| |
| |
| |
De Flets
Het is een lawaai van jewelste op het open hoekperceel midden in de buurt. Al jaren ligt deze kavel er verlaten bij, zal wel eigendom zijn van mensen die in het buitenland wonen. Die denken er niet bij na hoeveel overlast een onderwied perceel de buurtbewoners bezorgt. Maar nu is daar verandering in gekomen.
De jeugd heeft een eigen plan gemaakt. Ze hebben zich het perceel toegeëigend.
Andoime kijkt naar de kinderen van de buurt, die allemaal met hun fiets naar dit bloot perceel zijn gekomen. Ze hebben dagenlang gewerkt om het wied weg te krijgen en een fietsracebaan aan te leggen. Het lijkt meer op een crossbaan, vindt ze, want door de grote droge tijd is het zand helemaal mul en los, poederachtig geworden. Opvallend, denkt ze, hoeveel kinderen dit jaar een fiets hebben gekregen voor hun overgang of omdat ze voor de toets zijn geslaagd. De andere kinderen zonder goede fiets zijn vanaf het begin van de grote vakantie bezig geweest om oude karretjes op te knappen. Sommige grote jongens hebben zelfs een heel nieuw rijwiel gebouwd. Die vindt Andoime eigenlijk nog het mooist, die zelfgemaakte fietsen. Mooier dan die nieuwe, die zien er allemaal zo hetzelfde uit.
Wat zou het heerlijk zijn om op die fiets van Densley te rijden, denkt Andoime. Kijk hem toch scheuren over de racebaan, met zijn crossfiets. Densley heeft zijn fiets zelf gebouwd. De fiets heeft een heel groot voorwiel en een klein achterwiel. De trappers zitten in het midden van het enorme voorwiel, dus als je op het zadel zit moet je oppassen dat je niet met je knieën tussen de spaken komt. Dat zadel is zo prachtig; het is gemaakt van een oude duozit van een brom en het lijkt Andoime dat het heel gemakkelijk zit, vooral omdat je je vast kan houden aan het stuur. Het stuur, dat met een stoere bocht eindigt in knalrood omwikkelde handvatten, met lange franjes eraan, zó mooi. Zelf kan Andoime niet fietsen.
| |
| |
Ze heeft als klein kind een ongeluk gehad, waardoor ze nu nog last heeft van haar evenwicht. Nee, zij kan niet fietsen. Jammer, maar niets aan te doen. Wat erger is, is dat sommige kinderen haar plagen als ze zoals nu aan de kant zit. Gelukkig niet allemaal. Densley niet, maar sommigen zijn echt gemeen. Vooral een paar van die grote meisjes. Haar broertjes en zusje zijn ook op de crossbaan en Andoime heeft hun moeder beloofd dat ze op ze zal letten. Die kleintjes hebben nog geen fiets, maar wel een kar, die gemaakt is van een oude driewieler en met een paar houten planken is uitgebouwd tot een soort skelter. In het mulle zand is het ding nauwelijks te berijden, maar de kinderen hebben er dolle pret mee. Stiekem kijkt Andoime naar Densley, hoe hij met zijn sterke benen op de trappers staat, om door het zand te komen. Ze is een beetje verliefd op hem, maar hij ziet haar niet eens, denkt ze. Op school hoort zij bij de kleintjes. Hij zit al in de derde. Zat, moet ze zeggen. Na de vakantie gaat hij naar de vierde en zijzelf naar de tweede LTS. Zou hij dan wel naar haar kijken? Wie weet...
Gatver!!! Met een vies gezicht spuugt Andoime een mondvol zand uit. Ze zit helemaal onder, bah! Ze was zo in gedachten dat ze niets aan zag komen. Een van de grote meisjes is met haar fiets vlak voor haar langs gereden en is boven op de rem gaan staan, zodat door een flinke slip er een fontein van zand op Andoime is gesproeid. Yak... Haar haar zit ook vol en het is net opnieuw gevlochten. Het meisje is met een vaart Weggereden. ‘Laffe hond!’ roept Andoime haar na. Maar ja, wat helpt dat. Voor de zekerheid staat ze op en gaat een steen zoeken langs de straatkant. Stel je voor dat die saka saka rotmeid weer komt, dan heeft ze tenminste iets om terug te doen. Als ze goed mikt en de steen komt tussen de spaken dan ligt die meid zo languit in het zand. Verwaand mulo-kreng, denkt Andoime, kom maar op als je nog durft. Ze gaat weer zitten en zoekt met haar ogen haar broertjes en zusje. Gelukkig, die hebben niets gemerkt, ze spelen nog met hun kar.
‘Wat moet jij met die steen?’ klinkt het naast haar. Verschrikt en een beetje schuldig, kijkt ze opzij. Naast haar hurkt een vrouw, die ze nog nooit in de buurt heeft gezien. Ze ziet eruit of ze met vakantie is, uit Holland. Zo praat ze ook, met een bakraaccent.
| |
| |
‘Nou, vertel op, wat moet je met die steen,’ wordt haar nog een keer gevraagd. Andoime moet nu wel antwoord geven en ze vertelt het verhaal van de zand-fontein van die rotmeid en van haar plan om die steen tegen de spaken van de fiets van dat meisje te gooien. En ze is niet van dat plan om zich door een blaka bakra van haar plan af te laten brengen. Dat hoeft mevrouw niet te denken, besluit ze boos, met haar handen in haar zij. ‘Goed zo, je moet je niet op je kop laten zitten’, zegt de mevrouw, tot haar verbazing. ‘Nee, je hoeft niet verbaasd te zijn, ik heb gezien wat er is gebeurd. Je hebt gelijk. Ze verdient een lesje, maar stenen gooien is niet de oplossing, veel te gevaarlijk.’
Het blijkt dat vrouw Anne, zo heet ze, een tante is van het meisje van de zandfontein. En ja, vrouw Anne is op vakantie in Suriname, ze kijkt uit of ze niet voorgoed terug kan komen, want in Holland bevalt het haar niet langer. Ze is in Suriname opgegroeid en heeft hier op school gezeten. ‘Die school daar aan de overkant’ wijst ze Andoime, ‘die LTS, daar zat ik, en daarna ging ik naar het Natin. Bijna geen meisjes op school in die tijd... mompelt ze. Andoime vertelt dat zij ook op die school zit. Er zijn nu wel wat meer meisjes op de LTS, maar toch nog overwegend jongens. ‘Kijk, wijst ze, dat is Densley hij is over naar de laatste klas’. Mooie jongen, vindt Vrouw Anne. De rest van de middag zit Vrouw Anne gezellig met Andoime te praten. Als de kleintjes zijn uitgespeeld gaat ze met haar broertjes en zusje naar huis, maar ze spreken af voor de volgende dag.
De volgende middag zit Vrouw Anne er al als de kleintjes met hun grote zus eraan komen. Andoime heeft drinken bij zich in een kleine ijsbox. Haar moeder heeft haar geld gegeven om naar de winkel te gaan, zodat ze de kleintjes chips kan geven als ze honger hebben van het spelen. Het is druk op de crossbaan. Alle kinderen die een fiets of iets dergelijks hebben, zijn aanwezig. Het is een aanwinst voor de buurt, die fiets crossbaan. ‘Waarom fiets jij niet?’ vraagt vrouw Anne aan Andoime. Ze heeft geen fiets, legt ze uit, maar ook het verhaal van het ongeluk vertelt ze. Vrouw Anne begrijpt wel dat je op een tweewieler goed je evenwicht moet kunnen bewaren en als je dat niet kan, tja dan zal
| |
| |
Andoime niet fietsen. ‘Maar op een driewieler...’, zegt ze raadselachtig. ‘Een driewieler?’ vraagt Andoime verbaasd. Volgens haar zijn driewielers voor kleine kinderen. Vrouw Anne zegt dat ze daar wel gelijk in heeft, maar in Holland heb je ook driewielers voor grote mensen: orthopedische fietsen zijn dat. Daarmee kan je niet omvallen. Dat lijkt Andoime ideaal, maar ja, we zijn hier niet in Holland. Daar krijg je al die dingen van de verzekering, begrijpt ze van Vrouw Anne, maar hier in Suriname hebben we nog niet van die geweldige verzekeringen. Haar moeder is niet bepaald rijk en een toverfee zoals in sprookjes heeft Andoime ook nog nooit in levende lijve gezien. Nou, dan moeten we maar eens iets anders verzinnen, nietwaar, vindt Vrouw Anne.
Andoime krijgt de smaak te pakken, plannen maken, dingen op touw zetten, daar houdt ze wel van. Lekker fantaseren en dingen in elkaar knutselen, daar is ze helemaal dol op. Constructies verzinnen, daar is ze goed in. Hé, wacht eens even. Ze zijn toch alle twee van de technische school? Dan kunnen ze toch wel een driewieler maken? Een aantal jongens heeft hier ook zelf een fiets gebouwd. Dan kunnen zij dat toch ook? Vrouw Anne wordt ook steeds enthousiaster. ‘We moeten beginnen met een bestaand frame’, vindt ze. ‘Dat moet ergens te vinden zijn, een oud frame van een fiets’. ‘Heee’ roept ze ineens keihard naar haar nichtje, die langs komt racen. Het kind schrikt zo dat ze onderuit gaat met haar fiets, languit in het zand. Met moeite kan Andoime haar lachen houden. Gauw draait ze zich om. Maar vrouw Anne is minder diplomatiek. ‘Kisi moi, hai, hai, hai!’ zegt ze tegen haar nichtje, de uitdrukking gebruikend, die alle kinderen kennen. ‘Ja, net goed’, zegt ze en vertelt dat ze gisteren heeft gezien hoe ze Andoime met zand heeft onder gesproeid. ‘Wan dé fu sabaku, wan dé fu tjontjon’, zeggen we in Sranang. Boontje komt om zijn loontje’, zeggen we in Holland.
Het nichtje schaamt zich kennelijk toch een beetje en zegt zachtjes en onwillig: ‘Sorry’. ‘Sorry brengt moesje niet naar Parijs’, vindt haar tante. ‘Vertel me liever van wie dat oude frame is dat onder de achtertrap bij jullie staat’. ‘Van niemand, denk ik. Het komt van een oude fiets van mijn broer, maar die heeft allang een brom’, antwoordt het nichtje.
| |
| |
Vrouw Anne zegt dat ze het nodig heeft om een nieuwe fiets van te maken. ‘Waarom? Als u wilt fietsen, mag u wel even op mijn fiets, hoor.’ Vrouw Anne maakt duidelijk dat zij helemaal niet wil fietsen, ze wil een fiets bouwen. Een fiets voor Andoime. ‘Waarom?’ vraagt haar nicht weer. Nu moeten ze wel uitleggen dat Andoime niet kan fietsen op een gewone fiets, vanwege het ongeluk. ‘Maar je houdt je mond, hoor, of anders...’, zeggen Andoime en Vrouw Anne in koor. Ze schieten in de lach, omdat het zo stom klonk. Het nichtje lacht het hardste. ‘Wat zouden jullie zeggen na of anders...?’ vraagt ze nieuwsgierig. ‘Mi broko yu mars’, klinkt het weer in koor. Nu liggen ze alle drie dubbel.
Het nichtje blijkt niet zo'n verwend kreng als Andoime eerst dacht. Ze heet Angelique en biedt aan om samen met Vrouw Anne het frame te gaan halen. Kunnen ze kijken of ze er wat aan hebben. De fiets moet net zo mooi worden als de fiets van Densley. ‘Kijk daar rijdt hij’, wijst Andoime Angelique. ‘O zit dat zooo...’, begrijpt Angelique direct. ‘Kom tante we hebben werk te doen’ en ze trekt haar tante mee.
Na een poosje ziet Andoime ze weer terugkomen. Maar ze dragen meer dan alleen een frame. Het blijkt dat er nog andere fietsonderdelen onder de trap lagen en ze hebben alles wat bruikbaar lijkt maar direct meegenomen.
Ze spreken af dat ze op het erf bij Andoime zullen werken en Angelique vraagt of ze ook mag helpen. Ze snapt wel dat ze niet zoveel kan op het gebied van fietsen maken, want zij is immers van de mulo, niet van de technische school, maar ze kan in elk geval op de kleintjes passen, dan heeft Andoime haar handen vrij. Morgenochtend gelijk maar beginnen, vindt Vrouw Anne. De onderdelen worden op de kar van de kleine kinderen geladen en thuis gebracht.
De volgende ochtend staan Vrouw Anne en Angelique al vroeg voor de poort. De kleintjes zijn eerst teleurgesteld dat ze niet naar de crossbaan gaan, maar al gauw heeft Angelique ze afgeleid met djoel spelen. Andoime en Vrouw Anne peinzen zich suf hoe ze een grote driewieler moeten bouwen van het frame van een tweewieler. Achter op het erf
| |
| |
is nog een soort oud werkhok en voor de zekerheid, je weet maar nooit wat je nog vindt, maar ook om inspiratie op te doen, gaan ze daar kijken. Dat valt niet tegen. Er zijn verschillende fietswielen, kettingkasten, in bosjes gebonden oude spaken, enzovoort. Ze vinden ook een bijna compleet kinderfietsje, zo eentje met steunwieltjes. En dat blijkt de gouden vondst! Nu zien ze het helder voor ogen.
Je hoeft niet speciaal een driewieler te maken. Het mag ook een tweewieler zijn met twee steunwielen opzij achter, een soort vierwieler dus. Voor- en achterwiel van het kinderfietsje zijn prima geschikt als rijwielen.
Nu gaat het snel met de constructie van het nieuwe rijwiel. Bijna te snel, denkt Andoime. Vrouw Anne en zij werken goed samen, ze weten precies van elkaar wat de ander in haar hoofd heeft. Teamwork is dat. Maar toch, af en toe denkt Andoime dat een constructie wel heel gemakkelijk gaat, dat een bevestiging wel heel soepeltjes op zijn plaats glijdt. Maar ze klaagt niet. Ze denkt wel zo af en toe aan de sprookjesfee; zou die een handje helpen? Nee hoor, voor sprookjes is ze nu groot. Het is gewoon een goed team met technisch inzicht en de ervaring van Vrouw Anne, dat is het. Als ze de hele fiets in elkaar hebben, kijken ze elkaar trots aan. Angelique en de kleintjes worden erbij gehaald. Die zijn onder de indruk. Ze kunnen bijna niet geloven dat Vrouw Anne en Andoime met zijn tweeën zo'n geweldige fiets hebben gebouwd. Net zo geweldig als die fiets van Densley vindt Andoimes zusje. ‘A no klari ete, wi no kaba, we zijn er nog niet’, zegt Vrouw Anne. Alle draaiende onderdelen moeten gecontroleerd en gesmeerd en alle kogellagers moeten extra goed gecheckt. Dat kunnen ze niet goed zelf, dus wordt besloten om de fiets naar de werkplaats van de fietsenhersteller te brengen. Dat zal geld kosten, maar Andoime is bereid haar hele spaarpot om te keren om die geweldige fiets te zien rijden. En om er zelf op te leren fietsen natuurlijk. Om mee te kunnen doen met de andere kinderen en om indruk te maken op Densley, dat vooral. Vrouw Anne en Angelique vinden Densley ook cool. Ze hopen dat hij zijn oog op Andoime zal laten vallen als ze eenmaal meedoet met haar fiets op de crossbaan. ‘Kind’, zegt haar moeder, ‘laat je nou niet blij maken met
| |
| |
een dode mus.’ Ze heeft er geen believe in dat het rijwiel werkelijk zal gaan rijden, dat het deugdelijk is. En dat haar dochter, die immers nooit heeft kunnen fietsen, dat nu wel zal kunnen leren. ‘Denk er maar goed om’, waarschuwt ze Andoime, ‘die fietsenhersteller heeft het druk en hij is duur. Geloof maar niet dat hij voor het eind van de vakantie al tijd voor jouw karretje heeft’. Ze probeert Andoime een teleurstelling te besparen. Maar die is juist vastbesloten en zeer optimistisch. Ze heeft al een paar ongelooflijke dingen zien lukken bij de bouw van de fiets. Met Vrouw Anne schijnt alles te kunnen. Bij de werkplaats ziet het er echter niet zo rooskleurig uit. De baas heeft het druk, geen tijd voor een zelfgebouwde fiets. Hij heeft veel te veel dure brommers staan, die zijn aandacht vragen. Met gebogen hoofd begint Andoime naar huis te lopen. Vrouw Anne blijft nog even achter en als ze omkijkt ziet ze nog net hoe ze de hand schudt van de fietsenhersteller. Ach, nou ja, denkt Andoime, het is leuk geprobeerd, het was een leuk plan, een mooie droom... jammer van de fiets en nog meer jammer van haar kansen bij Densley.
De volgende dag gaat ze weer met haar kleine broertjes en zusje naar de crossbaan. Zij zit aan de kant te kijken als Angelique eraan komt. ‘Hé, zeg, moet jij je fiets niet ophalen? Het is bijna vier uur’. ‘Fiets ophalen?’ echoot Andoime. ‘Ja’, zegt Angelique, ‘hij zou om vier uur klaar zijn, zei mijn tante’. Met open mond kijkt Andoime naar Angelique. De fietsenmaker had het toch veel te druk? Haar rijwiel was nog lang niet aan de beurt? Nou, maar als vrouw Anne, haar tante, ergens haar zinnen op heeft gezet, komt het meestal wel voor elkaar, verzekert Angelique haar trots. Ze kent haar tante nu wel zo'n beetje. ‘Tante Anne is gisteren in de vooravond nog teruggegaan naar de fietsenwerkplaats en ze bleef een hele tijd weg’. Als Andoime nu naar de fietsenmaker loopt zal Angelique wel even op de kleintjes letten. ‘Maar waar is je tante dan?’ vraagt Andoime. Het blijkt dat Vrouw Anne naar het binnenland gaat. Voorlopig komt ze ook niet terug, maar ze heeft verzekerd dat alles is geregeld met de fietsenwerkplaats.
Jammer, zonder Vrouw Anne is het minder fun. Gek, ze heeft gisteren helemaal niet gezegd dat ze weg zou gaan.
| |
| |
Nou, dan zal ik maar even gaan kijken, mompelt Andoime bij zichzelf. Bij de fietsenmaker wordt ze direct geholpen. De baas vertelt haar alles wat gedaan is. Haar rijwiel is gecheckt, doorgesmeerd en alle verbindingspunten zijn gecontroleerd. En er zitten nieuwe banden op, twee grote en twee kleine. En nieuwe remblokken ook.
Ze kan hem zo meenemen. Betalen? Nee hoor, alles is geregeld. Met open mond kijkt ze de fietsenbaas aan, die haar het stuur in de hand drukt van een fiets, die met een oud laken is afgedekt. ‘Ga nou maar gauw’, zegt hij. Andoime loopt naar de hoek met haar fiets. Om de bocht waar niemand haar kan zien wil ze de fiets proberen. Zou het lukken? Ze gaat vlak naast een boom staan, zodat ze steun heeft als ze opstapt en ze wil net het oude laken eraf halen om zich op het zadel hijsen als ze hoort: ‘Wacht even, een ogenblikje’. Geschrokken stapt ze achteruit en tot haar verbazing ziet ze voor haar ogen een bus stoppen waar Vrouw Anne uitspringt. ‘Wachten hoor’, roept ze over haar schouder tegen de chauffeur, ‘ik ben zo klaar’. ‘Hallo, goed dat ik je nog pet tref’ zegt ze. Samen met Andoime haalt ze het laken weg. ‘Vind je hem mooi? Zijn de kleuren goed?’ Terwijl Vrouw Anne's stem deze woorden zegt, ziet Andoime precies dát wat ze in haar dromen zag, als ze aan haar fiets dacht.
Daar staat een goudkleurig rijwiel met gekleurde strepen en een blauw zadel voor haar. ‘Nog iets van je dienst?’ wordt er gevraagd. ‘Nou’ Andoime aarzelt niet, ‘als het niets uitmaakt, dan ook graag nieuwe pedalen en lange franje aan de handvatten’. Ze is nog niet uitgesproken of Vrouw Anne drukt haar een pakje in de hand. ‘Daar heb ik ook aan gedacht, maar dat kreeg ik gisteravond niet meer voor elkaar’. Ze heeft net bij de chinese winkel een set handvatten en trappers gekocht en Andoime schuift ze er gauw op. Wat een prachtfiets! Wat een geweldig rijwiel! Andoime is sprakeloos, ze weet niet hoe ze moet bedanken. ‘Nee’ hoort ze zeggen, ‘je hoeft me niet te bedanken, ik vond dat ik deze klus even moest afmaken. De man van de fietsenwerkplaats heeft bij mij op de LTS gezeten. En toen bleek dat Densley de zoon van de fietsenmaker is, nou toen wilden we niet voor elkaar onderdoen. Hij heeft Densley geholpen met het bouwen van zijn fiets en nu heb ik jou
| |
| |
geholpen’. En dan: ‘Ben je tevreden?’ ‘O ja’, zucht Andoime, terwijl ze verrukt naar haar fiets kijkt. ‘Nou stap eens op, ik wil zien of het je lukt, en dan moet ik echt weg, de bus wacht. Vooruit, schiet op, joh’. Andoime klimt op de fiets. Wat gaat dat gemakkelijk, wat staat die stevig op zijn vier wielen! Voorzichtig begint ze te trappen en soepel komt de fiets in beweging, met Andoime in het zadel. Geweldig, het is of ze droomt, ze fietst! Ze fietst echt! ‘Dankjewel Vrouw Anne,’ roept ze. ‘Het is al goed, het is al goed en succes met Densley’, is het laatste wat ze nog hoort van Vrouw Anne.
| |
| |
Op haar fiets rijdt ze naar de crossbaan. Soepel neemt ze de bochten en als ze eenmaal op de baan is, is de eerste die ze passeert Densley. Die is verbaasd, want zo gemakkelijk wordt hij niet ingehaald. En als hij ziet wie het is die hem zomaar voorbij gaat, kan hij zijn ogen nauwelijks geloven. Hij probeert harder te gaan, hij probeert Andoime in te halen, maar zij kan hem zonder veel moeite voor blijven. Langs de kant van de baan vormt zich een menigte publiek. Iedereen wil dat meisje zien op haar vreemde, kleurige rijwiel. Die fiets met de drie achterwielen. Ze wordt toegejuicht en aangemoedigd en na tien rondjes vindt ze het wel genoeg. Ze heeft Densley verslagen, is hem steeds voorgebleven. Als hij haar nu nóg niet ziet staan, nou, dan hoeft het niet, denkt ze bij zichzelf.
Ze stopt bij Angelique, die met haar broertjes en zusje langs de kant staat. De kinderen verdringen zich rond de fiets. Wat is hij prachtig! En dan komt Densley aangereden. ‘Dag,’ zegt hij, ‘dat is een mooie fiets en wat een goede wedstrijd!’ Andoime groet en beaamt dat het leuk was om een wedstrijdje te rijden. Maar nu moet ze weg, de zon gaat straks onder en de kleintjes moeten naar huis. ‘Kom je morgen weer?’ vraagt Densley, terwijl hij op zijn fiets klimt. ‘Ik denk het wel, even’, antwoordt ze neutraal. Maar in haar hart denkt ze, o ja natuurlijk, zeer zeker kom ik morgen weer hier, met mijn fiets!
|
|