worden aanbevolen, was er van zelf. In de keuken hing niet alleen tegen de deur van de ketelenkast een kleurige huiszegen, die ieder jaar van dezelfde vrome deurventer gekocht werd, maar ook de kokerij zelf werd in alle seizoenen vastgekoppeld aan heiligedagen. Mèt de onvergetelijke heerlijke ‘reubesop mèt hamelvleis’ was het na Kerstmis afgelopen, want ‘Es 't Keerskinneke is gebore, höbbe de reube hönne smaak verlore!’ De eieren werden in de kalk gelegd tussen de twee Lieve-Vrouwedagen, 15 Augustus en 8 September, zodat we moeten aannemen dat zelfs het kippenhok zijn kwaliteitsproductie naar deze feesten had geregeld. Wij aten nooit vijgen na Pasen, en St. Jan maakte een eind aan de asperges. Zelfs of wij onze borstrok al mochten uitlaten of weer moesten aantrekken, hing met de een of andere heilige samen. Rond Sint Jan kregen we als we op stap gingen altijd de waarschuwing nageroepen, vooral niet naar de Maas te gaan, want: ‘Sint Jaan! 'ne vès of 'ne maan!’ wat betekent dat omstreeks die dagen altijd iemand verdrinkt.
* * *
De Gulden Mis was ook zo'n gebeurtenis, die extra in onze kindermemorie werd geprent. Wij kregen de aansporing altijd in deze vorm mee naar bed: ‘Dee muirge 't ierste in de kerk is, krijg vaan de pestoer 'ne guilde!’
Ik kan dit niet als een leugen aan de kaak stellen, want al trokken wij op die Quatertemper-Woensdag vóór Kerstmis, in het diepe duister naar die ‘Golle Mès’, ik ben er nooit het eerst geweest en werd ieder jaar opnieuw getroffen door de stralende luister van deze Gulden Mis, die met overdadig veel licht en pracht van paramenten ons een voorsmaak