Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] Emmaüs. Blijf bij ons, Heer. De dag verschemert al, nauw bleef ter kimme een bronzen naglans over. Rondom sluipt grauwe nevel aan. Nooit schoof er van af de heuvlen rasser schaduwval. Is in de zielen niet véél licht gestorven? Er zullen uren zonder sterren zijn... Heer! uw voorbijgaan laat in vreeze en pijn de harten, wankle in hoop en moegezworven. Blijf bij ons, Heer! Uit wijd-vereenzaamd land, schalt-aan een valsche blaf-lach van hyenen. Ging om ùw woord ons ziel niet vreugde-weene n? U hoorend, is ons harte in liefde ontbrand. [pagina 95] [p. 95] We zullen zonder schroom den Morgen beiden, onthult gij ons hoe verste wentelkring der tijden tot, en om, en van U ging - en dood moest U, en ons, ter glorie leiden. Blijf bij ons, Heer. Want zóóveel veilger is deze éénnachts woon met U tot mêe-bewoner. Haar armoe klaart in uw gelaatglans, schooner; om 't Vaderhuis weent stiller ons gemis. En zien we nog, met U ten disch gezeten, uw dankend handgebaar breken het Brood: steeds gaan onze oogen open, bij dit gróót Geheim van Liefde dat we Hemelsch weten! Vorige Volgende