Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] Dit is ons leven... Uitgaande van Kunz' Conversatio Spiritualis. ‘We zitten vóór u, Vader, in de jeugd van onze harten. 's Werelds weelde en vreugd ontweken wij nog vóór ze ons zielen noodden. Nu leer ons hoe geloften en geboden, hoe wake en boete, en strenge tucht, en veel geween ons inleidt tot ons eeuwig deel.’ - O zonekens! hoe gaaf en helder ligt de Weg gerezen in Gods avondlicht! Niet immer schouw ik hem zoo simpel-schoon - maar 't is de gulden nevel om de kroon der dalcypressen; 't is de blauwe lijn der verre bergen die verdonkerd zijn; [pagina 106] [p. 106] en dat nog nooit zoo diepe glanzen had de purpergouden Arno door de stad. 't Is om de vroomheid van dien mannenzang uit Fiësolé. Eén klokje luidde lang zijn Angelus, en zong zich zelf in slaap. Ach! om uw goede wil die als een schaap zich ààn me vlijt, door mij te zijn geleid, omwaart mijn ziel een zachte helderheid. Dit is ons leven: danken en beminnen. Beminnen al wat God geschapen heeft, wat in zijn eeuwge liefde vond beginnen, en van zijn schoonheid glimp en weerglans geeft. Dit is ons leven: niet één ding verlangen, daar God alleen, àl wat Hij schiep, behoort; en als een aalmoes dankensvroom ontvangen de nooddruft die dit kranke lichaam schoort. [pagina 107] [p. 107] Van als ge rijst in 't hooge morgenrooden, heft naar het stralend Oosten uw gelaat en zegt: ‘O God! uit liefde is mij geboden een nieuwe dag die mij U danken laat. ‘Ik dank U voor den blijden schijn der zonne; dank voor dit koele water op mijn hoofd; voor 't goede brood, en voor den dronk der bronne die, waar zij stroomt, met klaren zang U looft. ‘Ik dank U met de kinderen der menschen, die naar hun arbeid gaan, en van uw hand den zegen wachten en den regen wenschen voor wat ze biddend zaaien op uw land. ‘Ik dank U voor de vogelen en bloemen, de blauwe wouden en de groene wei! Aan wat geen taal weet om uw Naam te roemen leen ik een spraak dat Hij gezegend zij! [pagina 108] [p. 108] ‘Ik dank U voor het aandeel in uw lijden dat voor den dag uw meelij mij besteedt; ik kus de hand van wie me zal kastijden om wat mijn ondank tegen U misdeed. ‘O laat me dragen van den last der droeven! O gun me tranen voor àl hart in nood! Schenk mij ùw vreugde voor wie troost behoeven! Geef mij ùw stem die oproept uit den dood! ‘Ik wil in U, al wie mij mint, beminnen; neem als aan U gepleegd, hun goede daad. Mocht ik in liefde en sterken ootmoed winnen wie slechts in mij den mensch ziet, en me haat!’ Heeft zóó uw hart gebeden en geprezen, gaat door den dag in vrede en hooge vreugd. Meer dan een pad van tranen, pijn en vreezen leidt dees weg Godewaart uw eeuwge jeugd. Vorige Volgende