Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] IV. Belijdenis. Heb ik er schade bij of baat, die u niet ken, u nimmermeer ontmoete, zoo ge in star verweer mijn droef-geduldig pogen smaadt? Ik smeek u, met gedempten drang, om één berouw-verteederd woord, één hartezucht... Waarom duurt voort uw zwijgen, àl te vreemd en lang? Zie, dat uw jeugd, die vreugde kend' in reine daad, verlangen vroom, en bloem ter zon rees - regenloom hangt slijk der aarde toegewend; [pagina 77] [p. 77] zie, dat ge nooit meer weten zult de rust van plichtvoldaan gemoed, maar wroeging die uw hart doorwroet met pijnlach uwer lippen hult - wat schaadt het mij, die u niet ken, niet eenmaal naar uw aangezicht de deernis van mijn oogen licht! - Indien ik banger smeekend ben 't is om uw eêle, schoone ziel, vaak God-gevoede, die Hij zocht in lijden, en in bloed herkocht, doch die helaas! zijn Liefde ontviel; 't is om Zijn kommer, om Zijn leed, dat ik met droefgedempten drang dat één belovend woord verlang, waarom Hij al uw schuld vergeet! Vorige Volgende