Het klopt dus, met die cijfers, er staat inderdaad 67½.
Diego loopt door naar school. Hij zit er wel bij in de klas, maar kan zijn aandacht niet bij de les houden en in de pauze rent hij weg.
Naar de verkeersbarometer.
Zou dat ½ -je er nog staan?
Is het al gezakt naar 67?
Nee, nog niet, er staat nog 67½.
Als hij later bij Elfrieda's bed staat ligt ze nog precies even stil, met gesloten ogen. Zo klein en breekbaar ziet ze eruit.
Zijn vader en moeder laten hem even alleen met Elf, kunnen zij iets gaan eten nu hij bij haar is. Diego pakt haar hand en buigt zich voorover. Zacht fluistert hij in haar oor: ‘Elfje, Elf, kan je me horen? Ik heb Elfrieda de hoofdelf van alle Elfrieda's ontmoet. Ze zegt dat je sterk en dapper bent.’
Hij kijkt of zijn zusje reageert. Zou ze hem gehoord hebben?
En dan ja, het lijkt wel of er een klein glimlachje om haar mond komt. ‘Elf’ vraagt hij nog een keer, ‘Elfrieda, hoor je me?’
Nu is het zeker, ze reageert. Hij voelt hoe ze in zijn hand knijpt.
Diego is nog bang, bezorgd.
‘Word je weer beter, Elfrieda?
‘Ja, dat ben ik wel van plan, maar jij mag wel Elf zeggen, hoor.’
Eerst schrikt hij van haar stem. Dan denkt hij ja, echt iets voor haar, zo'n antwoord.
‘O, fijn Elf, maar nu moet ik weg, even iets gaan kijken.’
‘Hoeft niet hoor, grote broer. Die ½ is weg, er staat nu gewoon 67.’
Als Diego de gang op gaat om hun ouders te melden dat Elfrieda wakker is, ziet hij nog net een glimp van een glanzend wit gewaad de hoek om gaan.