Hoofdstuk 13
Het blinde katje
Op een rustige dag niet lang na de dramatische gebeurtenis met Piroush en Charlie Po-ko-Pauw zaten Oma, Lap en Troela op het erf.
Ze soesden een beetje in het ochtendzonnetje.
Af en toe keken ze of de andere honden hun werk wel deden.
Security is een continu bedrijf, bewaking moet er altijd zijn, dag en nacht.
In de stal waren wel mensen aan het werk, maar het huis was leeg.
Moe en de kinderen waren in de stad voor werk en school.
Die mensenkinderen waren al zo groot geworden, ze zaten niet meer op de basisschool. WOW deed het goed op school met leren en wist al wat ze later wilde gaan studeren; iets dat te maken had met de ontwikkeling en het opgroeien van mensenpups, kinderen. KAA was ondanks zijn beperkingen heel goed groot gekomen. Troela wist dat zij daar veel aan had bijgedragen. KAA wilde boer worden, dan kon die mooi het bedrijf overnemen. Het was dus zaak de bewaking goed georganiseerd te houden ook voor de toekomst. Zelf werden de dieren een dagje ouder. Oma was al over de vijftig jaar. Voor ezels tellen gewoon de mensenjaren, maar voor honden en katten moet hun leeftijd met zeven worden vermenigvuldigd.
Lap en Troela waren even oud als KAA, het eerste mensenkind en die was al veertien.
14 x 7 = 98
Bijna honderd jaar!
De mensen vonden dat ook al oud en daarom waren ze maar gestopt met de prikpil, die Lap altijd kreeg om te voorkomen dat ze om de haverklap een nest produceerde. Vroeger toen ze nog jong en kras was, kwamen er katers uit de buurt op het erf. De honden vonden dat niet prettig, maar Lap genoot van ‘bal op 't dak’. En dan kreeg ze weer een nest kittens, soms wel twee keer per jaar, daarom werd ze door de mensen op de prikpil gezet. Vanwege haar hoge leeftijd dachten de mensen dat dat niet meer nodig was.
Niettemin, Lap wist nu toch zeker dat ze drachtig was. Ze had het niet kunnen laten om met die vrolijke kater, die vanuit het bos achterop, over de dam naar het erf was gekomen, aan de rol te gaan. En nu zat ze met de gevolgen. Toch weer kleine poesjes...
Gelukkig voelden ze zich alledrie nog prima, ze waren nooit ziek en Troela en Oma zouden Lap wel helpen als de zorg voor de kittens haar te veel werd.
Er werden drie kleine katjes geboren, maar het was niet goed met ze.
Twee gingen er al direct dood.
En die derde, die had geen oogjes. Gewoon maar twee lege gaatjes in zijn kopje. Hij was natuurlijk stekeblind. Wat moest daar nu van terecht komen?
Lap maakte zich ernstige zorgen en probeerde hem zo lang mogelijk in het nest te houden, dat ze had gemaakt in de voorzaal onder de boekenkast.
Maar een jong katje wil net als elk ander jong wezentje de wereld verkennen.
De mensenkinderen vonden het katje erg lief en van hen mocht hij alles.