een rooie lap op een stier, zodat zij - machteloos tegenover deze familietradi- | |
[pagina 30]
| |
tie, en in haar hart al evenzeer verlangend naar de Kerstkribbe als wij allemaal - om drie uur al naar de Bruine Paters trok om haar ketel te schuren en niet te hoeven zien, hoe in haar pasgepoetste kamer alweer voor niets gewerkt was. De bouwerij nam de hele avond in beslag, ja vaak moest op Kerst-morgen de laatste hand er nog aan gelegd worden. Herderskoppen en schapenpoten moesten gelijmd en in die diepe kist kon toch nooit genoeg zitten of ik moest tussenbei nog enkele malen naar Penders op de Munt, waar de klanten die dag queu maakten als bij de distributie. Ook in de straten hing dan al de kerststemming. De mensen liepen gehaast en in de etalages brandde rood licht. Op de hoek van Achter-het-Vleeschhuis kwam opeens het gebons van de Grote Klok met wat Karreljon er om heen gestrooid, en dan was 't of de vreugde om de grote dag als een prop in je keel schoot, je kneep je handen eens in een vuist en haastte je naar huis om de krib af te bouwen. Er boven tegen de muur werd een nachtzwarte plaat gehangen, waarop een grote groep van de prachtigste engelen geplakt, die met veel handen ‘Gloria in Excelsis’ vast hielden, geflankeerd door twee aartsengelen, die nóg mooier waren, en boven dat alles een extra-hoogvlieger, die met zijn vleugels nu werkelijk tot aan het plafond van de zeer hoge kamer reikte. Wat waren die engelen mooi! Pa had ze mee gebracht uit Aken of uit Luik, waar je altijd mooiere engelen kon vinden dan hier. Ik heb op die engelen als kind zo intens zitten kijken, dat ik jaren later nog wel eens een meisje kon ontmoeten, dat een treffende gelijkenis vertoonde met een van deze hemelingen, bijvoorbeeld met die éne links boven in dat zacht-blauwe kleed...... Was alles klaar, dan werd de lade van de secretaire uit getrokken | |
[pagina 31]
| |
en op die platte rand een héle rij kaarsjes gezet. De krib was meermalen gefotografeerd, en Pa had er zelfs toverlantaarnplaatjes van laten maken. Bij de familievoorstellingen was dit plaatje altijd een vers succes en werd met een bewonderend ‘Ao! de krib!’ begroet.
* * *
Maar op de dag voor Kerstmis werd ook de keuken demonstratief door Tina in de steek gelaten. Want daar trok ma dan met de oudere zusters binnen om de jaarlijkse leverworst te maken. In Maastricht geen Kerstmis zonder leverworst! 's Morgens had de slager al de darmen gebracht, die nu in een hoek van de keuken in een emmer water stonden. De kinderen moesten daar altijd met enig geweld van weg gehouden worden, want hun attentie voor de darmen was wel eens zo groot dat die glibberige dingen náást de emmer terecht kwamen. Alle preparatieven werden met de grootste aandacht gevolgd: het weken van het wittebrood in de melk, het schoon maken en opzetten van de lever, het spek en het andere vlees, het bijvoegen van de speciale kruiden. Alles gebeurde in de grootste kommen en ketels die in huis waren. Wij hingen aan Ma haar rokken en liepen haar danig in de weg, werden tien keer de keuken uitgebessemd maar zagen toch telkens weer kans terug te komen. Vooral moesten wij er bij zijn, als het vlees door de molen ging, die nu van een lange blikken tuitel voorzien was, waar de darm werd overheen getrokken. Dan lagen de dikke stompen op de schotels en borden te dampen, want dichtgebonden werden ze altijd nog even nagekookt. De leverworst zoals Ma ze maakte, zo maakten ze ze nergens, zeiden we altijd, en om Ma plezier te doen werd het hele octaaf nog eens extra afgegeven op de leverworst van de | |
[pagina 32]
| |
slagers, die van één beest een kilometer worst moest draaien met Kerstmis. Vooral toen de oudere zusters gingen vrijen, waren de aanstaande schoonzoons altijd bijzonder uitgelaten en leuk als het er om ging de leverworst van Ma te roemen. Toch moet ik ter rehabilitatie van de slagers zeggen, dat Ma er nog al veel wittebrood in deed, zodat ik als kind lang gedacht heb, dat het gebrek van de slagersworst vooral hierin zat dat ze te donker was. En nog herinner ik me de goedmoedigheid waarmee Pa zich in de boterhammenvleesdebatten mengde met de opmerking: ‘Dao is niks zoe zuver wie weurs, die is aon twie kante tow en dao kin dich geine get infoetele!’ En nu zou ik nog kunnen vertellen hoe mijn zusjes op hun beurt vooruit werkten voor de Nachtmis, en 's avonds te voren hun Zondagse zéér hoge rijglaarzen alvast aangetrokken en gerijd hadden en zó in bed kropen. En dan over het feestelijke koffie-drinken na de Nachtmis, waar Ma het alweer had klaar gespeeld, éér wij thuis waren, de kachel aan te steken en koffie te maken, zodat ons aan de straat-deur de warmte en de goede reuk al tegemoet kwamen. En dan de lange, de héél lange tafel waar de leverworst het ‘piece de résistance’ vormde, en die extra feestelijk was omdat dan in de goede kamer de grote Tina, het kleine Tineke en ook de Doevevrouw met ons koffie dronken, wat alleen op Kerstmis en Driekoningen gebeurde. Maar zoals ik al zei, de dag vóór Kerstmis was eigenlijk al feest genoeg geweest voor ons kinderhart toen de Kerstboom nog niet geïmporteerd was in de Limburgse huishoudens, de suikerbakkers nog geen kerstkransen maakten, om maar helemaal te zwijgen van Reveillons of de fuifpartijen onder de mistletoe...... |
|