Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 147] [p. 147] 2. Ik ben zoo vaak, en nog, en weêr met u en anderen gegaan dees lente-, herfst- of winterlaan, waarlangs ik telkens eenzaam keer, dat ik wel hopen mocht hoe leed van lesten hand- en oogengroet, op stil-aan leedgewend gemoed, toch eens zijn scheurende' angel sleet. Maar ach! bij nieuw vaarwel herschrijnt van vroeger scheiden 't oud verdriet, zoodat wie laatst mij eenzaam liet mijn hart met aller heengaan pijnt. [pagina 148] [p. 148] Het wordt een vele, kleine dood, dit telkens nieuw gemis aan ziel, bij wie der onze vreugd geviel, ze vrede won en troost genoot. Maar daarom vinde, al vóór-geproefd - en wijl geen ander volgen mag - 't vaarwel op jongsten levensdag ons moede harten onbedroefd! Vorige Volgende