Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 168] [p. 168] Moeder van Smarten. Ge toogt te velde toen de groote slag ontbrandde tusschen 't Leven en den Dood; en toen in 't paarse zwijmen van den dag de laatste keurbende in den schemer vlood, toen stondt ge, koener dan een manlijk strijder, en torste mee de doodsmart van den Lijder. En toen de reuzenkamp had uitgewoed, wen de overwinner met een langen schrei - zijn jonge kracht gebroken en verbloed - de derve wang ten rechter schouder lei, toen liet ge u neder op de rots, en bood de wieg van uw schoot den al te lieven Doode. Ge vlijdet aan uw hart zijn hoofd te rust; ontvlocht de doornenranken één voor één; [pagina 169] [p. 169] hebt op zijn oog de wimpers neergekust, en wond bij wond gereinigd met geween. Ge hieldt uw armen om zijn hals geslagen toen 't arme Lijk ten grave wierd gedragen. Zoo waart ge een eerste Vrouw van 't Roode Kruis, en wilt dit blijven voor uw kindren allen, die verre van geliefden, have en huis, verloren langs de vale vlakten vallen. Ge zult, onzichtbaar dan voor hen alleen - in snelle booglijn snerpen de granaten - u buigen, blankgesluierd, naar hen heen, en 't bange hart klopt vredig en gelaten. Dan is hun dorst, de brandende, gestild; de wond gelenigd waar uw hand ze streelde; en heeft uw arm hun bloedend hoofd getild tot op uw knieën: sterven is een weelde! - En dan nog troost ge, gij die moeder zijt, de moeders, schreiende in heur eenzaamheid. Vorige Volgende