Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] VII. Afreis. We schrijden in lichtloozen morgen door landen nachtregen-week. Mist houdt de zon geborgen; de verten staan nevelbleek. Ze gaan weer ter aard gebogen in dagelijksch nekkrom gezwoeg de loomen, wie schóón ter oogen vlam nieuwer vroomheid sloeg. De donkren, wier kim blanke lichtschijn van gelouterd willen berees: weer zal om hun banger ziel dicht zijn begeertenmist, twijfel en vrees... [pagina 82] [p. 82] Het veld ligt in bloote voren; daar zaaiden we waarheids graan. Komt zomer en oogsttijd dat koren van deugden er rijp zal staan? We schrijden door lichtloozen morgen de verten toe, nevelbleek. Teer kiempjes zal God verzorgen in hartgrond genade-week. Heyndonck. Vorige Volgende