Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 153] [p. 153] Super flumina... [pagina 155] [p. 155] [Een vreemde, schemergrauwe streek] Een vréémde, schemergrauwe streek. Doordreunde zwerken zakken loom. Om eenzaam puin en braakland, bleek de bochten van gestolden stroom. Daar wrocht bij dag, bij nachtewaak, dofoogig, stram en ruggekrom, een volk aan nooitvoleinde taak. Gezang viel langs dien oever stom. Toen vroegen zij den banneling: ‘Hef aan uw zangen van weleer!’ - In 't vréémd, gevloekte land, hoe zing ik - sprak hij - zangen van den Heer? ‘Want ik weet enkel 's Heeren lied, dat is van liefde, dank en vree. Zoolang die vèr zijn, zing ik niet, maar torse aan 't reuzig lijden mee.’ [pagina 156] [p. 156] Voort wrocht hij, zwijgend, dag en nacht. Soms staarde hij ten overkant der avondwaatren, zei dan zacht een bede voor 't verloren land. Vorige Volgende