Elf
(2013)–Marja Themen-Sliggers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
Interview‘Wat doe je nou?’ Rinaldo kijkt het meisje niet-begrijpend aan. ‘Je brood, kijk nou wat je ermee doet,’ zegt Chanelle met een afkeurend gezicht. Rinaldo staat het brood dat bedoeld was voor de pauze op school, doelloos te verkruimelen. ‘Waarom doe je dat? Ga je het niet eten? Eigenlijk wil hij zeggen dat ze zich met haar eigen zaken moet bemoeien, maar Chanelle is nog niet zo lang zijn vriendin. Ze is in zijn ogen het mooiste meisje van de school en ze is heel popi. Rinaldo heeft moeite moeten doen om haar zo ver te krijgen, dat ze zijn meisje werd. Nu kan hij haar niet gaan afsnauwen. ‘Kijk eens daar.’ Chanelle wijst naar de overkant van de straat. ‘Als jij je brood toch niet eet, waarom geef je het dan niet aan hém?’ ‘Aan die zwerver...?’ reageert Rinaldo verbaasd. ‘Waarom zou ik?’ ‘Omdat jouw vader geld genoeg heeft om brood voor je te kopen en schoolgeld te betalen, daarom! En hij daar ...’ Chanelle's stem sterft weg. Ze heeft haar punt gemaakt. ‘Nou ik heb nog meer brood, hoor. Moet je 'm dat dan gaan brengen?’
Met zijn tweeën kijken ze naar de zwerver, die een beetje verloren in de motregen staat, met een zwarte vuilniszak over zijn schouders. Hij houdt de jongen en het meisje goed in de gaten. Hij voelt kennelijk dat ze het over hem hebben en misschien hoopt hij dat er iets eetbaars zal achterblijven als de pauze voorbij is. ‘Geef hier!’ Plotseling is Chanelle vastbesloten. Ze steekt gebiedend haar hand uit en Rinaldo legt zijn pakje brood erin. Met opgestoken paraplu steekt ze de straat over en geeft het brood aan de man. Daar is mijn ontbijt en lunch en misschien ook wel mijn avondeten, denkt hij.
Chanelle keert niet direct terug naar het schoolerf, maar door de paraplu kan Rinaldo niet precies zien wat er aan de overkant van de straat gaande is. Het lijkt wel of ze een gesprek hebben, of ze met elkaar aan de praat zijn geraakt. | |
[pagina 74]
| |
De bel gaat, de pauze is voorbij en Chanelle holt de weg over. ‘Wat moest hij van je?’ Rinaldo vraagt dat terwijl ze zich haasten naar hun klas. Na de pauze kan je maar beter niet te laat komen, weten ze uit ervaring. ‘Ik geloof dat ik hem ken.’ Chanelle die een zwerver kent, dat lijkt me sterk, denkt Rinaldo. Er is geen tijd meer om haar te vragen hoe dat zit. De les begint. Het gaat over allerlei vormen van communicatie. De klas weet dat er een opdracht aan vast zit, dus moeten ze goed opletten. Ze moeten een interview voorbereiden en uitvoeren. Bovendien worden de leerlingen aan elkaar gekoppeld. De interviewopdracht is bedoeld voor duo's en het is niet makkelijk om de leerkracht zover te krijgen dat hij de duo's indeelt naar hun zin. Stel je voor dat je zoiets moet doen met iemand waar je de pest aan hebt...
Na veel geharrewar zijn de tweetallen gevormd en is het Rinaldo en Chanelle gelukt samen een duo te vormen. Leerkrachten zijn meestal niet slim genoeg om in de gaten te hebben hoe de werkelijke relaties in een klas zijn, denken de leerlingen. Ze zorgen er wel voor dat dat zo blijft, bij het vormen van kleine groepjes kunnen ze meestal de indeling wel naar hun eigen hand zetten. De persoon die ze moeten interviewen mogen ze zelf uitkiezen en binnen enkele dagen zijn er al afspraken voor interessante interviews doorgegeven: de DNA-voorzitter, de directeur van Staatsolie, de minister van Justitie. Allemaal komen ze op verschillende tijden in de les.
Rinaldo en Chanelle hebben nog niet kunnen besluiten wie ze zullen vragen. ‘Heb jij al aan iemand gedacht?’ vraagt Rinaldo, als ze na schooltijd staan te wachten op de schoolbus. ‘Eigenlijk wel, maar ik denk dat jij dat niet goed zal vinden.’ Ze heeft de zwerver in gedachten, de man die ze een paar dagen geleden het brood van Rinaldo is gaan brengen. Hij heeft wel gezien dat ze nog met hem heeft gesproken, de dag na die van het brood, maar ze hebben het er niet meer over gehad. Nu vertelt Chanelle dat ze hem inderdaad heeft gekend, vroeger, toen hij nog niet rondzwierf. Het is nog een jonge man, vertelt ze, die als kind bij haar in de buurt woonde, in Uitvlugt. | |
[pagina 75]
| |
Natuurlijk is hij wel een stuk ouder dan zij, maar ze speelde wel eens met zijn jongste zusje. Zij herinnert zich dat hij met zijn broers en zus en ouders naar Nederland is gegaan. Nu is hij terug en de rest van de familie is nog daar. Hij heeft niemand hier, daarom zwerft hij. Rinaldo twijfelt. Is dat wel een goede keus, die zwerver in de klas? Wat heeft hij te vertellen? Zullen ze ons niet uitlachen? En dan, wil hij wel geïnterviewd worden? Nou, dat laatste kunnen ze hem vragen en als hij ja zegt kunnen ze het interview ook met hem oefenen, de vragen goed voorbereiden. Nee, Chanelle denkt niet dat ze zullen worden uitgelachen. Dit is juist heel origineel en zelfstandig, vindt ze eigenzinnig. Alle andere personen die geïnterviewd zullen worden, zijn vrienden en kennissen van ouders. Lekker makkelijk. Maar hún geïnterviewde hebben ze helemaal op eigen kracht gevonden. Als hij tenminste ja zegt. Al half overtuigd zegt Rinaldo: ‘Laten we hem dan eerst maar eens vragen.’ In de pauze zien ze hem staan onder de boom, aan de kant van de weg en ze beginnen samen over te steken. De zwerver vertrouwt het niet, want hij draait zich om en wil weglopen. ‘Hij is bang voor je.’ Chanelle wenkt Rinaldo dat hij achter moet blijven aan deze kant van de straat en loopt zelf vlug door, naar de overkant. Ze praat even met de man en dan gebaart ze naar Rinaldo dat hij ook kan komen. De pauze is net lang genoeg om uit te leggen waar het om gaat en tot zijn verbazing moet Rinaldo toegeven dat de zwerver gewoon praat, nog verstandig ook. Voordat de bel gaat hebben ze een afspraak voor de volgende middag. In ruil voor een brood en een portie wil hij wel meewerken aan de voorbereiding van het interview. De zwerver geeft Hendrik als zijn naam op. Hij wil zijn echte naam niet gebruiken om zijn familie niet in opspraak te brengen, want hoewel ze in Nederland wonen, je weet maar nooit... De volgende dag na schooltijd gaan ze niet met de schoolbus. Ze wachten tot alle andere leerlingen weg zijn en gaan dan naar hun afspraak. ‘Hendrik,’ begint Rinaldo, maar hij wordt direct onderbroken met: ‘Jullie mogen nu Hendrik zeggen, maar tijdens het interview | |
[pagina 76]
| |
vind ik “meneer Hendrik” wel deftig. Hij grijnst erbij en ook Rinaldo en Chanelle zien de humor ervan in. Rinaldo, die eerst toch een weerstand voelde, eigenlijk een beetje bang was voor de zwerver, voor Hendrik, begint langzaam meer vertrouwen te krijgen en durft nu te vragen waarom hij eerst bang was voor hém en niet voor Chanelle. Was dat alleen omdat hij haar nog kent uit haar kindertijd, of omdat ze een meisje is? Hendrik herinnert hen aan de mishandeling en de moorden op de zwervers, enige tijd geleden. De kranten hebben er bol van gestaan. Daar word je wel bang van, hoor, van zo'n hele groep rijkeluisnietsnutten, die met hun dure auto's de stad 's nachts onveilig maken en nog wapens hebben ook. Het was uitgebreid in het nieuws. Kranten lezen is voor een zwerver geen probleem. Mensen laten ze overal liggen. Hendrik leest ze waarschijnlijk beter dan Rinaldo en Chanelle, terwijl die dat toch voor school ook zouden moeten doen. Een beetje beschaamd geven ze toe dat hij gelijk heeft, ze lezen niet graag de krant, maar over de moorden op zwervers hebben ze wel gehoord. Vreselijk! Ze oefenen het interview door de vragen die ze van tevoren hebben opgeschreven, samen met Hendrik door te nemen. Het blaadje laten ze bij hem achter zodat hij het nog eens kan overlezen en zich goed kan voorbereiden. Hendrik wil nu nog geen antwoorden geven, die bewaart hij voor in de klas, bij het echte interview. Rinaldo en Chanelle vinden dat wel eng. Hij moet weten dat de andere kinderen in de klas ook vragen mogen stellen. En de leerkracht. Ze moeten er niet aan denken dat Hendrik het niet goed doet, dat hij gekke of stomme antwoorden geeft. Dan krijgen zij een onvoldoende. Hij verzekert dat ze echt niet bang hoeven zijn en ze laten hem alleen met zijn brood en zijn portie.
Op de dag dat hun interview zal plaatsvinden zijn Chanelle en Rinaldo wel zenuwachtig. Als ze op school komen is Hendrik nergens te bekennen. Misschien komt hij later, het is nog vroeg, denkt Chanelle. Ook in de pauze is hij er niet. Het laatste uur zijn zij aan de beurt. Als hij nou maar komt opdagen ... Ze zitten nauwelijks en de leerkracht wil net met de les beginnen, of er wordt geklopt op de deur van de klas. Dat is ongebruikelijk en de meester kijkt verstoord op. Zachtjes gaat de deurkruk naar beneden en | |
[pagina 77]
| |
een hoofd kijkt door een kiertje de klas in. ‘Goedendag.’ Alle hoofden draaien in de richting van de stem. Langzaam gaat de deur verder open en er verschijnt een vreemde figuur. Rinaldo herstelt zich als eerste en staat op om zijn gast te verwelkomen. ‘Dit is meneer Hendrik,’ stelt hij hem voor. ‘Hij komt voor het interview van Chanelle en van mij.’ Chanelle staat al naast hem en geeft Hendrik netjes een hand. Glimlachend kijkt ze naar de zwerver, die er kennelijk een hoop werk van gemaakt heeft om netjes en vooral schoon op school te komen. Zijn haar is nog nat van de douche en zijn kleren zijn fris gewassen. Hij is vast naar PCSGa naar voetnoot1 geweest vanochtend. Ze geven Hendrik een stoel en gaan zelf elk aan een kant van hem zitten voor de klas. Ze mogen direct met het interview beginnen. De klas kijkt afwachtend. Eerst beginnen ze met de eenvoudige, losse vragen, zoals: ‘Waar bent u geboren?’ ‘Waar bent u op school geweest?’ In het begin proberen hun klasgenoten de gast van Chanelle en Rinaldo in de war te brengen door er allerlei gekke vragen tussendoor te gooien en zich aan te stellen. Maar meneer Hendrik heeft zich goed voorbereid. Hij laat zich niet van de wijs brengen. Gaandeweg komt er lijn in het geheel met behulp van de vragen die Chanelle en Rinaldo van te voren hadden opgesteld. De klas krijgt een beeld van het leven van meneer Hendrik. Hij woonde gewoon in Uitvlugt en ging naar de mulo, hij was geslaagd voor vwo, maar toen gingen zijn ouders naar Nederland en moest hij mee. Eerst vond hij dat wel spannend, maar het viel tegen. Mi Gado wat viel dat tegen ...
Behalve dat hij heimwee had en last had van de kou, werd hij ook nog gepest op school. In Nederlandse taal was hij beter dan de andere kinderen, zolang het om schriftelijk werk ging, maar mondeling, dat was vreselijk. Hij kon die andere studenten nauwelijks verstaan. Ze praten zo vlug, hebben een vreemde tongval en durven alles te zeggen. Toen ontdekte hij de koffieshops. Daar was het gezellig en behaaglijk warm. Daar werd niemand gepest. Alleen, je kon er geen koffie krijgen, wel wat anders. Dat andere, dat werd zijn ondergang. Drugs. Ja, drugs! | |
[pagina 78]
| |
Eerst hielp het hem om zich beter te voelen. Hij had minder last van heimwee en in de koffieshop voelde hij zich thuis. Maar drugs ... je wordt er totaal afhankelijk van, verslaafd. Het ging steeds slechter met hem en uiteindelijk verliep zijn verblijfsvergunning en werd hij het land uitgezet. ‘En hier ben ik dan,’ besluit meneer Hendrik zijn levensverhaal.
De toehoorders in de klas zijn onder de indruk en Chanelle en Rinaldo zijn tevreden. Bij het interview is het niet alleen de meester die een cijfer geeft. Ook de leerlingen zijn betrokken bij de beoordeling van hun klasgenoten. Een 8 zit er zeker wel in.
Nu mogen de leerkracht en de klas vragen stellen. Het komt langzaam op gang, maar na verloop van tijd ontstaat er een levendig gesprek en meneer Hendrik gaat er nog eens goed voor zitten. Hij zit echt op zijn praatstoel. Je kunt merken dat hij terug is in zijn oorspronkelijke milieu van middelbare scholieren. Hij is openhartig en neemt de leerlingen serieus. Daardoor wordt hij steeds meer met respect behandeld. Ze vragen hem van alles: hoe het leven is op straat, hoe het voelt om te moeten bedelen om eten, wat het voor je betekent als je wordt uitgescholden?
Een heleboel leerlingen in de klas doen hetzelfde als Rinaldo eerst deed: als jij je brood in de pauze niet eet, verkruimel je het en maak je het oneetbaar. Waarom zou je aan een ander denken? Nu nemen ze zich voor om er juist wel aan te denken dat iemand anders het misschien goed kan gebruiken.
Ook de mishandelingen van en de moord op de zwervers van enige tijd geleden in de stad, komen ter sprake. Meneer Hendrik is hierover minder mededeelzaam. Het lijkt wel alsof hij bang is om er over te praten. De klas krijgt de indruk dat hij er echt meer van weet. Weet hij wie het gedaan hebben? Zouden de daders zich op hem wreken als hij vertelt wat hij weet? Dat zit er dik in, denken ze. | |
[pagina 79]
| |
Nu neemt meester het woord. Zou meneer Hendrik wel durven praten, als hij weet dat hij beschermd wordt? Bescherming is niet genoeg voor hem. Bescherming duurt niet eeuwig en hij heeft geen middelen van bestaan, dus komt hij toch weer op straat terecht. Zou meneer Hendrik wel met de politie praten als hij een onderdak had, waar hij veilig is? Dan zou hij misschien wel durven, ja, maar hoe komt hij aan een veilig onderdak? En aan eten, want dan kan hij niet meer op straat gaan om zijn maaltijden bij elkaar te bedelen. Als hij nou werk had dan was het anders.
‘Ik heb een idee,’ zegt de leerkracht opeens. ‘Luisteren jullie allemaal, u ook, hoor, meneer Hendrik.’ Dan komt hij met een plan, zo eenvoudig, maar zo goed bedacht.
Er is dat oude huisje achter op het scholerf... We hebben geen consje ... Er is nu zelfs geen wachter... Er gaat Rinaldo en Chanelle een lichtje op, en ook meneer Hendrik snapt het al. | |
[pagina 80]
| |
Dan lijkt het wel of plotseling in de hele klas het licht aangaat. ‘115’ klinkt het in koor en de meester heeft zijn cell al in de hand. Meneer Hendrik glimlacht tevreden. Chanelle en Rinaldo ook: ze krijgen een 9½ voor het interview! |
|