Hoofdstuk 7
Biggen
Overdag moesten Moe en de mensenpups naar het werk en naar school en dan waren die arme biggetjes, die niet in de stal konden blijven zonder verzorging. Vooral met de ‘spreadlegs’ biggen hadden Troela en Lap het te doen. Deze biggetjes konden niet lopen, omdat hun achterpoten helemaal wijd uitgespreid waren en Moe en Wow hielden ze op het balkon. Ze maakten een soort broekje voor hen, waarin hun achterpoten gespalkt en getaped werden, zodat ze langzaamaan wel leerden lopen. Intussen konden ze niet terug naar de stal, naar hun moeder en overdag waren ze aan hun lot over gelaten. Ze moesten groot gebracht met pap, of iets anders, peinsde Troela...
Troela wist wel raad.
Het was niet zo moeilijk over het poortje van het balkon heen te komen, dat had ze toen KAA klein was dagelijks gedaan.
Al hadden die mensen van haar de boel nog zo goed gebarricadeerd, omdat ze bang waren dat zij als rasechte Dobermann Pincher kleine weerloze biggetjes zou dood bijten, ze kwam toch wel bij ze!
Ze strekte zich uit op het voorbalkon met al haar tepels bloot en de biggetjes kwamen zelf luid piepend en gillend, vechtend om de dikste tepel, hun buikjes vullen met puppenmoedermelk. Ze groeiden als kool.
Een kleine bijdrage aan de struggle for life van haar mensen.
Dat die kleine gulzigaards haar hele buik ontvelden omdat ze nu eenmaal met hun gekke lange tanden geboren worden, tja, daar had ze niet bij nagedacht. Maar gelukkig dat Lap haar kon helpen met het likken van de wondjes.
Wat een werk had ze gehad toen haar mensen de biggetje terug hadden gezet in de stal, in een eigen varkenshok. Troela was uren bezig geweest om een gat in het deurtje te maken en het was ook nog een klus om die biggen terug te leiden naar het balkon. Pas later begreep Troela dat de biggen in de stal waren gezet omdat ze groot genoeg waren om vast voedsel, echt varkensvoer, te eten.