Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 134] [p. 134] IV. In memoriam Natalioe Boes-Leynen stervend bij de geboorte van haar vierde kind. Ze was een zomertwijg, en had een teere vrucht, een vrome schat gedoken in haar loover. Maar ach! wie had die ramp geducht? - toen zwaar en rijper zwol de vrucht: de schoone tak... brak over! Hoe staat ge nu, die om nieuw ooft, vernieuwde vreugd u had beloofd, als van Gods hand geslagen! [pagina 135] [p. 135] Wie driemaal reeds de zoete vracht van levend, blozend ooft u bracht, zal nooit geen ooft meer dragen! Ofschoon de tranen die ge stort, den zomerrank, te vroeg verdord, tot nieuwen bloei niet drenken, God wraakt het niet - die zóó beproeft! - wil uw droef harte, saâmgeschroefd, zijn bloed in tranen schenken! Maar weent ge, ween met deze mêe die weet, om eigen wreedste wee, uw schreiend leed te hooren. Roep Hààr aan, die u troosten kan, en wezen wil de Moeder van ùw wichtje, wees geboren! Vorige Volgende