Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 207] [p. 207] Verplegers-Gebed. Domine, ut videam! Geef mij te zien, o Heer, hoe Gij het zijt die op dit bed, uw kruis ligt, en die lijdt; dat het ùw oogen zijn, die blauw-omrande en gezonken oogen waarin koortsen branden; dat het ùw lippen zijn, nog wrang van gal, die straks mijn bloode zorg verfrisschen zal; dat deze handen, machtloos uitgespreide, ùw handen zijn ter marteling bereide; Heer! dat dees boezem, jagend en benard, den doodsangst uithijgt van ùw brekend Hart, [pagina 208] [p. 208] En dat die voeten, Heer, zijn ùwe voeten die zeer vermoeid zijn en die rusten moeten... *** Dan licht diep in mijn oogen, Heer, de schijn, de milde en rijke, waar U droef mee groette uw Moeder toen ze uw lijdensstoet ontmoette. Dan zal mijn woord het teere en sterke zijn waarmee Zij zelve, 'schoon in 't hart gebroken, den jongren moed en troost heeft ingesproken. Dan glijdt mijn handgebaar zacht en bedacht, als toen ze schreiend op uw lijk gebogen wischte uw Gelaat, het bloedige en bespogen. Dan waak ik trouw den langen, moeden nacht, als ware ik met uw Moeder neergezeten bij 't zwijgend Graf waarin we U slàpend weten... [pagina 209] [p. 209] *** Ik wil beschouwen dat, aan U gepleegd, de lichtste zorge een schat van glorie weegt. Ik blijf gelooven dat de meest gesmade arbeid om U, een eer is, een genade. Ik moet gedenken, ben ik moe gezwoegd, dat ook aldus de Zege dient vervroegd. Ik mag, o God, mijn duister en vergeten tobben om U, een roemrijk strijden heeten. Ik hoop Heer dat ik, blij mijn needren plicht voldoende, 't lijden van het Land verlicht. En wacht voor loon ùw dapperen gegeven: het Kruis-van-Smaad diep in mijn hart gedreven! Vorige Volgende